Vragen namens de leden Slob (ChristenUnie), Van der Staaij (SGP) en Wilders (PVV) aan de Minister-President over de herdenking van de Armeense genocide (ingezonden 16 maart 2015).

Antwoord van Minister Koenders (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 27 maart 2015).

Vraag 1

Staat het kabinet onverkort achter de uitvoering van de motie-Rouvoet c.s.1 waarin de regering wordt opgeroepen de erkenning van de Armeense genocide voortdurend en nadrukkelijk onder de aandacht van Turkije te brengen? Hoe staat dit in verhouding tot de stelling van de Minister van Buitenlandse Zaken dat het «niet aan het kabinet zelf is om deze historische gebeurtenissen met zeer inhumane gevolgen te duiden»?2

Antwoord 1

Ja. Het kabinet handhaaft de interpretatie die voorgaande kabinetten aan de motie hebben gegeven: de motie is ondersteunend aan de regeringsinzet om de kwestie van de Armeense genocide – bilateraal en via de EU – bespreekbaar te maken en de toenadering tussen Armenië en Turkije te bespoedigen.

Vraag 2

Bent u in de geest van de motie Rouvoet c.s. bereid om zelf aanwezig te zijn bij de 100-jarige herdenking van de Armeense genocide op 24 april aanstaande in Armenië? Bent u tevens bereid om één van de verschillende herdenkingen van de Armeense genocide in Nederland bij te wonen? Zo nee, bent u bereid een lid van de regering af te vaardigen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Voor wat betreft eventuele aanwezigheid bij herdenkingsbijeenkomsten maakt het kabinet steeds een zorgvuldige afweging en beziet eventuele betrokkenheid steeds van geval tot geval. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld (zie Kamerbrief d.d. 4 maart 2015, met kenmerk 34 000-V, nr.51), zal de Nederlandse ambassadeur in Georgië, die ons land ook in Armenië vertegenwoordigt, de 100-jarige herdenking van de kwestie van de Armeense genocide bijwonen. Het kabinet is van mening dat de keuze om de hoogst geaccrediteerde vertegenwoordiger van de Nederlandse staat in Armenië af te vaardigen, recht doet aan een waardige herdenking van de verschrikkelijke gebeurtenissen.


X Noot
1

Kamerstuk 21 501-20, nr. 270.

X Noot
2

Brief van de Minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer d.d. 28 januari 2015 (zaaknummer 2015Z01427).

Naar boven