Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën over de bijstellingsregeling directe belastingen (ingezonden 6 januari 2014).

Antwoord van Staatssecretaris Weekers (Financiën) (ontvangen 14 januari 2013)

Vraag 1

Klopt het dat in de voorlopige aangifte het belastingtarief in eerste schijf en in het tarief van box 2 (eerste 250.000 euro) te hoog zijn en dat daardoor zeker 99% van de voorlopige aangiftes op dit moment niet het juiste aanslagbedrag oplevert?

Antwoord 1

Ten algemene is het zo dat voorlopige aanslagen gebaseerd zijn op een schatting van inkomensbestanddelen en grondslagen voor het komende jaar. Ook gedurende dat jaar kunnen zich wijzigingen voordoen in persoonlijke feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de voorlopige aanslag. De voorlopige aanslag is daarom vooraf niet nauwkeurig te bepalen. Bij het vaststellen van de definitieve aanslag worden zowel positieve als negatieve verschillen met de voorlopige aanslag rechtgetrokken.

Bij nieuwe fiscale maatregelen en ingrijpende wijzigingen van de fiscale wetgeving kost het minimaal negen maanden om de automatiseringssystemen van de Belastingdienst aan te passen. Dit betekent voor het Belastingplan dat gewoonlijk alleen wijzigingen in percentages, bedragen en tarieven nog verwerkt kunnen worden in de voorlopige aanslagen voor het volgende jaar. In de eerste voorlopige aanslagen 2014 die eind november en begin december 2013 zijn verstuurd is daarom rekening gehouden met de percentages, bedragen en tarieven van het met Prinsjesdag ingediende wetsvoorstel Belastingplan 2014. Ook kon wat betreft de implementatie van het Begrotingsakkoord in de voorlopige aanslagen rekening worden gehouden met de verhoging van de algemene heffingkorting en de verlaging van het tarief van de eerste schijf.

Het Belastingplan en het Begrotingsakkoord bevatten een aantal maatregelen die naast wijziging van bedragen en tarieven, ook een wijziging in de berekeningssystematiek inhoudt die een forse aanpassing in het automatiseringssysteem van de Belastingdienst impliceren. Het gaat daarbij om:

  • 1. het inkomensafhankelijk maken van de algemene heffingskorting;

  • 2. de beperking van de hypotheekrenteaftrek in de vierde schijf;

  • 3. het verlaagde aanmerkelijk belang tarief van 22% over € 250.000.

Het inkomensafhankelijk maken van de algemene heffingskorting vindt zijn basis in de motie Samsom-Zijlstra van 19 november 2012. De uitvoeringssystematiek van deze motie is in het Belastingplan 2014 vormgegeven. Vanwege de doorlooptijd van de benodigde systeemaanpassingen was het niet mogelijk om deze en de onder 2. en 3. genoemde maatregelen in de voorlopige aanslagen 2014 te verwerken1. Verwerking zal plaatsvinden in de definitieve aanslagen 2014. Voorts is de maatregel eenmalige afkoop van oude stamrechten waarvan 80% belast is, niet verwerkt in de voorlopige aanslag. Dit is ook niet nodig, omdat de burger in zijn verzoek voor een voorlopige aanslag 80% van het afkoopbedrag kan opnemen. Dit zal op de website van de Belastingdienst worden toegelicht.

Vraag 2

Klopt het dat deze twee belastingverlagingen (in tegenstelling tot de meeste van de vele belastingverhogingen van dit kabinet) niet via de voorlopige aangifte worden doorgevoerd en dat zij dus het beoogde effect, namelijk extra bestedingen en extra koopkracht in 2014, missen?

Antwoord 2

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 is de belastingverlaging als gevolg van het verlaagde tarief van de eerste schijf wel doorgevoerd via de voorlopige aanslag. Het niet opnemen in de voorlopige aanslag 2014 van de wijziging van het tarief van box 2 over de eerste € 250.000 heeft geen negatief effect op de koopkracht. Ook als het voordeel van de tariefsverlaging niet direct kan worden genoten blijft het voor de aanmerkelijk-belanghouder immers aantrekkelijk om een extra of grotere dividenduitkering te doen. Door deze extra of grotere dividenduitkering neemt de koopkracht direct toe.

