Vragen van de leden Omtzigt en Bruins Slot (beiden CDA) aan de staatssecretaris van Financiën over de intrekking van de btw-vrijstelling voor steunstichtingen van sportverenigingen en van wereldwinkels (ingezonden 17 januari 2012).

Antwoord van staatssecretaris Weekers (Financiën) (ontvangen 8 februari 2012).

Vraag 1 en 2

Bent u bekend met het bericht «Versobering btw-vrijstelling fondswerving»?1

Is het waar dat u op 20 december 2011 een nieuw besluit2 hebt uitgebracht aangaande de omzetbelasting over fondsenwerving en kantines, dat per 1 januari 2012 is ingegaan?

Antwoord 1 en 2

Ja.

Vraag 3, 6, 7, 8 en 14

Kunt u bevestigen dat in dit nieuwe besluit de btw-vrijstelling voor steunstichtingen, zoals de vrienden-van-stichting, en voor wereldwinkels is komen te vervallen?

Is het waar dat u van mening bent dat de nu ingetrokken goedkeuring voor steunstichtingen is strijd is met de btw-richtlijn? Zo ja, waarom zou deze goedkeuring in strijd zijn met de btw-richtlijn? Waarom was de goedkeuring voorheen niet in strijd met de btw-richtlijn, getuige uw goedkeuring in het besluit van 13 juni 2007?3

Heeft de wijziging van het besluit te maken met het met redenen omkleed advies van de Europese Commissie?4 Zo ja, waarom heeft u het besluit ruim twee jaar na het met redenen omkleed advies aangepast? Welke communicatie heeft er in de tussentijd met de Europese Commissie plaatsgevonden?

Is het waar dat de infractieprocedure van de Europese Commissie met betrekking tot de btw-vrijstelling voor fondsenwervende instellingen inmiddels is afgesloten?

Waarom heeft u in het besluit wel een oplossing voor amateurtoneel-, amateurmuziek-, carnavals- en kleindierverenigingen opgenomen, maar niet voor steunstichtingen van sportverenigingen?

Antwoord 3, 6, 7, 8 en 14

In de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de wet) is een vrijstelling opgenomen voor fondswervende activiteiten (hierna: fondswervingsvrijstelling) van organisaties die voor hun primaire activiteiten zijn vrijgesteld op grond van in de fondswervingsvrijstelling genoemde vrijstellingen (waaronder het gelegenheid geven tot sportbeoefening aan leden).5 Hiermee wordt voorkomen dat deze organisaties alleen voor hun fondswervende prestaties in de btw-heffing worden betrokken. Om ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen te voorkomen is de vrijstelling beperkt tot bepaalde maxima aan ontvangsten.

In het inmiddels door het besluit van 20 december 2011 vervangen beleidsbesluit6 was goedgekeurd dat buiten de heffing ook de fondswerving bleef van organisaties die voor hun primaire activiteiten waren vrijgesteld op andere gronden dan de in de fondswervingsvrijstelling genoemde vrijstellingen of waarvan de primaire activiteiten niet werden belast, zoals amateurtoneel-, amateurmuziek-, carnavals- en kleindierverenigingen. Ook activiteiten van zogenoemde wereldwinkels en fondswervende organisaties (bijvoorbeeld een steunstichting bij een vereniging of de stichting vrienden van...) konden buiten de heffing blijven.

Op 19 maart 2009 heeft de Europese Commissie Nederland een aanmaningsbrief toegezonden waarin zij de Nederlandse regering opmerkzaam maakte op de onverenigbaarheid van het hiervoor genoemde besluit met de in de btw-richtlijn vastgelegde regels.7 De btw-richtlijn voorziet alleen in een vrijstelling voor fondwervende activiteiten van organisaties die voor hun primaire activiteiten de in de fondswervingsvrijstelling genoemde vrijstellingen kunnen toepassen.8 Amateurtoneel-, amateurmuziek-, carnavals- en kleindierverenigingen, wereldwinkels en fondswervende organisaties zoals steunstichtingen vielen niet onder een van de vrijstellingsbepalingen, zodat zij op grond van de btw-richtlijn ook geen vrijstelling konden toepassen voor fondswervende activiteiten. Aangezien de Nederlandse regering deze uitleg van de btw-richtlijn deelt, is op 24 juni 2010 na overleg met de Minister aan de Commissie medegedeeld dat de goedkeuring zal worden ingetrokken. Van een gang naar het Hof van Justitie om te verdedigen dat deze vrijstellingen wel zijn toegestaan valt geen enkel succes te verwachten. Dit alles noopt mij ertoe de met de btw-richtlijn onverenigbare goedkeuringen in te trekken bij besluit van 20 december 2011 (hierna: het besluit)9.

