Vragen van het lid Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar aanleiding van de uitzending van Medialogica Motivaction (ingezonden 30 juli 2015).

Antwoord van Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 6 oktober 2015) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 3241

Vraag 1

Bent u bekend met de uitzending «Medialogica Motivaction»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3, 4, 5, 6 en 7

Vindt u dat u erin bent geslaagd om, zoals een van uw ambtenaren aangaf2, met het interview bij NU.nl3 te realiseren dat het Motivaction-onderzoek geen hype zou worden?

Hoe waardeert u de woorden van journalisten van de Volkskrant en NU.nl, dat het Motivaction-onderzoek slechts nieuwswaarde verkreeg, doordat u er in het interview met NU.nl een waardering aan heeft toegekend? Is dit feit in overeenstemming met het door uw ambtenaar geuite doel (zie vraag4 om van het onderzoek geen hype te maken?

Deelt u de mening dat het Motivaction onderzoek juist doordat u heeft besloten er in interviews een waardering aan toe te kennen, een hype is geworden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u dan de mening dat dit Turks-Nederlandse jongeren onnodig heeft beschadigd?

Onderschrijft u de woorden van Motivaction-directeur Pieter Paul Verheggen5, waaruit blijkt dat Motivaction tegen de publicatie gekant was en dit aan uw ministerie heeft laten blijken: «Maar om het daarna aan het grote publiek en aan de media te presenteren, zonder dat je daar de duiding aan kan geven die het misschien nodig heeft, dat vonden wij niet verstandig en dat hebben wij ook bevestigd aan hem. {...} Wij hebben heel duidelijk laten weten, dat wij vonden dat we aanvullend onderzoek moesten doen»? Zo ja, waarom heeft FORUM dan het Motivaction-onderzoek naar buiten gebracht, ondanks dat het onderzoek meer duiding nodig had? Zo nee, waarom niet?

Is uw uitspraak in een persconferentie daags na de publicatie van het Motivaction-onderzoek, «Laten we hopen dat het onderzoek totaal verkeerd is, maar ik ben daar nog niet van overtuigd»6, te rijmen met het feit dat de directeur van Motivaction, de uitvoerder van het onderzoek, daarvoor uw ministerie heeft laten weten tegen publicatie te zijn, omdat er aanvullend onderzoek nodig was?

Waren de kanttekeningen die te plaatsten zijn bij de omstandigheden van het Motivaction-onderzoek, de vraagstelling van het onderzoek en de representativiteit van het onderzoek, zoals door wetenschappers7 en recentelijk door Labyrinth geuit, vóór de publicatie van het onderzoek bij u bekend? Waarom heeft, ondanks deze te plaatsen kanttekeningen, FORUM het onderzoek toch gepubliceerd en heeft u er interviews over afgegeven?

Antwoord 2, 3, 4, 5, 6 en 7

Ik heb met een groot aantal Turks Nederlandse jongeren gesproken na bekendwording van de resultaten van de peiling van Motivaction. Ik heb met hen gesproken over hun verontwaardiging en onbegrip naar aanleiding van het beeld dat uit deze peiling naar voren kwam en van mijn kwalificatie van de resultaten als «verontrustend». Jongeren gaven aan hoe zij in hun persoonlijke leven werden aangesproken of aangekeken op een beeld waarmee zij zich op geen enkele manier wilden en konden identificeren.

Ik sprak ook jongeren die grote vraagtekens hadden bij de verkenning van Motivaction, maar de zorgen over Turks Nederlandse jongeren deelden die ik heb uitgesproken in onder meer het interview met NU.nl; zorgen over het in zichzelf gekeerd zijn van de Turks-Nederlandse gemeenschap en gevoelens van vervreemding van de Nederlandse samenleving onder de Turks-Nederlandse jeugd. Zij hebben de peiling aangegrepen om met mij het gesprek aan te gaan over hoe we gezamenlijk problemen met betrekking tot negatieve beeldvorming en problemen onder deze jongeren beter kunnen aanpakken. Mijn waardering voor deze openheid en assertiviteit is groot.

Het beeld dat in de uitzending van Medialogica wordt neergezet, namelijk dat deze peiling en mijn reactie hierop onderdeel zouden zijn van een of andere vooropgezette negatieve strategie, ben ik ook bij een aantal jongeren tegengekomen. Dit beeld is echter onjuist en draagt bij aan het versterken van gevoelens van vervreemding en uitsluiting bij deze jongeren, en aan de suggestie dat de Nederlandse overheid hen in de steek laat.

