Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Regels omtrent energie-efficiëntie (Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie) (31320);

het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt (31374).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. De SP-fractie kent de potentie van slimme meters. In de toekomst zijn allerlei handige toepassingen denkbaar om met behulp van deze meters je energierekening te verlagen en het energiegebruik te verminderen. Voorlopig is dit echter nog toekomstmuziek. Energiebedrijven doen beloften om afnemers over de streep te trekken. Op dit moment zijn de slimme meters alleen handig voor de energiebedrijven zelf. Zij kunnen op afstand meten en op afstand klanten afsluiten.

Tijdens het wetgevingsoverleg heb ik al aangegeven dat volgens de SP-fractie onder deze omstandigheden een verplichte uitrol niet aan de orde moet zijn. Klanten die tijdens de collectieve uitrol in de wijk geen behoefte hebben aan de nieuwe meter, moeten de vrijheid hebben om hiervan af te zien. Als zij later alsnog de oude meter willen omwisselen, zullen zij daarvoor uiteraard wel iets moeten betalen. Individueel omwisselen is immers duurder dan collectief omwisselen. Het gaat echter niet aan om mensen te verplichten, een slimme meter te accepteren waarvan zij voor hun gevoel voorlopig alleen maar last zullen hebben. Om deze reden heb ik, mede namens de heren Duyvendak en Zijlstra, een amendement op stuk nr. 22 ingediend, waarin de vrijwillige uitrol wordt geregeld. Deze regeling hebt uitsluitend betrekking op de periode waarin de collectieve uitrol in Nederland plaatsvindt, namelijk in de komende zes tot acht jaar. Ik verwacht dat daarna de kwaliteit en functionaliteit van de slimme meter zodanig is, dat hij voor iedereen aantrekkelijk is.

Meters die op afstand zijn af te lezen en af te sluiten, leveren voor de energiebedrijven een flink efficiencyvoordeel op. De klant moet echter nog maar afwachten of de nu veel te hoge meettarieven daardoor voldoende verlaagd zullen worden. Over deze meettarieven heb ik bij het wetgevingsoverleg al het nodige gezegd. Sinds 2001 zijn de tarieven met 83% gestegen, terwijl de feitelijke kosten bij de meetbedrijven stevig zijn gereduceerd doordat tweederde van alle meterstanden tegenwoordig via internet wordt doorgegeven. Daaraan komt geen dure meteropnemer meer te pas. De NMa wil echter voor de tariefregulering het jaar 2005 als referentiejaar aanhouden, waardoor een groot deel van de overwinst bij de meetbedrijven blijft hangen. Daarvoor voelt de SP-fractie helemaal niets. Wij steunen om deze reden de motie die de heer Zijlstra hierover naar ik hoop straks zal indienen.

Tijdens het wetgevingsoverleg is ook uitgebreid gesproken over de bescherming van de consument tegen misbruik van de gedetailleerde persoonsgegevens die straks door de meters worden verzameld. De minister heeft na enige aandrang ingestemd met het verzoek van de Kamer om het College bescherming persoonsgegevens een advies te vragen over het wetsvoorstel. Dit advies hebben wij gisteren ontvangen. Het is vernietigend van toon. Ik citeer: "Voor zover het wetsvoorstel voorziet in het in alle gevallen verzamelen en beschikbaar stellen van kwartierwaarden, casu quo uurwaarden over het energieverbruik, ongeacht de toestemming van betrokkenen, is dit in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens. Op een aantal voor de bescherming van persoonsgegevens essentiële punten is het wetsvoorstel onduidelijk." Het centrale bureau voor persoonsgegevens adviseert de minister om niet tot indiening van het wetsvoorstel over te gaan, dan nadat met het vorenstaande rekening is gehouden. Het wetsvoorstel is uiteraard al lang ingediend. Daarom vraag ik de minister wat zij met deze kritiek gaat doen. De SP-fractie vindt dat zij alsnog een nota van wijziging moet opstellen, waarin tegemoet wordt gekomen aan de kritiek van het College bescherming persoonsgegevens. Om haar te helpen heb ik, samen met de heren Duyvendak en Zijlstra, twee amendementen ingediend op de stuk nrs. 23 en 24. Daarin worden de twee belangrijkste kritiekpunten van het CBP verwerkt in de wet. Als klanten dit willen, worden alleen geconsolideerde gegevens beschikbaar gesteld ten behoeve van de facturering. Bovendien worden meetgegevens niet langer bewaard dan nodig is voor het facturerings- en incassoproces.

Daarnaast wil ik wijzen op het amendement op stuk nr. 8, dat ik al heb ingediend tijdens het wetgevingsoverleg. In dit amendement wordt een integriteitstoets geregeld, om de bescherming van de meetdata in de hele keten te verbeteren. Tijdens het wetgevingsoverleg vond de minister zo'n toets niet nodig. Laat nu echter ook het CBP waarschuwen voor de gebrekkige bescherming van de hele keten. Letterlijk stelt het college: "Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting gaan slechts in op de beveiliging van de toegang tot de slimme meter zelf en de meetgegevens. Ze gaan niet in op de beveiligingen van de andere omgevingen. Gezien de reikwijdte van het wetsvoorstel, vraagt het CBP uw aandacht voor een passend beschermingsniveau over de hele keten." Dit is exact wat mijn amendement op stuk nr. 8 beoogt. Ik ga er daarom van uit dat de minister nu wel ingaat op de kern van onze kritiek op dit punt. Wellicht geeft zij de voorkeur aan een andere vorm van integriteitbescherming van de keten. Daarover valt wat mijn fractie betreft te praten. Voorlopig constateer ik echter dat de SP-fractie als enige op dit punt een concreet voorstel heeft gedaan.

Dit brengt mij op het laatste amendement van de SP-fractie op wetsvoorstel 31374, het amendement op stuk nr. 7. Ik heb dit ingediend tijdens het wetgevingsoverleg. In dit amendement worden aanbieders verplicht om naast vrije contractvormen ook altijd levering op basis van een modelcontract aan te bieden. Veel mensen die de afgelopen tijd zijn overgestapt van de ene leverancier naar de andere, zijn van een koude kermis thuisgekomen, door de kleine lettertjes en de vele "creatieve" contractvormen die in de markt beschikbaar zijn. Met "creatief" bedoel ik vooral creatief voor de aanbieders. Het zou erg goed zijn als consumenten die geen zin hebben in het doorploegen van de kleine lettertjes kunnen kiezen voor een modelcontract dat is opgesteld in overleg met de consumentenorganisaties.

Dit zou ook bijzonder goed zijn voor de concurrentie. Omdat de aanbieders voor deze contractvorm een op een te vergelijken zijn, valt te verwachten dat er een flink gevecht zal ontstaan om deze groep klanten binnen te halen. De Albert Heijns van de energiemarkt zullen iets aan hun prijs moeten doen, willen zij niet hun marktaandeel kwijtraken aan de Dirk van den Broeks en de Aldi's. De minister vond bij het wetgevingsoverleg dat het amendement nodeloos betuttelend is. De SP-fractie kan zich voorstellen dat er nog andere manieren zijn om de consument beter te beschermen tegen de terreur van de kleine lettertjes. Misschien moeten wij de DTe meer mogelijkheden geven om vervelende contractvormen aan te pakken. Het staat voor mij echter als een paal boven water dat er echt iets moet gebeuren. Als de minister onze oplossing niet ziet zitten, hoor ik graag van haar wat zij wel gaat doen op dit punt.

Ik kom nu op het andere wetsvoorstel, de implementatiewet EG-richtlijnen energie-efficiency. Omwille van de tijd zal ik mij beperken tot mijn amendementen. In het amendement op stuk nr. 13, dat ik mede namens de heren Duyvendak en Samsom heb ingediend, wordt een lichte voorhangprocedure voor alle AMvB's onder het wetsvoorstel geregeld. De minister bracht daar tijdens het wetgevingsoverleg tegenin dat de AMvB's onder de Wet energiebesparing toestellen nooit een voorhang gekend hebben, en raadde aanneming van het amendement om die reden af. Het hele wetsvoorstel, ook de nieuwe delen, heeft veel van een raamwet, zo vaak wordt de uitwerking bij AMvB geregeld. Kort samengevat, gaat het om de eisen waaraan meetinrichtingen voor warmte en koude moeten voldoen, de meettarieven, de inrichting van gebruiksoverzichten, het beschikbaar stellen van informatie door marktpartijen, de energie-efficiency van toestellen en de wijze van keuring, alsmede een aantal zaken dat daarmee samenhangt. Om die reden houd ik vast aan dit amendement.

Op het amendement op stuk nr. 9 had de minister gedurende het wetgevingsoverleg de nodige technische kritiek. Die heb ik proberen te verwerken in een gewijzigd amendement op stuk nr. 15. Ik ben benieuwd of dit gewijzigde amendement nu op een positief advies van de minister mag rekenen.

In het amendement op stuk nr. 10 wordt gevraagd om een vorm van monitoring waarmee de Kamer zicht krijgt op de effectiviteit van beleid. De minister vindt dit overbodige papierproductie. De SP-fractie houdt natuurlijk niet van overbodige papierproductie, maar houdt wel graag zicht op de realisatie van de doelstellingen van het programma Schoon en Zuinig door middel van concrete cijfers over de uitvoering. Ik kan mij voorstellen dat dergelijke informatie kan meeliften op andere monitorinformatie die nu al op grond van de Gas- en Elektriciteitswet aan de Kamer moet worden geleverd. Is deze variant voor de minister wel acceptabel? Als dat niet het geval is, waarom dan niet?

In het amendement op stuk nr. 11 wordt gevraagd om in het belang van doelmatig gebruik van energie, regels te stellen met betrekking tot toestellen en installaties. De minister zei daarop dat zij dan ook regels zou moeten gaan stellen voor toestellen die weinig of geen energie verbruiken. Daar wordt echter in dit amendement helemaal om niet gevraagd. De formulering van het amendement laat ruimte, geen eisen te stellen voor toestellen en installaties waarvoor dat niet relevant is.

Ten slotte kom ik op het amendement op stuk nr. 14, over de uitvoering van typegoedkeuringen tegen kostprijs. Ik kan hier kort over zijn. Mijn mede-indiener, de heer Samsom, en ik zijn overtuigd door de argumentatie van de minister tijdens het wetgevingsoverleg, dat dit in andere regelgeving voldoende verzekerd is. Ik heb daarom het amendement inmiddels ingetrokken.

Voorzitter. Al met al luidt het voorlopige eindoordeel van de SP-fractie over het wetsvoorstel Slimme meters: niet doen zonder substantiële aanpassingen. Voor het wetsvoorstel 31320 geldt: dat is een stap vooruit, maar het kan beter.

Wij hebben de Kamer en de minister negen concrete aanpassingsvoorstellen gedaan onder het motto "De SP denkt met u mee".

De heer Hessels (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Al meerdere keren spraken wij met deze minister over de introductie van een leveranciersmodel, het hanteren van een capaciteitstarief en de uitrol van die zogenaamde slimme meter. Eerst deden wij dat in aftastende zin, maar laatstelijk ook uitgebreid in een wetgevingsoverleg. Het doet mij dan deugd, te constateren dat gedurende dit proces begrip is gekweekt, onduidelijkheden zijn weggenomen en verbeteringen zijn aangebracht. Op deze manier is er wat de CDA-fractie betreft een wetsvoorstel ontstaan waarin mijn fractie zich bijna geheel kan vinden. Gelet op de vele uren die wij in dit huis over deze twee wetsvoorstellen hebben gesproken, zal ik mij vandaag beperken tot de overgebleven wensen van mijn fractie.

Laat ik dan beginnen met het voor de CDA-fractie meest heikele punt: de kosten van de introductie van de slimme meter. Wij maken ons daar namelijk grote zorgen over. De baten van de digitalisering slaan immers uitsluitend neer bij de energiebedrijven, met name bij de netbeheerders, die minder administratieve handelingen te verrichten krijgen. Via het gereguleerde tarief dient deze winst de kosten van de meterswitch te compenseren en zal de consument uiteindelijk geen hogere energierekening krijgen.

Het blijft echter onduidelijk met welke kosten rekening is gehouden. In de memorie van toelichting spreekt de minister bijvoorbeeld nog over kosten voor de slimme meter van € 60 per stuk, inclusief plaatsing. Op het congres Metering and Billing van afgelopen week leidde het noemen van dat bedrag tot grote hilariteit. Een veelvoud van die € 60 is zeker te verwachten, zeiden de deskundigen. Zeker in het begin zullen de installatiekosten de pan uitrijzen. Wie draait daar straks voor op?

Dan de kosten voor het opnemen van de stand van de watermeter: dat kan niet meer gecombineerd worden met het opnemen van de stand van gas en licht. Hoe groot zijn dan de extra kosten voor de waterbedrijven en wie gaat dat betalen?

Voor de CDA-fractie staat voorop dat de introductie van de slimme meter niet mag leiden, ook niet via een omweg, tot per saldo hogere kosten voor de consument. Ik verwacht op dit punt een heldere toezegging van de minister. Anders zal ik hierop in tweede termijn uiteraard terugkomen.

Het tweede punt dat van belang is voor de consument, betreft de uitbreiding van de verantwoordelijkheden van de leverancier op grond van het leveranciersmodel. Tijdens het wetgevingsoverleg heb ik voorgesteld om de leverancier aanspreekpunt te laten zijn in meer gevallen dan alleen die welke in het wetsvoorstel worden genoemd. Ik heb dat voorstel ondersteund met een amendement. Tijdens dat overleg heeft de minister aangegeven dat dit zeker bij het aan- en afsluiten van kabels en leidingen tot onduidelijkheden kan leiden. Ik zie nu dat dit een juiste visie van de minister is. Daarom heb ik mijn amendement gewijzigd, zodat dit aspect daarin niet meer voorkomt.

Blijft over de communicatie bij storingen. De CDA-fractie houdt vast aan het scheppen van duidelijkheid voor de consument. Die moet vooropstaan. Dat betekent in dit geval: één nummer bij problemen. De minister geeft weliswaar aan dat de netbeheerders enkele jaren grootschalig stickers met een noodnummer hebben verspreid en dat het de bedoeling was dat die stickers in de meterkast werden geplakt; die sticker is echter geen oplossing. Heeft de minister wel eens midden in de nacht in haar meterkast gekeken? Wat zag ze toen? Ik kan het u vertellen: niets, want het licht was uitgevallen. Dan heb je niet veel aan zo'n sticker. Overigens, ik heb toen de verlichting het gewoon deed in mijn eigen meterkast gekeken. Ik heb een wat ouder huis. In de meterkast waren twee verschillende stickers met twee verschillende noodnummers geplakt.

De voorzitter:

Maar u hebt allen van mij met Sinterklaas een knijpkat gekregen.

De heer Hessels (CDA):

Dat klopt. Die heb ik met veel plezier in mijn auto gelegd voor het geval ik pech krijg. Ik heb de knijpkat deze week nog een keer gebruikt. Dank ervoor en fijn dat ik die dank persoonlijk kan overbrengen. Maar stel dat men de knijpkat van de voorzitter niet in huis heeft, want er zijn Nederlanders die het voorrecht niet hebben van het bezitten van een knijpkat, dan ziet men helemaal niets. Daar komt bij wat ik al zei over mijn eigen meterkast: twee stickers met twee verschillende nummers. Laten wij het daarom eenvoudig houden en de klachten afhandelen via de vertrouwde leverancier. Mijn aangepaste amendement, waaruit het punt van het aan- en afsluiten is verdwenen, heeft nr. 18 gekregen en daarmee wordt het voorgaande geregeld.

Ik kom op de teruglevering, de saldering en het optrekken van de grens voor de teruglevering van duurzaam opgewekte energie naar 5000 kWh. Wij hebben daarover tijdens het wetgevingsoverleg al gesproken. De CDA-fractie acht de combinatie van mogelijkheden, zoals weergegeven in het nieuwe amendement-Samsom/Hessels, dat eigenlijk een oud amendement-Samsom/Hessels van een aantal jaren geleden opvolgt, heel waardevol en hecht dan ook aan de opname ervan in de wet. Dat spreekt voor zich.

De slimheid van de meter is een ander punt dat veel is bediscussieerd. De CDA-fractie is van mening dat de nieuwe meters voorbereid moeten zijn op de toekomst. Dat wil echter niet zeggen dat de meters alle nieuwe technologieën van de komende 25 jaar al in zich moeten hebben. Dat zou immers onmogelijk zijn. Wat er wel in de meter moet zitten, is de potentie om alle innovatieve ontwikkelingen te faciliteren. De meter is feitelijk slechts een communicatieapparaat en dat communicatieapparaat moet doen waarvoor het is gemaakt: communiceren, met zo veel mogelijk soorten randapparatuur. Tijdens de genoemde conferentie over metering and billing – in Engeland zouden ze dat meten en factureren noemen – gaven deskundigen aan dat de huidige NTA-norm dit feitelijk al in zich heeft. Kan de minister deze lezing bevestigen?

Vanwege het belang van de voorwaarden die aan de meters worden gesteld, heb ik samen met de heer Samsom en mevrouw Ortega-Martijn een amendement ingediend dat regelt dat deze voorwaarden door middel van een algemene maatregel van bestuur aan de Kamer worden voorgelegd, overigens conform de huidige praktijk. De CDA-fractie houdt graag vast aan deze extra toezichtmogelijkheid.

Ten slotte noem ik een juridisch punt. Tijdens het wetgevingsoverleg heb ik mijn amendement over het handhaven van een vervaltermijn in plaats van een verjaartermijn voor netbeheerders uitvoerig toegelicht. Dit punt is pas twee jaar geleden in de wet vastgelegd via een Kamerbreed aanvaard amendement-Hessels c.s. Voor alle duidelijkheid: het amendement is niet bedoeld om wanbetalers met een lange adem uiteindelijk te belonen met kwijtschelding van hun schuld. Het gaat erom dat facturen binnen twee jaar moeten zijn verstuurd, niet geïnd. Voor een binnen de termijn van twee jaar verstuurde rekening geldt uiteraard hetzelfde regime als voor andere terecht verstuurde rekeningen.

Maar dan nog; in het wetgevingsoverleg onderschreef de minister dit amendement met de woorden: "Laat ik daar heel kort over zijn. De heren hebben gewoon gelijk." Met de heren werd gedoeld op de twee ondertekenaars, de heer Samsom en ondergetekende. In de brief van 2 juni jongstleden lijkt de minister daarop echter weer terug te komen. Onder het motto "de eerste reactie is meestal de beste", houd ik toch vast aan mijn amendement en vraag ik de minister dit ook te doen.