In de overleggen die over het inmiddels ingetrokken besluit met de Europese Commissie zijn gevoerd, is meteen bezien op welke wijze de bestaande situatie wel zoveel mogelijk kan worden gehandhaafd. Dit heeft geresulteerd in een wettelijke oplossing waarbij amateurtoneel-, amateurmuziek-, carnavals- en kleindierverenigingen vanaf 1 januari 2012 onder de vrijstelling voor leveringen en diensten van sociale of culturele aard zijn gebracht10. Hierdoor kunnen deze verenigingen wel gebruik blijven maken van de (wettelijke) fondswervingsvrijstelling. Voor wereldwinkels en steunstichtingen is dat niet mogelijk gebleken omdat voor hun activiteiten geen enkele btw-vrijstelling kan worden toegepast. De btw-richtlijn biedt voor een dergelijke vrijstelling geen ruimte.

Door middel van intrekking van het gewraakte beleidsbesluit is de Nederlandse regelgeving in overeenstemming gebracht met de btw-richtlijn. Hierover is de Europese Commissie geïnformeerd. Naar verwachting zal de Commissie de inbreukprocedure vervolgens officieel beëindigen.

Vraag 4 en 5

Wat zijn de concrete gevolgen van het nieuwe besluit voor sportverenigingen, hun steunstichtingen en wereldwinkels? Klopt het dat veel sportverenigingen en/of hun steunstichting die voorheen geen btw hoefden af te dragen, nu wel btw moeten gaan betalen? Deelt u de mening dat voor sportverenigingen met een steunstichting dit een verhoging van de af te dragen omzetbelasting gaat betekenen? Wat betekent dit voor de administratieve lasten van sportverenigingen en andere organisaties met een steunstichting?

Wat kunt u doen om de wereldwinkels tegemoet te komen voor de extra belastinglast waar zij vanaf 1 juli 2012 mee te maken krijgen?

Antwoord 4 en 5

De uitvoeringsproblemen die door intrekking van de goedkeuringen ontstaan bij wereldwinkels en steunstichtingen zijn door mij onderkend. Daarom heb ik voorzien in een overgangsregeling voor deze organisaties. De overgangsregeling houdt in dat wereldwinkels en steunstichtingen de goedkeuring voor fondswerving nog kunnen toepassen tot 1 juli 2012.

Door het vervallen van de goedkeuring zijn de fondswervende activiteiten door steunstichtingen bij bijvoorbeeld een sportvereniging vanaf 1 juli 2012 belast met btw mits die steunstichting als ondernemer optreedt in het economische verkeer. Dat doet zich voor als een dergelijke steunstichting regelmatig leveringen of diensten tegen vergoeding verricht. Een steunstichting die slechts incidenteel voor één bepaalde gelegenheid door middel van leveringen en/of diensten fondsen werft, is geen ondernemer voor de btw. De fondswervende activiteiten die de sportverenigingen zelf verrichten, blijven overigens gewoon vallen onder de fondswervingsvrijstelling. Voor de administratieve lasten van sportverenigingen en andere organisaties die zijn vrijgesteld van btw heeft de wijziging van de fondswervingsvrijstelling voor de steunstichtingen dus geen gevolgen.

