Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Centraal Bureau voor de Statistiek | Staatscourant 2005, 221 pagina 28 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Centraal Bureau voor de Statistiek | Staatscourant 2005, 221 pagina 28 | Besluiten van algemene strekking |
Besluit van de directeur-generaal van de statistiek tot het verlenen van mandaat aan De Nederlandsche Bank N.V. voor de verwerving van gegevens bij financiële instellingen ten behoeve van het opstellen van de sectorrekeningen en tot het opleggen van bestuurlijke maatregelen bij overtreding van de rapportageverplichtingen op grond van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek (Mandaatbesluit sectorrekeningen financiële instellingen)
De directeur-generaal van de statistiek;
Gelet op de artikelen 33, derde lid, 37, 43 en 51 van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek en de artikelen 2, onderdeel j, 3, 10 en 12 van het Besluit gegevensverwerving CBS;
Gelet op artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht en de schriftelijke instemming van De Nederlandsche Bank N.V. van 19 september 2005, kenmerk Juza/2005/01629/pvdb;
Gelet op de artikelen 10:1 tot en met 10:10 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. CBS-wet: de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek;
b. Besluit: het Besluit gegevensverwerving CBS (Stb. 2003, 552);
c. CBS: het Centraal bureau voor de statistiek;
d. directeur-generaal: de directeur-generaal van de statistiek, bedoeld in artikel 8 van de CBS-wet;
e. DNB: De Nederlandsche Bank N.V.;
f. financiële instellingen: de krachtens artikel 33, derde lid, van de CBS-wet, in samenhang met artikel 2, onderdeel j, van het Besluit, aangewezen ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen die activiteiten ontplooien op het terrein van de financiële instellingen;
g. ESR 1995: het Europees rekeningenstelsel 1995, als bedoeld in de Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van de Europese Unie van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap1;
h. sectoren en subsectoren: de onderscheiden institutionele sectoren en subsectoren, genoemd in hoofdstuk 2 van ESR 1995, met de bijbehorende ESR-code;
i. sectorrekeningen: de financiële rekeningen en balansen en de lopende rekeningen van de sectoren en subsectoren, op kwartaal- en jaarbasis;
j. Verordening (EG) nr. 2533/98: Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van de Europese Unie van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank;
k. Verordening (EG) nr. 322/97: Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad van de Europese Unie van 17 februari 1997 betreffende de com-munautaire statistiek2;
l. samenhangende statistieken: de met een volledig rekeningenstelsel samenhangende statistieken op het terrein van onder meer de Aanbod- en Gebruiktabellen (AGT) en de Structural Business Statistics (SBS);
m. micro-informatie of vertrouwelijke statistische gegevens: statistische gegevens die van dien aard zijn dat zij identificatie van een informatieplichtige of van enig andere natuurlijke of rechtspersoon, lichaam of bijkantoor mogelijk maken, hetzij rechtstreeks op grond van naam, adres of via een officieel toegekende identificatiecode, hetzij indirect door afleiding, en daarmee individuele informatie wordt onthuld (hierna te noemen: micro-informatie).
1. Uitsluitend ten behoeve van statistische doeleinden oefent DNB, met inachtneming van de in artikel 3 bedoelde algemene instructies, in naam van de directeur-generaal de volgende bevoegdheden uit:
a. het opvragen bij financiële instellingen van de gegevens, bedoeld in artikel 3, onderdelen a tot en met l, en artikel 10 van het Besluit, die relevant zijn voor het opstellen van sectorrekeningen en daarmee samenhangende statistieken;
b. het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de CBS-wet aan een financiële instelling die de in onderdeel a bedoelde gegevens niet, niet tijdig of niet juist en volledig verstrekt;
c. het opleggen van een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 51 van de CBS-wet aan een financiële instelling die de in onderdeel a bedoelde gegevens niet, niet tijdig of niet juist en volledig verstrekt;
d. het beslissen op een bezwaar tegen een door DNB krachtens dit mandaatbesluit genomen besluit, waaronder een beschikking van DNB tot het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom;
e. het aanmanen tot betaling of het invorderen bij dwangbevel van een door een financiële instelling verschuldigde bestuurlijke boete;
f. het aanmanen tot betaling of het invorderen bij dwangbevel van een door een financiële instelling verbeurde dwangsom.
2. Voor de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, stelt DNB na overleg met het CBS per onderscheiden categorie financiële instellingen de inhoud van de rapportages vast. Leidend hierbij zijn de statistische leveringsverplichtingen van het CBS en DNB aan Eurostat en aan de Europese Centrale Bank op het gebied van de sectorrekeningen, inclusief de aan de te leveren gegevens gestelde kwaliteitsnormen, alsmede de praktische haalbaarheid van de gegevensverwerving en de lasten die deze verwerving voor de financiële instellingen met zich brengt.
3. De bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, worden uitgevoerd door de medewerkers van DNB die daarmee door DNB zijn belast.
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 108 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en artikel 7 van de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank, gelden ter zake van de uitoefening van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde bevoegdheden de volgende algemene instructies:
a. bij de uitoefening van de in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, bedoelde bevoegdheid neemt DNB het bepaalde in de artikelen 33, vierde lid, 37, 38 en 39 van de CBS-wet en artikel 12 van het Besluit in acht;
b. bij de uitoefening van de in artikel 2, eerste lid, onderdelen b en e, bedoelde bevoegdheden oefent DNB tevens de bevoegdheden uit als bedoeld in de artikelen 44 tot en met 50 van de CBS-wet;
c. bij de uitoefening van de in artikel 2, eerste lid, onderdelen c en f, bedoelde bevoegdheden oefent DNB tevens de bevoegdheden uit als bedoeld in artikel 52 van de CBS-wet;
d. een beslissing op een bezwaarschrift wordt niet genomen door een medewerker van DNB die het besluit heeft genomen waartegen het bezwaar zich richt;
e. een besluit van DNB dat krachtens dit Mandaatbesluit is genomen of een schriftelijke handeling van DNB die krachtens dit Mandaatbesluit is verricht, vermeldt aan het slot: ‘De directeur-generaal van de statistiek, namens deze, De Nederlandsche Bank N.V.,’;
f. het door DNB te voeren handhavingsbeleid ter zake van het opleggen van lasten onder dwangsom en van bestuurlijke boetes wordt vastgesteld in overleg met de directeur-generaal. Beleidsregels van DNB ter zake van de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden vastgesteld in overleg met de directeur-generaal;
g. micro-informatie is geheim en wordt niet verstrekt aan derden. Ten aanzien van de aan DNB verstrekte micro-informatie is het geheimhoudingsregime van artikel 8 (Geheimhoudingsplicht) van Verordening (EG) nr. 2533/98 van toepassing. Op deze gegevens blijft tevens hoofdstuk V (Statistische geheimhouding) van Verordening (EG) nr. 322/97 van toepassing. Bij het uitwisselen van micro-informatie nemen het CBS en DNB de voor hen geldende bepalingen inzake geheimhouding van die gegevens, voortvloeiende uit nationale en Europese regelgeving, in acht.
2. Specifieke instructies per geval van de directeur-generaal aan DNB ter zake van de uitoefening van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde bevoegdheden hebben geen betrekking op taken en plichten die DNB heeft uit hoofde van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB).
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en is voor het eerst van toepassing op de gegevens van de financiële instellingen die betrekking hebben op het eerste kwartaal van 2006.
Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit sectorrekeningen financiële instellingen.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Met ingang van 3 januari 2004 is de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek (Stb. 2003, 516; hierna: de CBS-wet) in werking getreden. Deze CBS-wet biedt in artikel 33, derde lid, een wettelijke grondslag voor de bevoegdheid van de directeur-generaal van de statistiek om ten behoeve van statistische doeleinden bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gegevens op te vragen bij daarbij aangewezen categorieën van ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren instellingen en rechtspersonen. Deze algemene maatregel van bestuur is het Besluit gegevensverwerving CBS (Stb. 2003, 552), dat eveneens op 3 januari 2004 in werking is getreden. Op grond van artikel 2, onderdeel j, van dit Besluit gegevensverwerving CBS worden ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren instellingen en rechtspersonen aangewezen die activiteiten ontplooien op het terrein van de financiële instellingen. De gegevens die bij deze financiële instellingen kunnen worden opgevraagd door het CBS, zijn opgesomd in de artikelen 3 en 10 van het Besluit gegevensverwerving CBS en betreffen onder meer gegevens over de economische activiteiten, de kosten, de resultatenrekening en de balans en balansmutaties.
De gegevens die op grond van artikel 33 van de CBS-wet worden opgevraagd bij een veelvoud aan instellingen en entiteiten - waaronder dus de financiële instellingen - zijn onder meer nodig om de zogeheten Sectorrekeningen (omvattende enerzijds Lopende rekeningen en anderzijds Financiële rekeningen en balansen) te kunnen opstellen. De sectorrekeningen geven voor elk der institutionele sectoren een systematische beschrijving van de verschillende onderdelen van het economisch proces: productie, inkomensvorming, inkomensverdeling, inkomensbesteding en financiële en niet-financiële accumulatie. De sectorrekeningen bevatten ook balansen voor een beschrijving van de standen aan activa en passiva aan het begin en het eind van een verslagperiode. Deze rekeningen worden op dit moment op jaarbasis opgesteld; in de toekomst moet dat, op basis van een Europese Verordening3, op kwartaalbasis gebeuren.
Naast de verzameling van gegevens ten behoeve van de sectorrekeningen, voorziet dit mandaat-besluit ook in de verzameling van gegevens ten behoeve van de met de sectorrekeningen samenhangende statistieken, zoals statistieken op het terrein van onder meer de Aanbod- en Gebruiktabellen (AGT) en de Structural Business Statistics (SBS).
Hoofdlijnen van het mandaatbesluit
Dit Mandaatbesluit sectorrekeningen financiële instellingen strekt ertoe dat een deel van de aan de directeur-generaal van de statistiek geattribueerde bevoegdheid als bedoeld in artikel 33 van de CBS-wet - namelijk het opvragen van economisch en financieel getinte gegevens bij de financiële instellingen - wordt gemandateerd aan De Nederlandsche Bank N.V. (hierna: DNB). Dat dit deel van deze CBS-taak aan DNB wordt gemandateerd, houdt verband met het feit dat DNB, als één van de nationale centrale banken (NCB’s) binnen het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB), de Europese Centrale Bank (ECB) dient bij te staan bij het verzamelen van de benodigde statistische gegevens4. Een groot deel van de gegevens die DNB in dat kader aan de ECB dient te leveren, komt overeen met de gegevens die op grond van artikel 33 van de CBS-wet worden opgevraagd bij onder meer de financiële instellingen.
Bovendien komt DNB op grond van de bestaande Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 (Wfbb 1994) en de Rapportagevoorschriften betalingsbalansrapportages 2003 (RV 2003; Stcrt. 2003, 38) nu al een taak toe bij de verwerving bij onder meer financiële instellingen van de gegevens die nodig zijn voor het opstellen van de Nederlandse betalingsbalans, dat wil zeggen gegevens met een grensoverschrijdend karakter. Voorts draagt DNB bij aan de opstelling van statistieken van de ECB van het euro-gebied, bijvoorbeeld de monetaire en rente-statistieken op basis van verordeningen en richtsnoeren van de ECB. Ten behoeve van het opstellen van deze monetaire statistieken moeten financiële ondernemingen bij DNB zogeheten SE-rapportages indienen.
In dit licht bezien ligt het in de rede DNB bij dit mandaatbesluit ook te belasten met het verzamelen bij de financiële instellingen van nationale, dus niet-grensoverschrijdende, gegevens van economische en financiële aard. Dit is tevens van belang in het kader van het streven naar reductie van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven, waarop hieronder nader wordt ingegaan.
Dit Mandaatbesluit vloeit verder voort uit afspraken tussen het bestuur van het CBS en de directie van DNB over de taakverdeling bij het opstellen van de sectorrekeningen. Om een solide uitvoering van de statistische taken van het CBS op grond van de CBS-wet te waarborgen, is gekozen voor een mandaatconstructie waarbij aan DNB niet alleen de bevoegdheid is gemandateerd om gegevens op te vragen bij de financiële instellingen, maar ook de bevoegdheid om sancties op te leggen - in de vorm van een last onder dwangsom en/of een bestuurlijke boete - aan een financiële instelling die de gevraagde gegevens niet, niet tijdig of niet juist en volledig verstrekt. Ook is bij dit Mandaatbesluit de bevoegdheid aan DNB gemandateerd om te beslissen op een bezwaar tegen een beschikking waarbij aan een financiële instelling een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete is opgelegd. Uit praktische overwegingen is ten slotte ook de aanmaning tot betaling en de invordering bij dwangbevel van verbeurde dwangsommen of van verschuldigde boetes aan DNB gemandateerd, voor zover die bedragen voortvloeien uit de door haar genomen sanctiebesluiten.
Zoals hierboven betoogd hebben entiteiten die rapportageplichtig zijn voor de sectorrekeningen, waaronder de financiële instellingen, nog andere gelijkwaardige rapportageverplichtingen. In het verleden moesten afzonderlijke rapportages worden ingediend bij verschillende autoriteiten (deels CBS, deels DNB). Dit Mandaatbesluit beoogt de administratieve lastendruk, die voortvloeit uit Europese regelgeving, te beperken, door te regelen dat financiële instellingen de door hen te verstrekken gegevens met een nationaal dan wel een grensoverschrijdend karakter voortaan slechts aan één autoriteit (DNB) moeten verstrekken en niet meer aan twee autoriteiten (het CBS én DNB). Extra efficiencywinst wordt gerealiseerd doordat zoveel mogelijk wordt gewerkt met geïntegreerde rapportageformulieren.
Op grond van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat voor belanghebbenden gedurende zes weken bezwaar open tegen onder meer een krachtens dit Mandaatbesluit genomen beschikking van DNB waarbij aan een financiële instelling een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete is opgelegd. Tegen een dergelijke beslissing op bezwaar - welke beslissing krachtens dit Mandaatbesluit dus eveneens door DNB wordt genomen - staat op zijn beurt gedurende zes weken beroep open bij de bestuursrechter (dat wil zeggen de sector bestuursrecht van de bevoegde rechtbank) en vervolgens hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Voor deze (hoger) beroepsprocedures geldt dat deze, in lijn met de voorafgaande bezwaarschriftprocedures, door DNB worden afgehandeld.
De aanmaning tot betaling en de invordering bij dwangbevel van een door een financiële instelling verschuldigde boete of van een verbeurde dwangsom, is geregeld in artikel 49 van de CBS-wet respectievelijk in artikel 5:33 in samenhang met artikel 5:26, tweede tot en met vierde lid, van de Awb. Vindt de invordering plaats bij dwangbevel, dan staat tegen dit dwangbevel verzet open bij de burgerlijke rechter, gedurende zes weken na de dag van betekening ervan.
Het begrip ‘financiële instellingen’ is opgenomen in artikel 2, aanhef en onderdeel j, van het Besluit gegevensverwerving CBS. In deze bepaling is de reikwijdte van dit begrip niet verder uitgewerkt. Dit verzamelbegrip ziet op een groot aantal verschillende soorten instellingen en ondernemingen, waaronder kredietinstellingen (het bankwezen), verzekeraars (levens-, schade- en natura-uitvaartverzekeraars), pensioenfondsen, beleggingsinstellingen, clearingmembers, bewaarbedrijven, bijzondere financiële instellingen en overige financiële instellingen (OFI’s). De overige definities spreken voor zichzelf en behoeven geen toelichting.
Artikel 2 Gemandateerde bevoegdheden
In artikel 2, eerste lid, van dit Mandaatbesluit zijn de bevoegdheden opgesomd die krachtens dit mandaat aan DNB worden opgedragen. De belangrijkste bevoegdheid in dit verband betreft het opvragen van de in artikel 3 (algemene gegevens) en artikel 10 (specifieke gegevens) van het Besluit gegevensverwerving CBS opgesomde gegevens bij financiële instellingen. Ten aanzien van deze gegevens is in dit Mandaatbesluit een beperking aangebracht: het gaat alleen om de gegevens als bedoeld in artikel 3, onder a tot en met l, en artikel 10 van het Besluit gegevensverwerving CBS. Dit mandaat ziet dan ook niet op de gegevens als bedoeld in artikel 3, onder m tot en met s, van dit Besluit, aangezien die gegevens niet financieel van aard zijn.