De heer Zijlstra (VVD):

Ik heb een vraag over dat laatste amendement. Vervallen is heel iets anders dan verjaren. De heer Hessels heeft bij de behandeling van de splitsingswet een dergelijk amendement ingediend.

De heer Hessels (CDA):

Het werd gesteund door de VVD-fractie.

De heer Zijlstra (VVD):

Dat klopt. Vervolgens heeft in de Eerste Kamer een uitgebreid debat plaatsgevonden. In dat kader heeft de heer Franken van de CDA-fractie gevraagd om een herziening van dat punt. De toenmalige minister Wijn van het CDA heeft dat toegezegd. Dit was omdat het wijzigen van het woord "vervallen" nogal wat juridische implicaties heeft, ook in de zin van het Burgerlijk Wetboek. De VVD-fractie en de CDA-fractie hebben gezegd dat zij zich konden vinden in de argumentatie en de toezegging. Waarom is die mening weer veranderd?

De heer Hessels (CDA):

De mening van de Tweede Kamerfractie van het CDA was heel duidelijk en is nog steeds heel duidelijk. Die is absoluut niet veranderd. De Eerste Kamer gaat over haar afweging en wij over de onze.

De heer Zijlstra (VVD):

Natuurlijk, maar destijds hebben de fracties van de VVD en van het CDA, in reactie op wat in de Eerste Kamer heeft plaatsgevonden, aangegeven wel degelijk de problemen te zien. Waarom zijn die problemen dan nu weer verdwenen?

De heer Hessels (CDA):

Nee, de heer Zijlstra mag mij het citaat overhandigen waarin ik of iemand anders namens de Tweede Kamerfractie van het CDA zou hebben gezegd dat wij die problemen zien.

De heer Zijlstra (VVD):

Er is toen uitgebreid in de Eerste Kamer over gesproken. Daar is de problematiek aan de orde gekomen die de Tweede Kamer toen niet heeft gezien. Daarop is een toezegging gekomen van de minister dat dit bij een eerstvolgende gelegenheid zou worden gecorrigeerd. Het voorstel om die correctie door te voeren ligt nu voor. Wat is de zwaarwegende argumentatie van de heer Hessels om het foutje alsnog te laten staan dat wij – dat geef ik als lid van de VVD-fractie gewoon toe – erin hebben laten sluipen?

De heer Hessels (CDA):

Dit is niet zo maar een discussie over een foutje dat wij hier gemaakt zouden hebben. Ik ben het daar helemaal niet mee eens. Wij hadden daar een heel duidelijk doel bij. Het gaat erom dat rekeningen vaak drie of vier jaar achterwege bleven. Terwijl consumenten of bedrijven er niet op rekenden, werden zij ermee geconfronteerd dat de netbedrijven het vergeten waren en kregen zij ineens na jaren een rekening toegestuurd. Wij hebben toen heel nadrukkelijk gezegd dat wij vonden dat rekeningen niet meer moeten verjaren maar moeten vervallen. De netbedrijven moeten hun werk doen en binnen twee jaar een rekening sturen en als zij dat niet doen, hebben zij pech. Dat lijkt mij voldoende tijd om een rekening te sturen. Dat was een politieke afweging die wij heel nadrukkelijk gemaakt hebben. Daar staan wij voor en daar blijven wij voor staan.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Zijlstra, u hebt al drie keer op dit punt geïnterrumpeerd. Dat is het maximum.

De heer Zijlstra (VVD):

Dan zeg ik het in mijn eigen termijn.

De voorzitter:

Dat kan altijd. U hebt misschien ook nog de gelegenheid in tweede termijn.

Dan is nu het woord aan de heer Samsom. De heer Van der Ham staat twee keer op de lijst. Dat vind ik te veel. Hij ook.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. In het wetgevingsoverleg van 26 mei jongstleden schetste ik een visie van de Vogelwijk op 26 mei 2025. Ik schetste het beeld van een mooie zonnige maandagmorgen, waarin zonnepanelen interfereren met elektrisch oplaadbare auto's, waarbij groen gas of zelfs waterstof de brandstofcelauto's opladen en waarbij de familie Van der Berg een handig signaaltje krijgt van de meter dat de koelkast opeens heel veel stroom is gaan verbruiken omdat het vriesgedeelte vol gevroren is. Op diezelfde dag kan de familie Vogelzang op een goedkope manier profiteren van de windmolens waar zij op uitkijkt, dankzij het feit dat een slimme meter registreert dat hun stroom iets goedkoper wordt op het moment dat het waait.

Voorzitter. Achter die visie staat de PvdA nog steeds. Voor het realiseren daarvan is de slimme meter een cruciaal onderdeel. Als ik al iets van die visie zou willen bijstellen is dat het jaar 2025. Misschien moet het allemaal al iets eerder kunnen. Vorige week las ik dat de autofabrikanten, aangemoedigd door de hoge olieprijs, opeens ook als een gek aan de slag gaan om allerlei andere typen auto's, waaronder de elektrische auto, te ontwikkelen. Die elektrische auto zal er daardoor veel eerder zijn. Dus wij kunnen niet talmen met de introductie van de slimme meter. Daarom snap ik ook eigenlijk niet waarom een aantal fracties een amendement hebben ingediend om de uitrol daarvan vrijblijvender te maken. Dit werkt echt alleen als alle huizen in Nederland met de juiste meter zijn uitgerust, zodat een slimme en groene elektriciteitsvoorziening in Nederland snel een plek kan krijgen. De volgende 25 jaar zal onze generatie worden afgerekend op maar één grote vraag: zijn wij erin geslaagd om een duurzame energievoorziening voor onze kinderen achter te laten? Ik zou die vraag heel graag, niet alleen voor mijn eigen maar ook voor andermans kinderen, met "ja" willen beantwoorden. Daarom ben ik voor die slimme meter.

De heer Jansen (SP):

Ik denk dat de klanten van energiebedrijven dik in de rij staan om die slimme meter aan te schaffen als die meter al die geweldige voordelen heeft die de heer Samsom nu beschrijft. Maar voorlopig is het enige voordeel dat die meter heeft dat je op afstand kunt aflezen en op afstand kunt afsluiten. Leuk voor de energiebedrijven! Dus zolang die zegeningen die de heer Samsom beschrijft er nog niet zijn, lijkt het mij eerlijker als de mensen daar zelf voor mogen kiezen.

De heer Samsom (PvdA):

Ik vind het allereerst heel aardig om de SP te horen pleiten voor de werking van de markt: als het goed is, kopen mensen het vanzelf. Daar denkt de SP bij andere onderwerpen wel eens anders over. In dit geval denken wij daar anders over. Als er lukraak ergens een slimme meter hangt, gaat 90% van het effect verloren. Het slimme net bestaat uit een combinatie van koperdraden – die zijn niet zo slim – met slimme meters die kunnen afrekenen, doorsluizen, vermeerderen, verminderen en alles wat dies meer zij. Ik ben het wel met de heer Jansen eens dat die meter niet alleen een handig speeltje moet zijn voor de energiebedrijven. Daarom schetste ik mijn beeld van de Vogelwijk in 2025. Die meter moet mensen vooral helpen om energie te besparen en om de energievoorziening duurzamer te krijgen.

De heer Jansen (SP):

Als het voorstel van de heer Samsom doorgaat, moeten mensen die meter accepteren, terwijl er alleen het perspectief is dat te zijner tijd alles wat hij beweert mogelijk is. Met andere woorden: als die beloften niet worden waargemaakt, zitten zij opgescheept met een meter en een hoop ellende. Dat is toch niet acceptabel?

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Ik kan voor de beantwoording van die vraag mijn betoog vervolgen. Dat is nu precies waar mijn fractie tijdens het wetgevingsoverleg hard op heeft ingezet. Die meter moet slimmer. Ik heb die meter toen een IQ van 80 gegeven en gezegd dat dit minimaal boven de 100 uit moet komen. De heer Jansen heeft ook de brief van de minister gelezen die na het wetgevingsoverleg aan de Kamer is gestuurd en de nota van wijziging. Niet alleen is toegezegd dat de meter inderdaad het IQ gaat bevatten wat wij wensen, maar ook dat de receptuur van de uitrol iets wordt aangepast om ervoor te zorgen dat een en ander met elkaar spoort. Dus het toekomstbeeld van de heer Jansen dat er straks allemaal meters hangen die niets kunnen, is bijgesteld. Ik ben de minister daarvoor erkentelijk en ik zou willen dat anderen dat ook waren, want dan maken wij voortgang in de richting van de zo nodige duurzame energievoorziening. Wij zullen dus niet talmen, maar wel zorgvuldig opereren. De receptuur, zoals ik het maar noem, de manier waarop die meter nu wordt uitgerold – iets zorgvuldiger dan was voorzien – kan onze goedkeuring wegdragen.

Wat kan die meter straks allemaal? Ik moet toegeven dat ik niet wist dat er zoveel meterfabrikanten of andere geïnteresseerden bestonden als bleek toen ik mijn bijdrage aan het WGO op mijn internetpagina had geplaatst en allerlei mails kreeg van mensen die de meest fantastische meters maken. Er werd zelfs tijdens een congres stante pede een brief aan de minister gestuurd om te vertellen hoe goed al die metermakers al presteren. Met andere woorden, onze zorgen konden volledig worden weggenomen. Ik wil dat heel graag geloven, maar ik ben blij dat de minister daarnaast nog wat waarborgen wil inbouwen in de voorschriften die voor de meter worden gemaakt, zodat de wensen voor de meter van de zes van Samsom, zoals het in sommige kringen is gaan heten – het lijkt wel een bandietenbende – inderdaad allemaal worden gerealiseerd voordat de tsunami van meters door Nederland gaat. Dat zal inderdaad pas over een paar jaar zijn, meneer Jansen.

De heer Hessels heeft iets gezegd over het amendement over de terugleververgoeding. Zowel de minister als ikzelf beloofde na een discussie tijdens het vorige WGO daarover na te denken. Zie wat daarvan is geworden, de minister erkent dat het amendement eigenlijk best aardig is. Wij hebben het nog een beetje aangepast in technische zin. Zo kunnen wij door. Dat is weer een stap in de richting van een duurzame energievoorziening, want daarmee kunnen meer mensen hun stroom, opgewekt door zonnepanelen, kleine windmolens of microwarmtekrachtcentrales op een makkelijke manier terugleveren aan het net.

Sinds het WGO is er één belangrijk punt bijgekomen, de discussie over de privacy. Ik heb daarover in mijn eerdere bijdrage gezegd dat je niet wantrouwig genoeg kunt zijn over het gebruik van gegevens door commerciële partijen. Gelukkig heeft de minister toegezegd, een advies te vragen van het College Bescherming Persoonsgegevens. Dat advies is streng en bevat een aantal belangrijke waarschuwingen over de mogelijke schending van privacy door dit wetsvoorstel. Zoals bij andere wetsvoorstellen is mijn fractie daar zeer alert op. Ik ben blij dat er al een amendement is ingediend. Ik kan in de korte tijdspanne die ons gegeven is, niet overzien of dat het beste amendement is of de beste waarborg voor de privacy. Ik hoop dat de minister een aantal garanties kan toezeggen, zoals dat de Wet bescherming persoonsgegevens onverkort van toepassing is op alle artikelen in de wet, zodat zaken als de bewaartermijn en de toestemming voor de gegevensverwerking impliciet, maar het liefst ook expliciet van toepassing zijn bij deze wet. De volgende toezegging is misschien ingewikkelder, maar de minister heeft daarover wel degelijk enige zeggenschap, namelijk dat mensen contracten krijgen waarin zij toestemming kunnen geven voor het gebruik van gegevens en als zij die niet geven, niet worden afgesloten van elektriciteit, want dat lijkt mij een bizar gevolg. Let wel, de toestemming moet of kan gegeven worden voor een redelijke termijn die nodig is om een goede factuur te sturen, zoals een keer per kwartaal. Voor het overdragen van factuurgegevens zullen mensen zelf bewust, vrij geïnformeerd en niet selectief een beslissing moeten nemen. Ik hoop dat dit kan. Het maakt alles wat ingewikkelder, maar de privacy is ons veel waard.

Ik heb verder geen extra punten. Het wetsvoorstel over de richtlijn energie-efficiency is in het WGO volgens mijn fractie naar behoren behandeld. Wij rekenen op de inzet van deze minister en haar collega de minister van VROM in de Europese raden, om ervoor te zorgen dat die normen echt aangescherpt worden en slimmer worden dan zij nu zijn. Wij hopen daarover bij tijd en wijle goed geïnformeerd te worden, zodat wij ons politieke oordeel kunnen geven.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. Wij hebben heel veel antwoorden gekregen tijdens het wetgevingsoverleg van 26 mei. De brief van 2 juni van de minister heeft ook gezorgd voor veel antwoorden. Wij zijn bezig met de afsluiting van een complex geheel. Wij hebben het al eerder gehad over de drieslag van het leveranciersmodel, het capaciteitstarief en de slimme meter. Ook in dit debat is er nog steeds over de slimme meter de meeste discussie. De aanleiding was de administratieve chaos in 2004 en dit is de uitkomst.

Ik ga de drie punten langs, het ene wat uitgebreider dan het andere, maar dat zal niet verrassen. Opvallend is dat er bij de afnemers, de klanten, degenen die een slimme meter in hun bedrijf of thuis krijgen, nog steeds weinig enthousiasme is over de verschillende modellen van de slimme meter, ondanks het betoog van de heer Samsom. Het lijkt op de worst in de Sovjet-Unie waarvan wordt gezegd dat het zulke goede worst is dat hij zichzelf verkoopt. Wij hebben een ding geleerd in het economisch verkeer, namelijk dat als je als producent of overheid zegt dat iets goed is, dat niet per definitie het geval is. De vraag rijst hoe het kan dat de eindgebruiker maar niet overtuigd wil worden, terwijl zovelen zeggen dat er volop zegeningen in zitten. Dat moet ons toch te denken geven.

De discussie gaat over de vraag waarom het verplicht wordt en over het leveranciersmodel. De minister zegt dat twee verschillende modellen leiden tot veel inefficiëntie en heel veel kosten met zich brengen. Dat vinden wij een zwaarwegend argument. In de brief van 2 juni zou worden aangegeven waar die inefficiënties in het systeem zitten, zodat wij kunnen nagaan of zij significant zijn of niet. Wij krijgen graag een nadere duiding waar deze inefficiënties hoofdzakelijk zitten. Als zij er onvoldoende zijn, komen wij terug op ons oorspronkelijke standpunt dat het onderscheidend moet zijn; het ene bedrijf biedt het aan en het andere niet. Dat moet je alleen niet doen als het heel veel geld kost en het systeem duur wordt.

Alle vragen over het capaciteitstarief zijn beantwoord. De minister kan daarmee doorgaan, maar dat heeft alleen maar zin als wij ook het leveranciersmodel invoeren. Wij realiseren ons dat het anders een beetje een dode letter is.

Wij hebben een hele discussie gehad over de vraag waaraan de slimme meter moet voldoen. De heer Samsom geeft aan wat er allemaal in die meter moet zitten en daar zijn nog allerlei andere wensen bijgekomen. Voor de zekerheid vraag ik of al die eisen in die meter worden gebouwd. Dan krijgen wij een meter die heel veel kan, maar die onbetaalbaar wordt. Dan gaat het per definitie fout. De insteek is toch om ervoor te zorgen dat er opzetmodules zijn voor op zichzelf heel goede zaken, zoals het verrekenen van duurzame-energieproductie via die meter en het regelen van gebruik van apparatuur. De meter moet in principe meten en het moet mogelijk zijn om er opzetstukken op te zetten die je afneemt van een energieleverancier die allerlei extra faciliteiten mogelijk maakt. Als wij erop insteken om dat allemaal in die meter te doen, krijgen wij een heel dure meter, omdat deze alleen in Nederland toepasbaar zal zijn. Het zou handig zijn als wij een standaardmeter krijgen op een breder niveau. Hoe groter de afzetmarkt, hoe goedkoper de meter, en dat zouden wij met zijn allen wel prettig vinden. Ik hoor graag een verduidelijking op onze oproep om de meter niet te ingewikkeld te maken, maar wel compatibel met alle modaliteiten die erop moeten kunnen. In de brief staat dat het een tweejarig verandertraject is om de NTA 8130 in die trant aan te passen. Ik neem toch aan dat het niet zo lang zal duren. Kan dat versneld met die modaliteiten? Wat is de oplossing?

De tarieven van de meters zijn na 2001 geëxplodeerd, maar deze te hoge tarieven gaan wij wel gebruiken om de slimme meter te financieren. Ik heb een amendement ondertekend dat het verplichte karakter van de uitrol uit de wet haalt. Daar hoort echter een stap bij en wel dat mensen die vasthouden aan hun oude conventionele meter, een bijpassende meterhuur gaan betalen. En dat is dus minder dan het huidige te hoge tarief. Hoe beoordeelt de minister dit voorstel?

Is zij het verder met mij eens dat het ook zou moeten gelden voor mensen die tijdens de verplichte uitrol nog een oude meter in huis hebben? Als wordt besloten tot verplichte uitrol, zullen sommige mensen immers nog jaren een oude meter hebben en dus ook nog jaren te veel betalen. Moeten wij die mensen niet een echte keuzemogelijkheid geven? Het is te gek voor woorden dat mensen die kiezen voor een conventionele meter, de prijs van een slimme meter zouden moeten betalen. Als je daar toch voor kiest, is verplichte uitrol overigens overbodig, want dan kiest natuurlijk iedereen voor die slimme meter.

De heer Hessels (CDA):

Bent u zich bewust van de extra administratieve lastendruk die met dit voorstel gepaard gaat? De VVD-fractie is altijd voor lagere lasten en "ontbureaucratisering", maar dit voorstel maakt het bedrijven alleen maar moeilijker.

De heer Zijlstra (VVD):

Het is ontzettend simpel om te werken met een conventionele en een slimme meter. De DTe kan voor beide situaties simpel een tarief vaststellen. Vervolgens kunnen de energiebedrijven dat tarief eenvoudig doorberekenen, want zij hebben de daarvoor noodzakelijke gegevens toch al vastgelegd. Eén druk op de knop en ze hebben die gegevens: ik zie dan ook niet in waar die administratieve rampspoed die de heer Hessels schetst, vandaan zou moeten komen.