Voor de wereldwinkels hield de goedkeuring in dat de prestaties buiten de heffing van btw konden blijven als de omzet beneden de grensbedragen bleef (€ 68 067 voor leveringen en € 22 689 voor diensten). Vanwege de grensbedragen vielen veel wereldwinkels al niet onder de goedkeuring. Door intrekking van de goedkeuring worden alle wereldwinkels vanaf 1 juli 2012 btw-plichtig. Om de overgang van het vrijgestelde naar het belaste regime per 1 juli 2012 voor de betreffende wereldwinkels zonder extra belastinglast te laten verlopen is met de branche inmiddels een praktische handelwijze overeengekomen voor het bepalen van de aftrek van voorbelasting op de voorraad, die na 1 juli 2012 belast met btw wordt verkocht. Ook kunnen de wereldwinkels zich nog tot 1 juli 2012 melden als ze gebruik willen maken van de forfaitaire berekeningsmethoden11.

Vraag 9

Bent u van mening dat de bepalingen in het besluit van 20 december 2011 nu richtlijn-proof zijn? Zijn er nog meer voorwaarden waar organisaties aan moeten voldoen om gebruik te kunnen maken van de btw-vrijstelling voor fondswervende activiteiten? Is bijvoorbeeld sprake van fondswervende activiteiten ter verkrijging van financiële steun, indien het doorlopende activiteiten betreft waarbij de opbrengst voor de vereniging niet van bijkomstige aard is en voortkomt uit permanente activiteiten waarbij een extra giftelement ontbreekt? Moet de vrijstelling voor fondswervende activiteiten volgens de Europese Commissie beperkt worden uitgelegd, zodat deze eigenlijk alleen betrekking kan hebben op een beperkt aantal handelingen per jaar, die noch doorlopend, noch langdurig zijn?

Antwoord 9

Op grond van de wet zijn fondswervende activiteiten door bepaalde organisaties vrijgesteld van btw. Daarbij gelden bepaalde grensbedragen. Als de omzet die behaald wordt met de fondswervende activiteiten beneden de grensbedragen blijft, is de vrijstelling van toepassing. Onder fondswerving wordt verstaan: het verrichten van leveringen en diensten van bijkomstige aard, voor zover die leveringen en diensten voortvloeien uit activiteiten ter verkrijging van financiële steun. Daarbij kan het gaan om doorlopende activiteiten (bijvoorbeeld leveringen en diensten vanuit een kantine). Met het criterium dat het moet gaan om het verrichten van leveringen en diensten van bijkomstige aard wordt bedoeld dat het hoofddoel van de vereniging de vrijgestelde activiteit is (bijvoorbeeld een sportvereniging voor het gelegenheid geven tot sport aan de leden), en niet de fondswerving (exploitatie kantine). Dat de opbrengst die behaald wordt met de fondswervende activiteiten voorkomt uit permanente activiteiten, doet daaraan niet af. De Europese Commissie heeft over deze uitleg van fondswervende activiteiten in het inmiddels vervangen besluit geen enkele vraag gesteld aan Nederland. Dit geeft echter voor de toekomst geen enkele garantie dat de Commissie over het nieuwe besluit geen vragen meer kan stellen (bijvoorbeeld door ontwikkelingen in de rechtspraak). Vooralsnog ga ik daar niet vanuit.

Vraag 10

Zijn er volgens de Europese Commissie nog meer artikelen in strijd met de btw-richtlijn? Zo ja, kunt u aangeven welke artikelen dat zijn? Vindt ter zake hiervan overleg met de Europese Commissie plaats?

Antwoord 10

Ja, ten aanzien van de volgende btw-onderwerpen heeft de Nederlandse regering een met redenen omkleed advies ontvangen:

  • 1. Belastingplicht van commissarissen. Het beleidsbesluit van 5 oktober 2006/Nr. CPP2006/2138M, Stcrt. 2006, 198, waarin een regeling betreffende de belastingplicht van commissarissen is opgenomen is volgens de Europese Commissie in strijd met art 9 van de btw-richtlijn. Hierover is met de Europese Commissie gesproken. Nederland zal dit besluit binnenkort (met een overgangsregeling) intrekken omdat het door mij en het geconsulteerde bedrijfsleven niet-richtlijnconform wordt geacht.

  • 2. Reisbureauregeling. De Europese Commissie is van mening dat Nederland de reisbureauregeling, zoals vastgelegd in Titel XII, Hoofdstuk 3, van de btw-richtlijn, niet toepast. In Nederland zal deze regeling, zoals opgenomen in Overige fiscale maatregelen 2011, in werking treden met ingang van 1 april 2012. Vanaf die datum handelt Nederland niet langer in strijd met de btw-richtlijn.