De in artikel 2, eerste lid, onder a, van dit Mandaatbesluit bedoelde bevoegdheid - dat wil zeggen de aan DNB gemandateerde bevoegdheid om namens het CBS bepaalde gegevens bij financiële instellingen op te vragen - omvat mede de selectie door DNB van een financiële instelling als rapportageplichtige entiteit. Na die selectie zal de betrokken entiteit in een rapportageprofiel worden ingedeeld. Op grond van artikel 2, tweede lid, van dit Mandaatbesluit stelt DNB na overleg met het CBS de inhoud van de rapportageprofielen vast.
Artikel 3 Algemene en specifieke instructies
Op grond van artikel 10:6 van de Awb kan de mandaatgever (de directeur-generaal van de statistiek) de gemandateerde (DNB) per geval of in het algemeen instructies geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. De algemene instructies zijn in dit Mandaatbesluit gebundeld in het eerste lid van artikel 3. Bij deze instructies is kortheidshalve verwezen naar een aantal bepalingen in de CBS-wet en het Besluit gegevensverwerving CBS.
Tot de algemene instructies behoort onder andere dat een beslissing op bezwaar niet wordt genomen door een medewerker die het primaire besluit, waartegen het bezwaar zich richt, heeft genomen. Deze instructie vloeit voort uit artikel 10:3, derde lid, van de Awb en richt zich op de persoon van de medewerker die het primaire besluit heeft opgesteld. Omdat een bezwaarschriftprocedure is bedoeld als volledige heroverweging van het primaire besluit, is een onbevangen beoordeling van de aangevoerde bezwaren vereist en gaat het niet aan dat dezelfde medewerker zowel het primaire besluit als de beslissing op bezwaar opstelt.
Met de algemene instructie van artikel 3, eerste lid, onderdeel g, wordt de geheimhouding van micro-informatie (dus van vertrouwelijke statistische gegevens) gewaarborgd.
In artikel 3, eerste lid, is een verwijzing opgenomen naar artikel 108 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (het EG-Verdrag) en naar artikel 7 van de Statuten van het Europese Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank (de ESCB-Statuten), waarin het zogeheten onafhankelijkheidsgebod van het Europees Stelsel van Centrale Banken (het ESCB) is neergelegd. Artikel 108 van het EG-Verdrag luidt:
Bij de uitoefening van de bevoegdheden en het vervullen van de taken en plichten die bij dit Verdrag en de Statuten van het ESCB aan hen zijn opgedragen, is het noch de ECB, noch een nationale centrale bank, noch enig lid van hun besluitvormende organen toegestaan instructies te vragen aan dan wel te aanvaarden van Instellingen of organen van de Gemeenschap, van regeringen van Lid-Staten of van enig ander orgaan. De Instellingen en organen van de Gemeenschap alsmede de regeringen van de Lid-Staten verplichten zich ertoe dit beginsel te eerbiedigen en niet te trachten de leden van de besluitvormende organen van de ECB of van de nationale centrale banken bij de uitvoering van hun taken te beïnvloeden’.
Dit onafhankelijkheidsgebod is in vrijwel identieke bewoordingen herhaald in artikel 7 van de ESCB-Statuten. Met de verwijzingen wordt gewaarborgd dat DNB dit gebod te allen tijde naleeft, ook bij de uitoefening van statistische taken namens het CBS op basis van dit Mandaatbesluit. Een zelfde waarborg is beoogd met het tweede lid van artikel 3, waarin is bepaald dat (eventuele) specifieke instructies van de directeur-generaal aan DNB - dat wil zeggen instructies voor een of meer concrete gevallen, in de zin van artikel 10:6 van de Awb - geen betrekking hebben op de zogeheten stelseltaken van DNB.
Artikel 4 en 5 Inwerkingtreding en citeertitel
Op grond van artikel 4 is dit Mandaatbesluit voor het eerst van toepassing op rapportages voor het eerste kwartaal van 2006.
Voorburg, 14 november 2005.
De directeur-generaal van de statistiek
G. van der Veen.
1 Pb L 310. Verordening (EG) 2223/96 is laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1267/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Pb L 180).
2 Pb L 52.
3 De ontwerp-Verordening van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende de opstelling van nationale kwartaalrekeningen per institutionele sector. Deze Verordening zal naar verwachting in de loop van 2005 in werking treden.
4 Zie hiertoe onder meer artikel 5 van de Statuten van het ESCB en van de ECB, alsmede Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (Pb. L 318/8).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2005-221-p28-SC72367.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.