De heer Hessels (CDA):

Het is inderdaad ontzettend simpel: of iedereen heeft een digitale meter of 90% heeft een digitale meter en de rest niet. Het is echt een enorme administratieve last om al die mensen een verschillende rekening te sturen. Je moet het immers wel administreren. Volgens mij moet iemand van de VVD dat niet willen.

De heer Zijlstra (VVD):

U kent de huidige situatie toch zeker wel? Dat is namelijk de situatie die u schetst. Ik heb u daarover overigens nog helemaal nooit horen klagen. Oxio werkt al jaren met slimme meters en houdt dan ook al jaren bij welke klant wel en welke klant geen slimme meter heeft. Het blijkt geen enkel probleem te zijn om dat bij de klantgegevens in te voeren. Dat zal Oxio straks ook moeten doen en ik begrijp dan ook niet waar die administratieve chaos vandaan zou moeten komen.

De heer Hessels (CDA):

Vandaag hoor ik voor het eerst een VVD'er betogen dat een voorstel van de regering om de administratieve lasten terug te brengen, ingeruild moet worden voor een voorstel dat het allemaal nog ingewikkelder maakt. Dat is echt iets nieuws!

De heer Zijlstra (VVD):

Dit is toch echt de wereld op haar kop. In het wetgevingsoverleg hebben wij er uitgebreid bij stilgestaan dat de geringe besparing van 21 mln. per jaar wegvalt tegen de noodzakelijke investering van 1 mld. à 2 mld. Met een dergelijke besparing heb je meer dan zestig jaar nodig om je investering terug te verdienen. Ik vind dan ook dat de investering niet opweegt tegen de besparing.

Natuurlijk is de VVD-fractie een voorstander van administratieve lastenverlichting, maar het is nog maar helemaal de vraag of je met dit voorstel de lasten voor de energiebedrijven omlaag brengt. De minister heeft in haar brief van 2 juni geprobeerd om deze vraag te beantwoorden. Wat schetste echter mijn verbazing: zij verweet mij de 300 mln. van de huidige meterhuur niet mee te rekenen. Maar dat is nu juist dat te hoge tarief. Dat bedrag is wat de consument te veel betaalt. Ik wil dat het te hoge tarief naar beneden gaat, zodat de consument geld terugkrijgt. Daar worden ze volgens mij pas echt blij van.

De heer Samsom (PvdA):

Die meters zijn onderdeel van een gereguleerde markt. Het is daardoor heel eenvoudig om vast te leggen dat de meterhuur hetzelfde blijft. Ik heb de minister op dat punt om een harde toezegging gevraagd en als die er niet komt, zal ik hierover een motie indienen. Wat denkt u daar nog aan toe te kunnen voegen? De kosten mogen door de introductie van de slimme meter niet omhoog gaan, sterker nog: de neerwaartse lijn moet worden doorgezet tot op het niveau van de oude tarieven.

De heer Zijlstra (VVD):

Daarover ben ik het onmiddellijk met u eens. Ik weet dat u anders oordeelt over die verplichte uitrol, maar hopelijk ziet u wel in waarom ik wil dat consumenten een echte keuze kunnen maken. Consumenten moeten zelf kunnen bepalen of zij wel of niet een slimme meter nemen. Ik ben dan ook tegen verplichte uitrol. Maar dan moet je ook echt een keus hebben. Als je gereguleerd ook voor een oude meter hetzelfde tarief moet betalen als voor een slimme meter, die gewoon veel duurder is, wat voor keus heb je dan? Dan heb je eigenlijk geen keus. Als u voor de prijs van een Rolls-Royce een Opeltje krijgt, dan wilt u de Rolls-Royce als u toch de prijs voor een Rolls-Royce moet betalen. Dat is de kern van wat wij zeggen: wil je de consument, de eindgebruiker, een echte keuze geven, dan moet je – als de consument ervoor kiest om een conventionele meter te houden – ervoor zorgen dat de tarieven naar beneden gaan. Wij hebben immers met zijn allen geconstateerd dat deze tarieven veel te hoog zijn. De consument in Nederland betaalt al jaren te veel voor zijn meters.

In het amendement op stuk nummer 16, waarover wij zojuist spraken, gaat het over verval versus verjaring. In de jaren negentig heeft er een uitgebreide renovatie plaatsgevonden van het Burgerlijk Wetboek. Bij deze renovatie is het dubbele gebruik van die twee termen uit de wet gehaald. Dit is niet zonder reden gebeurd, want dit zorgde voor allerlei verwarring, waaronder ook in juridische procedures. Nu gaan wij via dit amendement het gebruik van beide termen weer in de wet brengen. Hierover is in de Eerste Kamer ook gediscussieerd bij de behandeling van de splitsingswet. Toen is toegezegd dat een en ander zou worden gerepareerd. Dat gebeurt feitelijk met de originele tekst. Wij zullen dit amendement in ieder geval niet steunen. Terecht wordt het te laat versturen van facturen als een probleem aangemerkt en destijds was dat voor ons de reden om in het voorstel mee te gaan. Maar het voorliggende wetsvoorstel marktmodel – met voorstellen voor het invoeren van de slimme meter, het invoeren van een leveranciersmodel, het invoeren van een capaciteitstarief – is bedoeld om het administratieve proces op orde te brengen. Als je het administratieve proces op orde brengt, wordt ook het probleem opgelost dat de facturen continu te laat worden verstuurd. Dat was eigenlijk het hele idee van het voorliggende wetsvoorstel. De VVD-fractie geeft daarom geen steun aan het amendement op stuk nummer 16.

De heer Hessels (CDA):

Ik ben er heel blij mee dat Harer Majesteits Oppositie bij voorbaat zoveel vertrouwen heeft in een wetsvoorstel, dat nu al voorspeld wordt dat alle problemen zijn opgelost. Maar kan de heer Zijlstra mij nu uitleggen waarom hij nu een heel ander standpunt inneemt dan de VVD-fractie twee jaar geleden heeft ingenomen, terwijl het probleem nog steeds bestaat? Waarom kiest hij voor juridische haarkloverij – waarop de Eerste Kamer terugkomt, terwijl deze geen recht van amendement heeft – en wil hij de consument die zijn rekening, volstrekt onnodig, veel te laat krijgt, nu in de kou laten staan?

De heer Zijlstra (VVD):

Wij delen de analyse van twee jaar geleden, waaruit naar voren kwam dat de facturen te laat bij de consument kwamen. Daarom hebben wij een en ander destijds gesteund. Wij hebben de argumenten in de Eerste Kamer gehoord, die wij steekhoudend vonden. Dit wetsvoorstel is juist bedoeld om al die problemen die wij destijds hebben benoemd, op te lossen en ik wil daar inderdaad wel enig vertrouwen in hebben. Wij moeten wel proberen de eenheid in de juridische teksten te bewaken. Net als bij vervolging in het strafrecht houdt verjaren naar onze mening nog steeds in dat de claim weliswaar niet vervalt, maar dat men daar niet meer aan hoeft te voldoen. Dat is natuurlijk wel de essentie waar het u ook om gaat, dus wie doet er nu aan juridische haarkloverij?

De heer Hessels (CDA):

Stel dat de verjaringstermijn twee jaar is. Als je dan na één jaar en 364 dagen een briefje stuurt in de trant van: het zou wel eens zo kunnen zijn dat u nog een rekening van mij krijgt, geldt de verjaringstermijn weer twee jaar langer. Dat is bij vervallen niet het geval. Kunt u mij het steekhoudende argument van de Eerste Kamer aangeven? Dat was puur dat uit een andere wet het verschil tussen vervallen en verjaren is verwijderd. Ons steekhoudende argument was en is dat rekeningen veel te laat worden verstuurd en dat de consument daarvan de dupe wordt. Is daarin verandering in gekomen? Zo ja, in welk opzicht en zo nee, waarom gaat de VVD dan nu zo draaien?

De heer Zijlstra (VVD):

Nogmaals, er ligt een wetsvoorstel voor, waarin wordt geprobeerd, dit allemaal te regelen. Daarom gaan wij akkoord met een aantal zaken in dit wetsvoorstel, waar wij a priori wat minder enthousiast over waren. Wij hadden liever geen leveranciersmodel of capaciteitstarief gehad. Wij zien er echter de voordelen van. Door de terminologie in onze wetboeken te veranderen en met twee verschillende termen voor dezelfde situatie te gaan werken, wordt er een enorme juridische haarkloverij veroorzaakt. Dat is een probleem en wij vinden dat je daar dus niet aan moet beginnen. Het probleem is al opgelost, en dan moet je er niet nog een keer doorheen gaan fietsen.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Wij veranderen niets. De heer Zijlstra kan dat zien aan het amendement. Wij halen juist een verandering uit het wetsvoorstel die er nu in staat. De wet blijft zoals die is en de heer Zijlstra kan ons er dus niet van beschuldigen dat wij de wet gaan veranderen.

De heer Zijlstra (VVD):

In de discussie die destijds in de Eerste Kamer – waar men zijn rol eigenlijk te goed heeft opgepakt – heeft plaatsgevonden, is geconstateerd dat de wet zoals die voorlag een probleem veroorzaakte en dat dit gerepareerd zou worden. Dat is de reparatie die nu voorligt. Daar zijn wij het mee eens. Ik ben groot genoeg om toe te geven dat wij dat twee jaar geleden over het hoofd hebben gezien. Dan zijn wij ook bereid om dat te herstellen. Ik vind dat je ook als politicus nooit te beroerd moet zijn om problemen te willen oplossen die zijn ontstaan doordat je een amendement hebt ingediend. Dat gebeurt nu en wij trekken daar de consequenties uit. Dat is geen draaien, het is gewoon consequent nadenken.

Dan kom ik op het amendement op stuk nr. 19, maar dat nummer is geloof ik inmiddels alweer veranderd. Ik moet u eerlijk zeggen dat je met zo'n rij amendementen het overzicht begint kwijt te raken wat de nummering betreft. Ik bedoel het amendement over de vrijwillige uitrol in plaats van een verplichtende uitrol. Zoals reeds in het wetgevingsoverleg aangegeven, is de VVD-fractie daar een groot voorstander van, omdat de consument, de eindgebruiker en de kleinzakelijke gebruiker die keuze moet hebben.

Wij hebben het amendement op stuk nr. 25 over de informatiecode ingediend. De minister gaat in op dit punt in haar brief van 2 juni en wij hebben hierover ook vanuit een aantal afnemersorganisaties duidelijke argumenten aangeleverd gekregen. Volgens mij zijn die ook naar de minister toegestuurd. Natuurlijk kan de beroepsmogelijkheid eruit worden gehaald, maar dan dient zich een ander juridisch traject aan. Voor ons weegt het voordeel van een eenmalige beroepsprocedure die bindend is, op tegen een langjarige procedure bij de gewone rechtbank. Dus zeggen wij: bouw dit nou in, dat voorkomt naar onze mening een hoop gedoe op het juridische vlak.

Rest de vraag over de vrije metermarkt voor zakelijke afnemers. Voor kleinverbruikers en kleinzakelijke verbruikers is die losgelaten. Nu staan er een paar artikelen in de wet waarin dat onderscheid met de grootverbruikers niet wordt gemaakt. Is dat een omissie? Kan de minister bevestigen dat de vrije metermarkt voor grootverbruikers overeind blijft? Kan zij bevestigen dat er in een tweetal artikelen, die ik de minister zo zal overhandigen, kennelijk vergeten is om onderscheid te maken tussen kleinverbruikers en grootverbruikers? Of zit daar een groter doel achter en moeten wij dat eventueel nog amenderen? Ik verzoek de minister ons daar helderheid over te geven.

Ten slotte onderschrijven wij de bezwaren van het College Bescherming Persoonsgegevens. Bij de invoering van slimme meters krijgen wij te maken met het feit dat wel heel veel informatie verzameld wordt over hoe een huishouden, hoe een gezin, hoe een individu omgaat met zijn energieverbruik. Daar zitten voordelen aan, maar er zitten ook nogal wat privacyaspecten aan. Een energiebedrijf weet in een keer heel veel van je: wanneer je er bent, wanneer je er niet bent, wat voor apparatuur je gebruikt. Dat is wel degelijk een beetje eng. Daarom vinden ook wij dat de bezwaren die door het college zijn gemaakt, volledig gehonoreerd moeten worden. Als wij dat niet ondergraven, dan krijgt de heer Orwell alsnog gelijk en dat zouden wij graag zien te voorkomen.

Voorzitter. Zoals ik al zei, zijn wij akkoord met het capaciteitstarief. Wat het leveranciersmodel betreft, willen wij graag nog een toelichting op de inefficiënties. Voorts zijn wij er vanzelfsprekend voor dat er bij vervanging en nieuwbouw slimme meters komen – je moet met de tijd meegaan – maar de verplichte uitrol is voor ons echt een brug te ver op dit moment.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. De D66-fractie is verheugd met de implementatie van de EG-richtlijnen die moeten leiden tot bewuster en daarmee minder verbruik van energie in Nederland. Daarnaast zien wij wijzigingen in de Elektriciteitswet als een volgende stap naar een volledig transparante en geliberaliseerde energiemarkt, een proces dat in werking is gezet door toenmalig minister Wijers en is voortgezet door onder anderen minister Brinkhorst. Niet voor niets noem ik die ministers, want die hebben dezelfde politieke kleur als ik. Ook andere ministers hebben daar echter hard aan gewerkt, moet ik toegeven.

De wijzigingen betreffen de invoering van het capaciteitstarief voor kleingebruikers, het verplichte leveringsmodel en de invoering van het nieuwe marktmodel. Deze wijzigingen zijn tot stand gekomen in overleg met alle betrokken partijen in de energiesector. Dat is voor ons een bewijs dat de liberalisering van enkele jaren geleden heeft geleid tot het volwassener worden van deze belangrijke sector en niet tot starre monopolisten die alles in eigen hand hebben.

Over de implementatie van de EG-richtlijnen energie-efficiëntie en met name de slimme meters heb ik nog wel enkele opmerkingen en wat vragen. In de brief van de minister wordt onder punt d gesteld dat slimme meters die ten minste voldoen aan de wettelijke eisen, op verzoek van de kleinverbruiker ook kunnen worden geïnstalleerd door andere partijen dan de netbeheerder. Het moet ook voor derden, bijvoorbeeld leveranciers, mogelijk worden om slimme meters aan de muur te laten hangen. Mijn vraag is of niet onnodig administratieve chaos wordt veroorzaakt en onnodige kosten worden gecreëerd als de mogelijkheid bestaat dat ook derden meters kunnen plaatsen. Ervaringen uit het interludium leren ons dat administratieve processen onder grote druk komen te staan. De netbeheerder is verplicht de juiste data op tijd aan te leveren bij de overige marktpartijen, maar is niet in staat de input van de data – hierbij valt te denken aan meterstanden van de oude meters, meternummers en telwerkconfiguratie – te controleren. Wij maken de netbeheerder verantwoordelijk voor de output van dit proces, maar geven de input in handen van derden, die veel minder belang hechten aan de juistheid en tijdigheid van dit proces. Gezien de chaos die wij een aantal jaren geleden hebben ervaren bij de liberalisering, hebben wij daar wel wat vragen over. Kan de minister een reflectie geven op de mogelijkheid die hier geboden wordt?

Vervolgens wil ik een opmerking maken over de massale uitrol van de slimme meters. De grote hausse aan slimme meters is voorlopig uitgesteld. Stonden eerst de startdatum van 1 januari 2009 en een doorlooptijd van zes jaar vast, nu is het allemaal wat open gelaten. Over twee jaar zien wij wel hoe de boel ervoor staat. De massale uitrol is een megaoperatie, zowel logistiek als organisatorisch, dus daar moet tijdig duidelijkheid over komen, zodat iedereen zich maximaal kan voorbereiden. Een harde startdatum, bijvoorbeeld op 1 januari 2011, met een go/no-gomoment één jaar eerder, maakt dit mogelijk. Nu hangt het een beetje in het midden. Op dit punt hoor ik graag een reactie van het kabinet.

Wij willen de komende twee jaar alleen aan de gang met nieuwbouw en renovatie. Is dit echter niet business as usual, met het enige verschil dat er slimme meters in plaats van traditionele meters worden geïnstalleerd? Het zijn juist de logistieke en planmatige aspecten die de massale uitrol tot een grote uitdaging maken. Is het daarom niet verstandig om daar veel meer op te oefenen, bijvoorbeeld door middel van verplichte pilotprojecten die in omvang steeds toenemen?

Wij zullen het amendement inzake het vrijwillig maken van de uitrol van de slimme meters niet steunen. Wij vinden dat geen goede manier. De heer Samsom heeft daar al goede argumenten voor aangedragen. De meter moet volgens de wet slim zijn of slim worden, maar de meter is volgens het marktmodel het eigendom van de netbeheerder, dus formeel heeft de eindgebruiker daar geen zeggenschap over. Daarnaast levert het in het amendement voorgestelde enorme extra problemen op qua planning en logistiek. Dat moeten wij niet willen. Om die reden zullen wij tegen het amendement stemmen.

Er is gezegd dat het verstrekken van zes facturen of verbruiksoverzichten per jaar leidt tot meer inzicht en daardoor tot meer besparing van energie. Om te voorkomen dat er zes keer jaar zeven miljoen enveloppen met een papieren overzicht worden verspreid, lijkt het ons verstandig vooral te focussen op de mogelijkheden die internet biedt. Niet zes keer per jaar een brief in de brievenbus, maar dagelijks het eigen verbruik kunnen monitoren via internet, e-mail, sms en dergelijke. Dat zou het doel moeten zijn. Op die manier zouden het beste alle belangen die spelen kunnen worden gediend. Internetbankieren leert dat als men dagelijks de actuele gegevens kan bekijken, de behoefte aan oude data op papier snel daalt. Ook op dat punt hoor ik graag een reactie van het kabinet.

Ook de D66-fractie heeft kennisgenomen van de brief van het College Bescherming Persoonsgegevens. Daarin wordt gesteld dat op een aantal punten lacunes in de wet zitten. Het CBP roept op om te komen tot een aantal aanpassingsvoorstellen. Er zijn enkele amendementen op dit punt ingediend, maar ik kan niet goed beoordelen of die voldoende het hoofd bieden aan de bezwaren die het CBP maakt. Wat mij betreft zou het ook in de rede kunnen liggen dat de minister gewoon met een nota van wijziging komt. Hoe wil de minister tegemoetkomen aan de bezwaren van het college en is zij bereid om de wetgeving daartoe aan te passen? Ik denk dat wij dat ruimhartig moeten doen, dat wij beter "safe than sorry" moeten zijn, zodat wij niet over een aantal jaren weer moeten bijplussen of de wet moeten wijzigen om gerezen bezwaren alsnog het hoofd te bieden. Ik hoor op dit punt graag een toezegging.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Er zijn allemaal deskundigen aan het woord geweest. Daar zaten ook enkele ingenieurs tussen die er meer verstand van hebben dan ik. Mijn inbreng sluit in grote lijnen aan bij wat de woordvoerders van de fracties van de SP en de VVD al hebben gezegd.