Op 31 oktober 2014 ben ik door Forum op de hoogte gesteld van de resultaten van de peiling van Motivaction. Forum was opdrachtgever, ik ben niet betrokken geweest bij enig aspect van totstandkoming en uitvoering van deze peiling. De resultaten waren zodanig opvallend en verontrustend dat op 3 november ambtenaren van mijn ministerie en de NCTV de resultaten van de peiling besproken hebben met Forum en Motivaction. Motivaction en Forum is om een toelichting gevraagd: over de werving, de vraagstelling en de duiding.

Tijdens het overleg bleek de noodzaak om meer duidelijkheid te verkrijgen over de interpretatie van de vragen en de mogelijke invloed van het moment van enquêtering. Hier werd ook de behoefte aan aanvullend onderzoek aangegeven en door alle partijen onderstreept. Aanwezige partijen deelden de opvatting dat vanwege de informatieplicht aan de Kamer het aanhouden van dit onderzoek tot vervolgonderzoek was afgerond geen optie was. Er zijn geen signalen afgegeven door beide partijen waaruit is gebleken dat zij tegen openbaarmaking waren alvorens eerst aanvullend verdiepend onderzoek te doen. Forum, opdrachtgever van deze peiling, heeft vervolgens op 11 november 2014 de resultaten gepubliceerd.

Met het interview dat ik aansluitend aan de publicatie aan NU.nl heb gegeven heb ik geprobeerd de te verwachten berichtgeving in goede banen te leiden en hieraan richting te geven door direct vervolgonderzoek aan te kondigen.

De inschatting dat mijn optreden een hype heeft gecreëerd die anders niet ontstaan zou zijn, deel ik niet.

Vraag 8 en 9

Kunt u een overzicht geven van welke mensen en instanties inzage hebben gehad in het Motivaction-onderzoek vóór de publicatie ervan door FORUM?

Kunt u een overzicht geven van hoe het besluit om het Motivaction-onderzoek naar buiten te doen komen tot stand is gekomen? Welke mensen of instanties waren hierbij betrokken, wat was het tijdsverloop en wat was de rol van de betrokkenen?

Antwoord 8 en 9

Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik u naar het antwoord op bovenstaande vragen en het feitenrelaas dat u op 26 november 2014 is toegestuurd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 32 824, nr. 81).

Vraag 10

Wat was, gezien het feit dat de directeur van Motivaction aan uw ministerie heeft laten weten tegen publicatie te zijn, de rol van uw ministerie bij de publicatie van het Motivaction-onderzoek?

Antwoord 10

Motivaction heeft het ministerie voor zover ik heb kunnen nagaan niet laten weten tegen publicatie van de peiling te zijn.

Vraag 11

Hoe waardeert u de woorden van Motivaction-directeur Verheggen, dat niet alle Turks-Nederlandse jongeren de kans hebben gehad deel te nemen aan het onderzoek en dat de resultaten dus niet representatief zijn voor heel Nederland? 1) Waarom sprak u in het NU.nl interview8 en andere interviews, ondanks deze kanttekening bij de representativiteit van het onderzoek, dan over Turks-Nederlandse jongeren in zijn algemeenheid? Deelt u de mening dat u hierdoor Turks-Nederlandse jongeren onnodig heeft gestigmatiseerd?

Antwoord 11

Motivaction heeft voor publicatie geen signaal afgegeven over gebrekkige representativiteit van de peiling. Dit is informatie die ik ten tijde van publicatie en het interview aan onder meer NU.nl niet had.

Het is te betreuren dat de kwaliteit van de Motivactionverkenning onder de maat was. Dat staat niet alleen een goed inhoudelijk debat over dit belangrijke onderwerp in de weg, maar heeft er ook toe geleid dat Turks-Nederlandse jongeren zich onterecht aangesproken en apart gezet voelden.

Vraag 12

Wat was de reden dat FORUM het Motivaction-onderzoek op de datum 11-11-2014 heeft gepubliceerd? Waarom heeft u op deze datum een interview over het onderzoek doen uitkomen op NU.nl?

Antwoord 12

Na bekendwording van de resultaten van de peiling begin november 2014 is door mijn ministerie aan Forum verzocht de publicatie te bespoedigen zodat hierover tijdens het Algemeen Overleg van 12 november 2014 direct met uw Kamer het debat gevoerd kon worden.

Voor mijn overweging om bij de publicatie een interview aan NU.nl te geven zie het antwoord op vraag 2 t/m 8.

Vraag 13 en 14

Wat bedoelt u met uw uiting in uw flutbrief van 25 september 20149 «Het onderzoek heeft niet de resultaten opgeleverd die ik voor ogen had»? Welke resultaten had u dan wel voor ogen?

Komt het vaker voor dat beleidsmakers onderzoek slechts van waarde achten als het onderzoek de uitkomsten heeft die de beleidsmaker voor ogen heeft?

Antwoord 13 en 14

De passage die u noemt betreft het onderzoek «Turkse islam; Actualisatie van kennis over Turkse religieuze stromingen en organisatie in Nederland» van Sunier en Landman. Hierin wordt onderzocht welke rol de verschillende Turkse stromingen en organisaties spelen in de integratie van Turkse Nederlanders. Aanleiding voor dit onderzoek was de constatering in het SCP-rapport «Dichter bij elkaar» uit 2012 dat de Turkse gemeenschap in vergelijking met andere minderheidsgroepen meer in zichzelf gekeerd is.

Het onderzoek heeft niet de resultaten opgeleverd die ik voor ogen had omdat het geen helder antwoord op de gestelde onderzoeksvragen heeft gegeven. Op de vragen met betrekking tot het afstand nemen van de Nederlandse/westerse gewoonten, normen en waarden en de invloed hierop vanuit Turkije is geen duidelijk antwoord verkregen. Dat betekent echter niet dat ik ontevreden ben omdat de uitkomsten te positief of te negatief zouden zijn.

In mijn brief van 3 juni jl. heb ik aangegeven hoe ik het vervolg voor ogen zie (TK 32 824, nr. 94); ik ben met de Turkse religieuze organisaties en stromingen in gesprek gegaan en ik zal de komende jaren »het contact zo vormgeven dat zowel samenwerking als een kritische dialoog mogelijk is. Ik zie het als mijn taak om organisaties aan te spreken op hun rol bij integratie; de TRSO’s hebben hiervoor hun begrip uitgesproken.

Vraag 15

Houdt het feit, dat u aangeeft dat het onderzoek niet de resultaten heeft opgeleverd die u voor ogen had, verband met het feit dat FORUM het Motivaction-onderzoek daags voor het Algemeen overleg integratieonderwerpen van 12-11-2014 (en ondanks het verzoek van de directeur van Motivaction om het onderzoek niet naar buiten te brengen) naar buiten heeft doen komen? Had u de resultaten van het Motivaction-onderzoek nodig om uw bijdrage in dat overleg van meer onderbouwing te voorzien en heeft u deze gang van zaken geregisseerd?

Antwoord 15

Zie het antwoord op vraag 12.

Voor mijn reactie op de suggestie dat er sprake zou zijn van het «regisseren» van de peiling van Motivaction verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2 t/m7.

Vraag 16

Waarom heeft u ervoor gekozen om het Motivation-onderzoek wel breed uit te meten in de media en ander, genuanceerder, onderzoek (Sunier & Landman10; Staring et al.11 niet? Had u met het noemen van deze (wel betrouwbare!) onderzoeken de beeldvorming niet kunnen bijstellen? Zo ja, waarom heeft u dat dan niet gedaan?

Antwoord 16

De onderzoeken van Sunier en Landman en van Staring et al. zijn niet vergelijkbaar met de peiling van Motivaction. In beide onderzoeken is niet gekeken naar eventuele sympathie voor gewelddadig extremisme of naar mogelijke radicalisering onder Turks-Nederlandse jongeren. Deze onderzoeken konden daarom niet bijdragen aan het duiden van de bevindingen uit de peiling van Motivaction.

Voor mijn overweging om bij de publicatie een interview aan NU.nl te geven zie het antwoord op vraag 2 t/m 8.

Vraag 17 en 18

Heeft u de gang van zaken betreffende de publicatie van het Motivaction-onderzoek en de betrokkenheid van uw ministerie geëvalueerd? Zo ja, bent u bereid de resultaten van deze evaluatie met de Kamer te delen en wat zult u, op basis van deze evaluatie, in de toekomst anders doen? Zo nee, waarom niet?