Vraag 3 en 4

Op de website van de Belastingdienst staat: «Op dit moment is nog niet duidelijk wat precies vanaf 1 januari 2014 wijzigt in de inkomstenbelasting, de premieheffing en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw). Zodra meer bekend is, informeren wij u hierover.»; wanneer wordt dit bericht aangepast en zijn alle percentages wel bekend?2

Klopt het dat in de tabel over het eigenwoningforfait op de site van de Belastingdienst het percentage 1,55% eigenlijk 1,80% moet zijn?3

Antwoord 3 en 4

Op 1 januari 2014 was nog niet alle informatie, zoals het percentage van 1,55%, op de website van de Belastingdienst aangepast aan de voor 2014 geldende wet- en regelgeving. De juiste percentages worden op dinsdag 14 januari 2014 verwerkt op de website van de Belastingdienst. Het percentage in de tabel van het eigenwoningforfait van 1,55 in 2013 wordt in 2014 inderdaad 1,8%.

Op 14 januari wordt een aangepaste versie van het programma Verzoek of wijziging voorlopige aanslag 2014 beschikbaar gesteld waarin de wijziging van alle eigenwoningforfaitpercentages juist is verwerkt. Hierin is echter nog een aantal parameters niet juist opgenomen, te weten het bedrag eigen woning basisforfait vanaf een eigenwoningwaarde van € 1.040.000 (zie ook het antwoord op vragen 9 en 10) en het bedrag van de berekende werkbonus. Deze parameters zullen eind januari worden aangepast in het programma.

Hierbij merk ik op dat bij de beantwoording van de Kamervragen van 2 januari 2014 van de leden Knops, Omtzigt en Bashir over de bijstellingsregeling directe belasting (nr. 2014Z00015) en in de begeleidende brief een onjuistheid is geslopen. Abusievelijk is aangegeven dat het eigenwoningforfait juist zou worden berekend bij de voorlopige aanslagen die vanaf eind november 2013 zijn aangevraagd via het programma Verzoek of wijziging voorlopige aanslag 2014. Hiertoe wordt de volgende herstelmaatregel getroffen. Bij een eigenwoningwaarde tot € 1.040.000 wordt bij een verzoek dat wordt ingediend vanaf 14 januari 2014 het bedrag eigenwoningforfait berekend met het percentage van 0,7 in plaats van 0,65 en vanaf eind januari met het juiste eigenwoningforfaitbasisbedrag.

Vraag 5

Heeft u kennisgenomen van het feit dat, ook al kun je formeel geen bezwaar maken tegen een voorlopige aanslag, de rechter dat anders ziet en de Belastingdienst zelfs veroordeeld heeft tot betaling van kosten wanneer de belastingplichtige de Belastingdienst voor de rechter sleept vanwege een onjuiste voorlopige aanslag?4

Antwoord 5

Ik heb kennisgenomen van de uitspraak van Rechtbank Breda van 16 oktober 2012, nr. 12/02220. Daarbij merk ik het volgende op.

De uitspraak betreft een zodanig specifieke zaak dat de uitspraak niet kan worden veralgemeniseerd. De voorlopige aanslag is op zichzelf niet voor bezwaar vatbaar. De uitspraak van de Rechtbank Breda maakt dit niet anders. In dit uitzonderlijke geval is de (gedeeltelijke) afwijzing van het herzieningsverzoek geschied in de vorm van een tweede voorlopige aanslag. Een geheel of gedeeltelijke afwijzing door de inspecteur van een verzoek om herziening van een voorlopige aanslag is wel voor bezwaar vatbaar. Terecht merkt de Rechtbank op dat er geen reden is om aan te nemen dat dat anders is indien de beslissing op het herzieningsverzoek geschiedt in de vorm van een nieuwe voorlopige aanslag.

Vraag 6

Hoe gaat u de al opgelegde voorlopige aanslagen corrigeren?

Antwoord 6

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 is het vanwege de doorlooptijd van de benodigde systeemaanpassingen niet mogelijk om de inkomensafhankelijke algemene heffingskorting, de aanpassing van het aftrektarief van de hypotheekrente in de vierde schijf en het verlaagde aanmerkelijk-belangtarief in de voorlopige aanslagen 2014 te verwerken. Verwerking zal plaatsvinden in de definitieve aanslagen 2014.

