Vragen van de leden Van Weyenberg en Van Meenen (beiden D66) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het effect van de Wet Werk en Zekerheid op invalkrachten in het primair onderwijs (ingezonden 17 december 2014).

Antwoord van Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 3 april 2015). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1083.

Vraag 1

Kent u het artikel «Een school is geen bedrijf waar werk een dagje later gedaan kan worden»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Welke specifieke voorlichting over het organiseren van de gewenste flexibiliteit, zoals u bij de behandeling van de Wet werk en zekerheid (Wwz) in de Eerste Kamer hebt toegezegd, heeft u gegeven aan schoolbesturen in het primair onderwijs?2

Antwoord 2

De schoolbesturen in het onderwijs zijn in maart over de wijzigingen uit de Wwz geïnformeerd via de nieuwsbrieven aan het primair onderwijs en voortgezet onderwijs, die vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden verspreid.

De informatie gaat in op de verschillende mogelijkheden die bestaan om meer flexibiliteit binnen de organisatie te organiseren. Daarnaast zal worden ingegaan op de verschillende afwijkingsmogelijkheden die de Wwz biedt.

Vraag 3

Waarom zijn schoolbesturen nog steeds bang dat zij onvoldoende mogelijkheden hebben om flexibel gebruik te maken van invalkrachten, terwijl u blijkens uw antwoorden in het vragenuur van 4 november 2014 van mening bent «dat scholen zelf, als zij hun energie op de goede manier inzetten, na 1 juli 2015 prima kunnen voorzien in de vraag vanwege vervanging bij ziekte»?3

Antwoord 3

Mijn beeld is dat het niet voor alle individuele schoolbesturen en werkgeversorganisaties voldoende duidelijk is welke mogelijkheden de Wwz biedt. Ik heb er begrip voor dat het kabinetsbeleid om het aantal flexibele arbeidscontracten terug te dringen mogelijk een beroep doet op scholen om dat in de toekomst op een andere wijze in te vullen. Om de overgang rondom de wijziging van de ketenbepaling vloeiend te laten verlopen heb ik daarom ook toegezegd om voorlichting te geven aan het onderwijs, zodat alle mogelijkheden die de Wwz biedt, in voldoende mate kunnen worden benut.

Vraag 4

Deelt u de analyse van de PO-raad dat het gebruik maken van vervangingspools, oproepkrachten en uitzendkrachten onvoldoende soelaas biedt bij piekmomenten in het ziekteverzuim, zoals griepepidemies?

Antwoord 4

Scholen beschikken over verschillende mogelijkheden om de benodigde flexibiliteit te kunnen creëren.

  • Via interne flexibiliteit, door gebruik te maken van de eigen parttime docenten of die van een andere school;

  • Via vervangingspools, waarmee zekerheid en flexibiliteit kunnen worden gecombineerd. Veel scholen in het primair onderwijs regelen lokaal een vervangingspool, of vallen onder een overkoepelend schoolbestuur (stichting), waarbinnen al een vervangingspool is ingericht.

Daarnaast zijn in de Wwz ook bepalingen opgenomen die meer flexibiliteit mogelijk maken.

  • Gebruik maken van de afwijkingsmogelijkheid van de ketenbepaling bij cao van zes contracten in vier jaar. Dit is mogelijk als het werken met tijdelijke contracten gegeven de intrinsieke aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is;

  • Gebruik oproepcontracten. In de Wwz is geregeld dat de loondoorbetalingverplichting (net als nu) kan worden uitgesloten voor de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst. Daarna is uitsluiting van de loondoorbetalingverplichting alleen mogelijk voor bij cao te bepalen functies, mits de werkzaamheden in die functies incidenteel van aard zijn en geen vaste omvang kennen. Dit is bijvoorbeeld voor het verrichten van piekwerkzaamheden en voor vervanging in het geval van ziekte. Binnen het primair onderwijs zou dit een goede oplossing zijn;

  • Er zouden min/max contracten kunnen worden gesloten, waarin de minimale en maximale omvang aan ziekteverzuim per bijvoorbeeld maand of jaar het uitgangspunt voor het contract is. Waarmee alle benodigde vervanging kan worden ingevuld.

Het primair onderwijs zou naar mijn mening zich dan ook vooral op deze instrumenten moeten richten om de gewenste flexibiliteit te realiseren. Zij bieden uiteindelijk ook meer zekerheid voor de werknemers dan tijdelijke contracten of vervanging op uitzendbasis.

Vraag 5

Is het waar dat maximaal 4% van de totale formatie in een vervangingspool mag worden geplaatst, terwijl het totale ziekteverzuim in de sector primair onderwijs in 2012 6,7% was? Waarop is dit maximum gebaseerd? Klopt de conclusie dat bij een hoger ziektepercentage dan 4%, niet het volledige ziekteverzuim kan worden gedekt vanuit vervangingspools?

Antwoord 5

In het reglement van het Vervangingsfonds is bepaald dat schoolbesturen er voor kunnen kiezen om maximaal 4% dan wel maximaal 6% van de totale formatie in een vervangingspool te plaatsen. In de praktijk blijkt echter dat veel schoolbesturen de maximale omvang van 4% of 6% voor een vervangingspool niet volledig invullen en ervoor kiezen om voor een lagere omvang voor vervanging te zorgen via de vervangingspool, bijvoorbeeld omdat schoolbesturen zelf voor vervanging zorgen. Er wordt vervangen als het nodig is.

Vraag 6

Welk deel van de schoolbesturen is aangesloten bij een vervangingspool?

Antwoord 6

Op dit moment zijn er 360 schoolbesturen die zelfstandig dan wel in samenwerking met andere schoolbesturen gebruik maken van een door het Vervangingsfonds bekostigde vervangingspool. Dat is ongeveer 34% van alle schoolbesturen. Veruit de meeste schoolbesturen hebben gekozen voor de variant van 4% maximering. Slechts een beperkt aantal besturen heeft gekozen voor de variant van 6%.

Vraag 7

Hoe groot zou de bovenformatieve formatie in het primair onderwijs moeten zijn om alle ziektevervangingen vanuit een vast contract te organiseren?

Antwoord 7

Dit is niet exact te benoemen. De huidige maximale omvang van de vervangingspool geeft schoolbesturen in ieder geval voldoende ruimte om in de vervanging van alle ziekteverzuim te voorzien. Tevens blijkt dat die keuze wordt gemaakt op basis van de formatie in de pool van het voorgaande jaar en de verwachte vervangingsbehoefte. Het is in het belang van schoolbesturen om hierop te sturen en de inzet vanuit de vervangingspools zo hoog mogelijk te laten zijn.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Straus en Anne Mulder (beiden VVD), ingezonden 16 december 2014 (zaaknummer 2014Z23198).


X Noot
2

Handelingen Eerste Kamer, 2013–2014, nr. 32, item 10 (vergadering 3 juni 2014)

X Noot
3

Handelingen Tweede Kamer, 2014–2015, nr. 19, item 3 (vergadering 4 november 2014)

Naar boven