Bent u bereid een extern en onafhankelijk onderzoek (in de vorm van een procesanalyse, als aanvulling op de inhoudelijke analyse van Labyrinth) in te stellen naar de gang van zaken rond het ontstaan en het publiceren van het Motivaction-onderzoek? Zo ja, op welke termijn bent u voornemens dit te doen en de uitkomsten hiervan met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 17 en 18

Op 26 november 2014 heb ik uw Kamer een chronologisch feitenrelaas gestuurd over de totstandkoming en publicatie van de Motivactionpeiling. Hierin heb ik uiteengezet hoe de peiling tot stand is gekomen, wat mijn betrokkenheid hierbij was en wat de overwegingen van alle betrokken partijen waren, waaronder die van mijzelf, om de peiling te publiceren. Dit relaas is voor zover ik kan beoordelen nog steeds actueel. In de beantwoording van deze Kamervragen vindt u aanvullende toelichting, zoals op mijn overwegingen om de te reageren op de resultaten van de peiling. Een extern onderzoek vind ik daarom niet zinvol.

Vraag 19, 20, 21 en 22

Deelt u de mening dat de angst voor islamitische Nederlanders door het Motivaction-onderzoek is versterkt? Is dit effect nadelig voor de doelen van uw taken als Minister die ook voor integratie verantwoordelijk is?

Hoe waardeert u de uitspraken van een vertegenwoordiger van de organisatie Turks-Nederlands Tegengeluid12, dat het onderzoek ertoe heeft geleid dat ze «treden omlaag ging op de maatschappelijke ladder»? Hoe verhoudt dit zich tot uw integratieagenda?

Bent u bereid de maatschappelijke gevolgen, zoals de mogelijke stigmatisering van Turks-Nederlandse jongeren en de vergrote angst voor de islam, van de publicatie van het Motivaction-onderzoek te onderzoeken? Zo ja, wanneer bent u voornemens dit te doen en op welke termijn stelt u de Kamer hiervan op de hoogte? Zo nee, waarom niet?

Bent u van mening dat door de resultaten van het Motivaction-onderzoek Turks-Nederlandse jongeren worden beperkt op de arbeidsmarkt en bij het vinden van een stage? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 19, 20, 21 en 22

Ik betreur dat de kwaliteit van de Motivactionverkenning onder de maat was. Turks Nederlandse jongeren voelen zich hierdoor persoonlijk geraakt en voelen zich onterecht aangesproken en apart gezet. De verontwaardiging hierover begrijp ik, zeker gezien het feit dat de peiling achteraf onbetrouwbaar is gebleken.

Een onderzoek naar de effecten van de peiling van Motivaction op de maatschappelijke positie van Turks-Nederlandse jongeren vind ik niet zinvol. Wel wil ik weten hoe het gaat met deze jongeren. Begin 2016 verschijnt het Survey Integratie Minderheden (SIM) van het SCP, een grootschalig representatief integratieonderzoek, waarin een gedegen en feitelijk beeld van de positie van deze jongeren in de Nederlandse samenleving wordt gegeven.

Vraag 23

Bent u bereid voor de stigmatisering en belemmering van Turks-Nederlandse jongeren op de arbeids- en stagemarkt door de publicatie van het Motivaction onderzoek excuses aan te bieden aan de Turk-Nederlandse jongeren? Zo nee, waarom kunt u dit zelf reflecterend vermogen niet opbrengen?

Antwoord 23

Ik ben geen opdrachtgever van de verkenning en ben inhoudelijk niet bij de verkenning betrokken geweest. Ik laat het aan Motivaction over of zij wel of niet excuses willen maken.

Vraag 24

Vindt u, zoals u in een radiointerview aangaf, nog steeds dat «de heren (Kuzu en Öztürk) in complottheorieën» denken13? Zo ja, is dit zo omdat u het gevoel heeft dat ze u door hebben en heeft u hiermee het debat proberen af te leiden van uw rol?

Antwoord 24

Ik zie het als mijn opdracht om een bijdrage te leveren aan de integratie van mensen met een migratiegeschiedenis in de Nederlandse samenleving. Het in de hand werken van wantrouwen en polarisatie is hiermee niet in lijn.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van Weyenberg (D66), ingezonden 8 juli 2015 (vraagnummer 2015Z13835)

Naar boven