Vragen van het lid Thieme (PvdD) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over massale dodingen door gesjoemel met veevoer (ingezonden 29 juli 2014).

Antwoord van Staatssecretaris Dijksma (Economische Zaken) (ontvangen 21 augustus 2014)

Vraag 1

Kent u de berichten «Ruimingen dreigen»1 en «2.474 kalveren gedood om furazolidon»2, over de duizenden dieren die massaal afgemaakt worden vanwege de vondst van het verboden middel furazolidon in veevoer?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Klopt het dat de vier kalverhouders van de besmette bedrijven niet bereid zijn om hun kalveren individueel te laten testen omdat het testen duurder is dan de slachtopbrengst zoals het artikel «Ruimingen dreigen» suggereert? Zo nee, welke andere redenen spelen hierbij een rol?

Antwoord 2

Ja, dat klopt.

Vraag 3

Erkent u dat het testen van individuele dieren kan voorkomen dat er onnodig dieren worden afgemaakt? Zo ja, bent u bereid vanwege het respect voor dieren en het dierenwelzijn om de veehouders op het individueel testen aan te spreken en dit in toekomstige gevallen, indien het individueel testen van dieren mogelijk is, te verplichten? Zo nee, welk belang acht u zwaarder dan de respectvolle omgang met dieren en dierenwelzijn?

Antwoord 3

De onderzoeksprocedure bij een bedrijf waar het gebruik van verboden stoffen wordt vermoed, is beschreven in de Europese Richtlijn 96/23/EU. Bij het onderzoek worden op een bedrijf via een representatieve steekproef dieren bemonsterd en onderzocht. Wanneer meer dan 50% van de dieren in deze steekproef positief testen, wordt ervan uitgegaan dat alle dieren positief zijn op de verboden stof. Dit is op de betreffende kalverhouderijen het geval.

Volgens bovenstaande Richtlijn wordt de veehouder vervolgens de mogelijkheid geboden om de dieren individueel te laten bemonsteren en te testen op de verboden stof. Indien hij van deze mogelijkheid geen gebruik maakt, worden alle dieren gedood zonder extra onderzoek.

Vraag 4

Bent u bereid om maatregelen te treffen zodat de kosten van dit individueel testen in de toekomst verhaald kunnen worden op degene die de wet heeft overtreden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

In Richtlijn 96/23/EC staat dat de kosten van het onderzoek en het vernietigen van de dieren voor rekening van de veehouder zijn. De veehouder kan deze kosten privaatrechtelijk verhalen op de veroorzaker.

Vraag 5

Kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat het verboden middel furazolidon in veevoer terecht is gekomen en vervolgens aan meer dan 100 bedrijven is geleverd in Nederland en Duitsland? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Dit wordt momenteel onderzocht in het strafrechtelijk onderzoek dat onder leiding staat van het Functioneel Parket. Over lopende strafrechtelijke onderzoeken kunnen geen mededelingen worden gedaan.

Vraag 6

Kunt u de Kamer informeren over de resultaten van het strafrechtelijk onderzoek? In hoeverre wordt de rol en de verantwoordelijkheid van de veehouders in dit onderzoek meegenomen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Zie het antwoord op vraag 5.

Vraag 7

Hoe ziet u de vondst van het verboden furazolidon in het licht van andere schandalen zoals onder andere de MPA-affaire, dioxinekippen, hormoonvarkens en aflatoxinekoeien waar geknoeid was met verboden middelen en kunt u aangeven of er overeenkomsten zijn in deze schandalen en welke consequenties dit heeft voor het fraude- en handhavingsbeleid?

Antwoord 7

Ongewenste stoffen kunnen via diervoeders in de voedselketen terechtkomen. Daarom is het bij contaminatie van diervoeders van belang de partij zo spoedig mogelijk te signaleren, te traceren en uit de handel te nemen. De vondst van furazolidon in het veevoeder is aan het licht gekomen bij een gericht onderzoek door de NVWA op het gebruik van verboden stoffen in de veehouderij. Dit is het resultaat van het handhavingsbeleid op het gebruik van diergeneesmiddelen en verboden stoffen door de NVWA. Dit incident lijkt op het incident met MPA in 2002, alhoewel het huidige incident in omvang kleiner is. De vondst van furazolidon toont aan dat er zwakke schakels binnen de keten voorkomen. Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 31 juli 2014 (TK 26 991, nr. 427) zal ik hierover zo spoedig mogelijk het gesprek aangaan met het bedrijfsleven. Voor mijn aanpak verwijs ik verder naar de brieven aan uw Kamer van 4 juli 2014 over de voortgang van de Taskforce Voedselvertrouwen (TK 26 771, nr. 423) en het Plan van Aanpak NVWA (TK 33 835, nr. 10).

Vraag 8

Kunt u aangeven hoe de vondst van furazolidon zich verhoudt tot eerder onderzoeken naar de veevoerindustrie, waaronder het onderzoek van het Korps landelijke politiediensten (2003)3 waarin wordt gesteld dat: 1. «de diervoedersector zich structureel schuldig maakt aan overtreding van de wet», 2. «het wegmengen van afval in veevoer een potentiële bedreiging is voor de volksgezondheid en voedselveiligheid» en 3. «er is sprake van organisatiecriminaliteit en ketencriminaliteit»?

Antwoord 8

Gezien het feit dat geen mededelingen kunnen worden gedaan over lopende strafrechtelijke onderzoeken, kan ik nu ook nog geen uitspraken doen over mogelijke overeenkomsten met eerdere onderzoeken.

