Waterschapsblad van Waterschap Brabantse Delta
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Brabantse Delta | Waterschapsblad 2024, 403 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Brabantse Delta | Waterschapsblad 2024, 403 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Algemene regels van het project Sloten, oevers en dijken op orde onder de Omgevingswet
Op grond van artikel 2.2 lid 1 van de Waterschapsverordening is het verboden om zonder vergunning gebruik te maken van een oppervlaktewaterlichaam of bijbehorende beschermingszones door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te laten staan, liggen of drijven.
Op grond van artikel 3.2 lid 1 van de Waterschapsverordening is het eveneens verboden om zonder omgevingsvergunning in een primaire of regionale waterkering, met uitzondering van compartimenteringskeringen, of de daarbij behorende beschermingszone A:
Op grond van artikel 2.5 Omgevingswet kan het bestuur regels stellen over de fysieke leefomgeving. Deze regels kunnen een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. Door het stellen van deze algemene regels is hiervan voor bepaalde categorieën overtredingen, die reeds bestonden voor 1 januari 2013 (peildatum), gebruik gemaakt.
Project Sloten, oevers en dijken op orde
Het dagelijks bestuur heeft besloten dat ten aanzien van bepaalde overtredingen die plaatsvonden vóór 1 januari 2013 beoordeeld moest worden of voor deze overtredingen alsnog een vergunning verleend kan worden of dat de overtredingen onder een algemene regel gebracht kunnen worden dan wel dat handhavend optreden de enige mogelijkheid is. Deze beoordeling heeft plaatsgevonden in het kader van het project ‘Sloten, oevers en dijken op orde’.
De aanleiding voor het project ‘Sloten, oevers en dijken op orde’ is gelegen in de fusie van een aantal waterschappen en een aaneenschakeling van wijzigingen in wet- en regelgeving.
Het waterschap Brabantse Delta is in 2004 ontstaan na een fusie van het Hoogheemraadschap West-Brabant, Waterschap Het Scheldekwartier, Waterschap Land van Nassau, Waterschap Mark en Weerijs en Waterschap De Dongestroom. Het fuseren bracht verschillende Keuren samen in één nieuw waterschap, wat uiteindelijk heeft geleid tot één Keur in 2005 voor het gehele waterschap. In 2009 is de Keur gewijzigd vanwege de inwerkingtreding van de Waterwet. In de afgelopen jaren is ook de Legger meerdere malen aangepast.
Mede door de fusie en de aanpassing van wet- en regelgeving bleek in de praktijk dat in het beheergebied van het waterschap Brabantse Delta diverse situaties voorkwamen waar toepassing van de nieuwe wet- en regelgeving in conflict kwam met bestaande gelijkwaardige gevallen in de directe omgeving. Om deze problematiek op te lossen, heeft het waterschap alle op 1 januari 2013 bestaande overtredingen geïnventariseerd.
Deze peildatum vormt voor het project ‘Sloten, oevers en dijken op orde’ een duidelijk moment tot wanneer ‘oude’ bestaande situaties kunnen worden beoordeeld. Bij deze beoordeling is gebleken dat een aantal overtredingen op de beschermingszone bij A-watergangen en overtredingen in B-watergangen, zonder dat de werking van het watersysteem in het geding komt, onder een algemene regel gebracht kan worden.
Algemene regel versus vergunning
Een algemene regel kan in veel gevallen in plaats van een vergunning gebruikt worden voor het legaliseren van overtredingen. Aan een algemene regel kunnen ook voorschriften worden gesteld. Door een algemene regel worden de kosten en administratieve lasten beperkt.
Voor de overtredingen, ontstaan vóór de peildatum, die zich daarvoor lenen is een algemene regel opgesteld. De algemene regel geldt alleen voor situaties die reeds bestaan en bestonden op de peildatum en is daarmee beperkt tot een duidelijk afgebakende hoeveelheid overtredingen.
De algemene regels gelden uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Er is sprake van een uitsterfconstructie. Deze keuze is gemaakt omdat de huidige omvang van het aantal overtredingen nog acceptabel is. Een verdere, ongebreidelde toename van overtredingen is dat echter niet meer.
Nader afwegingskader voor waterkeringen
Het afwegingskader voor het opstellen van algemene regels met betrekking tot waterkeringen is gebaseerd op de kerntaak waterveiligheid. Om deze taak van het waterschap te kunnen waarborgen en garanderen is het van belang het risico te bepalen en te bezien of beheer en onderhoud van de kering mogelijk is. Onderstaand figuur geeft het schema van het afwegingskader weer.
