Vragen van het lid Ortega-Martijn (ChristenUnie) aan de minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksaangelegenheden over de rechtmatigheid van de Kamerverkiezingen voor wat betreft de BES-eilanden (ingezonden 9 maart 2011).

Antwoord van minister Donner (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 29 maart 2011).

Vraag 1

Bent u op de hoogte van het feit dat de drie BES-eilanden gezamenlijk niet voldoende kiezers huisvesten om de kiesdeler voor de Tweede Kamer te halen?1

Antwoord 1

Ja, dit is reeds vermeld in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Kieswet in verband met de nieuw staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Kamerstukken 2008–2009, 31 956, nr. 3, p. 6).

Vraag 2, 3

Deelt u de mening dat gezien voorgaande het stelstel van evenredige vertegenwoordiging geen garantie vormt dat de BES-eilanden in het staatsbestel van Nederland hun stem kunnen laten horen? Acht u dit met mij een onwenselijke situatie voor in het bijzonder die zaken die de BES-eilanden specifiek aangaan? Zo nee, waarom niet?

Op welke wijze bent u voornemens gehoor te geven aan de wens van de Kamer om te onderzoeken welke mogelijkheden er denkbaar zijn om te verzekeren dat de stem van de Nederlandse perifere gebieden in het Nederlandse staatsbestel gehoord wordt?2

Antwoord 2, 3

Voormalig staatssecretaris Bijleveld heeft over de motie van mevrouw Ortega-Martijn bij de behandeling van de wijziging van het Statuut (Handelingen 2009–2010,76-6503-6505) al opgemerkt dat binnen het Nederlandse bestel van evenredige vertegenwoordiging geen ruimte is om voor bepaalde delen van het land een zetel in het parlement te reserveren, of vertegenwoordigers van bepaalde gebieden toe te voegen aan het parlement. Ik meen overigens dat in de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (WolBES) voldoende maatregelen zijn getroffen om ervoor zorg te dragen overleg te plegen, in zaken die deze eilanden in het bijzonder aangaan. Ik verwijs hiervoor naar de artikelen 207 tot en met 214 en in het bijzonder artikel 209 van de WolBES.

Tenslotte verwijs ik u naar de brief van staatssecretaris Bijleveld van 6 mei 2010 (Kamerstukken II 2009/10, 31 568, nr. 70) waarin is weergegeven op welke wijze Bonaire wordt betrokken bij de totstandkoming van voor het eiland relevante regels en beleidsvoornemens. De concrete afspraken die daarover gemaakt zijn, treft u in de bijlage aan.3 Een en ander geldt vanzelfsprekend ook voor Sint Eustatius en Saba. Op deze wijze is uitvoering gegeven aan de motie Ortega-Martijn.


X Noot
1

Aanvullende vragen van het lid Ortega-Martijn (ChristenUnie), 31 januari 2011 (vraagnummer: 2011Z01768).

X Noot
2

Motie Ortega-Martijn 32 213 (R1903), nr. 43.

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven