Aanhangsel van de Handelingen
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 1682 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 1682 |
Hoe duidt u de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam d.d. 3 februari 2016, waarin de politierechter onder meer stelt dat de overheid ervoor heeft gezorgd dat de handel in cannabis in handen is van de georganiseerde misdaad en dat dezelfde overheid deze situatie bovendien in stand houdt?1
Het is aan de rechter om binnen de kaders van de wet te oordelen over zaken die aan hem worden voorgelegd. Zo ook in onderhavig geval. Ik treed niet in dit oordeel.
Hoe legt u de praktische werking van het huidige gedoogbeleid uit, waarin de teelt en toevoer van cannabis vrijwel altijd in de illegaliteit en daarmee het criminele circuit plaatsvinden? Bent u het ermee eens dat uit dit beleid een tegenstrijdigheid in de praktijk voortvloeit, namelijk dat ondernemers die legaal cannabis verkopen niet anders kunnen dan cannabis in te kopen uit het criminele circuit? Zo ja, wat zou in uw ogen een oplossing hiervoor kunnen zijn?
Wat is uw reactie op het door de politierechter in de uitspraak geschetste dilemma, dat veel verdachten hun zaken netjes willen regelen en gewoon belasting betalen en op die manier bijdragen aan de schatkist, maar voor de inkoop van cannabis noodgedwongen zaken moeten doen met leveranciers die de wet overtreden?
Er wordt gewezen op een inconsistentie tussen de gedoogde verkoop van cannabis in coffeeshops en het illegale karakter van de levering aan de coffeeshop. Deze bestaat evenwel al zo lang als de verkoop van kleine hoeveelheden cannabis voor eigen gebruik in coffeeshops wordt gedoogd en was van aanvang af onderkend. U kent het standpunt van het kabinet met betrekking tot het coffeeshopbeleid. Het coffeeshopbeleid, waar een meerderheid van uw Kamer zich meermaals achter heeft geschaard2, omvat alleen het onder strikte voorwaarden verkopen van kleine hoeveelheden cannabis door coffeeshops. Het is de verantwoordelijkheid van de coffeeshophouder om zich aan de gedoogcriteria uit de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie te houden en zijn bedrijfsvoering daarop in te richten.
Kunt u zich iets voorstellen bij de kritiek van de politierechter dat «de wetgever de strafrechter te kijk zet als een instelling die geen oog heeft voor de realiteit, zoals bijvoorbeeld het gegeven dat bestuurders van diverse gemeenten zonder oponthoud wijzen op de wenselijkheid en de noodzaak van regulering»? Zo nee, waarom niet?
Ik treed niet in het oordeel van de rechter. Dat neemt niet weg dat ik mij net als lokale bestuurders bewust ben van de problemen van criminaliteit en overlast rondom illegale hennepteelt. Regulering van de hennepteelt voor de coffeeshops is geen oplossing voor deze problemen. Het grootste gedeelte van de hennepteelt is immers bestemd voor de export (onderzoek hieromtrent aangeboden aan uw Kamer op 17 december 2014, Kamerstukken TK 24 077, nr. 339); slechts een klein deel gaat naar de Nederlandse coffeeshops. Regulering zal naar verwachting van zeer beperkt nut zijn bij het beter kunnen bestrijden van de georganiseerde criminaliteit die zich met de hennepteelt bezighoudt. De gezamenlijke, geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit en overlast moet worden voortgezet. Door samen krachtig op te trekken kan grootschalige drugscriminaliteit en de daarmee gepaard gaande overlast verder worden teruggedrongen.
Bovendien is het in het licht van de internationale afspraken waar Nederland zich aan heeft verbonden, op dit moment niet mogelijk om over te gaan tot (experimenten met) regulering van de teelt. Zoals uit het onderzoek «Internationaal recht en cannabis, een beoordeling op basis van VN-drugsverdragen en EU-drugsregelgeving van gemeentelijke en buitenlandse opvattingen pro regulering van cannabisteelt» volgt, stuit eventuele regulering op juridische bezwaren. De conclusies van het rapport, dat mijn ambtsvoorganger op 21 maart 2014 aan uw Kamer heeft gezonden (Kamerstuk 24 077, nr. 316), zijn nog steeds actueel.
Is de regering in dit kader bereid om experimenten toe te staan, waarbij wetenschappelijk wordt onderzocht wat de effecten zijn van de verkoop van gecontroleerd geteelde cannabis in coffeeshops of in cannabis social clubs en daarvoor een Opiumwetontheffing te verlenen?
Nee. Het coffeeshopbeleid omvat alleen het onder strikte voorwaarden verkopen van kleine hoeveelheden cannabis door coffeeshops. De afgelopen jaren heeft uw Kamer zich bij meerdere gelegenheden in meerderheid achter dit beleid van het kabinet geschaard. Zoals ik heb gesteld in mijn brief aan de Kamer in reactie op de door de Tweede Kamer aangenomen motie Oskam (Kamerstukken TK 24 077, nr. 346) is het gemeenten niet toegestaan over te gaan tot het experimenteren met gereguleerde hennepteelt, aangezien het telen van hennep strafbaar is op grond van artikel 3 onder B van de Opiumwet. Bovendien blijkt uit het bovengenoemde rapport dat de door u geschetste experimenten niet onder een Opiumwetontheffing te brengen zijn.
Dit is laatstelijk bevestigd bij de stemming over de motie Oskam over geen ruimte bieden voor gereguleerde wietteelt (Kamerstukken TK 29 911, nr. 104)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-1682.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.