Toelichting op afwegingskader (figuur 1)
Het afwegingskader bij waterkeringen is gebaseerd op de kerntaak ‘Waterveiligheid’. Vanuit deze taak is bekeken of een overtreding gevolgen heeft voor de stabiliteit van de waterkering. Het gaat daarbij om het beheersen van de risico’s (A) en het kunnen uitvoeren van beheer & onderhoud (B). Hierna staan de verschillende aspecten uit het afwegingskader beschreven en nader toegelicht. Uiteindelijk komt dit afwegingskader terug bij de overwegingen per specifieke algemene regel.
Het gaat om bestaande situaties waarbij de grootste impact op de waterkering al heeft plaatsgevonden, namelijk het uitvoeren van de ingraving. Nu de activiteit (ingraving) al is gerealiseerd, is in de huidige situatie het risico voor de waterveiligheid beperkt en neemt dit risico ook niet toe. Voor wat betreft de werken of beplanting die al aanwezig zijn, is bij de risicoanalyse reeds vastgesteld dat het risico voor de staat van de waterkeringen laag is. De verwijdering hiervan zou juist meer risico met zich meebrengen omdat dan (opnieuw) activiteiten in de kering plaatsvinden.
Een eerste uitzondering hierop zijn de gevallen waarin de bekleding van de waterkering niet (meer) aan de veiligheidsnormen voldoet. Een tweede uitzondering zijn de situaties die bij de veiligheidstoets tot de conclusie leiden dat de waterkering door de aanwezige obstakels, ook wel niet waterkerende objecten genoemd, niet meer voldoet aan de geldende normen.
Onder niet-waterkerende objecten worden alle objecten op, in of nabij een waterkering verstaan die niet bijdragen aan het waterkerend vermogen van de waterkering (zoals bomen, beplanting, bouwwerken etc.). De aanwezigheid van een niet waterkerend object kan de veiligheid van de waterkering in gevaar brengen, door:
Daarnaast geldt dat de aanwezigheid van niet-waterkerende objecten een belemmering kan vormen voor het beheer en onderhoud van een waterkering, en de inspectie daarvan tijdens extreme situaties.
Het toekomstige risico is gelegen in eventuele dijkverbeteringsprojecten. Indien blijkt dat de waterkering op enig moment niet meer voldoet aan de geldende veiligheidsnormen dan dient het waterschap ervoor te zorgen dat de waterkering weer gaat voldoen aan de normen. Als zich binnen het ruimtebeslag van de dijkverbetering niet waterkerende objecten bevinden dan vormt dat een potentieel risico voor de uitvoering van het toekomstige dijkverbeteringsproject omdat de obstakels dan in de weg staan.
Om te voorkomen dat er nu of in de toekomst problemen ontstaan bij dijkverbeteringsprojecten is bij de meeste regels een voorschrift opgenomen waarin verplicht is gesteld dat het object in dergelijke gevallen op eerste aanzegging van het waterschap door de rechthebbende (op eigen kosten) verwijderd moet worden. Een dergelijk voorschrift geldt ook voor situaties waarbij uit het technisch en/of beheerdersoordeel, op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van een regionale of primaire kering, blijkt dat de waterkering als gevolg van het object niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.
B. Beheer en onderhoud bestaat uit het uitvoeren van inspecties en onderhoud.
Het moet mogelijk zijn inspecties aan de kering uit te voeren, zodat o.a. de stabiliteit van de kering beoordeeld kan worden.
Het onderhoud aan een kering bestaat uit buitengewoon en gewoon onderhoud. Het buitengewone onderhoud voert het waterschap altijd zelf uit. Voor het gewone onderhoud aan een waterkering geldt dat het afhankelijk is van het eigendom wie dit uitvoert. Is het waterschap eigenaar van de grond op de kering dan voert het waterschap dit gewone onderhoud uit. Indien de grond op een kering in eigendom van derden is dan voeren zij dit gewone onderhoud uit.
Opbouw van de a lgemene regels
In deze algemene regels wordt aangegeven voor welke situaties de algemene regel geldt. Onder het kopje voorschriften wordt vervolgens aangegeven waaraan voldaan moet worden bij toepassing van de algemene regel.
In de algemene regels met betrekking tot waterkeringen staat ook regelmatig de positionering van de overtreding op de waterkering benoemd. Om de plaats op de waterkering goed te kunnen duiden is onderstaande dwarsdoorsnede van belang.
Dit document is opgebouwd uit twee delen. Het eerste deel omvat de algemene regels met betrekking tot waterlopen. Het tweede deel de algemene regels die gaan over waterkeringen.
De algemene regels zijn per activiteit beschreven en zijn opgebouwd uit verschillende onderdelen welke tezamen de algemene regel vormen.
