Vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie over de slag om Chora (ingezonden 20 december 2016).

Antwoord van Minister Hennis-Plasschaert (Defensie) en de Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 3 maart 2017). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1133.

Vraag 1

Kent u de documentaire «Onze missie in Afghanistan, de slag om Chora», waarin ooggetuigen melden dat veel burgers zijn omgekomen door het Nederlandse militaire optreden in juni 2007 in Afghanistan?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Acht u deze getuigenissen aanleiding om het officiële standpunt over het aantal burgerdoden als gevolg van het Nederlandse optreden bij Chora bij te stellen dan wel er nader onderzoek naar te doen?2 Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Nee. Er zijn reeds diverse onderzoeken uitgevoerd na de slag om Chora. Het gaat om de volgende:

  • een operationeel verslag (after action report) van de gebeurtenissen in Chora, in opdracht en ten behoeve van de Commandant der Strijdkrachten;

  • een onafhankelijk onderzoek, op verzoek van de Nederlandse regering, door de United Nations Assistance Mission in Afghanistan (UNAMA) en de Afghan Independent Human Rights Commission (AIHRC);

  • een onderzoek door een Afghaanse commissie, ingesteld door president Karzai, bestaande uit vertegenwoordigers van de Afghaanse ministeries van Binnenlandse Zaken en Defensie, de Nationale Veiligheidsraad (NDS) en leden van het Afghaanse Lagerhuis, de Wolesi Jirga;

  • een onderzoek in opdracht en ten behoeve van de commandant van ISAF (COMISAF) en de reactie van SACEUR en de Secretaris-generaal van de Navo hierop.

Vraag 3

Is het waar dat Australië tegenstander was van de inzet van artillerie en er niet aan meegewerkt heeft? Zo ja, waarom was dat? Hadden de Australiërs een andere opvatting over de legitimiteit van de inzet van dit wapen?

Antwoord 3

De Australiërs hebben bij de Nederlandse commandant van Task Force Uruzgan (TFU) geen bezwaar gemaakt tegen de inzet van (zware) artillerie tijdens de gevechten rondom Chora in juni 2007. De Australische militairen hebben zich destijds beperkt tot ondersteunende taken. Dankzij deze Australische ondersteuning konden Nederlandse militairen worden vrijgemaakt voor de operatie.

Vraag 4

Is het waar dat Australië gewaarschuwd heeft voor de mogelijke aanwezigheid van burgers in het gebied dat met artillerie werd beschoten? Zo nee, wat zijn dan de feiten?

Antwoord 4

De Nederlandse TFU-commandant, zijn staf en zijn (Nederlandse en Australische) ondercommandanten waren op de hoogte van de aanwezigheid van burgers in het doelengebied. Zij hebben de aanwezigheid van burgers zorgvuldig meegewogen alvorens tot de inzet van artillerie te besluiten. Voor aanvang van de beschietingen is de bevolking op verschillende manieren gewaarschuwd. Op afstand is gevolgd of de bevolking gehoor gaf aan de oproepen om het doelengebied te verlaten.

Vraag 5, 6

Is het waar dat een onderzoek van de International Security Asistance Force (ISAF) heeft vastgesteld dat een deel van de inzet van artillerie niet in overeenstemming met het oorlogsrecht zou zijn geweest omdat daarbij onvoldoende onderscheid zou zijn gemaakt tussen militaire doelen en civiele objecten? Zo nee, wat is er dan geconcludeerd?

Klopt het dat een later NAVO-rapport een andere, tegengestelde conclusie heeft getrokken? Op basis waarvan is tot een andere conclusie gekomen? Kunt u dit rapport, desnoods vertrouwelijk, met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5, 6

Zoals de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Defensie en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking op 7 november 2007 in antwoord op schriftelijke vragen van het lid Peters (GroenLinks) hebben gemeld (Vergaderjaar 2007–2008, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 612), stelde het rapport van COMISAF dat de inzet van artillerie gedurende ongeveer twee uur in de nacht van 16 op 17 juni, zonder volledige waarneming op het doelengebied, niet in overeenstemming met het oorlogsrecht zou zijn geweest, omdat daarbij onvoldoende onderscheid zou zijn gemaakt tussen militaire en civiele objecten. Op grond van de analyse van de juridisch adviseur van de Navo onderschreven SACEUR en de Secretaris-generaal van de Navo de conclusie van COMISAF echter niet. Volgens hen ondersteunde de feitelijke informatie in het rapport van COMISAF niet de conclusie dat het handelen van de Commandant van de TFU zou indruisen tegen het oorlogsrecht. Het rapport bevatte volgens hen geen aanwijzingen dat de Commandant van de TFU onjuist zou hebben gehandeld. Het rapport van COMISAF en de reactie van SACEUR en de Secretaris-generaal van de Navo hierop bevatten operationeel gevoelige informatie. Zij zijn derhalve gerubriceerd en worden niet openbaar gemaakt.


X Noot
1

Onze missie in Afghanistan, De slag om Chora, http://www.npo.nl/2doc-onze-missie-in-afghanistan/14-12-2016/VARA_101381562, 14 december 2016.

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2007–2008, nr. 772

Naar boven