Vragen van het lid Gesthuizen (SP) aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de huis-aan-huis-verkooppraktijken voor «goede doelen» (ingezonden 10 september 2012).

Antwoord van staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 6 november 2012) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–213, nr. 153

Vraag 1

Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen over dit onderwerp?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Bent u nog steeds van mening dat het niet nodig is verplicht te stellen dat een bedrijf dat kaarten verkoopt, waarvan de opbrengst zogenaamd naar goede doelen gaat, openbaar moet maken welke goede doelen dat zijn en welk deel van de opbrengst daadwerkelijk naar het goede doel gaat?

Antwoord 2

Ja. Ik verwijs u naar de antwoorden op de vragen van het lid Gesthuizen, ingezonden op 19 augustus 20102.

Vraag 3

Controleren alle gemeenten op dit moment de bedrijven die huis aan huis dergelijke kaarten voor goede doelen verkopen? Stellen alle gemeenten ook daadwerkelijk eisen op het gebied van transparantie en externe controle? Zo nee, hoe gaat u er voor zorgen dat dit wel gebeurt?

Antwoord 3

Gemeenten kunnen op basis van de (plaatselijke) APV een vergunning verplicht stellen voor iedereen die huis-aan-huis geld of goederen inzamelt, al dan niet onder het gelijktijdig aanbieden van gedrukte stukken zoals kaarten, waarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of gedeeltelijk voor een goed doel is bestemd. Aan de vergunning zijn voorwaarden verbonden en de gemeente ziet toe op naleving van de voorwaarden.

Alvorens de gemeente een vergunning afgeeft wordt door gemeenten vaak eerst advies gevraagd aan het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF). Bijna alle gemeenten zijn lid van het CBF. Het CBF controleert of de goede doeleninstelling die geld ontvangt een bonafide instelling is. Tevens wordt nagegaan of over de verkopende organisatie klachten zijn binnengekomen. Bij een negatief advies wordt geen vergunning verleend. Indien een instelling niet bekend is bij het CBF dient de gemeente een eigen afweging te maken of de instelling bonafide is en kan de gemeente extra voorwaarden stellen die bijv. zien op een controle dat het geld besteed wordt aan het goede doel.

Vraag 4

Vindt u het nog steeds een verantwoordelijkheid van de burgers zelf om alert te zijn op verkopers die aan de deur komen met verkoopacties voor goede doelen? Welke verantwoordelijkheid ligt er naar uw mening bij de (rijks)overheid, gelet op het belang dat mensen niet het vertrouwen verliezen in (verkoopacties voor) goede doelen in het algemeen?

Antwoord 4

Ja. Ik verwijs u naar de antwoorden op de vragen van het lid Gesthuizen, ingezonden op 19 augustus 20102.

Een gemeente is afhankelijk van signalen vanuit de burgers om op te kunnen treden tegen organisaties die zonder vergunning geld inzamelen. Gemeenten publiceren welke goede doelen een inzamelingsvergunning hebben en voor welke periode. Burgers zijn op deze manier op de hoogte van de organisaties die aan de deur kunnen komen.

De verantwoordelijkheid van de overheid is ondermeer ervoor te zorgen dat mensen zichzelf goed kunnen informeren over (verkoopacties van/voor) goede doelen. De overheid werkt derhalve samen met de sector filantropie om te komen tot meer transparantie en toezicht in de filantropische sector3.

Vraag 5 en 6

Bent u bekend met het feit dat er weer diverse meldingen binnen zijn gekomen van mensen die zich belazerd voelen door het bedrijf Care Promotions? Bent u bereid hier onderzoek naar te doen?

Bent u bereid te onderzoeken of hier sprake is van misstanden die via strafrechtelijke weg aan te pakken zijn dan wel dat er sprake is van oneerlijke handelspraktijken waarbij de Consumentenautoriteit op kan treden? Welke sancties staan dergelijke bedrijven mogelijk te wachten? Zijn deze naar uw mening afschrikwekkend genoeg?

Antwoord 5 en 6

Zoals ik in de antwoorden op eerdere soortgelijke Kamervragen heb aangegeven4 is het niet de bedoeling dat deze bedrijven burgers voorhouden dat de opbrengst vrijwel geheel naar een goed doel gaat terwijl feitelijk slechts een gering deel daarvan bij het goede doel terechtkomt. Burgers moeten volledig en juist worden voorgelicht.

Op grond van de Wet oneerlijke handelspraktijken is het aanbieders van producten en diensten verboden onduidelijke, onvolledige of misleidende informatie te geven over de belangrijkste kenmerken van hun product of dienst, waaronder de prijs. De Consumentenautoriteit kan bij collectieve overtredingen van deze wet handhavend optreden. Het is aan de Consumentenautoriteit om te beoordelen of sprake is van een oneerlijke handelspraktijk en hier eventueel onderzoek naar te doen. Deze problematiek is onder de aandacht van de Consumentenautoriteit gebracht.

De gemeente verleent de benodigde vergunning. Wanneer een organisatie aan wie een dergelijke vergunning is verleend de daar aan verbonden voorwaarden overtreedt, dan zal de aanpak van deze overtreding in het algemeen plaatsvinden in bestuursrechtelijke zin. Daarbij valt onder meer te denken aan intrekking van de vergunning. Wanneer de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan ten slotte worden overgegaan tot een strafrechtelijk onderzoek.


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, Aanhangsel van de Handelingen, nummers 377 en 1598

X Noot
2

TK 2010–2011, aanhangselnummer 377

X Noot
3

TK 2012–2013, 32 740 nr. 13

X Noot
4

TK 2010–2011, aanhangselnummer 1598

Naar boven