2. Bomen op de beschermingszone
Onderstaande figuur maakt duidelijk dat het uitmaakt waar een boom op de beschermingszone gesitueerd is.
De volgende bomen vormen geen probleem voor de uitvoering van de taken van het waterschap:
Ad 1. De gedachte hierachter is dat als een boom meer dan 3 meter van de insteek staat een machine altijd voor de boom langs de watergang kan bereiken voor het noodzakelijke onderhoud.
Ad 2. De gedachte hierachter is dat als een boom tussen 1 en 3 meter van de insteek staat een machine niet voor de boom langs de watergang kan bereiken voor het noodzakelijke onderhoud, maar alleen de watergang kan bereiken tussen de bomen door. Daarom moet de afstand tussen de bomen (hart-op-hart afstand) minimaal 10 meter zijn, zodat een onderhoudsmachine er tussendoor kan rijden.
Bomen binnen 1 meter van de insteek of op een afstand tussen de 1 en 3 meter van de insteek met een hart-op-hart afstand van minder dan 10 meter staan in beginsel (op termijn) het mogelijk noodzakelijke (buitengewoon) onderhoud in de weg. De 1e meter vanaf de insteek is nodig om technisch bezien het buitengewoon onderhoud uit te kunnen voeren.
De onderlinge afstand van minimaal 10 meter, indien de bomen zich bevinden op een afstand tussen de 1 en 3 meter van de insteek, is benodigd om de watergang te kunnen bereiken voor het mogelijk noodzakelijke (buitengewoon) onderhoud. Als de hart-op-hart afstand minder dan 10 meter is dan kan de watergang niet bereikt worden en staan de bomen (op termijn) het (buitengewoon) onderhoud in de weg.
Het voert echter te ver om nu per definitie alle bomen binnen 1 meter vanaf de insteek of met een te kleine hart-op-hart afstand al weg te laten halen zonder dat duidelijk is of van deze bomen ook daadwerkelijk overlast tijdens de uitvoering van (buitengewoon) onderhoud valt te verwachten. Het is via een goed geformuleerde algemene regel nog altijd mogelijk om in de toekomst handhavend op te treden tegen bomen die daadwerkelijk overlast geven.
Als deze bomen nu zonder meer direct verwijderd moeten worden dan verdwijnt veel groen uit het straatbeeld en bosgebieden. Dit betekent tevens een verlies aan landschappelijke en natuurlijke waarden in het beheergebied. Dit zou op grote weerstand stuiten.
De kap van bomen vergt veelal een omgevingsvergunning. De onderbouwing vanuit het waterschap waarom die specifieke boom nu al gekapt moet worden, is minimaal.
De afweging of een boom binnen de eerste meter van de insteek of met een te beperkte hart-op-hart afstand verwijderd moet worden, kan veel beter gemaakt worden voorafgaand aan de uitvoering van een onderhoudsproject dan nu al vanuit het project Sloten, oevers en dijken op orde. Dit levert ook een betere onderbouwing op bij een aanvraag voor een eventuele omgevingsvergunning voor de activiteit kappen van bomen.
Uitvoering regulier onderhoud niet belemmeren of verzwaren
Voor alle bomen, ongeacht de situering op de beschermingszone, geldt dat:
Een boom of rij bomen niet de oorzaak mag zijn van het niet machinaal of varend (dus: handmatig onderhoud of geen onderhoud) kunnen uitvoeren van regulier onderhoud. Is dit wel het geval dan valt de betreffende boom of rij bomen niet onder de algemene regel en moet(en) deze verwijderd worden, tenzij hier een aantoonbare reden voor is waarom het onderhoud op deze wijze uitgevoerd wordt, bijvoorbeeld door een EVZ of bosgebied.
Toelichting voorschrift 2.3 onder a
Figuur 2: grafische weergave opkronen bomen binnen 3 m van insteek
De tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die nu al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum. De regel geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit mogelijk om bijvoorbeeld een boom na verwijdering terug te planten.
De huidige Waterschapsverordening is dan van toepassing. Ten aanzien van bomen die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.
3. Struiken en planten op beschermingszone
In navolgende figuur 3 is de wijze van toetsing en de vervolgstap (vergunnen, handhaven of algemene regel) weergegeven met betrekking tot struiken en planten die op de beschermingszone staan.
Figuur 3: Schematische weergave toetsing struiken en planten op beschermingszone
Stap 1: De gedachte achter stap 1 van figuur 3 is dat allereerst bekeken moet worden of het wel om de overtreding ‘struiken en planten op de beschermingszone’ gaat en niet om ‘tuintje tot aan de insteek’. Als dat het geval is dan geldt een andere algemene regel ofwel wordt het vergund via de beleidsregels Sloten, oevers en dijken op orde. Anders volgt stap 2.
