Vragen van het lid Van Veldhoven-van der Meer (D66) aan de ministers van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en van Buitenlandse Zaken over kinderarbeid bij hazelnotenproductie in Turkije. (ingezonden 21 oktober 2010).

Mededeling van staatssecretaris Bleker (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) (ontvangen 2 november 2010).

Vraag 1

Bent u bekend met de uitzending van EenVandaag inzake kinderarbeid in Turkije?1

Vraag 2

Onderschrijft u de bevindingen van de reportage, dat grote groepen kinderen in Turkije kinderarbeid verrichten in de seizoenspluk van onder andere hazelnoten?

Vraag 3

In welk stadium zijn de onderhandelingen over de toetreding van Turkije tot de Europese Unie op het punt van de mensenrechten, en in het bijzonder het verbod op kinderarbeid? Op welke manier houdt de Europese Commissie er toezicht op, dat dit verbod ook in de praktijk wordt gehandhaafd? Hoe verklaart u dan de conclusies van de reportage ten aanzien van de omvang van de kinderarbeid in de notensector?

Vraag 4

Bent u bereid de kwestie van kinderarbeid direct bij uw ambtgenoot en indirect via de onderhandelingen over toetreding tot de Europese Unie bij de Turkse regering aan te kaarten?

Vraag 5

Hoe groot is de rol van Nederland in de verwerking van hazelnoten die uit verdachte gebieden komen? Welke bedrijven in Nederland zijn grootverbruikers van hazelnoten uit de verdachte gebieden? Bent u bereid in samenwerking met onder andere de sector, ontwikkelingsorganisaties en overheden de mogelijkheden te onderzoeken voor een initiatief duurzame handel noten?

Mededeling

Op 21 oktober 2010 zijn Kamervragen gesteld aan de ministers van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en van Buitenlandse Zaken over kinderarbeid bij de hazelnotenpluk in Turkije door de leden Gesthuizen en Irrgang (beiden SP) en Voordewind (ChristenUnie) onder kenmerk 2010Z15087, het lid Ferrier (CDA) onder kenmerk 2010Z15088, het lid Van Veldhoven-van der Meer (D66) onder kenmerk 2010Z15089 en het lid Braakhuis (GroenLinks) onder kenmerk 2010Z15102.

Gelet op de noodzakelijke afstemming met bedrijven en andere betrokken relevante partijen, en andere ministeries, zal een zorgvuldige beantwoording van de vragen binnen de geldende termijn van drie weken niet mogelijk zijn. De beantwoording zal zo spoedig mogelijk aan uw Kamer worden aangeboden.


XNoot
1

Eenvandaag, 19 oktober 2010.

Naar boven