  • 3. Fiscale eenheid in de BTW. Bepaalde sturende en beleidsbepalende houdstervennootschappen kunnen als gevolg van resolutie nr. VB91/347, datum 18-2-1991, in een fiscale eenheid worden opgenomen, hetgeen naar mening van de Europese Commissie in strijd is met artikel 9 en 11 van de btw-richtlijn. De Europese Commissie heeft besloten Nederland voor het Hof van Justitie te dagen. De Nederlandse regering heeft de stelling ingenomen dat de resolutie wel past binnen de btw-richtlijn.

  • 4. Btw-vrijstelling voor de verhuur van ligplaatsen door watersportverenigingen. De Europese Commissie is van mening dat Nederland deze vrijstelling opgenomen in artikel 11, lid 1, onderdeel e, onder 2, van de wet in strijd is met artikel 132, lid 1, onderdeel m, van de btw-richtlijn. Volgens de Europese Commissie past Nederland de vrijstelling te ruim toe en is het onderscheidend criterium tussen belaste watersportverenigingen en vrijgestelde watersportverenigingen in strijd met het neutraliteitsbeginsel. De Nederlandse regering is van mening dat de genoemde vrijstelling niet in strijd is met de btw-richtlijn.

Vraag 11

Kunt u bevestigen dat steunstichtingen, van bijvoorbeeld sportverenigingen, die voor een eenmalige activiteit zijn opgericht, op grond van het arrest van de Hoge Raad van 14 mei 200412 niet kunnen worden aangemerkt als btw-ondernemer en dus geen btw verschuldigd zijn?

Antwoord 11

In het arrest van 14 mei 2004, nr. 39 324 heeft de Hoge Raad beslist dat een stichting die eenmalig een publieksavond organiseert voor een goed doel, onder de omstandigheden die zich in het arrest voordeden, niet als ondernemer kwalificeert. Daarom is geen btw verschuldigd over de omzet. Als een stichting wordt opgericht om dor middel van een eenmalige activiteit fondsen te werven voor bijvoorbeeld een sportvereniging, is voor de beoordeling van het ondernemerschap het hiervoor genoemde arrest onverkort van kracht.

Vraag 12

Hoe verhoudt het intrekken van de bestaande goedkeuring voor steunstichtingen zich met de nieuwe mogelijkheid om een steunstichting in de vorm van een sociaal belang behartigende instelling (SBBI) op te richten? Betekent dit dat de steunstichting SBBI wel omzetbelasting verschuldigd is? Wordt het voor sportverenigingen niet erg ingewikkeld, wanneer het wel mogelijk is om een steunstichting op te richten die geen schenkbelasting hoeft te betalen en waaraan de giften aftrekbaar zijn voor de inkomstenbelasting, als diezelfde steunstichting vervolgens wel omzetbelasting moet afdragen?

Antwoord 12

Giften gedaan aan steunstichtingen kunnen plaatsvinden zonder heffing van btw. Een gift (zonder tegenprestatie) wordt namelijk niet aangemerkt als een met btw belaste vergoeding voor een prestatie. Een steunstichting SBBI zal naar verwachting geen leveringen of diensten tegen vergoeding verrichten. Er zal dan geen omzetbelasting verschuldigd zijn door de steunstichting SBBI, omdat giften geen vergoeding voor een prestatie vormen. De gesignaleerde ingewikkeldheid zal zich dan ook niet voordoen.

