Vragen van het lid Arib (PvdA) aan de ministers van Veiligheid en Justitie en van Buitenlandse Zaken over de gedwongen uithuwelijking van een Nederlands meisje in Somalië (ingezonden 25 juli 2012).

Antwoord van minister Rosenthal (Buitenlandse Zaken), mede namens de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 3 oktober 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 3480.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel over het Nederlandse meisje S. dat in Somalië gedwongen is uitgehuwelijkt aan haar oom en daar is achtergelaten?1

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Wat vindt u van het verhaal van S.?

Antwoord

Zaken zoals die van S. zijn aanleiding geweest om de aanpak van huwelijksdwang te intensiveren.

Vraag 3

Herinnert u zich de eerdere Kamervragen over gedwongen uithuwelijking en achterlating van meisjes in landen van herkomst?2 Zo ja, wat is sindsdien door uw departement concreet ondernomen om meisjes die gedwongen worden uitgehuwelijkt en achtergelaten naar Nederland terug te halen?

Antwoord

In algemene zin geldt dat de mogelijkheden voor ambassades om consulaire bijstand te verlenen worden beperkt doordat gehandeld moet worden binnen het rechtssysteem van een andere staat. Door de ambassades wordt met veel zorg, inzet en creativiteit gekeken naar mogelijkheden om binnen deze beperkingen al het mogelijke te doen. In de praktijk kan dat bijvoorbeeld door bemiddeling bij opvang door lokale belangenorganisaties en praktische assistentie bij de uitreis en vervolgens de opvang in Nederland. Daarnaast kunnen ambassades eventueel (financiële) bemiddeling verlenen bij terugkeer naar Nederland.

Vraag 4

Hoe kan het dat S. in de Nederlandse ambassade in Addis Abeba haar verhaal heeft gedaan en dat hiermee niets is gedaan en geen hulp aan haar is geboden?

Antwoord

In verband met de bescherming van de privacy en veiligheid van S. kunnen wij niet ingaan op de individuele zaak. Voor een algemene reactie, verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 3.

Vraag 5

Heeft u een beeld van de omvang van dit probleem? Kunt u aangeven hoeveel meisjes en vrouwen de afgelopen vijf jaar zich hebben gemeld bij de Nederlandse ambassades in Somalië, Pakistan en Afghanistan met hetzelfde verhaal als S.? Zo nee, bent u bereid hier een onderzoek naar te doen?

Antwoord

Het kabinet heeft besloten om, zoals is aangekondigd in de brief van de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 3 juli 2012, de problematiek van huwelijksdwang in Nederland zo goed mogelijk in beeld te brengen. In dit onderzoek zal tevens getracht worden een schatting van de omvang van de problematiek van achterlating in het land van herkomst te geven. Aangezien deze zaken zich vaak buiten het zicht van de Nederlandse overheid afspelen, zijn de mogelijkheden om dit in kaart te brengen beperkt.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft slechts kennis van die zaken waarbij betrokkene contact opneemt met een Nederlandse ambassade. Er zijn jaarlijks circa vier à vijf zaken bekend bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Vraag 6

Deelt u de mening dat meisjes en vrouwen, die in landen van herkomst worden uitgehuwelijkt, achtergelaten of vastzitten vanwege huwelijksdwang,  alle steun, hulp en advies verdienen evenals Nederlandse gevangenen in het buitenland? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

In alle gevallen waarbij een persoon aangeeft te vrezen voor zijn of haar eigen veiligheid, kan deze zich wenden tot een Nederlandse ambassade. De ambassade zal zo zorgvuldig mogelijk hulp bieden. Zo kan de ambassade in overleg met Nederlandse instanties o.a. opvang in Nederland regelen en/of op verzoek contacten leggen met door het slachtoffer aangewezen vertrouwenspersonen.

Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 3 juli jl. heeft het Kabinet besloten om de aanpak van huwelijksdwang te intensiveren. De nadruk daarbij ligt op preventie aangezien met name in het buitenland de mogelijkheden tot interventie beperkt zijn. Voor een toelichting op de maatregelen voor de preventie van huwelijksdwang verwijs ik u naar de brief die op 3 juli jl. aan uw Kamer is gestuurd.

