Besluit van de Directeur-Generaal van de statistiek tot het verlenen van mandaat aan De Nederlandsche Bank N.V. voor de verwerving van gegevens bij financiële instellingen ten behoeve van het opstellen van o.a. de sectorrekeningen en tot het opleggen van bestuurlijke maatregelen bij overtreding van de rapportageverplichtingen op grond van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek (Mandaatbesluit samenwerking DNB-CBS 2016)

De Directeur-Generaal van de statistiek,

Gelet op de artikelen 33, derde lid, 37, 43 en 51 van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek en de artikelen 2, onderdeel j, 3, 10 en 12 van het Besluit gegevensverwerving CBS;

Gelet op artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht en de schriftelijke instemming van De Nederlandsche Bank N.V. van 16 februari 2016, kenmerk 2016/86330;

Gelet op de artikelen 10:1 tot en met 10:10 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. CBS-wet:

de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek;

b. Besluit:

het Besluit gegevensverwerving CBS (Stb. 2003, 552);

c. CBS:

het Centraal bureau voor de statistiek;

d. Directeur-Generaal:

de Directeur-Generaal van de statistiek, bedoeld in artikel 8 van de CBS-wet;

e. DNB:

De Nederlandsche Bank N.V.;

f. financiële instellingen:

de krachtens artikel 33, derde lid, van de CBS-wet, in samenhang met artikel 2, onderdeel j, van het Besluit, aangewezen ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen die activiteiten ontplooien op het terrein van de financiële dienstverlening;

g. ESR 2010:

het Europees rekeningenstelsel 2010, als bedoeld in de Verordening (EG) nr. 549/2013 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese unie;

h. sectoren en subsectoren:

de onderscheiden institutionele sectoren en subsectoren, genoemd in hoofdstuk 2 van ESR 2010, met de bijbehorende ESR-code;

i. sectorrekeningen:

de financiële rekeningen en balansen en de lopende rekeningen van de sectoren en subsectoren, op kwartaal- en jaarbasis;

j. Verordening (EG) nr. 2533/98:

Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van de Europese Unie van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank;

k. Verordening (EG) nr. 223/2009:

Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek1,;

l. samenhangende statistieken:

de met een volledig rekeningenstelsel samenhangende statistieken op het terrein van onder meer de Aanbod- en Gebruiktabellen (AGT) en de Structural Business Statistics (SBS);

m. micro-informatie:

statistische gegevens die betrekking hebben op een individuele informatieplichtige of enig andere natuurlijke of rechtspersoon, lichaam of bijkantoor.

Artikel 2

  • 1. DNB oefent, met inachtneming van de in artikel 3 bedoelde algemene instructies, in naam van de Directeur-Generaal de volgende bevoegdheden uit:

    • a. het opvragen bij financiële instellingen van de gegevens, bedoeld in artikel 3 met name (onderdelen a tot en met l) en artikel 10 van het Besluit, die relevant zijn voor het opstellen van sectorrekeningen en andere (samenhangende) statistieken;

    • b. het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de CBS-wet aan een financiële instelling die de in onderdeel a bedoelde gegevens niet, niet tijdig of niet juist en volledig verstrekt;

    • c. het opleggen van een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 51 van de CBS-wet aan een financiële instelling die de in onderdeel a bedoelde gegevens niet, niet tijdig of niet juist en volledig verstrekt;

    • d. het beslissen op een bezwaar tegen een door DNB krachtens dit mandaatbesluit genomen besluit, waaronder een beschikking van DNB tot het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom;

    • e. het aanmanen tot betaling of het invorderen bij dwangbevel van een door een financiële instelling verschuldigde bestuurlijke boete;

    • f. het aanmanen tot betaling of het invorderen bij dwangbevel van een door een financiële instelling verbeurde dwangsom.

  • 2. Voor de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, stelt DNB na overleg met het CBS per onderscheiden categorie financiële instellingen de inhoud van de rapportages vast. Leidend hierbij zijn de statistische leveringsverplichtingen van het CBS en DNB aan Eurostat en aan de Europese Centrale Bank op het gebied van de sectorrekeningen en andere (samenhangende) statistieken, inclusief de aan de te leveren gegevens gestelde kwaliteitsnormen, alsmede de praktische haalbaarheid van de gegevensverwerving en de lasten die deze verwerving voor de financiële instellingen met zich brengt.

  • 3. De bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, worden uitgevoerd door de medewerkers van DNB die daarmee door DNB zijn belast.