Vanwege de invoering van de richtlijn wordt nu gewerkt aan beperking van het gebruik van primaire energie. Dat helpt om de afhankelijkheid van de EU van de invoer van energie te verkleinen. Als ik dat zo lees, wil ik nog eens wijzen op het Zuid-Limburgse OPAC-verhaal dat helemaal niet wordt gesteund door het kabinet en de Kamer. Kernenergie wordt gelukkig wel enthousiast ondersteund door de heer Zijlstra. De kolencentrales moeten gewoon nog even blijven. Dat zijn de enige mogelijkheden om onafhankelijk te blijven. Het staat er allemaal netjes in, maar het levert niets op.

De PVV-fractie is tegen de verplichte uitrol van slimme meters. Wij zien enkel voordelen voor de energiebedrijven. Zij kunnen op afstand afsluiten en aflezen. Echte voordelen voor de consument zijn niet naar voren gekomen tijdens de rondetafelgesprekken en de werkbezoeken. Niemand heeft mij kunnen vertellen wat de voordelen voor de consument zijn. Daar wil ik graag opheldering over hebben.

De afschrijvingstermijn van slimme meters schijnt een stuk korter te zijn dan die van reguliere meters. Men spreekt over een economische en technische afschrijving van vijftien tot twintig jaar. Dat is fors minder. Dat wordt toch allemaal op de consument verhaald, uiteindelijk. Dat wordt allemaal in de prijs opgenomen. Daar willen wij graag opheldering over hebben.

De heer Jansen zei dat wij de consument moeten beschermen tegen de terreur van de kleine lettertjes. Dat wil ik van harte ondersteunen. Wij moeten daar met zijn allen voor waken. Dat is onze functie. Ik hoop dat de minister ook als een herder over haar schaapjes wil waken om ervoor te zorgen dat er geen terreur van kleine lettertjes plaatsvindt. Dat is namelijk nu wel het geval.

Wie gaat de introductiekosten van de digitale meter uiteindelijk dragen? Welke garantie geeft de minister dat deze niet worden verrekend in de consumentenprijs? De energiebedrijven hebben het voordeel. Als zij een voordeel hebben, moet dat worden gedeeld met de consument. Ik vind dat de consument echt veel te fors betaalt, ook ten opzichte van andere landen. Wij spreken altijd over een gelijk speelveld, maar in Nederland is echt alles het duurst. De auto's zijn het duurst, de brandstof is het duurst en de energie is het duurst. Alles is het duurst bij ons en daar moet ook maar eens wat aan worden gedaan. Ik vind dat bedrijven ook moeten inleveren. Zij hebben er voordelen van. Zij kunnen arbeidskrachten, tijd en geld besparen. Dat moeten zij delen met de mensen die tientallen jaren te veel hebben betaald. Welke garantie kan de minister geven op dit terrein?

Ik wilde ook nog vragen naar de technische en economische afschrijvingstermijnen, want die zijn fors korter. Daar wil ik ook graag een reactie op van de minister. Ik wil niet dat deze kosten worden opgenomen in het maandbedrag.

Ik denk dat de slimme meter zoals die nu wordt voorgesteld een voordeelworst is die aan de consumenten wordt voorgehouden, net als de euro destijds. Die zou ook alleen maar voordelen hebben. De euro heeft echt totaal geen voordelen gehad voor onze burgers en consumenten, behalve dat zij geen geld meer hoeven om te wisselen als zij in Duitsland of België een kratje bier gaan halen. Het bier is hier namelijk ook duurder.

De heer Hessels sprak over een slimmere, groenere en veiligere meter. Ik vraag mijn af of die meter wel zo slim is.

Ik vind het overigens heel leuk dat de woordvoerder van de PvdA-fractie sprak over een tsunami. Ik vind dat heel leuk, want voor dat woord heeft mijn fractievoorzitter, die altijd de bulldozer is hier, weken onder vuur gelegen en nu wordt het zelfs door de PvdA-fractie gebruikt. U ziet dat mijn fractievoorzitter een trendsetter is geweest met klip en klare taal. Ik waardeer het enorm dat dit hiermee is bevestigd. Daar staat de PVV-fractie voor. Wij zijn altijd voor vernieuwing, zijn onze tijd vooruit en hebben een voorbeeldfunctie. Het is toch leuk dat dit nu wordt bevestigd door zelfs de PvdA-fractie.

De heer Samsom (PvdA):

Als de PVV-fractie slimme meters en moslims over één kam gaat scheren, haak ik echt definitief af.

De heer Graus (PVV):

Die vergelijking snap ik niet. Het gaat om het woord "tsunami".

De heer Samsom (PvdA):

Daar gaat ging het niet om.

De heer Graus (PVV):

Ja, daar ging het wel om, want u gebruikte het woord "tsunami". Mede u hebt mijn fractie onder vuur genomen vanwege dat woord en nu gebruikt u het zelf. Ik beschouw het als een compliment voorzitter, en ben echt niet boos op de heer Samsom. Ik vind het juist bijzonder sympathiek dat hij dat woord van ons overneemt en dat hij ons neerzet als trendsetter. Het is vernieuwende politiek: klip en klare taal. Dat vind ik echt prachtig. Zelfs de minister-president neemt woorden van mij over. De functie die wij hebben, vind ik prachtig.

Het hangt van de minister af of ik mijn fractie zal adviseren om tegen de implementatie te stemmen. Ik wil een aantal amendementen met mijn fractie bespreken. Een aantal is namelijk sympathiek, waaronder die van de heer Jansen en die van de heer Zijlstra. Misschien geef ik daarover een positief stemadvies aan mijn fractie.

De heer Samsom heeft ook gesproken over een aantal prachtige modificaties. Je zou misschien wel een programma kunnen beginnen met de titel "Pimp mijn slimme meter", net zoals "Pimp my car" en dat soort dingen. Ik vraag mij echter ook af wie dat gaat betalen. Wij willen een eenvoudige, gedigitaliseerde versie van de oude meter waaraan niet veel kapot kan gaan. De technische en de economische afschrijving daarvan zullen wat langer zijn. Daardoor zullen de kosten voor de energiebedrijven en misschien ook voor de consument lager zijn. De voordelen zullen dus groter zijn: een win-winsituatie. Hoe eenvoudiger het systeem is, hoe beter het is. Daarbij komt, zoals ik al zei, dat er minder kapot kan gaan. Dat blijkt iedere keer weer. Tijdens het debat over de Postwet werd ik weggehoond maar tot nu toe heb ik steeds gelijk gekregen, ook wat Economische Zaken betreft. Mogelijk neemt de minister mijn woorden dan ook serieus.

Ondanks de stralende zon, zal ik het kerstregime niet frustreren. Ik steun het betoog van mijn Limburgse medestrijder, de heer Hessels, over de maximale factureringstermijn. Ik vind het echt belachelijk! Ook ik kreeg na vierenhalf jaar nog een rekening van Essent. Dat kan natuurlijk niet. Ik wist niet eens meer waarover het ging en het was niet meer te achterhalen. Ik was zelfs het huis al vergeten waar ik destijds heb gewoond. Ik ben dus ervaringsdeskundige geworden. Meer mensen zijn daardoor getroffen. Van mij mag de maximale factureringstermijn een jaar zijn, maar na overleg met het level playing field zal ik mij aansluiten bij de termijn van twee jaar.

De vergadering wordt van 16.25 uur tot 16.35 uur geschorst.

Voorzitter: Ten Hoopen

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Ik dank de Kamer hartelijk voor het feit dat wij op zo'n korte termijn elkaar weer kunnen spreken over het wetsvoorstel ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt. Dit is met name belangrijk voor het wetsvoorstel implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie. Dat hebben wij immers nodig om te kunnen voldoen aan onze Europese implementatieverplichtingen.

De stellingen die leden tijdens dit debat hebben ingenomen, zijn voor een deel herhalingen van zetten. Als de Kamer het niet erg vindt, ga ik daarop verder niet in, want daarover hebben wij met elkaar al gesproken. Er is echter ook een aantal nieuwe vragen gesteld over de slimme meter. Deze zal ik beantwoorden. Daarna ga ik in op de kwestie rond het CBP en de privacy. Ten slotte zal ik de amendementen behandelen, omdat daarbij alle zaken aan de orde komen die de Kamer veranderd wil zien.

Wij hebben al uitvoerig gesproken over de slimme meter. Daarmee heb ik mijns inziens mijn voordeel gedaan. De Kamer heeft dat kunnen lezen in de nota van wijziging. Daarin wordt aangegeven dat wij beginnen met een proefperiode, waarbij alleen slimme meters worden geplaatst op plekken waar dit verplicht is vanwege de Europese richtlijn. Dit geldt voor nieuwbouw en ingrijpende renovatie. Daarnaast kan ik bij AMvB situaties bepalen waarbij de netbeheerder verplicht is om een slimme meter te plaatsen. Dit kunnen situaties zijn waarbij de consument aangeeft, behoefte te hebben aan een slimme meter. Dit kan het geval zijn als er sprake is van verbetering van de woning waardoor het energielabel ten minste twee labelsprongen verbetert of waarbij minimaal label A wordt verkregen. De investering in energiebesparende maatregelen die door de huiseigenaar wordt gedaan, wordt op die manier gecomplementeerd met een slimme meter. Bij reguliere vervanging of op verzoek van een afnemer kan uiteraard een slimme meter met voorrang worden geplaatst. Ook zal de netbeheerder gedurende de proefperiode vrijwillig bestaande meters kunnen vervangen door slimme meters. Ook derde partijen hebben deze mogelijkheid, zolang zij maar aan de wettelijke eisen voldoen. Ik heb de Kamer al gezegd dat ik deze proefperiode wil gebruiken om ervaring op te doen met het plaatsen van de slimme meters en om, gelet op de wensen van de Kamer, de eisen zo nodig aan te scherpen.

Ik heb al vastgesteld dat alle door de Kamer gewenste opties standaard door de Nederlandse Technische Afspraak worden ondersteund. Zij worden in Europa en door de Europese Commissie gezien als voorbeeld. In antwoord op vragen hierover zeg ik daarbij echter, dat ik wel in overleg zal treden met betrokken partijen om mij ervan te verzekeren dat alle functionaliteiten effectief kunnen worden benut en actief kunnen worden aangeboden. Uiteraard is het daarna aan de afnemer om te bepalen, of hij daarvan gebruik wil maken. Ik zal dit meenemen bij het opstellen van de uitvoeringsregels.

Als er op basis van de aangescherpte eis voldoende slimme meters beschikbaar zijn, en als is aangetoond dat de installatie goed verloopt en dat de meters adequaat functioneren, sluiten wij de proefperiode af en starten wij de periode van de verplichte grootschalige uitrol. De heer Van der Ham vraagt eigenlijk om daaraan nu al een datum te koppelen. Daarvoor is het nu nog te vroeg. Bovendien staat dit haaks op de afspraken die ik met de Kamer heb gemaakt. Het staat ook haaks op de proefperiode en op de evaluatie van de ervaringen in deze proefperiode. Daarom zal ik het voorstel van de heer Van der Ham niet volgen.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb het jaar 2012 genoemd. Het duurt nog een tijdje voordat wij in dat jaar zijn aangeland. Het lijkt mij dat er dus nog voldoende tijd is om te pilotten. Door zo'n jaartal te noemen, bieden wij de markt echter duidelijkheid over de vraag waar men ongeveer op kan rekenen. Ik probeer een middenweg te vinden tussen enerzijds het totaal opengooien en anderzijds een te strikte periode. Kan de minister ons, en vooral de ondernemers, op dat punt tegemoetkomen?

Minister Van der Hoeven:

Ik begrijp de vraag van de heer Van der Ham. Ik heb in de brief van 2 juni geschreven dat er twee momenten zullen zijn waarop de ervaringen kritisch moeten worden getoetst. De eerste evaluatie is een jaar na de start van de proefperiode en het jaar daarop volgt de tweede. Mijns inziens zal op basis hiervan de proefperiode ongeveer twee jaar duren. Dan kom ik toch redelijk in de buurt van wat geachte de afgevaardigde zei. Maar het is mij een stap te ver om dan ook een datum vast te leggen. Dit is mijn insteek. Ik hoop dat alles zo snel mogelijk geregeld wordt. Daar hebben wij allemaal belang bij.

De heer Hessels (CDA):

Lees ik de toelichting bij de nota van wijziging goed als ik constateer dat het bij die voorlopige uitrol niet alleen gaat om nieuwbouw en grootschalige renovatie, maar dat bedrijven ook op eigen verantwoordelijkheid pilots kunnen starten in wijken, steden of gebieden om ervaring op te doen?

Minister Van der Hoeven:

Dat kan.

De heer Hessels (CDA):

Prima!

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Er is een aantal vragen gesteld over de slimme meter. De heer Hessels vroeg: wie draait op voor de kosten van installatie van de slimme meter? Naderhand is die vraag herhaald. Zoals bekend is de meterhuur gereguleerd. De kosten van de meter zelf, het installeren en het uitlezen ervan zijn verdisconteerd in de maandelijkse meterhuur. Ik heb aangegeven dat ik in het kader van de uitvoeringsregeling nog overleg zal voeren met de Energiekamer over de kosten en de tarieven van de slimme meter. Ik heb echter geen indicaties waaruit zou blijken dat de slimme meter op basis van de huidige meterhuur niet betaalbaar zou zijn. Het antwoord op de vraag van de heer Hessels is dus: ik voorzie voor de afnemers geen stijging van de meterhuur.

Hij vroeg ook: wie draait op voor de extra kosten die de waterbedrijven moeten maken? Ik heb hierover navraag gedaan bij de sector. Daarbij is gebleken dat nog slechts sporadisch, bijvoorbeeld in Zeeland, de opname van de meters gecombineerd plaatsvindt. Dat betekent dat de extra kosten er niet zijn, maar Zeeland vormt een uitzondering op de regel. Delta voert overleg met Evides en probeert een slimme oplossing te vinden. Men heeft daar grote belangstelling voor de slimme meter. Het voorgaande betekent dat er voor de consument in Zeeland geen nadelige gevolgen zijn.

Wij hebben ook nog te maken met het versturen van kaartjes en het opgeven van de standen via internet. Dat systeem kan door de waterbedrijven, zo nodig, worden voortgezet. Het gebruik van de meter brengt daarin geen verandering die nadelig zou zijn. Ik meen zelfs dat efficiencyvoordelen kunnen worden verkregen als de waterbedrijven opnieuw gaan samenwerken. Zij kunnen bijvoorbeeld meeliften met de introductie van de slimme meter. Continuon en het waterbedrijf Noord-Holland hebben daarvoor een pilot gestart.

De geachte afgevaardigde vroeg ook of, gelet op de wensen van de Kamer, wel herziening van de NTA nodig is. Ik zei al dat ik heb geconstateerd dat vrijwel alle wensen die door de Kamer naar voren zijn gebracht, nadrukkelijk door de huidige NTA worden ondersteund. Inderdaad, wij hebben de brief waarin wordt geconcludeerd dat de huidige NTA op alle fronten voldoet, ontvangen.

Een aantal punten zou echter wel degelijk aangescherpt kunnen worden. In dit verband noem ik de registratie en de communicatie van de bruto productie van de decentrale opwekkingsinstallaties, de encryptie van berichten die door de meter naar de lokale poort worden verstuurd, het aantal beschikbare poorten waarop additionele meters en apparatuur kunnen worden aangesloten en de volumecorrectie van de gasmeters. Moet je daarvoor de NTA 8130 aanpassen? Dat hoeft niet noodzakelijkerwijs. Dat zou ook lang duren. Tot nu toe heb ik de volledige regie. Ik kan echter wel met de uitvoeringsregelgeving met betrekking tot de meterinrichtingseisen nadere eisen stellen. Dat ben ik ook van plan. Dan kan ik wel mijn regierol vervullen en hoeft de NTA niet te worden opengebroken. Dat is van belang om op korte termijn te kunnen starten met de installatie van de meters in die gevallen waartoe de Europese richtlijn ons dat nu al verplicht.

De heer Zijlstra vroeg: u gaat toch niet alles wat door de heer Samsom is genoemd in die meter zelf laten inbouwen? U gaat toch niet aan al zijn eisen voldoen? Welnu, er is door de heer Samsom een aantal functionaliteiten genoemd die met de slimme meter "mogelijk" zouden moeten zijn. Ik heb aangegeven dat het belangrijk is om onderscheid te maken tussen de meetinrichting en de additionele functionaliteiten en hun voorzieningen. Dat zijn twee verschillende aspecten. Ik wijs erop dat een land niet altijd zelf aanvullende nationale eisen mag stellen. Ik denk aan het gestelde in de EU Meteorologierichtlijn. Daarom is er met de NTA voor gekozen dat de meter bepaalde functionaliteiten moet kunnen ondersteunen, maar aanwezigheid van aanvullende functionaliteiten kan op basis van het gestelde in de Meteorologierichtlijn niet verplicht worden voorgeschreven. Je krijgt dan inderdaad te maken met de zogenaamde opbouwmodules. Natuurlijk zijn de wensen van de klant bepalend, maar het voldoen aan die wensen moet je overlaten aan het overleg tussen marktpartij en klant.

Ik kom nog terug op de opmerkingen over de kosten. De heren Zijlstra en Van der Ham vroegen waarin de kosten zijn gelegen als meerdere partijen de slimme meter aanbieden. Het zijn coördinatiekosten en afstemmingskosten. De netbeheerder moet wel weten waar wat gebeurt. Het is ook van belang dat iedere partij volgens dezelfde strenge installatie-eisen die meter ophangt. Overigens is daarvoor al certificering geregeld, maar het moet wel gebeuren. Verder is een zorgvuldige administratieve afhandeling van belang, zoals het noteren en het doorgeven van de juiste meetgegevens van de oude meter. Daarop heeft de heer Van der Ham terecht gewezen. Als dat niet gebeurt, ontstaan wel degelijk extra kosten. Dat is de reden waarom ik hierover nadere regels zal stellen in de uitvoeringsregeling.

