Vragen van het lid Gesthuizen (SP) aan de minister van Veiligheid en Justitie over het waarborgen van een effectieve bestrijding van faillissementsfraude (ingezonden 14 november 2012).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 6 december 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 737.

Vraag 1

Kent u het artikel «De Nationale Politie. De kans op een daadkrachtige bestrijding van faillissementsfraude»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3, 4, 5, 6

Wat is uw reactie op de harde conclusies dat de capaciteit bij de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) ontoereikend is voor het aanpakken van de zware en complexe faillissementsfraudezaken, de bovenregionale recherche-eenheden jaarlijks minder dan tien zaken oppakken vanwege een gebrek aan capaciteit (en dus prioriteit) en dat de lichtere gevallen van faillissementsfraude door de politiekorpsen en parketten verwaarloosd worden?

Erkent u dat er van een effectieve aanpak van faillissementsfraude nog geen sprake is en dat, alle beloften ten spijt, faillissementsfraudeurs zelden gepakt worden? Hoe is dit mogelijk?

Deelt u de mening dat het voor een structurele daadkrachtige bestrijding van faillissementsfraude (en fraude in het algemeen) noodzakelijk is dat vaste afdelingen binnen de politie op districts-, regionaal en landelijk niveau zich specifiek gaan richten op financieel-economische criminaliteit, waaronder fraude, en waarbinnen de aanpak van faillissementsfraude gewaarborgd is door een vast aantal personen die daartoe specifiek opgeleid zijn? Op welke wijze is een dergelijke aanpak verzekerd in de inrichting van de nationale politie? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten? Hoeveel capaciteit wordt er in totaal vrijgemaakt voor de bestrijding van financieel-economische criminaliteit in het algemeen en de bestrijding van faillissementsfraude in het bijzonder?

Bent u bereid de beloftes van de laatste jaren, dat de bestrijding van faillissementsfraude prioriteit heeft en dat gewaarborgd wordt dat de politie over de juiste kennis en deskundigheid blijft beschikken, nu waar te maken? Kunt u uw antwoord toelichten?

Wat is uw puntsgewijze reactie op de voorstellen voor een effectieve bestrijding van faillissementsfraude in het artikel  «De Nationale Politie» in het Nederlands Juristenblad, onder het kopje «De vereiste koers»?2

Antwoord 2, 3, 4, 5, 6

In de brief die op 27 november aan uw Kamer is gestuurd ben ik ingegaan op de versterking van de rol van het strafrecht bij bestrijding van faillissementsfraude in de praktijk. In diezelfde brief is in dit kader een aantal concrete acties aangekondigd, waaronder maatregelen om de opsporing over de benodigde kennis en capaciteit te laten beschikken en maatregelen die erop gericht zijn om de pakkans te verhogen.

Vraag 7, 8

Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over het strafbaar stellen van het ontbreken van een administratie in een faillissement, waarin u verwees naar de reeds bestaande civiele aansprakelijkheid voor het tekort in een faillissement?3 Deelt u de mening dat een concrete strafbaarstelling niet alleen afschrikwekkender is, maar ook eenvoudiger is aan te tonen omdat het tekort (de «schade») niet aangetoond hoeft te worden en bovendien de politie en het Openbaar Ministerie kunnen worden ingeschakeld waardoor het niet allemaal op de schouders van de curator terecht komt?

Bent u, gelet op deze genoemde voordelen, nogmaals bereid te overwegen het ontbreken van een fatsoenlijke administratie in faillissement op een meer eenvoudige en effectieve manier strafbaar te stellen? Kent u de voorstellen die hoogleraar Hilverda daartoe heeft gedaan in haar oratie van 25 mei 2012, waarvan zij uw ministerie in kennis heeft gesteld?4 Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7, 8

In de brief die op 27 november jl. aan uw Kamer is gestuurd heb ik een herziening aangekondigd van het strafrechtelijk faillissementsrecht. Een verruiming van de mogelijkheden om op te treden tegen het ontbreken van een fatsoenlijke administratie, waardoor in de praktijk in geval van faillissement de werkzaamheden van de curator worden gefrustreerd, zal daar onderdeel van uitmaken.

Vraag 9

Deelt u voorts de mening dat aan fraudeurs een beroepsverbod opgelegd moet worden, dat aan dergelijke veroordelingen publiciteit moet worden gegeven en dat crimineel verworven vermogen geheel moet worden afgepakt en moet terug vloeien naar benadeelde partijen?

Antwoord 9

In de brief die op 27 november jl. aan uw Kamer is gestuurd, heb ik een civielrechtelijk bestuursverbod aangekondigd.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Van Oosten (VVD), ingezonden 13 november 2012 (vraagnummer 2012Z19225), en Heerma (CDA), ingezonden 13 november 2012 (vraagnummer 2012Z19227).


X Noot
1

Tineke Hilverda, Nederlands Juristenblad, 9-11-2012, afl.39, p. 2755 e.v.

X Noot
2

P. 2760

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 3041

X Noot
4

Tineke Hilverda, Nederlands Juristenblad, 9-11-2012, p. 2 760 met noot 27 en 18.

Naar boven