Artikel 3

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 130 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en artikel 7 van de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank, gelden ter zake van de uitoefening van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde bevoegdheden de volgende algemene instructies:

    • a. bij de uitoefening van de in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, bedoelde bevoegdheid neemt DNB het bepaalde in de artikelen 33, vierde lid, 37, 38 en 39 van de CBS-wet en artikel 12 van het Besluit in acht;

    • b. bij de uitoefening van de in artikel 2, eerste lid, onderdelen b en e, bedoelde bevoegdheden oefent DNB tevens de bevoegdheden uit als bedoeld in de artikelen 44 tot en met 50 van de CBS-wet;

    • c. bij de uitoefening van de in artikel 2, eerste lid, onderdelen c en f, bedoelde bevoegdheden oefent DNB tevens de bevoegdheden uit als bedoeld in artikel 52 van de CBS-wet;

    • d. een beslissing op een bezwaarschrift wordt niet genomen door een medewerker van DNB die het besluit heeft genomen waartegen het bezwaar zich richt;

    • e. een besluit van DNB dat krachtens dit Mandaatbesluit is genomen of een schriftelijke handeling van DNB die krachtens dit Mandaatbesluit is verricht, vermeldt aan het slot: ‘De Directeur-Generaal van de statistiek, namens deze, De Nederlandsche Bank N.V.,’;

    • f. het door DNB te voeren handhavingsbeleid ter zake van het opleggen van lasten onder dwangsom en van bestuurlijke boetes wordt vastgesteld in overleg met de Directeur-Generaal. Beleidsregels van DNB ter zake van de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden vastgesteld in overleg met de Directeur-Generaal;

    • g. micro-informatie is vertrouwelijk en kan slechts worden verstrekt aan derden voor zover toegestaan onder Verordening (EG) nr. 2533/98 en Verordening (EG) nr. 223/2009. Ten aanzien van de aan DNB verstrekte micro-informatie is het geheimhoudingsregime van artikel 8 (Geheimhoudingsplicht) van Verordening (EG) nr. 2533/98 van toepassing. Op deze gegevens blijft tevens hoofdstuk V (Statistische geheimhouding) van Verordening (EG) nr. 223/2009 van toepassing. Bij het uitwisselen van micro-informatie nemen het CBS en DNB de voor hen geldende bepalingen inzake geheimhouding van die gegevens, voortvloeiende uit nationale en Europese regelgeving, in acht.

  • 2. Specifieke instructies per geval van de Directeur-Generaal aan DNB ter zake van de uitoefening van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde bevoegdheden hebben geen betrekking op taken en plichten die DNB heeft uit hoofde van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB).

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 5

  • 1. Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit samenwerking DNB-CBS 2016.

  • 2. Het Mandaatbesluit sectorrekeningen financiële instellingen (Scrt. 14 november 2005, nr. 221. Pagina 28) wordt ingetrokken.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 23 februari 2016

De Directeur-Generaal van de statistiek T.B.P.M. Tjin-A-Tsoi

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Dit mandaatbesluit vervangt het Mandaatbesluit sectorrekeningen financiële instellingen van 14 november 2005 (gepubliceerd in Staatscourant van 14 november 2005, nr. 221).

Het Mandaatbesluit 2005 heeft alleen betrekking op sectorrekeningen. De reikwijdte van het Mandaatbesluit 2005 moet worden verbreed omdat CBS en DNB de samenwerking tussen beide instanties willen uitbreiden. De intensievere samenwerking heeft mede ten doel de uitvoeringskosten en de responslasten voor beide instanties en berichtgevers te verlagen. Daarnaast zal de nauwere samenwerking bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit van Europese statistieken. Er zijn ook enkele technische en redactionele aanpassingen van het mandaatbesluit uit 2005 nodig in verband met wijzigingen in de EU-regelgeving. Het Europees rekeningenstelsel 1995 werd bij EU-verordening nr. 549/2013 herzien. Bij deze verordening is het Europees rekeningenstelsel 2010 (‘ESR 2010’) vastgesteld. Ook is Verordening 322/97 inmiddels vervangen door Verordening 233/2009 en is Verordening 2533/98 in 2015 gewijzigd.

De inhoud van het mandaatbesluit uit 2005 is in dit nieuwe mandaatbesluit voor het overige in stand gebleven. Uit oogpunt van inzichtelijkheid is er voor gekozen het mandaatbesluit geheel opnieuw vast te stellen en niet te volstaan met een wijziging van het mandaatbesluit uit 2005. De hieronder opgenomen toelichting is nagenoeg identiek aan de toelichting die was opgenomen bij het mandaatbesluit uit 2005.

Met ingang van 3 januari 2004 is de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek (Stb. 2003, 516; hierna: de CBS-wet) in werking getreden. Deze CBS-wet biedt in artikel 33, derde lid, een wettelijke grondslag voor de bevoegdheid van de Directeur-Generaal van de statistiek om ten behoeve van statistische doeleinden bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gegevens op te vragen bij daarbij aangewezen categorieën van ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren instellingen en rechtspersonen. Deze algemene maatregel van bestuur is het Besluit gegevensverwerving CBS (Stb. 2003, 552), dat eveneens op 3 januari 2004 in werking is getreden. Op grond van artikel 2, onderdeel j, van dit Besluit gegevensverwerving CBS worden ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren instellingen en rechtspersonen aangewezen die activiteiten ontplooien op het terrein van de financiële dienstverlening. De gegevens die bij deze financiële instellingen kunnen worden opgevraagd door het CBS, zijn opgesomd in de artikelen 3 en 10 van het Besluit gegevensverwerving CBS en betreffen onder meer gegevens over de economische activiteiten, de kosten, de resultatenrekening en de balans en balansmutaties.

De gegevens die op grond van artikel 33 van de CBS-wet worden opgevraagd bij een veelvoud aan instellingen en entiteiten – waaronder dus de financiële instellingen – zijn onder meer nodig om de zogeheten Sectorrekeningen (omvattende enerzijds Lopende niet-financiële rekeningen en anderzijds Financiële rekeningen en balansen) te kunnen opstellen. De sectorrekeningen geven voor elk der institutionele sectoren een systematische beschrijving van de verschillende onderdelen van het economisch proces: productie, inkomensvorming, inkomensverdeling, inkomensbesteding en financiële en niet-financiële accumulatie. De sectorrekeningen bevatten ook balansen voor een beschrijving van de standen aan activa en passiva aan het begin en het eind van een verslagperiode. Deze rekeningen worden op dit moment op jaar- en kwartaalbasis opgesteld.

Naast de verzameling van gegevens ten behoeve van de sectorrekeningen, voorziet dit mandaat-besluit ook in de verzameling van gegevens ten behoeve van de met de sectorrekeningen samenhangende statistieken, zoals statistieken op het terrein van onder meer de Aanbod- en Gebruiktabellen (AGT) en de Structural Business Statistics (SBS) en andere statistieken.

Hoofdlijnen van het mandaatbesluit

Dit Mandaatbesluit samenwerking DNB-CBS 2016 strekt ertoe dat een deel van de aan de Directeur-Generaal van de statistiek geattribueerde bevoegdheid als bedoeld in artikel 33 van de CBS-wet – namelijk het opvragen van economisch en financieel getinte gegevens bij de financiële instellingen – wordt gemandateerd aan De Nederlandsche Bank N.V. (hierna: DNB). Dat dit deel van deze CBS-taak aan DNB wordt gemandateerd, houdt verband met het feit dat DNB, als één van de nationale centrale banken (NCB’s) binnen het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB), de Europese Centrale Bank (ECB) dient bij te staan bij het verzamelen van de benodigde statistische gegevens2. Een groot deel van de gegevens die DNB in dat kader aan de ECB dient te leveren, komt overeen met de gegevens die op grond van artikel 33 van de CBS-wet worden opgevraagd bij onder meer de financiële instellingen.

Bovendien komt DNB op grond van de bestaande Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 (Wfbb 1994) en de Rapportagevoorschriften betalingsbalansrapportages 2003 (RV 2003; – t. 2003, 38) nu al een taak toe bij de verwerving bij onder meer financiële instellingen van de gegevens die nodig zijn voor het opstellen van de Nederlandse betalingsbalans, dat wil zeggen gegevens met een grensoverschrijdend karakter. Voorts draagt DNB bij aan de opstelling van statistieken van de ECB van het eurogebied, bijvoorbeeld de monetaire en rente-statistieken en statistieken over diverse financiële subsectoren op basis van verordeningen en richtsnoeren van de ECB. Ten behoeve van het opstellen van de monetaire statistieken moeten financiële ondernemingen bij DNB zogeheten SE-rapportages indienen.

In dit licht bezien ligt het in de rede DNB bij dit mandaatbesluit ook te belasten met het verzamelen bij de financiële instellingen van nationale, dus niet-grensoverschrijdende, gegevens van economische en financiële aard. Dit is tevens van belang in het kader van het streven naar reductie van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven, waarop hieronder nader wordt ingegaan.

