Vragen van het lid Çelik (PvdA) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de consequenties van de feitelijke fusie van ROC Flevoland en het ROC van Amsterdam (ingezonden 7 oktober 2011).

Antwoord van minister Bijsterveld-Vliegenthart (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 25 januari 2012).

Vraag 1

Herinnert u zich uw antwoorden op de schriftelijke vragen in 2008 over de fusie van ROC’s?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Verandert het bericht dat alle vier de bestuurders van het veel kleinere ROC Flevoland dankzij de samenwerking met het ROC van Amsterdam nu in de top tien van best betaalde ROC-bazen zitten2 iets aan uw destijds afwachtende houding? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 2

Ik heb destijds geen afwachtende houding aangenomen. Ik heb de Inspectie van het Onderwijs onderzoek laten doen (augustus 2010) naar de samenwerkingsconstructie. Ik heb met de betrokken Colleges een gesprek gevoerd en kon op basis van de stukken en de uitkomsten van het onderzoek van de Inspectie geen aanwijzingen vinden dat er sprake zou zijn van een formele fusie.

Ik deel uw mening dat in deze casus samenwerking zeker niet mag leiden tot een stijging van de beloning van één van de bestuurders. Sterker nog, dat keur ik ten zeerste af en ik heb dat de betrokken Raad van Toezicht inmiddels laten weten. De toezichthouder dient als werkgever van de collegeleden te komen tot een maatschappelijk aanvaardbare beloning. Om de topinkomens van de bestuurders in de publieke en semipublieke sector te normeren en daarop, indien nodig, te kunnen ingrijpen, heeft het kabinet het wetsvoorstel «normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector» (WNT) ingediend. Afhankelijk van de behandeling door de Eerste Kamer, treedt de WNT vermoedelijk in 2013 in werking. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de WNT voer ik sinds enige tijd al actief beleid om topinkomens van onderwijsbestuurders tegen te gaan. In dit verband verwijs ik u naar de aan uw Kamer hierover gezonden brief (TK 31 288 nr. 147).

Tevens heb ik de Inspectie van het Onderwijs gevraagd om nu aanvullend onderzoek te doen naar de door het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland toegepaste constructie van samenwerking. De hogere bezoldiging van deze bestuurder lijkt op zijn minst erop, dat gehandeld wordt als ware dit een fusie. Ik zal u op de hoogte stellen van de uitkomsten van dit onderzoek en de stappen die ik op basis daarvan denk te gaan zetten.

Vraag 3

Vindt u dat het zogenaamd veel ingewikkelder werk, dat het besturen van deze samenwerkende ROC zou betekenen, een rechtvaardiging vormt voor zo’n buitenproportionele beloning? Zo ja, waarom? Zo neen, heeft u dit deze bestuurders al laten weten?

Antwoord 3

Nee, zie verder mijn antwoord op vraag 2.

Vraag 4

Neemt u voor lief dat er zo publiek geld wordt onttrokken aan het primaire proces? Zo neen, wat gaat u hiertegen ondernemen?

Antwoord 4

Zie mijn antwoord op vraag 3.

Vraag 5

Ontvangt u, net als wij, klachten van burgers, docenten en studenten over deze ontwikkeling? Zo ja, hoe reageert u daarop?

Antwoord 5

Neen, voor zover mij nu bekend is, zijn hierover geen klachten bij mijn ministerie binnengekomen


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2007–2008, nrs. 1906 en 3007

X Noot
2

«Topbeloningen 2010 in mbo, hbo en wo. Een half miljoen onder de streep» in Het Onderwijsblad, 1 oktober 2011.

Naar boven