Ik heb er inderdaad bewust voor gekozen om in het wetsvoorstel ruimte te laten voor derden om meters te plaatsen op verzoek van de kleinverbruiker. Op die manier biedt je extra dienstverlening aan de klant. Het snelle plaatsen van de slimme meters draagt eraan bij dat wij onze duurzaamheidsdoelstellingen effectiever en sneller halen. Laten wij dat ook niet vergeten. Ik ben het wel met de heer Van der Ham eens dat het bieden van die mogelijkheid extra waarborgen vergt om te zorgen dat het een beheersbaar proces zal zijn. Dat zie ik. Ik zal daaraan in de uitvoeringsregeling aandacht schenken, zodat daarover geen misverstand ontstaat. Dit is echt een communicatieprobleem.

De heer Van der Ham heeft gevraagd om de verbruiksdata te leveren via internet in plaats van op papier. Het staat de leverancier vrij hoe en hoe vaak hij de informatie voorlegt, maar het minimum is zes keer per jaar. Hij kan dat elektronisch verzorgen als hij en de klant dat willen. Ik ben het met de heer Van der Ham eens dat het langzaam maar zeker in het algemeen die richting zal uitgaan, maar wij bevinden ons op dit moment in een transitiefase. Het lijkt mij een beetje te ver gaan om het dan voor te schrijven.

De heer Van der Ham (D66):

Begrijp ik de minister goed dat een leverancier de klant er niet zes keer per jaar op moet wijzen dat hij op internet kan kijken als hij ertoe overgaat om de data via internet aan te bieden?

Minister Van der Hoeven:

Nee, want dan is tevoren tussen de leverancier en de klant die afspraak gemaakt, net zoals de heer Van der Ham en ik met onze banken een afspraak maken. Dan moet men natuurlijk ophouden met papier versturen.

De heer Van der Ham (D66):

Is de minister het eens met de constatering dat het gunstig is voor het behalen van duurzaamheidseisen, voor bewustwording van consumenten en andere kleingebruikers, als men op internet bijna dagelijks, per uur, bij wijze van spreken per seconde, zoals bij het telebankieren, de stand van zaken kan bijhouden?

Minister Van der Hoeven:

Ja, dat zie ik wel. Ik zie echter ook dat wij ons op dit moment in een transitiefase bevinden, waarin je dit nog niet kunt voorschrijven. Dan zal een aantal mensen afhaken en dat leidt tot minder draagvlak voor de invoering van de slimme meter. Daarvoor voel ik niet zoveel.

De heer Graus heeft gevraagd welke garantie ik kan geven voor een goede technische en economische afschrijvingstermijn voor die slimme meter. Dat is uiteraard een onderdeel van de vaststelling van metertarieven door de Energiekamer. De termijn van vijftien jaar is gebaseerd op een aantal onderzoeken. Dit zijn onderzoeken die wij zelf hebben uitgevoerd en onderzoeken van de sector. Dat is echt genoeg om de investeringen terug te verdienen. Dat waren de vragen over de slimme meter. Het was een onderdeel waaraan de Kamer in het debat zojuist vooral aandacht heeft geschonken.

De heer Graus (PVV):

De afschrijvingskosten zijn fors hoger. Dat is tijdens het rondetafelgesprek gezegd door de mensen die er verstand van hebben. Het is echt fors. Ik heb begrepen dat de termijn valt tussen vijftien en twintig jaar. Ik wil de garantie dat dit niet wordt doorberekend naar de consument. Dat gaat natuurlijk gebeuren, dat weten de minister en ik ook. Is de minister het daarom met mij eens dat je de technische en economische afschrijving voor de bedrijven en daardoor ook voor de consumenten lager houdt, naarmate de meter eenvoudiger is en niet de gepimpte versie is van de heer Samsom?

Minister Van der Hoeven:

Daarvoor kan de consument kiezen. Dat is de reden waarom ik net in antwoord op de heer Zijlstra heb gezegd dat de modaliteiten er al in zitten. De klant bepaalt zelf wat hij wil hebben, dus hoe veel hij erop wil hebben.

De heer Graus (PVV):

Het komt er kortom op neer dat de energiebedrijven er voordeel van hebben als wij een eenvoudige digitale versie nemen van de oude analoge meter. Dan moet alles goed komen. Dat betekent dat de energietarieven zeker niet omhoog moeten gaan. Is de minister dat met mij eens? Dan ben ik ook tevreden.

Minister Van der Hoeven:

Nee, dat ben ik niet met de heer Graus eens, want ik vind wat hij zegt een beetje ouderwets. Wij zijn bezig om met het oog op de toekomst te bezien op welke manier men met duurzaamheid omgaat. Daarvan is de slimme meter een onderdeel. Als de heer Graus hem niet wil en hem simpel wil houden, dan neemt hij een simpele. Die mogelijkheid heeft hij.

Dat brengt mij bij de vragen die zijn gesteld in verband met de Wet bescherming persoonsgegevens. Verschillende Kamerleden hebben daarover vragen gesteld. Ik denk dat ik aangeef hoe het in elkaar zit als ik de vragen van de heer Samsom beantwoord. De heer Samsom heeft gevraagd of de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing is op de verwerking van meetgegevens op basis van het wetsvoorstel en zo ja, of dit betekent dat een afnemer contracten krijgt voorgelegd waarin hij een reële keuze heeft om al dan niet toestemming te verlenen voor de verwerking van de hem betreffende meetgegevens.

De Wet bescherming persoonsgegevens is van toepassing op elke verwerking van persoonsgegevens en dus ook op de verwerking van de individuele meetgegevens op basis van dit wetsvoorstel. Voor zover het wetsvoorstel gegevensverwerking van meetgegevens tussen netbeheerder, leverancier en meetbedrijf verplicht stelt, biedt het wetsvoorstel de grondslag voor de gegevensverwerking en is de geoorloofdheid van die gegevensverwerking niet afhankelijk van contractuele toestemming tot afnemen. Dat is anders voor overige gevallen van gegevensverwerking, bijvoorbeeld door netbeheerder en meetbedrijf aan derden. Die gegevensverwerking wordt niet door het wetsvoorstel verplicht gesteld, maar is toegestaan als de betrokken afnemer daar toestemming voor geeft. Dat is de verwijzing naar artikel 8, sub a en b van de Wet bescherming persoonsgegevens. Dus er zijn geen aanwijzingen om te veronderstellen dat de afnemer daarin geen reële keuze heeft, want de gegevensverstrekking aan derden betreft een extra faciliteit en niet de essentiële gegevensprocessen bij de netbeheerder, leverancier of het meetbedrijf.

Ik moet constateren dat ik in de memorie van toelichting wel wat zuinig geweest ben op dit punt. Ik begrijp dat dit aanleiding heeft gegeven tot de brief van het CBP. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat de wet gewoon van toepassing is. Ik zal voordat de wet in stemming komt navragen bij het CBP of hiermee de bezwaren zijn ondervangen. Deze behandeling maakt deel uit van de wetsgeschiedenis, dus het ligt gewoon vast. Ik zal de Kamer dit voor de stemming laten weten. Ik kom er ook op terug bij de amendementen.

De heer Jansen (SP):

In de brief van het CBP staat op bladzijde 2 onderaan: het wetsvoorstel voorziet niet in de mogelijkheid om een overeenkomst af te sluiten waarin alleen wordt toegestemd in de uitwisseling van het minimaal noodzakelijke niveau van gegevens. Kortom, ik ben klant en ik vind het wel voldoende als ik een keer per twee maanden een gebruiksoverzicht krijg en dat ook een keer per twee maanden geconsolideerd informatie naar de netbeheerder en daarmee naar de leverancier toegaat. Kan ik dat afdwingen?

Minister Van der Hoeven:

Volgens mij zou dat moeten kunnen omdat de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing is. Maar zoals ik eerder zei, wil ik bij het College Bescherming Persoonsgegevens navragen of door dit op deze manier aan te geven, hun individuele bezwaren op onderdelen, die alle op hetzelfde neerkomen, ondervangen zijn. Als dat het geval is, zijn die amendementen niet nodig. Daarvan moet de Kamer natuurlijk wel op de hoogte zijn voordat het wetsvoorstel in stemming komt. Mocht dat niet het geval zijn, dan hoort de Kamer van mij wat ik daarmee doe.

De heer Samsom (PvdA):

Geldt dat ook voor de bewaartermijn? Dat is een onderdeel dat het CBP nog expliciet aanhaalt. Het vindt dat de wet daar eigenlijk een aparte voorziening voor moet bevatten om ervoor te zorgen dat die gegevens na zo veel tijd niet meer in de richting van bepaalde personen wijzen. Als de Wet bescherming persoonsgegevens overal van toepassing is, zou dat vanzelf moeten gelden. En toch doet het CBP dat vast niet voor niets. Daarom doe ik het expliciete verzoek aan de minister om dat mee te nemen in de correspondentie met het college.

Minister Van der Hoeven:

Ik zal die vraag aan het college voorleggen, maar het is natuurlijk wel zo dat artikel 10, lid 1 van de Wet bescherming persoonsgegevens de randvoorwaarden voor de bewaartermijnen regelt. Dan hoef je het niet opnieuw te regelen in een wetsvoorstel. Die randvoorwaarden moeten door de betreffende partijen in acht genomen worden. Ik wil wel graag toezeggen dat ik de voorziene wijziging van de informatiecode van de NMa zal aangrijpen om de code op het punt van de randvoorwaarden, inclusief de bewaartermijnen, nog eens goed te bezien. Als dat nodig is, zal ik daarvoor bij ministeriële regeling nadere regels stellen. Maar eigenlijk geldt ook hiervoor: op het moment dat je constateert dat de wet van toepassing is, vallen eigenlijk alle punten van het CBP daaronder. Ik wil dat graag bij het CBP checken en ik zal de Kamer daarvan op de hoogte stellen.

Voorzitter. Dat brengt mij bij de amendementen. Nu hoop ik dat ik die goed op een rijtje heb, want er zijn er zo veel ingetrokken, veranderd en vervangen dat het best kan zijn dat ik mij vergis, maar dan zult u mij wel corrigeren; daar ben ik van overtuigd.

Ik begin met de de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in wetsvoorstel 31374. Ik begin met het amendement van de heer Jansen over de invoering van het modelcontract op stuk nr. 7. Dat amendement heeft tot strekking dat de leverancier verplicht is om minstens één uniform standaardcontract aan te bieden. Dat moet voor alle leveranciers hetzelfde zijn, naast eventueel andere vrije contractvormen. Kijk, de energiemarkt is geliberaliseerd en in dat kader is er contractvrijheid. Ik heb gezegd dat ik om die reden het aannemen van het amendement ontraad. Ik begrijp wel de gedachte achter het amendement, want de transparantie en de vergelijkbaarheid zijn voor een goed geïnformeerde consument van groot belang in nieuwe markten als de elektriciteits- en gasmarkt. Daarvoor zijn echter waarborgen in de Elektriciteits- en Gaswet opgenomen. Er zijn ook private initiatieven, zoals de vergelijkingssites en de benchmark­informatie die wordt aangeboden op de internetsite van de Energiekamer. Ik moet zeggen dat ik wel de aantrekkelijkheid van deze maatregel voor de consument erken en zie. Ik heb echt een andere voorkeur, namelijk voor de contractvrijheid. Desondanks kan ik mij voorstellen dat de Kamer er anders over denkt.

De heer Jansen (SP):

Ik spreek allereerst mijn waardering uit voor deze sympathieke bejegening. De bedoeling van het amendement is absoluut niet om de contractvrijheid aan te tasten, want iedere klant kan nog steeds kiezen voor andere vrije contractvormen. Het amendement biedt alleen extra bescherming voor al die mensen die geen hoofdpijn willen krijgen van al die kleine lettertjes. Dat lijkt ons eerlijk gezegd een goed verbeterpunt in aanvulling op de contractvrijheid en de creativiteit van de markt

Minister Van der Hoeven:

Dat zie ik ook en dat is de reden van mijn zorgvuldig geformuleerd advies.

Dat brengt mij op het amendement van de heer Jansen op stuk nr 8 over de integriteitstoets op de ruwe meetgegevens. Ook daarover hebben wij eerder gesproken. Ik heb toen gezegd dat die integriteit op twee manieren is gewaarborgd. De ene is dat de meetcode van de NMa bepaalt dat netbeheerders een technische controle uitvoeren op de meetgegevens en actie moeten ondernemen als zij tekortkomingen constateren. De andere is dat het wetsvoorstel bepaalt dat meetbedrijven ruwe meetgegevens moeten valideren om gekke uitkomsten te voorkomen. Kortom, het amendement is overbodig en creëert een extra uitvoeringslast voor netbeheerders. Dat is het bezwaar dat ik tegen het amendement heb.

De heer Jansen (SP):

Ik heb in mijn termijn gewezen op de letterlijke tekst in de brief van het CBP: het wetsvoorstel en de memorie van toelichting gaan slechts in op de beveiliging van de toegang tot de slimme meter zelf en de meetgegevens. Zij gaan niet in op de beveiligingen van de andere omgevingen. Gezien de reikwijdte van het wetsvoorstel vraagt het CBP aandacht van de minister voor een passend beschermingsniveau over de hele keten. Klaarblijkelijk heeft de minister met het wetsvoorstel en de memorie van toelichting ook het CBP op dit punt niet weten te overtuigen. Wat is haar reactie daarop? Dit staat in de op de een na laatste alinea op pagina 4.

Minister Van der Hoeven:

Het CBP wenst verduidelijking over de vraag welke partijen wanneer de beschikking kunnen krijgen over welke meetgegevens. Ik denk dat de heer Jansen dat bedoelt.

De heer Jansen (SP):

Nee, het CBP heeft op pagina 4 niet alleen aandacht voor de meter, maar ook voor de beveiliging van de totale keten. Dat is precies wat het amendement beoogt, namelijk om bij de datatransmissie en alles wat er in die datacentra plaatsvindt een bepaalde vorm van kwaliteit- en integriteitsbewaking te laten plaatsvinden.

Minister Van der Hoeven:

Ik zie wat de heer Jansen bedoelt. Hij vraagt inderdaad aandacht voor de beveiliging van andere omgevingen. Dat is het punt waar het om draait. Dan gaat het om de omgeving van de netbeheerder, de leverancier en het meetbedrijf. Die organisaties moeten voldoen aan de artikelen 11 en 13 van de Wbp. Ik heb al gezegd dat ik in de ministeriële regeling zo nodig regels zal stellen over de voorwaarden die in de informatiecode geregeld zijn. Die voorwaarden betreffen de wijze waarop de met administratieve processen samenhangende gegevens worden verwerkt en kunnen ook de veiligheid van die verwerking betreffen. Ik begrijp dat de heer Jansen dat graag zou zien. De sector zelf is niet alleen bij de fysieke meter, maar ook bij de informatiesystemen van netbeheerders en leveranciers bezig met het realiseren van een zo goed mogelijk beveiligingsniveau. Dat moet vergelijkbaar zijn met dat in de bancaire wereld, ook al kan het niet hetzelfde zijn. Dat loopt op dit moment.

Het beginpunt is dat de hele keten gewaarborgd moet zijn en dat de organisaties moeten voldoen aan de artikelen 11 en 13 van de Wet bescherming persoonsgegevens. Hier wreekt zich dat ik in de memorie van toelichting een beetje te kort door de bocht ben geweest over deze aspecten, zoals ik net in antwoord op de heer Samsom zei. Als deze wat uitgebreider was geweest, hadden wij deze discussie waarschijnlijk kunnen voorkomen. Het amendement is wat mij betreft overbodig en creëert een extra uitvoeringslast. Om die redenen heb ik er wat bezwaren tegen.

Dat brengt mij bij het amendement op stuk nr. 14 ter vervanging van het amendement op stuk nr. 9 over de verhoging van de grens voor saldering van duurzaam opgewekte elektriciteit van 3000 naar 5000 kWh. Daarover hebben wij uitgebreid met elkaar gesproken. Ik laat het oordeel over dit amendement graag over aan de Kamer.

Dat brengt mij bij het amendement op stuk nr. 16 ter vervanging van het amendement op stuk nr. 11 over vervaltermijnen in plaats van verjaringstermijnen bij de tarieven van de netbeheerders. Ik heb de discussie daarnet aangehoord. Tijdens het wetgevingsoverleg heb ik tegen de heren Hessels en Samsom gezegd dat ik vond dat zij gelijk hadden. Daarna heb ik op 2 juni die brief geschreven. Die brief moet niet worden gezien als het terugkomen op die uitspraak. Die indruk wil ik allereerst wegnemen. Wij hebben wel de keuze voor verjaringstermijnen nog eens beargumenteerd. De heer Zijlstra heeft gelijk. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Onafhankelijk netbeheer in de Eerste Kamer heeft minister Wijn op aandringen van de CDA-fractie toegezegd om die vervaltermijnen door middel van het wetsvoorstel Marktmodel te vervangen door verjarings­termijnen. Dat klopt. De heren Samsom en Hessels willen met hun amendement die verjaringstermijnen weer vervangen door vervaltermijnen. Er is dus een beetje verschil van inzicht tussen de indieners van dit amendement en de Eerste Kamer, maar goed, dat lossen zij zelf maar op.

De aanvaarding van dit amendement heeft wel twee consequenties. De keuze voor een vervaltermijn van twee jaar betekent dat betalingsregelingen voor de afnemer zo goed als onmogelijk zijn. Dat levert geen positieve prikkel op voor schuldsanering, en dat is niet de bedoeling van de heer Hessels. Op het moment van de jaarlijkse afrekening lopen die vervaltermijnen al, omdat zij niet aanvangen op het moment dat de rekening wordt opgemaakt, maar zodra de transportdienst is geleverd door de netbeheerder. Dat is het probleem dat ik heb met die twee jaar. Dat zou je kunnen ondervangen door een langere vervaltermijn te kiezen: vier jaar in plaats van twee jaar. Als het amendement zo wordt gewijzigd dat de betalingsverplichting van een afnemer vervalt als een leverancier de netbeheerderskosten te laat meedeelt, dat wil zeggen later dan twee jaar nadat de vordering opeisbaar is geworden, dan wordt die consequentie ondervangen.

