Vragen van het lid Gesthuizen (SP) aan de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel over het bericht dat asielkinderen niet op straat mogen komen te staan (ingezonden 27 september 2012).

Antwoord van minister Leers (Immigratie, Integratie en Asiel) (ontvangen 25 oktober 2012).

Vraag 1, 2, 3

Wat is uw reactie op het bericht dat de Hoge Raad heeft geoordeeld dat minderjarige asielkinderen niet op straat mogen worden gezet?1

Waarom bent u niet reeds overgegaan tot aanpassing van het beleid na de conclusie van het Europees Comité voor Sociale Rechten in januari 2012 dat Nederland nog steeds in strijd handelt met onder andere artikel 31, tweede lid, van het Europees Sociaal Handvest (ESH) door ongedocumenteerde kinderen onderdak te ontzeggen?2 Wat is de reden dat Nederland geen gehoor heeft gegeven aan de reeds in 2009 gegrond verklaarde klacht hierover?3

Welke gevolgen heeft de geconstateerde schending van fundamentele mensen- en kinderrechten voor het beleid ten opzichte van uitgeprocedeerde gezinnen met minderjarige kinderen die reeds op straat leven en die een herhaalde asielaanvraag hebben ingediend? Gaat u geen onderscheid meer maken tussen kinderen?

Antwoord 1, 2, 3

Ik heb uw Kamer op 24 oktober 2012 geïnformeerd over de betekenis van het arrest van de Hoge Raad en de wijze waarop ik uitvoering zal geven aan dit arrest.

Ik ben van mening dat artikel 31, tweede lid van het (herziene) Europees Sociaal Handvest (ESH) niet ziet op illegaal in een lidstaat verblijvende kinderen, zoals nogmaals in het rapport van het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) van 2012 wordt gesuggereerd. Nederland handelt dus niet, of heeft niet in strijd gehandeld, met het ESH.

Ik sluit me in dit verband aan bij de analyse van de toenmalige Minister van Justitie in reactie op het rapport van het ECSR van 20 oktober 2009.4 De Nederlandse regering was van mening dat het rapport verwarring wekt over de uitleg van de eerste paragraaf van de bijlage bij het (herziene) ESH, waarin is bepaald dat de toekenning van rechten uit het ESH is voorbehouden aan legaal verblijvende vreemdelingen. In een resolutie van 7 juli 2010 heeft het Comité van Ministers bovendien erkend dat de personele reikwijdte van het ESH in de Bijlage bij dit Handvest is begrensd. Voorts heeft de toenmalige Minister van Justitie ook nog aangegeven dat het oordeel van het ECSR niet juridisch bindend is.

Vraag 4

Erkent u dat de opvang van minderjarige kinderen alleen mag worden stopgezet indien hun dagelijkse verzorging, huisvesting, medische zorg en scholing is gegarandeerd?

Antwoord 4

Deze vraag lijkt te suggereren dat gezinnen met minderjarige kinderen nu op straat worden gezet. Zoals ik in mijn brief van 21 december 2011 aan uw Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 29 344, nr. 85) heb toegelicht, gebeurt dit niet.

Aanvullend merk ik op dat de Hoge Raad nadere duiding heeft gegeven bij de verantwoordelijkheid van de Staat voor de zorg van de kinderen indien de ouders, die primair verantwoordelijkheid zijn voor het welzijn van hun kind, hierin tekort schieten. De Hoge Raad stelt dat opvang dient ter voorkoming van een humanitaire noodsituatie waarbij het opvang- en verzorgingsniveau kan worden afgestemd op de tijdelijkheid van het verblijf dat in het oog staat van het daadwerkelijk vertrek uit Nederland.

Vraag 5

Is het waar dat de huidige gezinsopvanglocaties bijna geen plek meer hebben? Zo ja, worden er meer opvangplekken gecreëerd voor de opvang van uitgeprocedeerde kinderen en hun ouders?

Antwoord 5

Nee. Er zijn op dit moment voldoende gezinslocaties gecreëerd en voldoende plaatsen beschikbaar in deze gezinslocaties.

Vraag 6

Bent u bereid voorgaande vragen mee te nemen in uw reactie op de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 21 september jl.?5

Antwoord 6

Ik heb ervoor gekozen uw vragen separaat te beantwoorden.


X Noot
4

Kamerstukken II 2009/10, Aanhangsel, nr. 2035, 25 maart 2010

X Noot
5

Brief van minister Leers d.d. 25 september jl. 2012Z16175

Naar boven