Dit Mandaatbesluit vloeit verder voort uit afspraken tussen het CBS en DNB over de taakverdeling bij het opstellen van de sectorrekeningen en andere (samenhangende) statistieken. Om een solide uitvoering van de statistische taken van het CBS op grond van de CBS-wet te waarborgen, is gekozen voor een mandaatconstructie waarbij aan DNB niet alleen de bevoegdheid is gemandateerd om gegevens op te vragen bij de financiële instellingen, maar ook de bevoegdheid om sancties op te leggen – in de vorm van een last onder dwangsom en/of een bestuurlijke boete – aan een financiële instelling die de gevraagde gegevens niet, niet tijdig of niet juist en volledig verstrekt. Ook is bij dit Mandaatbesluit de bevoegdheid aan DNB gemandateerd om te beslissen op een bezwaar tegen een beschikking waarbij aan een financiële instelling een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete is opgelegd. Uit praktische overwegingen is ten slotte ook de aanmaning tot betaling en de invordering bij dwangbevel van verbeurde dwangsommen of van verschuldigde boetes aan DNB gemandateerd, voor zover die bedragen voortvloeien uit de door haar genomen sanctiebesluiten.

Administratieve lasten

Zoals hierboven betoogd hebben entiteiten die rapportageplichtig zijn voor de sectorrekeningen, waaronder de financiële instellingen, nog andere gelijkwaardige rapportageverplichtingen. In het verleden moest een deel van de financiële instellingen afzonderlijke rapportages ingediend en bij verschillende autoriteiten (deels CBS, deels DNB). Dit Mandaatbesluit beoogt de administratieve lastendruk, die voortvloeit uit onder meer Europese regelgeving, te beperken, door te regelen dat financiële instellingen de door hen te verstrekken gegevens met een nationaal dan wel een grensoverschrijdend karakter slechts aan één autoriteit (DNB) moeten verstrekken en niet meer aan twee autoriteiten (het CBS én DNB). Extra efficiencywinst wordt gerealiseerd doordat zoveel mogelijk wordt gewerkt met geïntegreerde rapportageformulieren.

Rechtsbescherming

Op grond van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat voor belanghebbenden gedurende zes weken bezwaar open tegen onder meer een krachtens dit Mandaatbesluit genomen beschikking van DNB waarbij aan een financiële instelling een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete is opgelegd. Tegen een dergelijke beslissing op bezwaar – welke beslissing krachtens dit Mandaatbesluit dus eveneens door DNB wordt genomen – staat op zijn beurt gedurende zes weken beroep open bij de bestuursrechter (dat wil zeggen de sector bestuursrecht van de bevoegde rechtbank) en vervolgens hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Voor deze (hoger) beroepsprocedures geldt dat deze, in lijn met de voorafgaande bezwaarschriftprocedures, door DNB worden afgehandeld.

De aanmaning tot betaling en de invordering bij dwangbevel van een door een financiële instelling verschuldigde boete of van een verbeurde dwangsom, is geregeld in artikel 49 van de CBS-wet respectievelijk in artikel 5:33 in samenhang met artikel 5:26, tweede tot en met vierde lid, van de Awb. Vindt de invordering plaats bij dwangbevel, dan staat tegen dit dwangbevel verzet open bij de burgerlijke rechter, gedurende zes weken na de dag van betekening ervan.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Definities

Het begrip ‘financiële instellingen’ is opgenomen in artikel 2, aanhef en onderdeel j, van het Besluit gegevensverwerving CBS. In deze bepaling is de reikwijdte van dit begrip niet verder uitgewerkt. Dit verzamelbegrip ziet op een groot aantal verschillende soorten instellingen en ondernemingen, waaronder kredietinstellingen (het bankwezen), verzekeraars (levens-, schade- en zorgverzekeraars), pensioenfondsen, beleggingsinstellingen, clearingmembers, bewaarbedrijven, Special Purpose Vehicles, bijzondere financiële instellingen en overige financiële instellingen (OFI’s). In hoofdstuk 2 van ESR 2010 zijn deze instellingen opgenomen onder ESR-sectorcode S.12. De overige definities spreken voor zichzelf en behoeven geen toelichting.

Artikel 2 Gemandateerde bevoegdheden

In artikel 2, eerste lid, van dit Mandaatbesluit zijn de bevoegdheden opgesomd die krachtens dit mandaat aan DNB worden opgedragen. De belangrijkste bevoegdheid in dit verband betreft het opvragen van de in artikel 3 (algemene gegevens) en artikel 10 (specifieke gegevens) van het Besluit gegevensverwerving CBS opgesomde gegevens bij financiële instellingen. Ten aanzien van deze gegevens is in dit Mandaatbesluit in beginsel een beperking aangebracht: het gaat met name om de gegevens als bedoeld in artikel 3, onder a tot en met l, en artikel 10 van het Besluit gegevensverwerving CBS. Dit mandaat kan echter ook betrekking hebben op de gegevens als bedoeld in artikel 3, onder m tot en met s, van dit Besluit, indien DNB uit efficiency overwegingen deze beter kan verzamelen, hoewel die gegevens niet financieel van aard zijn.