Vraag 7

Hoe beoordeelt u het feit dat S. wel met de hulp van Femmes For Freedom naar Nederland is teruggekomen, maar dat de Nederlandse autoriteiten hiertoe niet in staat zijn geweest?

Antwoord

Aangezien de details van haar reis naar Nederland niet zijn prijsgegeven en wij, in verband met de privacy, geen mededelingen kunnen doen over individuele zaken, kunnen wij daar geen reactie opgeven.

Vraag 8

Kent u Femmes For Freedom, de organisatie die zich inzet tegen praktijken die vrouwen en meisjes onderdrukken zoals huwelijksdwang en huwelijksgevangenschap?

Antwoord

Ja.

Vraag 9

Kent u het pleidooi van Femmes For Freedom om een taskforce in te stellen naar het voorbeeld van de  «Forced Marriage Unit» in Engeland?

Antwoord

Ja.

Vraag 10 en 11

Herinnert u zich uw antwoorden op de Kamervragen over de Britse «Forced Marriage Unit» (FMU), die is ingesteld door de ministeries van Binnenlandse en Buitenlandse Zaken aldaar voor het tegengaan van de verschijnselen huwelijksdwang en achterlating door middel van onder meer het terughalen van slachtoffers die in landen van herkomst zijn achtergelaten?3 Zo ja, waarop is uw aanname gebaseerd dat de structuur van de Steunpunten Huiselijk Geweld (SHG’s) voldoende mogelijkheden biedt om waar nodig hulp te bieden aan vrouwen die te maken hebben met de verschijnselen huwelijksdwang, huwelijkse gevangenschap en achterlating van vrouwen en kinderen in landen van herkomst? Hoe verklaart u in verband met het voorgaande de vele indicaties die er zijn dat deze verschijnselen een reëel probleem vormen dat de Nederlandse samenleving in zijn geheel raakt?

Bent u bereid om, naar Brits voorbeeld, in Nederland een «Forced Marriage Unit» in te stellen opdat vrouwen en kinderen die te maken krijgen met huwelijksdwang, achterlating en huwelijkse gevangenschap adequaat kunnen worden geholpen onder regie van deze unit welke tevens kan fungeren als landelijk meldpunt? Zo ja, wanneer kan de Kamer een voorstel in dat verband verwachten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 10 en 11

Zoals in de eerder genoemde Kamerbrief van 3 juli jongstleden uiteengezet is, gaat het bij de aanpak van huwelijksdwang, net als bij de brede aanpak van geweld in huiselijke kring, om een ketenaanpak van actieve preventie tot en met opsporing en sanctionering. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij bestaande structuren (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011 – 2012, 32 175, nr. 30 en nr. 35). Er zijn veel partijen betrokken. Zo spelen gemeenten een belangrijke rol bij de preventie van huwelijksdwang, eergerelateerd geweld en achterlating. Vrouwen die in Nederland slachtoffer zijn of dreigen te worden van huwelijksdwang kunnen voor advies en hulp terecht bij het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG’s) en in het buitenland in principe bij de Nederlandse ambassades. Het SHG geeft advies en kan het slachtoffer in contact brengen met de hulpverlening of, als het slachtoffer dat wil, met de politie. Er is een landelijk dekkend netwerk van SHG’s. De SHG’s werken onder andere samen met politie, het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd geweld (LEC), de vrouwenopvang en Advies- en Meldpunten Kindermishandeling. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken werkt, indien noodzakelijk in een concreet geval, eveneens samen met bovengenoemde instanties. Het kabinet werkt toe naar één frontoffice voor alle vormen van geweld in huiselijke kring, dus ook voor eergerelateerd geweld en huwelijksdwang (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 28 345, nr. 117) zodat voor iedereen (politie, professionals en omstanders) duidelijk is tot welke instantie men zich moet wenden.

Om slagvaardiger hulp te bieden bij gevallen van achterlating en huwelijksdwang maakt het kabinet op dit moment een analyse van de problematiek en welke oplossingen mogelijk zijn. Bij deze analyse worden ook de functies die de Britse Forced Marriage Unit vervult betrokken. Ook zal gekeken worden naar andere voorbeelden, zoals Noorwegen. In het voorjaar van 2013 zal uw Kamer over de uitkomsten van deze analyse worden geïnformeerd.


X Noot
1

De Volkskrant, 25 juli 2012.

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 794.

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 3262.

Naar boven