Vragen van het lid Gesthuizen (SP) aan de ministers van Veiligheid en Justitie en van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over het bericht dat Albert Heijn een betalingskorting oplegt aan haar leveranciers (ingezonden 11 september 2012).

Antwoord van minister Verhagen (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie), mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (ontvangen 31 oktober 2012).

Vraag 1

Wat is uw reactie op het bericht dat Albert Heijn haar leveranciers binnenkort een betalingskorting oplegt van 2 procentpunt?1

Antwoord 1

De relatie van Albert Heijn en haar leveranciers is een privaatrechtelijke en betreft een aangelegenheid tussen individuele ondernemingen. Partijen hebben een eigen verantwoordelijkheid om de dialoog met elkaar aan te gaan en eventuele klachten op te brengen. In dit geval heeft dat er toe geleid dat Albert Heijn heeft besloten de betalingskorting op te schorten en het gesprek met de leveranciers te continueren.

Vraag 2, 3

Deelt u de mening dat het eenzijdig wijzigen van een overeenkomst, daaronder ook begrepen de overeengekomen betalingscondities, tussen een leverancier en afnemer in strijd is met de wet? Zo ja, ziet u voor zichzelf een rol weggelegd om dergelijke ook elders reeds langer voorkomende praktijken te bestrijden? Hoe staat het met de door uw voorganger op het ministerie gesuggereerde aanpak van de problematiek, zoals een commissie van wijzen? Is er in de afgelopen jaren nog iets concreet veranderd op het vlak van beperking en bestrijding misbruik inkoopmacht?

Op welke wijze gaat u de leveranciers die door Albert Heijn een verplichte betalingstermijn opgelegd krijgen ondersteunen? Bent u bereid om Albert Heijn op haar verantwoordelijkheid aan te spreken? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 2, 3

De mogelijkheid van Albert Heijn om, juridisch gezien, zijn leveranciers eenzijdig andere betalings- of leveringsvoorwaarden op te leggen, hangt af van de bepalingen in de overeenkomsten die tussen deze partijen gesloten zijn. Indien de betrokken leveranciers van mening zijn dat Albert Heijn in strijd handelt met deze overeenkomsten dan kunnen zij dit met Albert Heijn opnemen. Tevens staat de gang naar de rechter open voor de leveranciers wanneer zij vinden dat Albert Heijn zijn overeenkomsten niet nakomt. Aangezien dit in de praktijk een lange en vaak kostbare weg is, is de afgelopen jaren een discussie op gang gekomen over oneerlijke handelspraktijken, zowel op nationaal als op Europees niveau. Op Europees niveau richt de discussie zich vooral op de agrofood sector en wordt gewerkt aan business principles voor fatsoenlijk zakendoen en een mogelijk systeem voor geschilbeslechting. Op nationaal niveau vindt deze discussie ook plaats. Deze is echter breder dan de agrofood sector. Juist omdat deze problemen niet alleen in de agrofood sector spelen, zoals ook blijkt uit de brief die de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) op 21 september 2012 aan mij heeft gestuurd. Zoals ik in het overleg met uw Kamer over de Instellingswet ACM heb toegezegd, ontvangt u binnenkort een afschrift van mijn reactie aan de FNLI.

Zoals ik tijdens het overleg met uw Kamer op 26 september 2012 over de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt (ACM) heb aangegeven, vind ik het belangrijk dat marktpartijen ervan op aan kunnen dat eenmaal gesloten overeenkomsten niet eenzijdig worden gewijzigd. Ik wil dat bedrijven op een eerlijke en fatsoenlijke manier met elkaar zaken doen. Het eenzijdig wijzigen van contracten vind ik een oneerlijke handelspraktijk waaraan een einde moet komen. Ik ben bereid daarin een rol te spelen. Daarom faciliteert het ministerie van EL&I de totstandkoming van een gedragscode eerlijke handelspraktijken tussen afnemers en leveranciers met een laagdrempelige vorm van geschillenbeslechting. Hiertoe hebben afgelopen maanden gesprekken plaatsgevonden tussen het ministerie van EL&I en bestuurders van bedrijven en brancheorganisaties over de mogelijkheden voor een gedragscode eerlijke handelspraktijken. Daarbij is alles erop gericht om een gedragscode eerlijke handelspraktijken zo spoedig mogelijk van de grond te laten komen. Ik zal uw Kamer op korte termijn nader informeren over de vervolgstappen die ik in dat proces wil nemen. Tevens heb ik in het overleg met uw Kamer over de Instellingswet ACM toegezegd te laten onderzoeken of de huidige wetgeving in combinatie met de zelfregulering die ik nastreef voldoende is om deze problematiek aan te pakken. Ik streef ernaar dit onderzoek voor het einde van het jaar aan uw Kamer te sturen.

Vraag 4

Bent u bereid om te erkennen dat inkoopmacht een vorm van marktmacht is waarop de Nederlandse Mededingingsautoriteit preventief toezicht dient te houden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Inkoopmacht kan onder meer ontstaan door scheve machtsverhoudingen tussen kleine leveranciers en grote afnemers. Pas indien ondernemingen met inkoopmacht een economische machtspositie hebben en hier misbruik van maken, kan de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) handhavend optreden. De NMa houdt namelijk toezicht op het verbod op misbruik van een economische machtspositie. Het hebben of ontbreken van een economische machtspositie kan vaak worden afgeleid uit het marktaandeel. Als bijvoorbeeld blijkt dat een onderneming op de relevante markt een marktaandeel heeft van meer dan 50 procent, kan er sprake zijn van een economische machtspositie. Maar ook bij een kleiner marktaandeel, van bijvoorbeeld 40%, kan onder omstandigheden sprake zijn van een economische machtspositie. Naast het eigen marktaandeel spelen ook bijkomende factoren een rol, zoals de marktaandelen van de concurrenten, waaronder in dit geval concurrenten als Jumbo en Superunie. Het is aan de NMa om te beoordelen of in individuele gevallen sprake is van een economische machtspositie, en of daarvan misbruik wordt gemaakt.

Ik constateer echter ook dat het in de praktijk lastig is om misbruik van een economische machtspositie aan te tonen. Een onafhankelijk onderzoek dat ik naar de handhaving van het verbod op misbruik van een economische machtspositie, in Nederland ten opzichte van het buitenland, heb laten doen, zal ik op korte termijn aan uw Kamer doen toekomen.

Zoals ik in antwoord op vraag 2 en 3 heb aangegeven zal ik voorts een onderzoek laten uitvoeren of de huidige wetgeving in combinatie met de zelfregulering die ik nastreef voldoende is om de problematiek rond oneerlijke handelspraktijken aan te pakken.


X Noot
1

Het Financieele Dagblad 11/09/2012

Naar boven