Vragen van het lid Elissen (PVV) aan de minister van Veiligheid en Justitie over de
evaluatie van uitstapprogramma’s voor prostituees (ingezonden 22 december 2011).
Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 7 februari 2012)
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1200.
Vraag 1
Herinnert u zich uw brief over de overdracht van uitstapprogramma’s aan gemeenten»1 en de evaluatie van de Regeling Uitstapprogramma’s Prostituees (RUPS)?2
Vraag 2
Vindt u dat deze brief recht doet aan de inhoud van de evaluatie van de RUPS? Zo ja,
op welke wijze?
Antwoord 2
Mijn brief zet uiteen welke acties ik heb ondernomen om een «warme» overdracht van
de uitstapprogramma’s aan de betreffende gemeenten te realiseren. Deze acties zijn
een logisch gevolg op het aflopen en de evaluatie van de RUPS. In die zin doet mijn
brief recht aan de evaluatie, alsmede aan de toezeggingen die ik in de gedachtewisselingen
met uw Kamer hierover heb gedaan. In aanvulling op mijn brief kan ik uw Kamer melden
dat ook de gemeenten Amsterdam en Deventer inmiddels hebben besloten door te gaan
met het uitstapprogramma.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de RUPS veelomvattender was dan de programma’s die nu door gemeenten
worden uitgevoerd? Ziet u een overdracht in afgeslankte vorm als een warme overdracht?
Zo ja, kunt u dit toelichten?
Antwoord 3
Doel van de RUPS was om op basis van subsidieverlening gemeenten (en instellingen)
te stimuleren een uitstapprogramma op te zetten voor de begeleiding van prostituees.
Bij mijn beoordeling of in de betrokken gemeenten vanaf 2012 de uitstapprogramma’s
worden voortgezet en in het reguliere beleid zijn ingebed stond niet de omvang van
de voortgezette programma’s centraal, maar de vraag in hoeverre er sprake is van een
effectieve voortzetting van deze programma’s.
Vraag 4
Deelt u de mening dat er geen duidelijke afspraken vooraf zijn gemaakt over de invulling
van de RUPS-subsidie, de registratie van de deelnemers en de voorwaarden tot deelname?
Zo nee, waarom niet? Vindt u dit een goede manier van werken?
Antwoord 4
Nee. Zoals gemeld in mijn eerdergenoemde brief is uit de evaluatie van de RUPS gebleken
dat de aanvragers tevreden waren over de regeling en de communicatie daarover.
Vraag 6
Deelt u de mening dat een schatting van instroom, doorstroom en uitstroom geen deugdelijke
administratie genoemd kan worden? Zo nee, waarom niet? Waarom stelt u in uw brief
dat u het beeld van een ondeugdelijke administratie niet herkent, terwijl het in de
evaluatie niet mogelijk bleek exacte aantallen deelnemers en uitstappers weer te geven
en het uiteindelijk op wat natte-vinger-werk is uitgedraaid?
Antwoord 6
Deelname aan het programma is een continu proces van verschillende fases. Hierdoor
is het niet mogelijk gebleken om in het evaluatierapport exacte gegevens te presenteren,
waardoor gekozen is voor een schatting. Desalniettemin zijn de resultaten ten aanzien
van de instroom, doorstroom en uitstroom overzichtelijk gepresenteerd in het evaluatierapport
van de RUPS en geven zij een betrouwbaar beeld van de aantallen deelnemers en uitstappers.
Vraag 5 en 7
Vindt u dat mondelinge afspraken met de samenwerkende hulpverlenende instanties volstaan?
Zo ja, kunt u dit toelichten?
Deelt u de mening dat subsidies alleen verstrekt dienen te worden wanneer er duidelijke,
schriftelijke afspraken liggen waarop een organisatie kan worden afgerekend, zodat
dit in de toekomst tot goede resultaten zal leiden? Zo ja, hoe gaat u deze werkwijze
realiseren?
Antwoord 5 en 7
In het kader van een subsidierelatie dienen de belangrijkste en formele afspraken
schriftelijk te worden vastgesteld, zoals in het kader van de uitstapprogramma’s is
gebeurd. Mondelinge afspraken volstaan dus niet.
Op basis van de subsidieregeling van het ministerie van Veiligheid en Justitie dient
de subsidie-ontvanger verder een zodanig ingerichte administratie te voeren, dat daaruit
te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en
verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.