Vraag 9

Kunt u aangeven of de bevindingen van KLPD (2003) over de spaghettistructuur van de veevoerindustrie ook in de huidige situatie van toepassing zijn? Erkent u dat deze spaghettistructuur in de veevoerindustrie de handhaving bemoeilijkt zoals het KLPD-rapport stelt?

Antwoord 9

Zie het antwoord op vraag 8.

Vraag 10

Deelt u de mening dat een positieflijst voor veevoeringrediënten duidelijkheid zal verschaffen voor veevoerproducenten, veehouders en handhavers en bent u bereid om een positieflijst op te stellen voor veevoeringrediënten ter verduidelijking en ter vereenvoudiging van de handhaving? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 10

Een positieflijst voor veevoeringrediënten biedt naar mijn mening geen meerwaarde, en zou strijdig zijn met de bestaande Europese regelgeving. Er bestaat reeds een Europese catalogus met voedermiddelen, die is vastgesteld door de Europese lidstaten conform de Europese marktverordening voor diervoeders (nr. 767/2009). Daarnaast bestaat er een centraal Europees registratiesysteem. Zodra bedrijven nieuwe voedermiddelen op de markt brengen, moeten zij deze in dit centrale Europese registratiesysteem opgeven. Op deze wijze is te allen tijde duidelijk welke grondstoffen op de markt circuleren. Een lijst met toegestane veevoedergrondstoffen biedt overigens geen garantie dat zich géén contaminatie voordoet met een ongewenste stof.

Vraag 11

Bent u bereid om bij mogelijke massale «ruimingen» de Kamer vooraf informatie te verschaffen over de toegepaste dodingsmethode en de uitvoering hiervan per diersoort en per bedrijf en bent u bereid om de controle op het welzijn van individuele dieren te vergroten door de mogelijke «ruimingen» in de stal te filmen? Zo nee, waarom niet? Is het voor de pers mogelijk om bij de dodingen aanwezig te zijn? Zo ja, is dit gecommuniceerd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 11

Er geldt een nultolerantie voor verboden stoffen bij levende dieren. De dieren die positief testen op een verboden stof moeten volgens de Europese Richtlijn 96/23/EC terstond gedood worden en uit de handel worden gehaald. De dieren worden afgevoerd naar een slachthuis en daar volgens de normale procedures gedood. Hierna worden de kadavers afgevoerd naar de destructor. Dit hele proces staat onder toezicht van de NVWA, die daarbij ook let op het dierenwelzijn. Vanuit welzijnsoogpunt voor de dieren is het niet gewenst meer mensen dan noodzakelijk ter plaatse toe te laten. In het belang van de privacy van de ondernemers wordt de pers niet door de NVWA uitgenodigd op locatie.

Vraag 12

Kunt u aangeven hoe groot het risico is dat het besmette veevoer nog veel wijder verspreid is dan tot nu toe is bekend gemaakt? Zo ja, hoe wordt de consument en de producent van dit risico de hoogte gebracht?

Antwoord 12

Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 31 juli jl. (TK 26 991, nr. 427) zijn op basis van de beschikbare documenten en gegevens alle mengvoerberdrijven die mogelijk verontreinigde grondstoffen hebben ontvangen bekend. De voersporen vanuit deze bedrijven zijn onderzocht om zo de verspreiding van het besmette veevoer in beeld te krijgen. Producenten van diervoeders worden door de NVWA op de hoogte gebracht wanneer er diervoedergrondstoffen geleverd zijn die mogelijk vervuild kunnen zijn me deze stof. Pas als er daadwerkelijk een risico voor de volksgezondheid is, wordt de consument hierover actief geïnformeerd. Dat is in dit geval zoals eerder aangegeven niet aan de orde.

Vraag 13

Erkent u dat het gesleep met dieren naar het buitenland een extra risico met zich meebrengt voor de verspreiding van furazolidon in de internationale voedselproductie? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 13

Wanneer dieren die aan deze stof zijn blootgesteld of hun vlees of het diervoeder geëxporteerd zijn, dan worden de betrokken lidstaten door de NVWA door middel van een RASFF (Rapid Alert System for Food and Feed) melding hiervan op de hoogte gebracht. Deze landen kunnen daarop eigen maatregelen nemen.

Vraag 14

Kunt u bevestigen dat furazolidon vrij te koop is in dierenwinkels en vooral gebruikt wordt bij duivenhouders? Kunt u aangeven wat dit betekent voor de resistentieontwikkeling bij duiven en hun houders? Bent u bereid om de toepassing van furazolidon ook bij duivenhouders te verbieden? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 14

Sinds januari 2014 is de verkoop van alle antibiotica in dierenwinkels verboden. Daarvoor was furazolidon alleen in 5 grams verpakking verkrijgbaar in dierenwinkels voor de toepassing bij aquarium- en terrariumdieren en dus niet voor de toepassing bij andere dieren, zoals duiven.

Furazolidon is bovendien ook niet als diergeneesmiddel op de Nederlandse markt toegelaten. Wanneer er echter geen andere alternatieven beschikbaar zijn, mag furazolidon in uiterste noodgevallen worden voorgeschreven door een dierenarts (via de zgn. cascaderegeling) voor dieren die niet voor de voedselproductie bestemd zijn.

Alle gebruik van antibiotica kan resistentie geven, daarom is het voorschrijven en toepassen van antibiotica voorbehouden aan de dierenarts. Het kabinet is van mening dat het voorschrijven van antibiotica moet restrictief en selectief moet zijn en dit geldt ook voor het gebruik hiervan bij duiven.

Naar boven