33 000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2012

Nr. 68 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 december 2011

Hierbij doe ik u de stand van zaken met betrekking tot de overdracht van de uitstapprogramma’s voor prostituees aan gemeenten toekomen, zoals ik heb toegezegd tijdens het Algemeen Overleg prostitutie en mensenhandel d.d. 16 november jl. (Kamerstuk 28 638, nr. 70)

Regeling Uitstapprogramma’s Prostituees (RUPS)

De overdracht vloeit voort uit de Regeling Uitstapprogramma’s Prostituees (RUPS); een tijdelijke subsidieregeling met een looptijd van twee jaar, die in het leven is geroepen naar aanleiding van een amendement op de toenmalige Justitiebegroting van 2008. In dat kader heb ik tijdens de behandeling van de Wet Regulering Prostitutie in de Tweede Kamer op 15 maart jl. (Handelingen II 2010/11, nr. 60, item 29, blz. 47–78) aangegeven mij te zullen inspannen voor een warme overdracht van de uitstapprogramma’s aan gemeenten.

Teneinde de overname van de uitstapprogramma’s door de betreffende gemeenten zorgvuldig te laten verlopen heb ik tijdens de begrotingsbehandeling voor 2011 in eerste instantie – naar aanleiding van het amendement Rouvoet (Christen Unie) – de toezegging gedaan om de RUPS instellingen een overbruggingsperiode te geven tot 1 juli 2011. Vervolgens heb ik ten tijde van het debat over de voorjaarsnota op 28 juni jl. – naar aanleiding van de motie van het lid Schouten (Christen Unie) – toegezegd dat de reeds toegekende middelen tot het einde van het jaar 2011 kunnen worden besteed.

De meeste gemeenten hebben in een vroeg stadium aangegeven de uitstapprogramma’s te zullen borgen. In april dit jaar heb ik gemeenten, die de borging van uitstapprogramma’s nog niet geregeld hadden, opgeroepen hiervoor zorg te dragen. Voorts heb ik daarop volgend in juni een tweede oproep gedaan met toezending van de evaluatie RUPS van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (van april 2011)1 en de daarbij horende handreiking «Een goede opstap naar uitstappen», en wederom het belang van het continueren en structureel maken van de uitstapprogramma’s op lokaal niveau benadrukt. Daar waar nodig heb ik gemeenten extra aangespoord om de financiële verantwoordelijkheid over te nemen.

Stand van zaken gemeenten

Ten behoeve van de stemming over het tijdens de vaststelling van de begroting ingediende amendement van het lid Schouten (CU)2, omtrent de financiering van uitstapprogramma’s voor prostituees voor het jaar 2012, heb ik nog eens zorgvuldig nagegaan welke gemeenten de uitstapprogramma’s – dan wel een substantieel deel daarvan – zullen voortzetten.

In dat kader kan ik concluderen dat de warme overdracht zeer positief is verlopen en dat doet mij deugd. Van de in totaal 13 gemeenten hebben 10 gemeenten de uitstapprogramma’s structureel ingebed in het reguliere beleid. Bij 2 gemeenten (Deventer en Amsterdam), vindt er binnenkort besluitvorming plaats over de omvang en invulling van de uitstapprogramma’s, maar daarvan heb ik de verwachting dat ze door zullen gaan. Een gemeente (Breda) heeft vanwege het geringe aantal aanmeldingen in de afgelopen periode juli–half oktober 2011, gekozen voor inbedding van hulpverlening aan prostituees binnen het reguliere werk van de instellingen. Uiteraard wordt daarbij gebruik gemaakt van de tijdens het programma opgebouwde expertise en de tussen instellingen gemaakte afstemmingsafspraken.

Controleerbaarheid en administratie RUPS

De heer Elissen (PVV) heeft in de toelichting van zijn motie3 ten tijde van het Verslag Algemeen Overleg prostitutie en mensenhandel d.d. 29 november jl. twee constateringen gedaan, te weten dat uit de evaluatie van de RUPS zou blijken dat er een duidelijk gebrek zou zijn aan goede afspraken vooraf over de invulling van de RUPS-subsidie, registratie van de deelnemers en voorwaarden tot deelname. Daarnaast zou er geen deugdelijke administratie hebben plaatsgevonden betreffende de instroom, doorstroom en uitstroom. Ik heb destijds toegezegd hierop te zullen terugkomen bij gelegenheid van deze brief. Het beeld dat wordt geschetst herken ik niet. Uit het reeds genoemde evaluatierapport van de RUPS blijkt dat de aanvragers tevreden waren over de regeling en de communicatie daarover. Daarnaast worden in dit rapport de resultaten ten aanzien van de instroom, doorstroom en uitstroom overzichtelijk gepresenteerd.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven