Vragen van het lid Van Raak (SP) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het inkomen van een directeur bij Delta (ingezonden 18 mei 2016).

Antwoord van Minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 4 juli 2016).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de ontstane onrust binnen Delta over het eventueel aanstellen van een nieuwe directeur?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3

Bent u het ermee eens dat het aangeboden salaris van € 400.000,–, ruim boven de WNT, ongepast is? Zo nee, waarom niet?

Bent u bereid in contact te treden met de Raad van Commissarissen van Delta, zoals u eerder gedaan hebt bij Alliander, om te spreken over een verlaging van dit eventuele salaris? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2, 3

Bij verschillende gelegenheden heb ik aan uw Kamer toegezegd om vennootschappen waarin lokale en regionale overheden deelnemen (decentrale overheidsbedrijven) mee te nemen in het vervolgtraject van de vorig jaar uitgevoerde evaluatie van de WNT. Oogmerk is ook bij deze decentrale instellingen tot matiging van bezoldiging en ontslagvergoedingen te komen. In mijn brief van 11 april jl. aan uw Kamer heb ik tevens aangegeven dat ter uitvoering van die toezegging momenteel nog nader onderzoek en beraad binnen het kabinet nodig zijn over de wijze van aanpak.2

Indien overheidsbedrijven niet onder de reikwijdte van de wet vallen, is het niet aan mij maar aan de aandeelhouders en de raden van commissarissen van de desbetreffende instelling om te bepalen welk bezoldigingsbeleid en welke bezoldiging verantwoord is.

Uiteraard heb ik waardering voor een beloningskader waarbij de WNT-norm de referentienorm is. Dat was ook de boodschap die ik ter uitvoering van de motie-Van Raak3 richting Alliander en diens aandeelhouders heb uitgedragen. Gegeven de bestaande reikwijdte van de WNT is het echter niet de taak van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om deze boodschap telkens afzonderlijk over te brengen aan overheidsdeelnemingen die buiten de reikwijdte van deze wet vallen. Ik zie dan ook geen reden om mijn opvattingen nu aan de aandeelhouders of de Raad van Commissarissen van Delta NV over te brengen.

Volledigheidshalve verwijs ik ook naar de beantwoording van eerdere Kamervragen van de leden Kerstens, Vermeij en Albert de Vries (PvdA) over de bezoldiging en ontslagvergoeding van de toenmalige directeur Delta NV4 en de antwoorden die recent aan uw Kamer zijn toegezonden op vergelijkbare vragen van het lid van Raak over afval-, grondstoffen- en energiebedrijf HVC.


X Noot
2

Kamerstukken II 2015–2016, 30 111, nr. 99

X Noot
3

Kamerstukken II 2015–2016, 30 111, nr. 93

X Noot
4

Handelingen II 2015–2016, Aanhangselnummer 2049.

Naar boven