Vragen van het lid Kooiman (SP) aan de minister van Veiligheid en Justitie over het rapport politiekorps Limburg-Zuid (ingezonden 15 december 2011).

Antwoord van staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 30 januari 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1184.

Vraag 1

Kent u het rapport naar aanleiding van de visitatie van het politiekorps Limburg-Zuid, waarin stevige kritiek wordt geuit op het functioneren van dit korps? Bent u bereid dit rapport aan de Kamer te doen toekomen?1

Antwoord 1

Ja. Het rapport van de visitatiecommissie en de daaraan ten grondslag liggende documenten zijn – conform de MvT van het besluit kwaliteitszorg politie 24 juni 1999 – openbaar. Ik heb een exemplaar bijgevoegd.

Vraag 2, 3 en 5

Wat is uw reactie op de bevindingen in het rapport? Deelt u de conclusies die weergegeven worden? Kunt u uw antwoord toelichten?

Klopt het dat de korpsleiding de relatie met de burger niet op de eerste plaats stelt? Wat vindt u hiervan?

Klopt het dat de korpschef zich in het rapport hardop afvraagt of het korps zich nog veel moet aantrekken van de ontevreden burger? Wat vindt u van een dergelijke uitspraak?

Antwoord 2, 3 en 5

Ik verwijs u kortheidshalve naar mijn antwoorden op de vragen van lid Kuiken (PvdA), ingezonden 15 december 2011 (vraagnummer 2011Z26373).

Vraag 4

Klopt het dat er sprake is van een geïsoleerde korpsleiding en een gesloten korps met een naar binnen gerichte cultuur? Klopt het dat het korps veel begint, maar weinig afmaakt? Wat betekent dit voor de kwaliteit van het te leveren politiewerk?

Antwoord 4

Voor uw vraag over de cultuur binnen het korps verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 6 van lid Kuiken (PvdA), ingezonden 15 december 2011 (vraagnummer 2011Z26373).

De Ondernemingsraad van het korps heeft mij laten weten dat hij de opmerking dat het korps veel begint, maar weinig afmaakt herkenbaar vindt. De Ondernemingsraad ziet echter ook een proces van vernieuwing en verbetering. Zo wordt er herkenbaar meer gestuurd op vakmanschap en eigen verantwoordelijkheid, wordt er meer mét in plaats van over elkaar gesproken en is de positie van de wijkagent verbeterd. De neerwaartse spiraal wordt langzaamaan omgebogen. Uit gesprekken met het korps en uit verschillende voortgangsrapportages maak ik op dat de kwaliteit van het te leveren politiewerk ruim voldoende is.

Vraag 6 en 8

Is, gezien de uitkomsten van dit rapport, deze korpschef volgens u wel geschikt als kwartiermaker voor de nieuw te vormen regionale eenheid Limburg? Kunt u uw antwoord toelichten?

Waarom is voor de functie van kwartiermaker gekozen voor de korpschef van Limburg-Zuid en niet die van Limburg-Noord?

Antwoord 6 en 8

In 2011 heb ik, na een zorgvuldig en breed zoekproces, de kwartiermakers voor de regionale eenheden en de kwartiermaker voor de landelijke eenheid aangewezen. Hierbij stond het belang om de functie van regionale en landelijke politiechef in te vullen op basis van kwaliteit en complementariteit voorop.

De kwartiermakers treffen sinds 1 augustus 2011 voorbereidingen voor het nieuwe landelijke politiekorps zodat de nationale politie van start kan gaan als het parlement instemt met de nieuwe Politiewet. Na inwerkingtreding van de nieuwe Politiewet worden deze kwartiermakers, onder het voorbehoud dat zij goed gefunctioneerd hebben als kwartiermaker, voorgedragen voor de functie van politiechef van de regionale of landelijke eenheid (gerede kandidaatprocedure).

Vraag 7

Is er ook een visitatie gedaan van het korps Limburg-Noord? Wat waren daarvan de uitkomsten?

Antwoord 7

In het kader van het evaluatiestelsel kwaliteitszorg bij de Nederlandse Politie heeft op 1 december 2011 de visitatie van het politiekorps Limburg-Noord plaatsgevonden. De korpsbeheerder heeft mij het rapport op 9 januari 2012 schriftelijk aangeboden.

De visitatiecommissie roept het korps Limburg-Noord op meer aandacht te schenken aan crisis- en rampenbestrijding, het lerend vermogen van de korps kan nog worden verbeterd en de evaluatie en borging van geboekte resultaten behoeft aandacht. Voor het overige oordeelt de visitatiecommissie positief.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Kuiken (PvdA), ingezonden 15 december 2011 (vraagnummer 2011Z26373).

Naar boven