Vraag 7

Klopt het dat de Waarderingskamer u al op 25 november 2013 inlichtte over de definitieve daling van de huizenprijzen die voor het indexcijfer gebruikt is?5 Klopt het dat u voor 10 december kennis hiervan nam en van de gevolgen die dit had voor het eigenwoningforfait?6

Antwoord 7

Het klopt dat de Waarderingskamer mij bij brief van 25 november 2013 heeft ingelicht over de daling van de huizenprijzen. Vervolgens is dit gegeven verwerkt in de berekening van het eigenwoningforfaitpercentage voor 2014. Zoals reeds geschetst in het antwoord op de Kamervragen van 2 januari 2014 van de leden Knops, Omtzigt en Bashir heb ik tussen 6 december 2013 en 10 december 2013 kennis genomen van de wettelijke indexaties. Naar aanleiding daarvan heb ik nog enkele vragen gesteld. De Bijstellingsregeling directe belastingen heb ik vervolgens getekend op 18 december 2013.

Vraag 8

Klopt de uitspraak in de bladen van de Persdienst van uw woordvoerder dat de waardedaling op 13 december, toen de minister van Wonen en Rijksdienst aan de Kamer schreef, nog niet bekend was?7

Antwoord 8

De woordvoerder heeft aan de Persdienst toegelicht dat in de memorie van antwoord van 13 december 2013 in antwoord op een vraag van het lid van de Eerste Kamer de heer Essers is gerekend met het voor 2013 geldende eigenwoningforfaitpercentage van 0,6. Hij heeft geschetst dat het hier een aanname betreft voor de berekening, die betrekking had op de komende 35 jaar en dat de minister bij die aanname is uitgegaan van het percentage zoals dat luidde op het moment van het geven van het antwoord. Zoals reeds geschetst in het antwoord van 3 januari 2014 heb ik tussen 6 december 2013 en 10 december 2013 kennis genomen van de wettelijke indexaties. De Bijstellingsregeling directe belastingen heb ik vervolgens getekend op 18 december 2013 en vervolgens gepubliceerd in de Staatscourant op 30 december 2013.

Vraag 9 en 10

Zou de uitkomst van de berekening volgens de Wet inkomstenbelasting 2001, artikel 10.3.1 niet moeten zijn dat het bedrag € 7.280 bedraagt en niet € 7.350, zoals vermeld in de in 30 december 2013 in de Staatscourant gepubliceerde Bijstellingsregeling directe belastingen?8

En idem dat deze over het jaar 2013 neerwaarts zou moeten worden bijgesteld? Zou dit moeten leiden tot een herzien besluit?

Antwoord 9 en 10

In de jaren 2013 en 2014 worden de bedragen in de inkomstenbelasting en loonbelasting niet geïndexeerd voor zover dat niet indexeren leidt tot een budgettaire opbrengst. Om discussie te vermijden is deze lijn zeer consequent doorgetrokken. Dit leidt ertoe dat de schijfgrenzen in het eigenwoningforfait niet worden geïndexeerd en het eigenwoningforfait-basisbedrag voor woningen met een WOZ-waarde hoger dan € 1.040.000 (hierna: hoogste schijf) wel wordt geïndexeerd. Om die reden bedraagt het eigenwoningforfait-basisbedrag voor de hoogste schijf niet € 7.280, wat de uitkomst is van het basistarief EWF (0,70%) vermenigvuldigd met het drempelbedrag van de hoogste schijf van € 1.040.000 maar ligt dit bedrag hoger. Deze systematiek is ook in 2013 reeds toegepast.

De genoemde indexering van het eigenwoningforfait-basisbedrag hoogste schijf vereist een aantal stappen. Bij de berekening voor 2014 is het onafgeronde drempelbedrag uit 2012 (€ 1.042.541), waarboven het eigenwoningforfait voor woningen in de hoogste schijf in werking treedt, de basis voor de indexatie. Dit bedrag wordt geïndexeerd en vermenigvuldigd met het basistarief eigenwoningforfait. Naar nu blijkt is per abuis in afwijking van voorgaande jaren het afgeronde drempelbedrag (€ 1.040.000) uit 2012 gebruikt als basis voor de indexatie. Hierdoor is in de bijstellingsregeling 2014 voor woningen in de hoogste schijf een eigenwoningforfait-basisbedrag van € 7.350 opgenomen in plaats van het basisbedrag € 7.420. Het lijkt mij redelijk om voor het jaar 2014 het bedrag van € 7.350 niet alsnog te verhogen naar € 7.420. Dit speelt op dezelfde wijze bij het basisbedrag eigenwoningforfait voor de leegstaande expatwoning en de ondernemerswoning.

Vraag 11

Kunt u per jaar aangeven welke aanpassingen er als gevolg van het amendement Verhoeven c.s.9 precies plaatsvinden in welk belastingpercentage en welke schijfgrens in de Wet inkomstenbelasting 2001?

Antwoord 11

De gevolgen van het amendement Verhoeven voor de belastingtarieven en schijfgrenzen zijn beschreven in de toelichting bij het betreffende amendement. In de daar opgenomen tabel zijn de tarieven opgenomen voor de jaren 2014 tot en met 2042 die zouden voortvloeien uit het oorspronkelijke wetsvoorstel en de tarieven zoals die luiden na toepassing van het amendement. In de tabel zijn tevens de bedragen opgenomen van de grens tussen de derde en de vierde schijf voor de jaren 2014 tot en met 2042 met en zonder toepassing van het amendement. Bij deze bedragen van het einde van de derde schijf wordt geen rekening gehouden met de jaarlijkse indexering van de derde schijf. De schijfgrens voor 2014 zoals opgenomen in de tabel (€ 56.531) is overigens gelijk aan de feitelijke grens zoals die geldt voor 2014 aangezien als gevolg van het aanvullend beleidspakket10 de schijfgrenzen in 2014 niet worden geïndexeerd.

Vraag 12

Kunt u een precies en gedetailleerd overzicht geven van alle belastingtarieven en -schijven, waarvan nu al bekend is, bijvoorbeeld door overgangsrecht, dat zij in/op 1 juli 2014, 2015, 2016 of later zullen veranderen en dus van elk verandermoment (inclusief in ieder geval toeslagen, inkomstenbelasting schijfgrenzen, inkomstenbelasting schijfhoogtes, brandstofaccijns, alle heffingskortingen, overdraagbare algemene heffingskorting per cohort, eigenwoningforfait (villabelasting), waterbelasting, aftrektarief hypotheekrenteaftrek en alle andere belastingen die wij in Nederland kennen)?

Antwoord 12

Zoals reeds in de beantwoording van de eerder vermelde Kamervragen van 2 januari 2014 beschreven, zijn in diverse wetten indexatiebepalingen opgenomen die veelal leiden tot een jaarlijkse bijstelling. Naast de wettelijk voorgeschreven aanpassingen vinden er ook aanpassingen plaats op basis van nieuw beleid. De wijze van communicatie over inkomenseffecten van wetsvoorstellen is aan de orde gesteld in de brief van 20 december 2013 van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer. Besloten is dat er een beter overzicht nodig is van maatregelen die het loonstrookje en de portemonnee van mensen raken. Er is een apart dossier Koopkracht geïntroduceerd op www.rijksoverheid.nl. Mensen kunnen hier via een aparte koopkrachttool zien welke kabinetsmaatregelen van invloed zijn of worden op hun koopkracht. Verder is op www.rijksoverheid.nl een rijksbreed totaaloverzicht geplaatst van alle veranderingen op 1 januari 2014.


X Noot
1

In de Nota naar aanleiding van het Verslag bij het Belastingplan 2014 (Kamerstukken II, 33 752, nr.11) is het volgende opgemerkt: «Het is niet meer mogelijk om voor het kalenderjaar 2014 de afbouw van de algemene heffingskorting op te nemen in de voorlopige aanslag.»

X Noot
4

Proceskostenvergoeding voor bezwaar tegen onjuiste VA, Fiscaal Up to Date, http://www.futd.nl/fiscaal-nieuws/5040/proceskostenvergoeding-voor-bezwaar-tegen-onjuiste-va/

X Noot
6

Antwoord eerdere vragen (zaaknummer 2014Z00015), 3 januari 2014

X Noot
7

Persdienst bladen, 4 januari 2014

X Noot
8

«Het in de derde kolom van artikel 3.19, tweede lid, eerstvermelde bedrag wordt berekend door het volgens het tweede lid berekende laatstvermelde bedrag in de eerste kolom van artikel 3.19, tweede lid, te vermenigvuldigen met het volgens het derde lid berekende, als vijfde vermelde percentage in de derde kolom van artikel 3.19, tweede lid»

X Noot
9

Kamerstuk 33 756, nr. 24

X Noot
10

Kamerstukken II 2013/14, 33 750, A, blz. 72, onderdeel 17

Naar boven