Vragen van het lid Koopmans (CDA) aan de minister en de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over het bericht «NMa moet kortingseis Albert Heijn bekijken» (ingezonden 14 september 2012).

Antwoord van minister Verhagen (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie), mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (ontvangen 31 oktober 2012).

Vraag 1

Kunt u reageren op het gestelde door de verschillende partijen in het artikel «NMa moet kortingseis Albert Heijn bekijken»?1

Antwoord 1

De relatie van Albert Heijn en haar leveranciers is een privaatrechtelijke en betreft een aangelegenheid tussen individuele ondernemingen. Partijen hebben een eigen verantwoordelijkheid om de dialoog met elkaar aan te gaan en eventuele klachten op te brengen. In dit geval heeft dat er toe geleid dat Albert Heijn heeft besloten de betalingskorting op te schorten en het gesprek met de leveranciers te continueren.

Zie verder mijn antwoord op vraag 2 en 3 van het lid Gesthuizen.

Vraag 2

Deelt u de mening dat, wat de handelswijze van Albert Heijn (AH) betreft, in plaats van AH let op de kleintjes, AH meer lijkt op AH jat van de kleintjes?

Antwoord 2

De mogelijkheid van Albert Heijn om, juridisch gezien, zijn leveranciers eenzijdig andere betalings- of leveringsvoorwaarden op te leggen, hangt af van de bepalingen in de overeenkomsten die tussen deze partijen gesloten zijn. Indien de betrokken leveranciers van mening zijn dat Albert Heijn in strijd handelt met deze overeenkomsten dan kunnen zij dit met Albert Heijn opnemen. Tevens staat de gang naar de rechter open voor de leveranciers wanneer zij vinden dat Albert Heijn zijn overeenkomsten niet nakomt.

Zie verder mijn antwoorden op vraag 2 en 3 van het lid Gesthuizen.

Vraag 3

Wat is uw inzet ten aanzien van uw toezegging om het gestelde in de motie-Van der Staaij c.s. op te pakken? Welke stappen heeft u gezet? Welke stappen wil u in lijn met deze motie ondernemen richting AH?2

Antwoord 3

De NMa heeft gesprekken gevoerd met ondernemersorganisaties om meer duidelijkheid te bieden over de ruimte die het mededingingsrecht biedt voor duurzaamheidinitiatieven.

Voor de invulling van het begrip «relevante markt», waarom in de motie wordt gevraagd, verwijs ik naar de Bekendmaking van de Commissie inzake de bepaling van de relevante markt voor het gemeenschappelijke gemeenschapsrecht (Pb 97/C372/03). Deze bekendmaking is ook richtinggevend voor de interpretatie van het begrip «relevante markt» in de Mededingingswet. Voor markt- en prijsafspraken bieden de Europese mededingingsregels geen ruimte, ook niet als het om tijdelijke afspraken gaat. Het Nederlandse mededingingsrecht volgt deze lijn. Meer ruimte dan er thans bestaat voor het verzamelen en verspreiden van prijs- en marktinformatie kan onder het Europese en Nederlandse mededingingsrecht niet worden geboden. Dit geldt temeer voor prijsnoteringen en een regisserende rol daarbij van sectororganisaties. Wat het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) betreft, maakt de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zich bij de onderhandelingen sterk voor ruimere mogelijkheden in de Gemeenschappelijke Marktordening (GMO) voor producentenorganisaties, naast de al voorziene uitbreiding van de mogelijkheid voor het oprichten van producentenorganisaties in alle sectoren.

Vraag 4

Deelt u de mening dat over de gedragscode <<eerlijke handelspraktijken agro-nutriketen>> nog altijd wordt gesproken, maar dat er verder weinig actie valt te bespeuren? Zo nee, welke acties vinden dan plaats? Wat is uw inzet naar aanleiding van de actie van AH? Gaat u het gesprek aan met Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa)? Welke acties onderneemt u verder?

Antwoord 4

Afgelopen jaren is een discussie op gang gekomen over oneerlijke handelspraktijken, zowel op nationaal als op Europees niveau. Op Europees niveau richt de discussie zich vooral op de agrofood sector en wordt gewerkt aan business principles voor onder meer fatsoenlijk zakendoen en een mogelijk systeem voor geschilbeslechting. Op nationaal niveau vindt deze discussie ook plaats. Deze is echter breder dan de agrofood sector.

Zie verder mijn antwoord op vraag 2 en 3 van het lid Gesthuizen.

Vraag 5

Past het binnen de huidige regels van de NMa dat leveranciers bijdragen aan het vergroten van de marktmacht van AH, zoals in de brief van AH richting de leveranciers staat «Als leverancier groeit u met ons mee, onder meer door groei in volume. Om deze groei te faciliteren vinden wij het passend dat u hieraan bijdraagt»? Zo ja, op welke wijze?

Antwoord 5

Inkoopmacht kan onder meer ontstaan door scheve machtsverhoudingen tussen kleine leveranciers en grote afnemers. Pas indien ondernemingen met inkoopmacht een economische machtspositie hebben en hier misbruik van maken, kan de NMa handhavend optreden.

De NMa houdt namelijk toezicht op het verbod op misbruik van een economische machtspositie. Het is aan de NMa om te beoordelen of in individuele gevallen sprake is van een economische machtspositie, en of daarvan misbruik wordt gemaakt.

Zie verder mijn antwoord op vraag 4 van het lid Gesthuizen.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Gesthuizen (SP), ingezonden 11 september 2012 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 438).

Naar boven