De tweede consequentie laat zich niet door een langere vervaltermijn of een alternatieve amendementstekst ondervangen. Die consequentie is dat de keuze voor vervaltermijnen voor vorderingen van de netbeheerder ertoe leidt dat voor een nota voor levering en transport twee regimes zullen gelden, namelijk vervaltermijnen voor het transportdeel en verjaringstermijnen voor het leveringsdeel. Dat kan verwarrend zijn voor de afnemer. Het amendement is bovendien niet nodig om te garanderen dat de factuur voor het transport tijdig wordt verzonden. De NMa heeft hiervoor namelijk expliciete beleidsregels opgesteld en zal ook toezien op de naleving ervan. Het zal de heer Hessels duidelijk zijn wat mijn probleem is. Wij hebben echter nog enige tijd tot aan de stemmingen en ik kan mij voorstellen dat het voor hem aanleiding is om naar de formulering van het amendement te kijken. Laat in ieder geval duidelijk zijn dat ik niet terugkom op hetgeen ik hierover in eerste instantie heb gezegd.

De heer Hessels (CDA):

Ik heb de minister goed gehoord. De tweede consequentie neem ik op de koop toe, want die vind ik minder zwaar wegen gezien het belang dat rekeningen voor het transport niet te laat worden verstuurd. De formulering van de minister is precies wat ik beoogde te bereiken. Als de formulering van het amendement inderdaad verder gaat, maak ik graag gebruik van de ambtelijke ondersteuning van de minister om het amendement aan te passen. Het doel van mijn amendement is namelijk te regelen dat de aanspraak vervalt als de eerste rekening na twee jaar nog niet is verstuurd. Als de rekening wel binnen die twee jaar is verstuurd, moet de aanspraak of de vordering gewoon blijven staan, zodat schuldsaneringstrajecten en dergelijke van start kunnen gaan.

Minister Van der Hoeven:

Daar moeten wij voor de stemmingen dan nog eens goed naar kijken. Ik denk overigens dat wij hier wel uitkomen.

Het amendement op stuk nr. 18 van de heer Hessels regelt de uitbreiding van het leveranciersmodel naar alle contacten tussen afnemer en netbeheer, met uitzondering van aan- en afsluitingen, maar inclusief storingen en incidentele kostenvergoedingen. Hierover hebben wij in een eerder stadium al gesproken en ik heb toen ook al aangegeven dat het een lastig amendement is. De heer Hessels wil de reikwijdte van het leveranciersmodel zodanig uitbreiden dat alle contacten eronder vallen, met uitzondering van de contacten over aan- en afsluitingen. De contacten over storingen en de facturatie van incidentele kostenvergoedingen moeten dan echter ook via de leverancier gaan lopen. In mijn brief van 2 juni en in het wetgevingsoverleg van 26 mei heb ik al de vraag gesteld of de uitbreiding van het leveranciersmodel met de eerstgenoemde categorie gewenst is.

Ik ben het met de heer Hessels eens dat zijn amendement consistent is met het leveranciersmodel. Wij moeten hierbij echter ook de uitvoeringspraktijk in ogenschouw nemen. Als hij regelt dat de klant voor storingen bij de leverancier moet aankloppen, creëert hij extra schakels in de alarmering van de netbeheerder en de aansturing van de monteurs. Daarmee introduceer je nieuwe risico's, aangezien elke extra schakel fouten in de communicatie tot gevolg kan hebben. Juist omdat een snelle reactie op een storingsmelding essentieel is, heeft het mijn voorkeur om de regiefunctie bij de netbeheerder te laten.

Omdat de leverancier veelvuldig contact heeft met de klant, is het wel een goed idee om de leverancier een prominente rol te laten spelen bij het vergroten van de bekendheid met het storingsnummer. Dat is een terecht punt van de heer Hessels, want het kan natuurlijk niet zo zijn dat hiervoor meerdere nummers in het leven worden geroepen. Dit probleem moet dan ook zeker opgelost worden.

De facturatie en inning van incidentele kostenvergoedingen ten behoeve van de netbeheer betreffen kosten die niet vooraf vaststaan en die meestal het gevolg zijn fysieke wijzigingen aan de aansluiting. De leverancier kan de hoogte van die te innen bedragen niet zelf vaststellen. In tegenstelling tot bij de periodieke transportkosten is over de berekening van de eenmalige kosten afstemming nodig met de netbeheerder aan de ene kant en de leverancier aan de andere kant. Het amendement op stuk nr. 18 introduceert dus een aantal risico's in de administratieve afhandeling, terwijl het nu juist de bedoeling is van het nieuwe marktmodel om de afhandeling te versimpelen door het aantal contacten tussen netbeheerder en leverancier te verminderen.

Als de heer Hessels de leverancier verantwoordelijk wil maken voor de incidentele kostenvergoedingen, moet de leverancier een offerte opvragen bij de netbeheerder. Dat vergroot echter wederom het aantal afstemmingsmomenten tussen leverancier en netbeheerder. Gelet op het risico van fouten en vertraging zie ik niet in wat hiervan het voordeel is voor de klant. Om dit soort praktische redenen vind ik het eigenlijk niet zo'n goed amendement.

De heer Hessels (CDA):

Je kunt het van twee kanten aanvliegen: vanuit de afstemming tussen leverancier en netbeheerder of vanuit de consument. Het amendement moet ervoor zorgen dat de consument in het nieuwe leveranciersmodel duidelijkheid krijgt: daar kan ik mij melden, dat is mijn aanspreekpunt en daar word ik verder geholpen. Wij weten hoe de praktijk werkt. Meestal zit er een callcenter tussen dat ervoor zorgt dat het op de goede plek terechtkomt. Ik houd toch vast aan het amendement, juist om deze redenen: duidelijkheid voor de consument, korte lijnen en geen rekening van twee of drie verschillende instanties.

Minister Van der Hoeven:

Ik snapt de bedoeling, maar de consument is bij twee dingen gebaat. Ten eerste de kenbaarheid van het storingsnummer en alle zaken die daarmee samenhangen. Ten tweede een goed functionerend backoffice. Door er allerlei toeters en bellen aan te hangen, zetten wij dat goed functionerende backoffice onder druk en daar heb ik problemen mee.

In het amendement op stuk nr. 19 van de heer Jansen en de heer Duyvendak wordt voorgesteld om de verplichte uitrol te vervangen door een vrijwillige uitrol. Daar voel ik echt helemaal niks voor. Dit is juist een van de wezenlijke elementen van het wetsvoorstel. In mijn brief van 2 juni heb ik geschreven dat ik zeer goed begrijp dat het onverstandig is om dit halsoverkop te doen. Met het andere deel van het amendement ben ik het uiteraard wel eens: bij nieuwbouw, ingrijpende renovatie en het vervangen van defecte meters moet wel standaard een slimme meter worden aangebracht. Met het eerste gedeelte ben ik het echter niet eens. Een uitrol van 100% is het einddoel. De meerderheid van de Kamer deelde mijn opvatting hierover tijdens het wetgevingsoverleg. Wel heb ik in mijn brief van 2 juni toegezegd om te starten met een proefperiode en om de uitrol te temporiseren.

De heer Jansen (SP):

Die proefperiode is zonder meer een stap in de goede richting. Als blijkt dat die meters zo goed zijn, dan zullen consumenten daaraan vanzelf gaan meedoen. Hoe kan het dat ondanks de "grote zegeningen" van deze meters tijdens de hoorzitting de consumentenorganisaties allemaal tegen waren en de energiebedrijven allemaal voor? Daar wringt toch iets?

Minister Van der Hoeven:

Ik ga niet treden in de argumentatie die anderen hebben gebruikt om ergens voor of tegen te zijn. Het is in ieder geval belangrijk om draagvlak te creëren voor zoiets nieuws. Als je blijft zeggen dat het niets is en niks wordt, dan krijg je ook geen draagvlak.

De heer Jansen (SP):

De minister maakt een karikatuur van onze inbreng. Ik ben begonnen met te zeggen dat mijn fractie de potentie van de slimme meter ziet. Voorlopig is het echter nog een potentie die niet is waargemaakt. Als de beloftes worden waargemaakt, komt die uitrol er vanzelf.

Minister Van der Hoeven:

Om daaraan tegemoet te komen, heb ik die proefperiode geïntroduceerd. Daarmee houdt het wat mij betreft op; zo simpel is het.

De strekking van het amendement op stuk nr. 20, ter vervanging van dat op stuk nr. 12, is dat alle aan meetinrichtingen te stellen eisen bij AMvB moeten worden vastgesteld en geregeld, en dus niet zoals in het wetsvoorstel staat, bij of krachtens AMvB. Daarmee heb ik problemen, met name als het gaat om de meer gedetailleerde regels met een technisch karakter. Als je die bij AMvB moet vaststellen, wordt het verdraaid ingewikkeld. Ik wil dat soort zaken dus krachtens AMvB in een ministeriële regeling kunnen vastleggen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om een uitvoeringstechnische norm, zoals dat de klok van de meetinrichting op geen enkele moment meer dan 60 seconden mag afwijken van de nationale standaardtijd. Ik ben het er wel mee eens dat bij AMvB, dus in de AMvB zelf, de politieke keuzes met betrekking tot die meetinrichtingseisen worden vastgelegd, bijvoorbeeld de norm dat de meetinrichting in alle gevallen de decentraal opgewekte elektriciteit moet kunnen meten of de eis dat de meetinrichting op afstand moet kunnen worden uitgelezen. Ik heb geen bezwaar tegen het tweede punt van het amendement, waarin staat dat de AMvB met betrekking tot de meetinrichtingseisen moet worden voorgehangen.

De heer Hessels (CDA):

Het gaat ons niet om een seconde meer of minder, laat dat duidelijk zijn. Begrijp ik de minister goed, dat zij met dit amendement kan leven, als wij het aanpassen? Wij zullen dan vragen om in ieder geval de regels over de functionaliteiten van de meetinrichting vast te stellen bij AMvB met voorhang.

Minister Van der Hoeven:

Ik denk het wel. Ik ben benieuwd naar de definitieve tekst, maar ik denk dat dit inderdaad aangeeft waar ik een probleem mee heb.

De heer Hessels (CDA):

Dan zullen wij een poging doen om het amendement zo aan te passen, want dat is eigenlijk ook precies onze bedoeling.

Minister Van der Hoeven:

Het amendement op stuk nummer 26 was eerst het amendement op stuk nummer 23. De wijziging daarvan heeft te maken met de ondertekening; ook mevrouw Ouwehand heeft het amendement ondertekend. Dit amendement is eigenlijk ingegeven door wat het College Bescherming Persoonsgegevens heeft aangegeven. Dat geldt overigens ook voor het amendement op stuk nummer 27, dat eerst het amendement op stuk nummer 24 was. Ik ben het niet eens met de amendementen, maar ik heb u aangegeven op welke manier ik met de zorgen en bezwaren van het College wil omgaan. Ik laat u dat weten voor de stemming. Dat geldt overigens ook voor het amendement op stuk nummer 25, dat eerst het amendement op stuk nummer 21 was.

De voorzitter:

Ja, dat klopt.

De heer Jansen (SP):

Ik dank de minister dat wij in ieder geval voor de stemmingen nog een reactie krijgen op de CBP-brief. De Wet Bescherming Persoonsgegevens geeft kaders voor de toetsing van de privacy. De concrete invulling moet plaatsvinden op het niveau van de toepassingen en dit is natuurlijk een heel belangrijke toepassing. Minister, zou u niet op zijn minst in de wet moeten aangegeven dat u de mogelijkheid hebt om een uitwerking te geven op basis van de WBP, om ervoor te zorgen dat, als mensen alleen globale gegevens ter beschikking willen stellen, de energiebedrijven zich daaraan niet kunnen onttrekken? Op dit moment laat u dat toch over aan de manier waarop bedrijven daarmee in de praktijk omgaan, en dat is ons veel te vaag.

Minister Van der Hoeven:

Ik begrijp dat u dit zegt. Wij hebben het over de amendementen op de stukken nummers 26 en 27.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nummer 27 komt in de plaats van dat op stuk nummer 24. Het amendement op stuk nummer 26 vervangt het amendement op stuk nummer 23.

Minister Van der Hoeven:

Het gaat inderdaad over die twee amendementen. Welnu, ik ga toch met het College Bescherming Persoonsgegevens praten en dan neem ik dit mee. Dan kan ik in mijn antwoord meteen aangeven waarom het al dan niet een goed idee is.

De heer Zijlstra (VVD):

U zegt dus niet meer: ik ben het er niet mee eens, maar: ik neem deze amendementen mee en kom met een conclusie, nadat ik met het CBP heb gesproken?

Minister Van der Hoeven:

Volgens mij is het niet nodig, maar ik wil graag checken of dit inderdaad zo is. Dat laat ik de Kamer dan weten.

Dit brengt mij bij het amendement op stuk nr. 25, dat in de plaats komt van dat op stuk nr. 21. Het gaat over bezwaar en beroep tegen de Informatiecode. De NMa heeft op dit gebied een taak. De indieners willen nu in de Elektriciteitswet 1998 en in de Gaswet de bepaling opnemen dat tegen de Informatiecode bezwaar en beroep open staat. In het wetgevingsoverleg heb ik aangegeven dat een informatiecode een algemeen verbindend voorschrift is. Daartegen kun je over het algemeen geen bezwaar of beroep instellen. In vergelijking met de andere codes is er minder behoefte aan de mogelijkheid van bezwaar en beroep, omdat er meer belanghebbende partijen bij de totstandkoming betrokken zijn. Ik heb evenmin behoefte aan een nieuwe rechtsgang, omdat ik zal bezien hoe de inbreng van belanghebbenden is gewaarborgd. Verder heb ik in mijn brief van 2 juni aangegeven dat het uitgangspunt dat tegen algemeen verbindende voorschriften geen bezwaar en beroep kan worden ingesteld, moet worden afgewogen tegen de wens van de Kamer tot gelijkschakeling van de beroepsmogelijkheden tegen de codes. Dat is waar de heer Zijlstra op doelde. Daar kan ik begrip voor hebben en vanuit die invalshoek laat ik het oordeel over dit amendement aan de Kamer over.

De heer Zijlstra (VVD):

Dat is helder, vanuit dat uitgangspunt. Ziet de minister ook het voordeel dat wij daarmee de rechtsgang via de normale rechter juist uitsluiten? Meent zij ook dat, als wij dit amendement niet aannemen, het gevaar aanwezig is dat er allerlei jarenlange procedures via de rechter mogelijk zijn? Meent zij dus ook dat dit eigenlijk een verbetering van de situatie is?

Minister Van der Hoeven:

Ik heb mijn advies gegeven en ik laat mij niet uit over wat de heer Zijlstra nu graag van mij zou willen, want dat moet uiteindelijk de praktijk uitwijzen.

Dat brengt mij bij het vijftal amendementen dat is ingediend op de implementatiewet energie-efficiëntie, het wetsvoorstel met Kamernummer 31320. Ik begin met het amendement op stuk nr. 10 van de heer Jansen. De heer Jansen vraagt om een jaarlijks verslag, door onze minister, over energie-efficiëntie en besparing. In de richtlijn is de verplichting opgenomen om elke drie jaar aan de Europese Commissie te rapporteren. Dat rapport wordt ook aan de Kamer toegezonden. Wat u nu wilt, mijnheer Jansen, veroorzaakt extra uitvoeringslasten; tegelijkertijd wilt u dat ik mijn ambtenarenapparaat afbouw en dat gaat niet samen. Ik heb toezeggingen gedaan over de Toekomstagenda Milieu en Schoon en Zuinig. Ook in dat kader komt er een aantal rapportages. Ik vind dat genoeg, dus ik ontraad de aanneming van dit amendement.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Die reactie van de minister is in ieder geval wel consistent, want zij zei in het wetgevingsoverleg bijna letterlijk hetzelfde. Ik heb in mijn eerste termijn gewezen op het feit dat er in artikel 4a van de Elektriciteitswet 1998 ook al sprake is van een jaarlijkse verantwoordingsplicht op een aantal zaken die te maken hebben met de elektriciteitsvoorziening. De SP-fractie zit net als de meeste andere fracties niet te wachten op dat driejaarlijkse rapport van de EU. Dat zou eigenlijk wel geschrapt mogen worden, wat ons betreft, maar het is een verplichting en daar kom je niet onderuit. Is het geen idee om mee te liften met het andere verslag dat de minister jaarlijks maakt? Dan lijkt ons dat de uitvoeringslasten nogal meevallen.

Minister Van der Hoeven:

Nee, voorzitter, dat vind ik geen goed idee. Het betekent namelijk dat ik a) de driejaarlijkse rapportage aan de Commissie moet blijven doen en dat ik b) tegelijkertijd ook nog elk jaar extra aan de Kamer moet rapporteren. Het klopt dat je dan gewoon een aantal elementen toevoegt aan een bestaande rapportage, maar dat is verbonden met extra uitvoeringslasten, hoe je het ook wendt of keert. Ik blijf dus bij mijn mening over dit amendement.

Dat brengt mij bij het amendement op stuk nr. 11 van de heer Jansen. Eigenlijk stelt hij daarin voor om van een kanbepaling een verplichting te maken inzake het stellen van regels aan energie-efficiëntie en energiebesparing voor toestellen en apparaten. Hij wil een uitbreiding naar woningen in plaats van professionele toepassingen, en hij wil regels voor de veiligheid hebben. Met alle respect, maar dit amendement is zo breed dat het eigenlijk onuitvoerbaar is. Er moeten ook regels komen voor toestellen die niet of nauwelijks energie verbruiken. Het strekt er bovendien toe dat de eisen voor toestellen en installaties ook moeten gelden voor toestellen en installaties in particuliere huishoudens. Mijnheer Jansen, u moet zich eens voorstellen dat u, nee: dat ik – omdat u het wilt – regels ga stellen voor stofzuigers. Dan moet ik ook regels stellen voor toestellen die daarop lijken, maar die niet dezelfde specificaties hebben. Dan hebben wij het bijvoorbeeld over kruimeldieven en waterstofzuigers. Ik vind dat geen goed idee. Daarnaast heb ik voor elk toestel een paar pagina's tekst met eisen. Voor duizend toestellen levert dat heel veel duizend pagina's op. Het amendement op stuk nr. 13, dat dadelijk aan de beurt is, verplicht mij ook nog eens om al die pagina's bij de Kamer voor te hangen. Nee voorzitter, dat kan echt niet. Verder wordt dit soort zaken in Europees verband opgepakt. Daar wordt aan gewerkt. Dat kon de heer Jansen ook weten, want wij hebben de discussie over de uitvoering van de Europese richtlijn voor ecodesign aan de orde gehad. Men kan zich dus voorstellen wat mijn mening over dit amendement is. Ik ontraad het aannemen van dit amendement.

