De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening, dat het nationale en Europese mededingingsbeleid en de Europese GMO-verordening beter ingezet kunnen en moeten
worden voor het versterken van de positie van primaire producenten in de agro-nutriketen, inclusief het bieden van ruimte voor het maken van mededingingsbeperkende ketenafspraken over een effectief verdienmodel
voor verduurzaming;
overwegende, dat het langetermijn publieke belang van duurzaamheid kan worden gekwantificeerd zodat het belang van investeringen
in duurzaamheid kan worden afgezet tegen het mogelijke kortetermijnnadeel voor de mededinging;
verzoekt de regering ten aanzien van de invulling en uitwerking van artikel 101 van het EU-verdrag en onderliggende richtsnoeren
en van de integrale GMO-verordening zich op Europees niveau in te zetten voor verruiming van de mogelijkheden voor het maken
van mededingingsbeperkende ketenafspraken die een effectief verdienmodel voor maatschappelijk gewenste en bovenwettelijke
investeringen in dierenwelzijn en milieu mogelijk maken en die bijdragen aan het vergroten van de ketentransparantie;
verzoekt de regering in overleg met betrokken partijen en experts, beleidsregels op te stellen voor de Nederlandse Mededingingsautoriteit
(NMa) waarin kaders worden geschept en ruimte wordt geboden voor:
-
– het verzamelen en verspreiden van actuele prijs- en marktinformatie door private partijen;
-
– het opstellen van prijsnoteringen en een regisserende rol voor sectororganisaties in dezen;
-
– invulling en reikwijdte van het begrip «relevante markt»;
-
– vroegtijdige en adequate advisering door de NMa ter ondersteuning van samenwerkingsinitiatieven;
-
– het maken van mededingingsbeperkende ketenafspraken met betrekking tot verduurzaming van de agro-nutriketen, inclusief het
opzetten van een effectief verdienmodel voor maatschappelijk gewenste en bovenwettelijke investeringen in dierenwelzijn en
milieu en het vergroten van ketentransparantie;
-
– en het snel en adequaat maken van tijdelijke markt- en prijsafspraken in crisissituaties, wanneer sprake is van onverwachte,
sterke vraaguitval door toedoen van exogene factoren;
verzoekt de regering zich op Europees niveau in te zetten voor een GMO-verordening, inclusief aanverwante besluiten, die,
met het oog op de gewenste ruimte voor samenwerking en afstemming, ervoor zorgt dat in alle agrarische sectoren, inclusief
de aardappelsector, sterke producentenorganisaties, inclusief coöperaties, en verenigingen van producentenorganisaties erkend
kunnen worden en die expliciet ruimte biedt voor het maken van tijdelijke markt- en prijsafspraken in crisissituaties;
verzoekt de regering zich ondermeer via het High Level Forum for a Better Functioning Food Supply Chain op Europees niveau
sterk te maken voor vorengenoemde punten;
verzoekt de regering op nationaal niveau voor alle agrarische sectoren de aanwijzing en erkenning van producentenorganisaties
en verenigingen van producentenorganisaties maximaal te faciliteren;
verzoekt de regering de vrijstellingsbepalingen van paragraaf 3 van de Mededingingswet zo aan te passen dat producentenorganisaties
in lijn met de GMO-verordening ook mededingingsbeperkende afspraken mogen maken als deze geen interstatelijke effecten hebben,
voor zover dat niet in strijd is met Europees recht;
verzoekt de regering zich in te zetten voor een adequate en niet-vrijblijvende gedragscode «eerlijke handelspraktijken» voor ondermeer de agro-nutriketen, inclusief het toezicht daarop,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van der Staaij
Dijkgraaf
Koopmans
Wiegman-van Meppelen Scheppink