Vraag 13

Deelt u de mening dat organisaties die een sociaal belang behartigen, zoals sportverenigingen, door de overheid zo min mogelijk belemmerd moeten worden en niet moeten worden opgezadeld met onnodige regels? Deelt u de mening dat het daarom niet zou moeten uitmaken of de organisatie zelf fondswervende activiteiten heeft of dat een deel van de fondswervende activiteiten door een steunstichting ondernomen wordt? Zo ja, zou u zich op Europees niveau willen inzetten voor een soepele uitleg van de vrijstelling voor fondswervende activiteiten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 13

Ik deel de mening dat organisaties die een sociaal belang behartigen, zoals sportverenigingen, door de overheid zo min mogelijk belemmerd moeten worden en niet moeten worden opgezadeld met onnodige regels. Wat betreft de heffing van btw ben ik echter gehouden aan de kaders die de btw-richtlijn voorschrijft. De btw-richtlijn biedt geen mogelijkheid fondswerving door steunstichtingen vrij te stellen van btw. De Nederlandse regering heeft aan het verzoek van de Commissie voldaan omdat zij geen enkel succes verwacht van een procedure bij het Hof van Justitie als de Nederlandse regering de goedkeuringen niet zou hebben ingetrokken. In het kader van de discussies over het btw-witboek zal ik mij wel inzetten voor een uitbreiding van de fondswervingsvrijstelling voor vrijgestelde ondernemers, voor zover die hun fondswervingsvrijstelling zelf onbenut laten en waarbij de fondswerving voor een dergelijke ondernemer wordt verricht door een steunstichting.

Vraag 15

Is het waar dat u in het besluit van 20 december 2011 ook een actualisering van de kantineregeling aankondigt? Wanneer kan deze nieuwe kantineregeling verwacht worden? Welke wijzigingen bent u van plan aan te brengen in de kantineregeling?

Antwoord 15

Ja, in het besluit wordt een actualisering van de kantineregeling aangekondigd. De kantineregeling zal mede op het verzoek van enkele brancheorganisaties (NOC-NSF, hockeybond, KNVB) worden geactualiseerd met het doel om de kantineregeling te verduidelijken en te vereenvoudigen. Verder leidt het arrest van het Hof van Justitie van 10 maart 201113 er toe dat het besluit moet worden aangepast waar er nu nog vanuit wordt gegaan dat kantineverstrekkingen diensten zijn. Genoemd arrest leidt ertoe dat kantineverstrekkingen moeten worden aangemerkt als leveringen. Hierover vindt nog overleg plaats met de genoemde branches.

Vraag 16

Is het waar dat organisaties die voor hun primaire activiteiten niet kwalificeren als btw-ondernemer, zoals kerken of buurtverenigingen, voor hun fondswervende activiteiten met ingang van 1 januari 2012 omzetbelasting verschuldigd zijn en geen gebruik kunnen maken van de vrijstelling voor fondswervende activiteiten?

Antwoord 16

Ja, voor zover het geen donaties/giften betreft.


X Noot
2

Besluit van 20 december 2011, BLKB 2011–259M.

X Noot
3

Besluit van 13 juni 2007, CPP2007/1077M.

X Noot
4

Zie het persbericht van de Europese Commissie van 29 oktober 2009, nr. IP/09/1644 en Vakstudie Nieuws V-N 2009/61.24.

X Noot
5

De fondswervingsvrijstelling is opgenomen in artikel 11, eerste lid, onderdeel v, Wet op de omzetbelasting 1968 en geldt voor ondernemers die overigens vrijgesteld zijn op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel c, d, e, f, o ten eerste of t, van de wet vereist.

X Noot
6

Besluit van 13 juni 2007, nr. CPP2007/1077M, Stcr. 27 juni 2007 nr. 121.

X Noot
7

Artikel 132, eerste lid, onderdeel o, van de btw-richtlijn.

X Noot
8

Het gaat hierbij specifiek om een vrijstelling in de zin van letter b, g, h, i, l, m of n van artikel 132, lid 1 van de btw-richtlijn.

X Noot
9

Besluit van 20 december 2011 , nr. BLKB 2011–2594M, Stcr. 30 december 2011 nr. 24018.

X Noot
10

Artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de wet op de omzetbelasting 1968, zie Besluit van 22 december 2011 tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten, Stb. 30 december 2011 nr. 677.

X Noot
11

Besluit van 12 februari 2009, nr. CPP2009/263M, paragraaf 4.

X Noot
12

Hoge Raad 14 mei 2004, nr. 39 324, FED 2004/390.

X Noot
13

HvJ, 10 maart 2011, nr.C-497/09 (Manfred Bog).

Naar boven