De heer Jansen (SP):

Op dit punt is de minister erg consistent, maar ik doe toch nog een poging om haar van mening te laten veranderen. Zij zegt dat het amendement op stuk nr. 11 haar dwingt om voor allerlei toestellen, ook voor de toestellen die bijna geen energie gebruiken, efficiencyeisen te stellen. Volgens mij beoogt dat amendement dit helemaal niet. Op grond van de tekst van het amendement kan de minister inderdaad efficiencyeisen stellen. In wezen kan de minister dat doen op het moment waarop een toestel veel energie gebruikt of inefficiënt is. Als een kruimeldief inefficiënt zou zijn, dan zou het misschien de moeite waard zijn om dat te doen, maar anders niet. Dus wat is er op tegen om die mogelijkheid in de wet in te bouwen, zodat de minister in ieder geval een stok heeft om te gebruiken als er geen andere wetgeving, bijvoorbeeld in Europees verband, voor bestaat?

Minister Van der Hoeven:

Ik heb aangegeven wat ik van het amendement vind. De efficiëntie van een apparaat als een kruimeldief is ook afhankelijk van de prijs van het apparaat. Met andere woorden: in het amendement op stuk nr. 11 wordt echt het paard achter de wagen gespannen. Ik ontraad dus het aannemen van dit amendement. Hetzelfde geldt voor het amendement op stuk nr. 13, want wat daarin staat, is gekoppeld aan het gestelde in het amendement op stuk nr. 11.

Het amendement op stuk nr. 15 is in de plaats gekomen van het amendement op stuk nr. 9. In dit amendement gaat het om het opnemen van een verplichting tot het installeren van individuele meters in een warmte- en koudenet. Het amendement bestond in eerste instantie uit drie onderdelen. Het eerste onderdeel betreft het schrappen van de mogelijkheid voor de netbeheerder om de aanvraag van een eindafnemer voor het plaatsen van een slimme meter te weigeren als het plaatsen van die slimme meter niet in verhouding staat tot de potentiële energiebesparing. Het tweede onderdeel van het amendement betreft het wijzigen van de mogelijkheid om regels te stellen voor een meetinrichting en de tarieven voor verkoop en gebruik van een meetinrichting. Het derde onderdeel betreft het invoeren van een procedure voor de beslechting van geschillen over de betrouwbaarheid van de meetinrichting.

Ik heb aangegeven in ieder geval het eerste onderdeel van het amendement op stuk nr. 15 te steunen.

Ten aanzien van het tweede onderdeel heb ik een aantal bezwaren geuit. Ik heb aangevoerd dat de warmtemarkt nog niet gereguleerd is. Wij weten niet of de meters onbetrouwbaar zijn. Ik heb toegezegd een onderzoek uit te voeren naar de betrouwbaarheid van de meters, dus ik kan niet op korte termijn tegemoet komen aan de bepaling om de aan meters te stellen eisen bij AMvB vast te leggen.

Het derde onderdeel van het amendement is gewijzigd. Tijdens het wetgevingsoverleg heb ik gezegd dat ik de invoering van een klachtprocedure voor beheerders van een warmte- en koudenet steun, maar dat mijn voorkeur er wel naar uitgaat om een en ander op dezelfde wijze te regelen als wij ten aanzien van de netbeheerders van elektriciteit en gas hebben gedaan. Ik vind het fijn dat de indieners van het amendement de tekst in die zin hebben aangepast.

Ik laat het oordeel over amendement 15 over aan de Kamer. Nogmaals merk ik op dat het lastig is om het gevraagde in het tweede deel van het amendement op korte termijn te regelen, omdat ik eerst het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de meters moet laten uitvoeren. Ik verzoek de Kamer nog even naar dit punt te kijken, want ze moet geen amendementen aannemen die onuitvoerbaar zijn. Als men dat kan doen, kan ik een heel eind met het amendement meegaan.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Het voordeel van de minister is dat ze altijd klip en klaar is. Je weet snel wat je aan haar hebt. Dat is af en toe frustrerend, maar het scheelt in ieder geval een hoop vergadertijd.

Uit de reactie van de minister op de amendementen is inmiddels wel duidelijk wat de posities zijn. Daar heb ik weinig vragen over. Wat resteert, is een eindoordeel over het wetsvoorstel over de slimme metermarkt, het capaciteitstarief en het leveranciersmodel.

Mijn fractie wil dat oordeel laten afhangen van de stemmingen over de amendementen. Wij hebben op een aantal punten verbeteringen voorgesteld. Wij denken dat die nodig zijn om het wetsvoorstel per saldo positief te kunnen beoordelen, dus wij hopen er het beste van.

Mijn laatste punt betreft de kwestie van de tarieven voor de meters. Daar hebben wij in het wetgevingsoverleg vrij uitgebreid over gesproken. Die metertarieven zijn sinds 2001 in een vrij hoog tempo gestegen. Daarmee hebben de energiebedrijven geanticipeerd op de invoering van de slimme meters. Er is dus eigenlijk een heleboel te veel betaald in de afgelopen jaren door de klanten. Dat vet hebben de energiebedrijven opgebouwd om straks de slimme meters te kunnen betalen. Dat vindt de SP-fractie een slechte zaak.

Het uitgangspunt van de wet is nu al dat de metertarieven kostendekkend zijn. Er is dus eigenlijk gewoon vals spel gespeeld de afgelopen jaren. Daarom vinden wij dat dit vet gewoon moet worden teruggegeven aan de klanten. De tarieven moeten omlaag tot de echte kostprijs. Als er verschillende kostprijzen uitkomen voor de ouderwetse meter en de slimme meter, moet het tarief ook maar verschillend worden. De heer Hessels zei bij interruptie op de heer Zijlstra dat dit allemaal erg ingewikkeld wordt. Ik wil hem erop wijzen dat het straks mogelijk wordt om een heleboel verschillende typen slimme meters te introduceren met verschillende tarieven. Iedere aanbieder kan zijn eigen meter op de markt brengen, mits hij voldoet aan de NTA 8130, en daar kan een heel verschillend prijskaartje aan hangen. Die verschillende tarieven zijn er al en daar komt er dan eentje bij, namelijk voor de meest simpele ouderwetse meter. Wij zijn er groot voorstander van om die tarifering op de basis te regelen die op dit moment al in de wet is verankerd, namelijk die van de kostprijs. Wij steunen uiteraard het amendement van de heer Zijlstra, dat wij mede hebben ondertekend.

De heer Zijlstra (VVD):

Ik heb nog een vraag over het amendement op stuk nr. 14 van wetsvoorstel 31320 over de EG-richtlijn. De minister zei net dat zij het tweede deel van het amendement, dat over de warmtemeters gaat, wat problematisch vindt. Nu behandelen wij hier binnenkort een initiatiefwet van de voorzitter van vandaag, de heer Ten Hoopen, over warmte. Wat vindt u van het idee om dit stukje uit het amendement te halen en het eventueel bij de behandeling van die initiatiefwet mee te nemen? Dan houden wij het zuiver en kan nog een keer worden gekeken of het voorstel inderdaad haalbaar is. Wij staan er ook sympathiek tegenover, maar wij willen voorkomen dat wij amendementen aanvaarden die vervolgens tot ellende leiden. Is dat voor u een begaanbare weg?

De heer Jansen (SP):

Ik heb goed geluisterd naar de reactie van de minister. Ik zie het probleem met het tweede onderdeel van het amendement. Wij zullen overwegen om dat anders te formuleren of te schrappen en de twee andere elementen, die volgens ons wel een goede functie hebben, te handhaven.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar beantwoording en haar meedenken. Wij hebben uitgebreid gediscussieerd over twee amendementen, namelijk die over het vervangen van de verjaringstermijn door een vervaltermijn en die over het bij AMvB vaststellen van de regels voor en de functionaliteit van de meters. Wij zullen die amendementen aanpassen zoals wij in eerste termijn hebben besproken. Het lijkt mij dat wij daarmee tot een verbetering van het wetsvoorstel kunnen komen.

Een inhoudelijk punt dat nog openstaat, betreft de kosten. De minister heeft op mijn vragen in eerste termijn geantwoord dat zij daarmee geen problemen voorziet en dat zij in gesprek gaat om ervoor te zorgen dat de tarifering zodanig vorm wordt gegeven dat er niet meer kosten komen. Ik ben daar nog niet helemaal gerust op. Om de minister te ondersteunen in de gesprekken en om duidelijk te maken wat de wil van de Kamer is, dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de vervanging van alle meters- en elektriciteitsverbruik bij kleinverbruikers in Nederland door "slimme meters", de invoering van een capaciteitstarief voor het transport van elektriciteit en gas en de invoering van een leveranciersmodel voor de contacten tussen klanten en energiebedrijven als doel heeft, de administratieve processen te vereenvoudigen;

overwegende dat de hieruit voortvloeiende kostenbesparingen primair ten goede komen aan de energiebedrijven;

constaterende dat de meteropname van gas en elektriciteit momenteel gezamenlijk plaatsvindt met de meteropname van water;

spreekt uit dat als gevolg van de invoering van de in de Wet Marktmodel voorgeschreven wijzigingen de totale kosten van elektriciteit, gas en water voor de kleinverbruiker niet mogen stijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hessels en Samsom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(31320,31374).

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Er wordt buiten de Kamer wel eens geklaagd over de kwaliteit van de wetgeving van de Tweede Kamer. De vicevoorzitter van de Raad van State deed daaraan onlangs mee. Voor zover deze kritiek terecht zou kunnen zijn, geldt ze niet voor dit wetsvoorstel. Wij hebben hiervoor uitgebreid de tijd genomen, eerst tijdens een algemeen overleg, daarna tijdens een wetgevingsoverleg en nu in een plenaire behandeling. Er is bovendien tijdens de debatten naar elkaar geluisterd. De minister heeft geluisterd naar de Kamer en vice versa. Al werkend hebben wij een aantal losse stukjes opgepikt, verbeteringen aangebracht en ongelukkige dingen verwijderd. Volgens mijn fractie ligt er nu een heel goed wetsvoorstel voor.

Wij staan hierbij nu nog voor één keuze. Die werd min of meer door de SP-fractie verwoord. Wij moeten namelijk nog een keuze maken tussen de verplichte uitrol en een vrijwillige benadering. In het kader daarvan doe ik een klemmend beroep op de wat minder liberale aanhangers van de vrijwillige benadering. Ik snap de liberale afwegingen wel. Bij het maken van deze keuze gaat het echter om meer dan een consumentenbelang. Dit gaat ook om een publiek belang, namelijk de duurzaamheid van onze energievoorziening. Op niet al te lange termijn valt of staat deze duurzame energievoorziening bij de slimheid van onze netten. Die slimheid geef je niet vorm door lukraak door het land wat slimme meters te plaatsen. De slimheid van het net wordt alleen gewaarborgd als aan het uiteinde van ieder stukje van het net een slimme meter hangt. Het moet een net zijn dat toepassingen mogelijk maakt van wartekrachtkoppelingsketels, zonnepanelen, plug-in hybride auto's, waterstofauto's en alle andere zaken die straks integraal onderdeel uitmaken van onze duurzame energievoorziening. Die toepassingen kunnen niet worden gerealiseerd als de Kamer kiest voor een benadering waarbij enkel de consumentenbelangen een rol spelen. Uiteraard spelen die een rol, maar volgens mijn fractie worden deze voldoende gewaarborgd. Daarover kun je echter van mening verschillen. Over het publieke belang bestaat mijns inziens volstrekt helderheid. Dat is slechts geborgd bij een volledige uitrol van de slimme meter.

De heer Jansen (SP):

De SP-fractie is er groot voorstander van als slimme meters behalve het consumentenbelang ook een milieubelang zouden dienen. Ik denk dat hetzelfde geldt voor de andere ondertekenaars, de fracties van GroenLinks en van de VVD. In mijn eerste termijn en tijdens interrupties heb ik echter bij herhaling betoogd dat wij over deze milieubelangen op dit moment slechts mooie verhalen horen. Ik hoop van ganser harte dat zij uitkomen. Wij ondersteunen daarom de verbeteringsvoorstellen die de heer Samsom heeft gedaan, waardoor nog wat mogelijkheden worden toegevoegd. Wij gaan echter uit van de stelling dat er eerst geleverd moet worden voordat er sprake kan zijn van wetgeving waarmee zo nodig een verplichting kan worden opgelegd; zo kritisch zijn wij wel. Op dit moment kennen de slimme meters deze mogelijkheden nog niet. Wij onderschrijven dus de noodzaak om energie te besparen, maar voelen er weinig voor om een carte blanche aan de energiesector te geven.

De heer Samsom (PvdA):

Op deze manier komen wij al een heel eind dichter bij elkaar. Bij de eerste behandeling van dit wetsvoorstel had mijn fractie hetzelfde bezwaar. Zolang de meter niet doet wat hij moet doen om een duurzame energievoorziening te garanderen en consumenten te helpen bij energiebesparing, willen wij geen verplichte uitrol. Daarom is de receptuur van de uitrol nu veranderd. Er is een moment ingebouwd waarop wij zeggen: nu is de slimme meter goed genoeg. De heer Van der Ham wil een datum aan dat moment koppelen, maar die kunnen wij nu nog niet vaststellen. Wat mij betreft beginnen wij liever vandaag dan morgen met deze verplichte uitrol. De heer Jansen kan meedoen met het vaststellen van deze datum, want daar zijn wij allemaal bij. Volgens mij zijn wij het daarover gewoon eens. Dan geldt alleen nog het liberale argument dat de meter wellicht niet voor alle klanten evenveel voordeel biedt en dat daarom alle klanten hun volledige recht op zelfbeschikking en keuzevrijheid moeten behouden. De fractie van de PvdA vindt dat altijd leuk, maar zij hecht ook veel waarde aan het publieke belang. Ook voor de heer Jansen zou dit een afweging kunnen en moeten zijn.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister dat zij voor ons en voor de enkele mensen die nog op de publieke tribune zitten, helderheid heeft geschapen over de vraag welke amendementen er nog in de lucht hangen en welke niet meer. Ik zeg eerlijk dat ik langzamerhand kwijt was welke stuknummers nog actief waren. Er is nu duidelijkheid. Ik sluit mij dan ook aan bij de woorden van de heer Samsom: de wijze waarop dit wetgevingstraject tot nu toe is afgelegd, was goed en plezierig. Er zijn namelijk op basis van argumenten aanpassingen aangebracht. Op sommige punten blijven wij van mening verschillen, en dat is maar goed ook, voorzitter, anders kunnen wij er hier wel mee ophouden. Praten over verschillen van mening is toch in de kern hetgeen wat wij hier doen.

Over een paar punten wil ik nog opmerkingen maken. Over het amendement op stuk nr. 16 hadden wij een uitgebreid debat. Het gaat erom dat de facturering binnen twee jaar dient te geschieden. Misschien wil de heer Hessels het amendement in die zin wijzigen. Als dit namelijk gebeurt, ondervang je het probleem. Na twee jaar is het vervallen aan de orde en dan moet je betaald hebben. Als de heer Hessels zijn amendement in deze zin wijzigt, hoeven wij niet te draaien met ons standpunt. Niet dat wij dat deden. Wij proberen consequent te zijn. Echter, als kan wat ik vroeg, gaan wij het probleem waar het om gaat aanpakken.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Ik ben blij dat ik de VVD-fractie heb doen terugkeren naar het oude standpunt.

De heer Zijlstra (VVD):

Kijk eens aan! Ik gun u die woorden. Wij zijn vooral blij dat wij tot een goede vormgeving van de wet komen en dat er geen ruzie in de Eerste Kamer komt.

Het amendement op stuk nr. 20 is ook van de heer Hessels: de rol van de Kamer bij de wijzigingen die de minister aanbrengt. Wij zijn voor aanneming van dit amendement. Laat dat helder zijn. Ik vind het wel goed dat wordt gekeken of hier en daar wat moet wordt aangepast om de minister tegemoet te kunnen komen, maar wij kunnen ons vinden in de essentie van dit amendement.

Dan wil ik nog iets zeggen over de gasmeters. Wij wachten nog op het rapport van KIWA-Gastech. Dat rapport gaat over de nauwkeurigheid. Te zijner tijd zullen wij de discussie voeren over wat met de EG-richtlijn is aangegeven over de nauwkeurigheid van de meters. Het kan niet zo zijn dat allerlei verrekenmethodieken gelden, terwijl wij een zogenaamde slimme meter hebben.

Dan wil ik het hebben over het verschil van mening waarop de heer Samsom al duidde. Dat gaat over de verplichte uitrol. Toen de minister hierover sprak, deed zich eigenlijk het enige moment voor waarbij zij zich niet echt op basis van argumenten verdedigde. Zij schetste daarentegen het beeld: als u zo moeilijk doet over de slimme meter, dan komt er nooit een draagvlak. Daarop zeg ik: waarom staat er dan op bladzijde 30 van de memorie van toelichting dat de betrokkenheid van afnemersorganisaties van groot belang is? Die betrokkenheid was er. Anders kon het wetsvoorstel niet goed landen, maar dan denk ik: het is niet gelukt. Wij kennen nu de situatie waarin alle afnemersorganisaties redelijk en masse zeggen: wij willen dit niet. Ik denk in dit verband aan de opmerking in eerste termijn over de worst uit de Sovjet-Unie. Niemand wilde die, maar men dacht dat als men zei "hij is heel goed hoor!" men die worst vanzelf ging kopen, maar zo werkt dat hier niet. Wij zijn dus niet voor de verplichte uitrol. Wij blijven bij het gestelde in het amendement op stuk nr. 19. Daarmee wordt uitgegaan van de vrijwillige uitrol. Ik ben heel blij dat de heer Samsom dit amendement heeft onderkend als een zeer liberaal amendement. Jammer dan dat een partij als die van D66, die zich liberaal noemt, vervolgens tegen zo'n amendement is.

De voorzitter:

We hoeven elkaar niet uit te dagen.

De heer Van der Ham (D66):

Dat is wel heel erg leuk.

De voorzitter:

Jawel, maar laten we dan kort zijn.

De heer Van der Ham (D66):

Maar het punt is, voorzitter, dat mijn argument zeer liberaal is. Ik herinner eraan dat een minister met mijn politieke kleur ooit de splitsing van de energiebedrijven voor elkaar heeft gekregen. Bij die splitsing is vastgelegd dat de netwerken publiek zijn; zij moeten dan ook publieke taken kunnen vervullen. Zij moeten bijvoorbeeld, zoals de heer Samsom terecht zegt, voorzien in duurzaamheidseisen. Daarover moet een op een kunnen worden gesproken. Die netwerken moeten in handen van de overheid zijn. Daar hebben wij niet voor niets voor gezorgd. Overigens, bijna de hele Kamer, maar ook de VVD heeft voor dat voorstel voor splitsing gestemd. De heer Zijlstra moet mijn argument dan ook niet als een niet-liberaal argument zien. Het is zelfs een zeer liberaal argument.

De heer Zijlstra (VVD):

Ik gaf aan wat de heer Samsom had gezegd. In zijn woorden kon ik mij zeer goed vinden. Ik begrijp dat hij de schoen past die hier werd neergezet. Kernelement voor ons is dat wij willen voorkomen dat eindgebruikers, die helemaal geen interesse hebben in allerlei modaliteiten, toch de slimme meters krijgen, terwijl die stroom verbruiken waardoor het stroomverbruik toeneemt. Eigenlijk krijgen zij te maken met een situatie die slechter is. Daarom vinden wij dat er keuzevrijheid moet zijn. De mensen die de meter willen, moet je die vooral geven. Het is goed dat zij die krijgen, maar de mensen die de meter niet willen, die nu nog niet eens jaarlijks naar hun rekening kijken, moet je niet verplichten en bij hen moet je niet zomaar een meter naar binnendragen. Wij zeggen dan zeer liberaal: nee, de mensen moeten zelf de keus maken.

Voorzitter. Ten slotte wil ik het hebben over de kosten van de meters. De heer Jansen heeft er in zijn tweede termijn al aan gerefereerd dat de meterhuur in Nederland enorm is gestegen. Er is geanticipeerd op de slimme meter die op komst is. De financiering daarvan is al rond. Maar ook in het licht van het amendement op stuk nummer 19, waarin wij zeggen dat sprake moet zijn van een vrijwillige uitrol, moet er qua kosten wel een onderscheid zijn. Een conventionele meter moet niet zo duur zijn als een slimme meter. Als men voor de prijs van een Rolls Royce een Opel Corsa krijgt, kies je voor die Rolls Royce, ofwel die slimme meter, zoals ik heb gezegd in mijn eerste termijn. Dan is geen sprake van een vrijwillige keuze. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de metertarieven de afgelopen jaren sterk zijn gestegen;

constaterende dat het overschot in de meterprijs wordt gebruikt voor de financiering van de slimme meter;

overwegende dat de marktwerking in de metermarkt feitelijk wordt teruggedraaid en daarmee de metertarieven op een kostendekkend niveau dienen te worden gebracht;

overwegende dat eindgebruikers die geen gebruik willen maken van een slimme meter dit in het metertarief dienen terug te zien;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat uiterlijk per 1 januari 2009 de meettarieven voor zowel de conventionele als de slimme meter op een kostendekkend niveau worden gebracht, waarbij het tarief van 2005 als maximum wordt gehanteerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Zijlstra en Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17(31320,31374).

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik bedank de minister voor haar beantwoording. Zij is ingegaan op een aantal vragen die ik heb gesteld, bijvoorbeeld over de datum. Zij heeft gezegd dat zij wel in mijn richting wil werken, althans een beetje begrijpt waar het naar toe moet, maar dat het haar te ver gaat om dit zo vast te leggen. Ik begrijp dit wel, maar de minister is het volgens mij ook eens met de D66-fractie en meer fracties, dat het voorspelbaar moet zijn, dus dat de markt er wel tijdig van op de hoogte moet zijn om erop te kunnen anticiperen.

De minister heeft gezegd dat zij de bezorgdheid deelt over de kwaliteit van de installatie door derden en dat zij daarvoor later in dit proces harde regels zal maken of er in ieder geval voor zal zorgen dat er goede eisen aan zullen worden gesteld, zodat daarmee geen problemen ontstaan. Ik bedank de minister ook voor die toezegging. Dit geldt ook voor de toezegging over de aanbevelingen en de vragen van het College Bescherming Persoonsgegevens. Zij zal nog met een reactie komen en dat is uitstekend.

In mijn interruptie van de heer Zijlstra heb ik al gezegd dat ik niet vind dat de uitrol vrijwillig moet zijn. De Kamer, ook de D66-fractie en de VVD-fractie, heeft ervoor gekozen dat wij de netwerken in publieke handen houden. Dan kunnen wij ook publieke eisen stellen waar wij dat nuttig vinden. Dat doen wij hier ook. Een van die eisen in verband met onze publieke doelstellingen is een milieueis, de eis van energie-efficiency. Daarvoor hebben wij de netwerken nu juist in overheidshanden gehouden. Als men de uitrol in een keer en tegelijkertijd verplicht uitvoert, bereikt men ook logistieke en planmatige efficiencywinst, wat weer veel scheelt in de kosten. Al met al vind ik een verplichting hier zeker op haar plaats, zeker als men die afzet tegen de doelen die wij ermee hopen te bereiken.

De heer Jansen (SP):

Misschien is het de heer Van der Ham ontgaan, maar zolang al die functionaliteit van de heer Samsom nog niet is gerealiseerd, gebruiken die slimme meters meer energie dan de normale meter. Dan is dus sprake van een negatief milieurendement. Dat zal de D66-fractie toch niet erg aantrekkelijk vinden?

De heer Van der Ham (D66):

Nee, maar ik vertrouw erop dat de minister rekening zal houden met dergelijke zaken wanneer zij overgaat tot verplichting en het invoeren van de meters. Ik neem aan dat daarmee rekening zal worden gehouden bij de eisen die aan de installatie worden gesteld. Bij de vergelijking van verplichting en vrijwilligheid denk ik dat verplichting uiteindelijk meer waarde heeft dan vrijwilligheid.

De heer Zijlstra (VVD):

Vrijwillig blijft dat de consument voor allerlei extra diensten, de zaken die de heer Van der Ham wenst, nog steeds moet kiezen. Waarom wil de heer Van der Ham daarin wel een keuze, waarom gaat hij niet zo ver om te zeggen dat dit allemaal zo veel meerwaarde heeft – dat zegt hij feitelijk – dat je dat moet doen? Daarover zegt hij gelukkig dat de keuze bij de consument ligt. Bij die ene keuze voor het wel of niet zo'n meter nemen wil hij een verplichting instellen. Dat is heel gek, want die meter gebruikt inderdaad stroom. Waarom zet de heer Van der Ham zijn redenering niet zo consequent voort dat hij ook dat laatste stapje zet, namelijk dat die meter niet verplicht hoeft te worden ingezet?

De heer Van der Ham (D66):

Het punt is dat die applicaties wel leven bij het feit dat er zo'n slimme meter hangt. Dus dat is het startpunt. Het is dus een kip-of-eiverhaal.

De heer Zijlstra (VVD):

Natuurlijk hangt het daarmee samen: geen slimme meter, geen applicaties. Dat klopt, maar als je die applicaties niet wilt als klant, krijg je toch een slimme meter. Dan heb je meer stroomgebruik, je maakt niet de keuze die je graag wilt. Waarom dan niet kosten besparen en energie besparen door ook de keuze voor de slimme meter open te stellen?

De heer Van der Ham (D66):

Wat dat betreft is het een dwingende keuze voorleggen. Je zegt: wij zorgen ervoor dat iedereen een slimme meter heeft en door dat te doen bevelen wij van harte aan dat u die applicaties tot u neemt, wat overigens ook gunstig is voor uw eigen energiehuishouding. Het is dus een kip-of-eiverhaal. Wij kiezen voor de kip, en daar zit ze; dat bedoel ik overigens zeer vleiend.

Voorzitter. Ik heb nog een opmerking over de motie-Hessels/Samsom waarin staat dat het niet per saldo mag leiden tot een kostenstijging voor de consument. Daar heb ik heel veel sympathie voor, maar ik vind het wel een lastige discussie. Nogmaals, die netwerken zijn in beheer bij overheden. Dus op het moment dat wij zeggen dat de consumenten niet meer moeten betalen, moeten de netwerkeigenaren dat zelf betalen. Dat gebeurt uit winstuitkeringen die zij niet voor andere dingen kunnen gebruiken. Dus uiteindelijk zullen de overheden die de netwerken in bezit hebben op een andere manier aan hun gelden moeten komen om dat te compenseren. Dat wordt vervolgens teruggelegd bij de burger. Het is dus een broekzak-vestzakverhaal. Ik vind het heel sympathiek, maar juist omdat die netwerken in beheer zijn van de overheden komt het uiteindelijk altijd terug bij de burger. Ik vraag mij daarom af of deze motie de consument iets gaat opleveren.

De heer Hessels (CDA):

Nu begrijp ik het niet meer. Wij zijn hier nu maandenlang, bijna een jaar aan het discussiëren over deze wet. In elk overleg heeft de Kamer Kamerbreed gezegd: dit mag niets gaan kosten. Dat werd ondersteund door de regering. Nu zegt de D66-fractie ineens: het mag best wel wat meer gaan kosten. Ik begrijp er helemaal niets van. De CDA-fractie vindt, gesteund door de heer Samsom en ik neem aan ook door de rest van de Kamer, dat het niets meer mag kosten. De netwerkbedrijven waar het hier over gaat, maken winst genoeg. Daar moet het dan maar uit gehaald worden. Zij hebben ook een efficiencywinst. Wij willen zeker stellen dat de consument dit niet gaat betalen. Als de fractie van D66 dit niet wil steunen, verwondert mij dat, maar ik stel de heer Van der Ham toch voor om daar nog eens goed over na te denken.

De heer Van der Ham (D66):

Ik kan daar heel kort over zijn. Ik zeg dat ik het heel sympathiek vind. Wij hebben ook voor al die moties gestemd, daar gaat het niet om. Alleen vraag ik mij wel af – en dat is een vraag die ik doorgeleid naar de minister – of dat in de praktijk wel kan en of het waterbedeffect niet zal optreden, waardoor de burger uiteindelijk per saldo toch wordt aangeslagen. Dat kan haast niet anders. Ik weet niet of mijn redenering klopt, maar dat hoor ik graag van de minister.

De voorzitter:

De heer Graus heeft laten weten dat hij afziet van een tweede termijn. Daarvoor dank. Dan geef ik het woord aan de minister van Economische Zaken.

Minister Van der Hoeven:

Mijnheer de voorzitter. Ik wil beginnen met de opmerkingen over de kwaliteit van de wetgeving. De Kamer mag zichzelf complimenteren. Het is heel belangrijk dat de Kamer en de regering als medewetgever zorgen dat er wetgeving komt die klopt, die goed is. Soms is er een politieke invalshoek waardoor je iets wel of niet wilt doen, zoals de verplichte uitrol van de slimme meters. Dat is typisch een keuze die je met elkaar maakt. Dat neemt echter niet weg dat je ervoor moet zorgen dat wetgeving gewoon klopt.

Er zijn niet veel vragen meer gesteld. Ik ga er kort op in en ik ga tegelijkertijd op de moties in, te beginnen met de opmerking van de heer Jansen dat er meerdere tarieven voor meters zijn. Dat is niet waar. Het tarief is gereguleerd door de NMa, ongeacht wie die meter ophangt. Als een klant echter toeters en bellen wil hebben – dan kom ik terug bij de modules van de heer Zijlstra – dan betaal je daar natuurlijk voor, dan is er sprake van een extra tarief bovenop het basistarief. Naar aanleiding van de opmerking van de heer Jansen kom ik ook terug op het amendement nr. 26. Ik heb toegezegd dat ik dat zal bespreken met het CBP, maar dat neemt niet weg dat het amendement in deze vorm veel te ver gaat en dat de reikwijdte te breed is. Het amendement heeft namelijk betrekking ook op de in het wetsvoorstel verplicht gestelde gegevensverstrekking tussen netbeheerder, leverancier en meetbedrijf. Dat kan natuurlijk niet, want dan legt het amendement een bom onder het wetsvoorstel. Dan is het destructief. De heer Jansen zegt eigenlijk dat hij de werking van het leveranciersmodel en de realisatie van de besparingsdoelstelling van de Europese richtlijn niet wil. Als dat klopt, heeft het helemaal geen zin om dit met het CBP te bespreken, want dan is de motie gewoon destructief. Ik vind dat hij daar nog wel naar moet kijken.

De heer Jansen (SP):

Dat klopt niet, dus daar gaan wij nog naar kijken.

Minister Van der Hoeven:

Helder. Dat brengt mij tot de beide moties die zijn ingediend. Ik ga ervan uit dat het dictum van de motie van de leden Hessels en Samsom op stuk nr. 16 doelt op de totale kosten van de elektriciteitsmeteropname. Daar gaat het over en niet over de totale kosten van de elektriciteit.

De heer Hessels (CDA):

Wij bedoelen de totale kosten die voortvloeien uit deze wet. Dat is primair de meteropname, maar de bedrijven moeten niet een truc toepassen door de elektriciteits- of transporttarieven op een andere manier te verhogen om daarmee de metertarieven te dekken. De kosten gesaldeerd met de baten die voortkomen uit deze wet, mogen niet leiden tot hogere kosten voor de consument.

Minister Van der Hoeven:

Het gaat dus duidelijk om de kosten die voortvloeien uit de invoering van de wet. Ik denk dat het goed is als de heer Hessels nog even naar de motie kijkt. Ik heb altijd gezegd dat de invoering van de slimme meters kostenvoordelen moet opleveren voor de meteropname. Voor de watermeter wijzigt er niets of wordt bij de slimme meter aangesloten. Dan gelden dezelfde kostenvoordelen. Ik zal met deze insteek het gesprek aangaan. Ik beschouw de motie met de toelichting die de heer Hessels heeft gegeven als een ondersteuning van het beleid, alleen staat dat er niet helemaal.

De heer Hessels (CDA):

Ik denk dat het er duidelijk genoeg staat. Met deze toelichting erbij kunnen wij de motie volgens mij zo laten. De Handelingen maken natuurlijk ook deel uit van het totaal van de motie.

Minister Van der Hoeven:

Daarin heeft de heer Hessels gelijk.

De heer Hessels (CDA):

Ik laaf mij aan de reactie van de minister.

Minister Van der Hoeven:

De heer Hessels geeft de uitleg aan de motie, hij is ten slotte de indiener. Met de uitleg die hij zojuist heeft gegeven, kan ik verder.

De heer Zijlstra (VVD):

In het wetgevingsoverleg hebben wij gesproken over het specifieke probleem dat de watermeteropnemer nog steeds langs moet komen en dat de consument in de praktijk geconfronteerd wordt met hogere kosten, als de slimme elektriciteits- en gasmeter automatisch wordt uitgelezen. Ik heb de motie zo gelezen dat wij dat ook niet willen. Dat lijkt mij echter erg ingewikkeld, omdat je dan kosten van het ene naar het andere bedrijf moet transporteren. Wat vindt de minister daarvan? Kan dat en, zo ja, hoe?

Minister Van der Hoeven:

Volgens mij heb ik deze vraag beantwoord in de eerste termijn bij de pregnante vraag van de heer Hessels wie er opdraait voor de extra kosten voor het waterbedrijf. Ik heb dat nagevraagd. Met name in Zeeland komt het nog voor dat de meteropname gecombineerd gebeurt. Elders is dat niet het geval. Delta is in overleg met Evides om daarvoor oplossingen te vinden. Het punt is eigenlijk niet aan de orde.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat de minister haar betoog vervolgt.

Minister Van der Hoeven:

Ik ga even kort terug naar de motie van de heer Hessels. Voor het meten geldt een apart tarief en dat wordt apart gereguleerd door de NMa. De NMa reguleert ook de transporttarieven apart. Dat betekent dat er geen kruissubsidiëring moet of kan plaatsvinden. Het is van belang dat ik dit nog aanvul op zijn opmerkingen van daarnet.

Dat brengt mij op het laatste onderdeel, de motie van de leden Zijlstra en Jansen. Zij willen de kosten op kostendekkend niveau met een maximum tarief 2000-2005. Dat is ook de strekking van de ministeriële regeling meettarieven 2008. Die voeren wij ook vanaf 2009 in, maar niet met terugwerkende kracht.

De voorzitter:

Nog één toelichting op de motie.

De heer Zijlstra (VVD):

De motie zegt ook niets over terugwerkende kracht, laat dat helder zijn. Ik begrijp dat de minister zegt dat de conventionele meter vanaf 1 januari 2009 een duidelijk lager tarief zal hebben dan de slimme meter.

Minister Van der Hoeven:

Ik heb daarnet tegen de heer Hessels gezegd dat de transporttarieven en de meterkosten apart worden gereguleerd door de NMa. Wat dat betreft, houd ik mij aan wat wij hebben afgesproken bij de ministeriële regeling meettarieven elektriciteit 2008. Ik wil daarin niet verder gaan. Ik heb de indruk dat men hier toch iets meer wil dan wat wij bij die meettarieven 2008 doen. Om die reden ben ik voorzichtig met mijn opmerkingen over die motie.

De heer Samsom (PvdA):

Ik ben ook voorzichtig, omdat de indieners volgens mij pogen om een expliciet onderscheid te maken tussen mensen die een slimme meter krijgen vanaf 1 januari, want dat kan nu al – allemaal doen, zou ik haast zeggen – en andere meters. Volgens mij laat de huidige regulering dat niet doe.

Minister Van der Hoeven:

Dat is juist. Dat heb ik ook in mijn antwoord tegen de heer Jansen gezegd. Er is een basistarief. Het kan wel dat je dat opplust, maar dat is een ander verhaal.

De heer Zijlstra (VVD):

De minister wil datgene wat in de motie staat dus niet. Dat dacht ik even te proeven uit het antwoord. Dat is inderdaad dat onderscheid dat de heer Samsom opmerkte.

Minister Van der Hoeven:

Ja, dat klopt. Dat wil ik niet. Dat is meer dan wat ik heb toegezegd in de ministeriële regeling voor 2008.

Daarmee heb ik alle vragen en moties beantwoord. Ik kijk nog even naar het waterbedeffect van de heer Van der Ham. Dat zullen wij moeten afwachten. Ik zie dat niet, maar wij komen erop terug als dat zich voordoet. Ik heb al gezegd dat kruissubsidies niet mogelijk zijn. Die moeten wij ook niet tolereren.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De minister heeft een brief toegezegd en er zijn nog aanpassingen van amendementen. Ik stel voor om niet aanstaande dinsdag, maar de dinsdag daarop te stemmen over de wetsvoorstellen, de amendementen en de ingediende moties.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor haar antwoord en wens haar een goed verblijf in Nieuwspoort of Industriepoort.

De vergadering wordt van 18.03 uur tot 20.00 uur geschorst.

Naar boven