De in artikel 2, eerste lid, onder a, van dit Mandaatbesluit bedoelde bevoegdheid – dat wil zeggen de aan DNB gemandateerde bevoegdheid om namens het CBS bepaalde gegevens bij financiële instellingen op te vragen -omvat mede de selectie door DNB van een financiële instelling als rapportageplichtig entiteit. Op grond van artikel 2, tweede lid, van dit Mandaatbesluit stelt DNB na overleg met het CBS de inhoud van de rapportage vast.

Artikel 3 Algemene en specifieke instructies

Op grond van artikel 10:6 van de Awb kan de mandaatgever (de Directeur-Generaal van de statistiek) de gemandateerde (DNB) per geval of in het algemeen instructies geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. De algemene instructies zijn in dit Mandaatbesluit gebundeld in het eerste lid van artikel 3. Bij deze instructies is kortheidshalve verwezen naar een aantal bepalingen in de CBS-wet en het Besluit gegevensverwerving CBS.

Tot de algemene instructies behoort onder andere dat een beslissing op bezwaar niet wordt genomen door een medewerker die het primaire besluit, waartegen het bezwaar zich richt, heeft genomen. Deze instructie vloeit voort uit artikel 10:3, derde lid, van de Awb en richt zich op de persoon van de medewerker die het primaire besluit heeft opgesteld. Omdat een bezwaarschriftprocedure is bedoeld als volledige heroverweging van het primaire besluit, is een onbevangen beoordeling van de aangevoerde bezwaren vereist en gaat het niet aan dat dezelfde medewerker zowel het primaire besluit als de beslissing op bezwaar opstelt.

Met de algemene instructie van artikel 3, eerste lid, onderdeel g, wordt de geheimhouding van micro-informatie (dus van vertrouwelijke statistische gegevens) gewaarborgd.

In artikel 3, eerste lid, is een verwijzing opgenomen naar artikel 130 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en naar artikel 7 van de Statuten van het Europese Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank (de ESCB-Statuten), waarin het zogeheten onafhankelijkheidsgebod van het Europees Stelsel van Centrale Banken (het ESCB) is neergelegd. Artikel 130 van het EG-Verdrag luidt:

Artikel 130 EG-Verdrag

Bij de uitoefening van de bevoegdheden en het vervullen van de taken en plichten die bij dit Verdrag en de Statuten van het ESCB aan hen zijn opgedragen, is het noch de ECB, noch een nationale centrale bank, noch enig lid van hun besluitvormende organen toegestaan instructies te vragen aan dan wel te aanvaarden van Instellingen of organen van de Gemeenschap, van regeringen van Lidstaten of van enig ander orgaan. De Instellingen en organen van de Gemeenschap alsmede de regeringen van de Lidstaten verplichten zich ertoe dit beginsel te eerbiedigen en niet te trachten de leden van de besluitvormende organen van de ECB of van de nationale centrale banken bij de uitvoering van hun taken te beïnvloeden’.

Dit onafhankelijkheidsgebod is in vrijwel identieke bewoordingen herhaald in artikel 7 van de ESCB-Statuten. Met de verwijzingen wordt gewaarborgd dat DNB dit gebod te allen tijde naleeft, ook bij de uitoefening van statistische taken namens het CBS op basis van dit Mandaatbesluit. Een zelfde waarborg is beoogd met het tweede lid van artikel 3, waarin is bepaald dat (eventuele) specifieke instructies van de Directeur-Generaal aan DNB – dat wil zeggen instructies voor een of meer concrete gevallen, in de zin van artikel 10:6 van de Awb – geen betrekking hebben op de zogeheten stelseltaken van DNB.

Artikel 4 en 5 Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 5 regelt de intrekking van het mandaatbesluit uit 2005.

Den Haag, 23 februari 2016

De Directeur-Generaal van de statistiek T.B.P.M. Tjin-A-Tsoi


X Noot
1

Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende communautaire statistiek en besluit 89/382 EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen.

X Noot
2

Zie hiertoe onder meer artikel 5 van de Statuten van het ESCB en van de ECB, alsmede Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van de statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (Pb. L 318/8)

Naar boven