Vragen van de leden Ortega-Martijn en Wiegman-Van Meppelen-Scheppink (beiden ChristenUnie) aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over kinderrechten op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (ingezonden 24 augustus 2012).

Antwoord van staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 29 oktober 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 121.

Vraag 1

Heeft u kennis genomen van de TV-uitzendingen1  over kinderrechten in Nederland die de IKON deze zomer heeft uitgezonden, waarbij de laatste drie afleveringen (van 9, 16 en 23 augustus) over kinderen in Caribisch Nederland gingen? Herinnert u zich de aangenomen motie over de kinderrechten binnen het Koninkrijk?2

Antwoord 1

Ja, ik heb kennisgenomen van de TV-uitzendingen en ja, ik herinner mij de motie over kinderrechten.

Vraag 2

Heeft u contact met UNICEF (Nederland) over het onderzoek «Koninkrijkskinderen» dat zij verricht naar de situatie waarin de kinderen op deze eilanden opgroeien, en de uitdagingen die deze kinderen en hun ouders daarbij tegenkomen?

Antwoord 2

Er is ambtelijk contact met UNICEF (Nederland) over het onderzoek.

Vraag 3

Erkent u de volledige verantwoordelijkheid voor de verwezenlijking van kinderrechten op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba conform het VN-Kinderrechtenverdrag? Zo ja, op welke wijze geeft u hier uitvoering aan? Bent u, conform de motie, met Curaçao, Sint Maarten en Aruba in overleg getreden om tot een gemeenschappelijke ontwikkeling en uitvoering van wetgeving en beleid, kennisuitwisseling, technische ondersteuning en kinderbescherming te komen? Zo ja, op welke wijze heeft u hier aan voldaan? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) ligt aan de basis van de missie van het jeugdbeleid in Caribisch Nederland, die samen met de jeugdorganisaties en bestuurders in Caribisch Nederland is vastgesteld. De missie voor de jeugdzorg in Caribisch Nederland luidt als volgt: «Elk kind moet gezond en veilig en met plezier kunnen opgroeien, zijn talenten kunnen ontwikkelen, goed voorbereid zijn op de toekomst en leren zelf ook een bijdrage te leveren aan de maatschappij».

Op basis van deze missie is, gezien de gezamenlijke verantwoordelijkheid van Rijksoverheid en de openbare lichamen voor een goed functionerend stelsel van preventieve voorzieningen, jeugdzorg, jeugdbescherming en jeugdreclassering, wederom samen met verantwoordelijke partijen binnen de openbare lichamen van Bonaire, St. Eustatius en Saba, per eiland een plan gemaakt wat de eerste concrete uitvoeringsresultaten zouden moeten zijn. Dit plan betrof zowel preventie (een Centrum voor Jeugd en Gezin, verbetering jeugdgezondheidszorg, verbetering naschoolse opvang en vrijetijdsvoorzieningen) als jeugdzorgvoorzieningen en verbetering van de jeugdbescherming. Dit plan is vanaf 2009 uitgevoerd en de basisvoorzieningen zijn inmiddels gerealiseerd. De komende jaren vergt borging en kwaliteitsverbetering nog heel veel aandacht. Zo is recent op Bonaire, St. Eustatius en Saba een startconferentie gehouden over de aanpak van kindermishandeling. Vanuit de VWS-begroting is hiervoor structureel 3,5 mln. extra beschikbaar gesteld.

Zoals is vermeld in de brief van 23 januari 2012 (2011–2012, 33 000-IV, nr 55) is ieder land in het Koninkrijk zelf verantwoordelijk voor het beschermen van kinderrechten zoals dat is vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Met in inachtneming van deze eigen verantwoordelijkheid en gelet op de visie van Nederland op de samenwerking binnen het Koninkrijk ondersteunt de Nederlandse regering de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten, binnen het Koninkrijk op het gebied van de kinderrechten onder meer door middel van de samenwerkingsprogramma’s. Het gaat dan bijvoorbeeld om leerplicht, het tegengaan van schooluitval, leerlingenzorg, actieve betrokkenheid van ouders bij het onderwijs van hun kinderen, maar ook om armoedebestrijding, opvoedingsondersteuning, sport en verbetering van wijken. Daarnaast ondersteunt de Nederlandse Vertegenwoordiging in Aruba, Curaçao en Sint Maarten specifieke (kleine) subsidieaanvragen, onder meer op het gebied van kinderrechten.

Vraag 4

Hoe verhoudt deze verantwoordelijkheid krachtens het VN-Kinderrechtenverdrag zich tot het onderscheid dat op veel punten wordt gemaakt – op basis van het Statuut en de WOLBES en het bestuurlijk akkoord – en dat direct invloed heeft op de toegang van kinderen en gezinnen tot basisvoorzieningen (zoals kinderbijslag)?

Antwoord 4

Voor Caribisch Nederland is gekozen voor maatwerk om rekening te houden met de bijzondere omstandigheden van de eilanden. Een belangrijk voorbeeld is de keuze voor de dollar in plaats van de euro. Ook bijvoorbeeld op het terrein van de zorg zijn specifieke oplossingen gekozen passend bij de lokale situatie. Discussies over gelijke behandeling worden vooral gevoerd in het kader van sociale voorzieningen zoals uitkeringen, kindertoeslag en huursubsidie. Het pakket aan regelgeving moet echter in zijn totaliteit worden beoordeeld. Zo is er gekozen voor een relatief simpel fiscaal stelsel met een hoge belastingvrije voet, een relatief lage vlaktax, maar dan ook geen compensaties via toeslagen en subsidies.

Vraag 5

Is dit onderscheid in overeenstemming met de Nederlandse Grondwet (art. 1) en het VN-Kinderrechtenverdrag (art. 2)?

Antwoord 5

Artikel 2 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (alle rechten gelden voor alle kinderen) en artikel 1 van de Grondwet regelt dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld. Voor Caribisch Nederland is er echter dikwijls geen sprake van gelijke behandeling omdat er geen sprake is van gelijke gevallen gezien de bijzondere omstandigheden op de eilanden en de regio waar zij zich bevinden. Ten aanzien van de eilanden is gekozen voor maatwerk, in veel gevallen op expliciet verzoek van de eilandbesturen zelf.

Vraag 6

Op welke manier organiseert u – als coördinerend minister – de contacten tussen de vakministeries, om te waarborgen dat alle rechten van kinderen op de BES-eilanden worden gewaarborgd conform het VN Kinderrechtenverdrag?

Antwoord 6

Binnen de constructie waarvoor de wetgever heeft gekozen, is geen sprake van een coördinerende bewindspersoon. Sinds 10-10-10 zijn de individuele bewindspersonen ieder voor hun eigen beleidsterreinen in Caribisch Nederland verantwoordelijk. Net als zij dat zijn voor het Europese deel van ons land. De Nederlandse regering heeft het stokje overgenomen van de Nederlands-Antilliaanse regering en de Nederlandse ministeries dat van de Nederlands-Antilliaanse ministeries. In Den Haag beschikt ieder ministerie over een coördinator Caribisch Nederland. Deze heeft kennis van de eilanden en onderhoudt primair het contact met de vooruitgeschoven post van hun ministerie en met het eilandbestuur. De verschillende coördinatoren stemmen hun activiteiten bovendien in Den Haag af met de andere departementen. Hiertoe bestaat een interdepartementale werkgroep Caribisch Nederland en Koninkrijksrelaties. De minister van BZK heeft zich daarnaast richting de eilandbesturen bereid getoond voor hen coördinerend op te treden, in die zin dat zij gaarne bereid is de eilandbesturen te helpen bij het in contact komen met de juiste collega-bewindspersoon.

Ten aanzien van de zorg voor kinderen op Caribisch Nederland is Caribisch Nederland verantwoordelijk voor de preventieve zorg van de jeugd. De staatssecretaris van VWS draagt verantwoording voor de specialistische zorg.

Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de rijksoverheid en de openbare lichamen om te zorgen voor een goed functionerend stelsel van preventieve voorzieningen, jeugdzorg, jeugdbescherming en jeugdreclassering.

Vraag 7

Deelt u de eerste voorlopige conclusies die door verschillende deskundigen getrokken worden in de uitzendingen van Spraakmakende Zaken over kinderen op de BES-eilanden over de problemen waarmee zij geconfronteerd worden, zoals rond opvoeding, armoede, onderwijs, toekomstkansen en tienerzwangerschappen?

Antwoord 7

Mijn beeld is dat er de afgelopen jaren veel is verbeterd, maar dat er ook nog veel moet gebeuren. Zo zijn de afgelopen jaren Centra voor Jeugd en Gezin opgezet waar een brede opvoed- en opgroeiondersteuning wordt geboden. Daarnaast zijn de vrijetijdsvoorzieningen verbeterd, is de methodiek positief opvoeden (Triple P) geïntroduceerd, is jeugdzorg ontwikkeld (ambulante hulp, pleegzorg, tehuizen, kinder- en jeugdpsychiatrie) en is binnen het gedwongen kader de uitvoering van de gezinsvoogdij verbeterd en de voogdijraad verder geprofessionaliseerd3. Ook in de (jeugd)gezondheidszorg en het onderwijs is en wordt veel geïnvesteerd om de kwaliteit en de voorzieningen verder te verbeteren.

Vraag 8

Bent u het eens met de constatering – zoals deze door deskundigen in Spraakmakende Zaken werd geuit – dat verschillende kinderrechten op de BES-eilanden niet gewaarborgd worden, zoals het recht op een adequate levensstandaard, het recht op ontwikkeling en ontplooiing, het recht op vrije- tijdsvoorziening, het recht op adequaat onderwijs en gezondheidszorg, het recht op bescherming tegen kindermishandeling en misbruik, etc., en wat gaat u hieraan doen?

Antwoord 8

Zoals ik eerder heb aangegeven is de missie voor het jeugdbeleid in Caribisch Nederland gebaseerd op het Internationaal Verdrag inzake Rechten van het Kind. De daartoe ondernomen acties hebben aan de volbrenging van deze missie bijgedragen, maar ook in toekomst zullen acties nodig zijn.

Vraag 9

Op welke manier onderhoudt u de komende periode contacten met zowel bewoners als gezagsdragers op Bonaire, Sint Eustatius en Saba over de situatie van kinderen aldaar?

Antwoord 9

De organisatie Jeugdzorg en Gezinsvoogdij Caribisch Nederland onderhoudt regelmatig contact met de gezaghebbers op de drie eilanden. Via deze organisatie ontvang ik signalen over de voortgang van de verbeteringen op het gebied van de jeugd. Bewoners kunnen voor vragen over onder andere opvoed- en opgroeiondersteuning terecht bij de Centra voor Jeugd en Gezin.

Vraag 10

Is de nu geschetste situatie van kinderen in Caribisch Nederland voor u aanleiding om uw beleid te veranderen? Zo ja, is de nu geschetste kinderrechtensituatie op Caribisch Nederland voor u aanleiding om concrete maatregelen te initiëren (vanuit verschillende ministeries), zoals op het gebied van armoedebestrijding, bescherming tegen en hulp bij kindermishandeling en geweld, vergroten van toekomstkansen voor kinderen, opvoedingsondersteuning en schoolse en naschoolse mogelijkheden?

Antwoord 10

Het structureel verbeteren van de positie van kinderen heeft mijn aandacht. De geschetste situatie is een bevestiging van de door mij ondernomen en voorgenomen acties.

Het Comité van de Verenigde Naties voor de monitoring van het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind heeft in 2009 gewezen op de zorgelijke situatie van de kinderrechten in de toenmalige Nederlandse Antillen. Saba, Sint Eustatius en Bonaire hebben daarom al in 2008 met Nederland afgesproken om de jeugdaanpak tot één van de prioritaire thema’s te maken. In 2009 en 2010 zijn hiervoor extra middelen vrijgemaakt.

Samen met het lokale bestuur, de lokale instellingen en de Inspectie Jeugdzorg is er in de afgelopen jaren een behoorlijke verbetering aan voorzieningen gerealiseerd: het opzetten van een Centrum voor Jeugd en Gezin, de verbetering van vrije tijdsvoorzieningen voor jongeren vanaf 12 jaar, het ontwikkelen van jeugdzorg (ambulant, pleegzorg en residentiële zorg), verbeteren van de gezinsvoogdij en het versterken van de Voogdijraad. De acties op het gebied van de jeugdbescherming onderneem ik in nauwe samenspraak met de staatsecretaris van Veiligheid en Justitie.

In navolging van de aanbevelingen van het VN-Kinderrechtencomité, worden professionals opgeleid in een methodiek voor positief opvoeden (Triple P). Vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin wordt dit najaar de Campagne voor Positief Opvoeden voor ouders georganiseerd.

De komende twee jaar richten we ons op de verbetering van de jeugdgezondheidszorg, het bieden van opvoedingsondersteuning aan ouders van tieners, het versterken van seksuele educatie, het begeleiden van tienermoeders, het bereiken van ouders in de buurten via buurtmoeders en een sluitende aanpak van kindermishandeling.

Deze doelstellingen worden door mij gemonitord via de subsidieafspraken.

In juni 2012 hebben er op Bonaire, Saba en St. Eustatius conferenties plaatsgevonden met alle ketenpartners over het onderwerp kindermishandeling. Deze conferenties waren het startschot om te komen tot een sluitende aanpak van kindermishandeling en het maken van werkafspraken, waarbij nadrukkelijk wordt gekeken naar de lokale behoeften en mogelijkheden van de eilanden.

Vraag 11

Bent u bereid actie te ondernemen op basis van de aanbevelingen van het rapport «Koninkrijkskinderen» dat UNICEF begin 2013 uitbrengt, in samenwerking met verantwoordelijke ministeries en overheidsdiensten in Nederland en in Caribisch Nederland?

Antwoord 11

Ik kijk met belangstelling uit naar het verschijnen van het rapport van UNICEF. Ik wil nu nog niet vooruitlopen op de mogelijke inhoud van dit rapport, de aanbevelingen en de mogelijke actie die ik al dan niet in samenwerking met andere verantwoordelijke ministeries en overheidsdiensten zal nemen.


X Noot
1

Spraakmakende Zaken (Paul Rosenmöller)

X Noot
2

Motie van de leden Ortega-Martijn en Van der Staaij, 33 000-IV, nr. 36

X Noot
3

De voogdijraad heeft civielrechtelijke en strafrechtelijke taken (vergelijk de Raad voor de Kinderbescherming). De (gezins)voogdij voert de ots-maatregel uit en in geval ontheffing en ontzetting de voogdijmaatregel.

Naar boven