Vragen van het lid Heerma (CDA) aan de ministers van Veiligheid en Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Bankroet van bedrijven vaak onnodig» (ingezonden 13 november 2012).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 20 december 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 741.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Bankroet van bedrijven vaak onnodig»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3

Is het waar dat binnen de huidige Nederlandse faillissementswet door een enkele dwarsliggende schuldeiser sanering van een bedrijf kan worden geblokkeerd met doorgaans faillissement tot gevolg? Wat is uw oordeel hierover in gevallen waar alle andere schuldeisers een saneringsplan wel ondersteunen?

Is het waar dat in Engeland en een aantal andere Europese landen de wetgeving zo is vormgegeven dat een rechter bij een redelijk saneringsplan een enkele schuldeiser kan dwingen het plan te ondersteunen om een faillissement te voorkomen? Wat is uw oordeel hierover ook in relatie tot de Nederlandse concurrentiepositie?

Antwoord 2, 3

In mijn brief van 26 november jl. heb ik een uitgebreid wetgevingsprogramma herijking faillissementsrecht aangekondigd.2 Dit programma beoogt onder meer het reorganiserend vermogen van bedrijven te versterken. Hiervoor is het wenselijk te voorkomen dat bedrijven onnodig failliet kunnen gaan doordat een minderheid van crediteuren een doorstart kan blokkeren en om het vinden van oplossingen buiten faillissement makkelijker te maken. Daartoe heb ik in mijn brief een reeks aan wetgevende initiatieven aangekondigd, waaronder de vergemakkelijking van de totstandkoming van akkoorden buiten faillissement en de stille bewindvoering alsmede de invoering van de mogelijkheid van een akkoord dat dwingend opgelegd kan worden aan individuele schuldeisers. Bij de invulling daarvan zal uiteraard ook acht worden geslagen op de wetgeving in andere landen van de Europese Unie, zoals het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, België en Spanje. Zoveel mogelijk moet worden voorkomen dat de inrichting van ons faillissementsrecht nadelige effecten kan hebben op onze concurrentiepositie.

Vraag 4, 5

Deelt u de mening dat onnodige faillissementen onze economie en werkgelegenheid schade toe brengen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u voornemens een voorstel te doen om de faillissementswet op dit punt aan te passen?

Op welke termijn zou een dergelijk aanpassingsvoorstel aan de Kamer kunnen worden toegezonden? Biedt het rapport van de commissie Kortmann voldoende onderbouwing om tot een voorstel te komen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4, 5

Ik deel de mening dat onnodige faillissementen moeten worden voorkomen. Voor mijn wetgevende voornemens verwijs ik kortheidshalve naar mijn voornoemde brief. Het rapport van de Commissie Kortmann kan, naast de zienswijze van stakeholders zoals Insolad, een nuttige inspiratiebron bieden voor de verdere invulling van mijn plannen tot aanpassing van ons faillissementsrecht. Komend voorjaar zal ik uw Kamer nader informeren over de voortgang en de planning binnen het wetgevingsprogramma herijking faillissementsrecht.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van Oosten (VVD), ingezonden 13 november 2012 (vraagnummer 2012Z19225).


X Noot
1

Het Financieele Dagblad, 12 november 2012

X Noot
2

Kamerstukken II, vergaderjaar 2012–2013, 29 911, nr. 74

Naar boven