Stap 2: Deze stap bekijkt hoe het reguliere onderhoud wordt uitgevoerd. Als dit verzwaard gebeurt via handmatig onderhoud, door de bewoners zelf of niet plaatsvindt dan start een handhavingstraject. Gebeurt het reguliere onderhoud machinaal of varend, dan volgt stap 3.
Stap 3: Als meer dan 1 meter ruimte op de kant aanwezig is, dan zijn zowel regulier (stap 2) als buitengewoon onderhoud verzekerd. Daardoor heeft de overtreding geen direct effect op de taken van het waterschap en is een algemene regel passend. Bij minder dan 1 meter ruimte op de kant is dit niet per definitie verzekerd en volgt stap 4.
Stap 4 en 5: Indien de grond aan de overzijde van de overtreding in eigendom is van een particulier dan is het, met het oog op een mogelijk verzoek tot nadeelcompensatie en in het kader van de belangenafweging, redelijk meer kenbaarheid te geven aan het legalisatietraject van de overzijde. Deze kenbaarheid voor de overzijde is bij een algemene regel minder het geval. Daarom start in die situatie dan een vergunningstraject (met publicatie).
Ligt het eigendom van de grond aan de overzijde niet bij een particulier dan is een algemene regel passend, omdat van een overheidsinstantie verwacht mag worden dat het besluitvorming rondom algemene regels actief bijhoudt en in staat is dit te vertalen naar de eigen situatie.
4. Overige permanente bouwwerken in de watergang
De bruggen dienen onderhouden te worden door de eigenaar c.q. de vergunninghouder dan wel in voorkomende gevallen door degene die belang heeft bij het behoud van de brug (bijvoorbeeld particulieren die een brug hebben aangelegd om een (extra) gang van hun perceel naar de overzijde van de watergang te creëren).
5. Eenvoudig te verwijderen obstakels op de beschermingszone
6. Obstakels en bomen/ beplanting op duikers
6.6 Aanvullende toelichting onderhoudsplicht
Wie onderhoudsplichtig is staat beschreven in de volgende twee alinea’s.
Onderhoudsplichtige van in de Legger opgenomen duikers
Voor duikers die in de Legger van het waterschap zijn opgenomen is in de Legger en de Onderhoudsverordening vastgelegd wie verantwoordelijk is voor het bouwkundig onderhoud van de duiker.
Hiervoor geldt doorgaans dat de eigenaar van het perceel waarvan de duiker onderdeel uitmaakt onderhoudsplichtig voor het bouwkundig onderhoud is. Het waterschap is verantwoordelijk voor het bouwkundig onderhoud van zogenaamde schouwpadduikers.
Onderhoudsplichtige van niet in de Legger opgenomen duikers
In artikel 4.1.1 van de Beleidsregel Waterlopen op orde is het volgende bepaald:
Conclusie onderhoudsplicht duikers
Uit het voorgaande volgt dat het waterschap doorgaans niet verantwoordelijk is voor de staat van onderhoud van de duikers. Indien de onderhoudsplichtige nalaat om de duiker te onderhouden, kan hiertegen handhavend worden opgetreden.
Ook bestaat de mogelijkheid om handhavend op te treden als door de staat van de duiker het doorstroomprofiel aangetast wordt.
8. Bomen, struiken en planten (tuintjes) tot in de watergang zonder bouwwerken
Uit een inventarisatie van de overtredingen ‘tuintje tot aan de insteek zonder bouwwerken’ is gebleken dat echter niet elke situatie waarin beplanting op de beschermingszone of op de oever aanwezig is, betekent dat het onderhoud wordt belemmerd. Gelet op het feit dat de beplanting al jaren op de betreffende locatie aanwezig is en ook blijkt dat niet in alle gevallen sprake is van een belemmering bij de uitvoering van onderhoudswerkzaamheden, is er geen reden om nu nog tegen al deze situaties handhavend op te treden.
Daar waar enkel het buitengewoon onderhoud wordt belemmerd, doordat de beplanting zich op een afstand van minder dan 1 meter van de beschoeiingen bevindt, wordt de voorwaarde gesteld dat deze beplanting op eerste aanzegging door de eigenaar tijdelijk wordt verwijderd. De kosten voor verwijdering, terugplaatsing en eventuele schade aan de beplanting zijn voor rekening van de eigenaar.
9. Eenvoudig te verwijderen obstakels in de watergang
10. Enkele boom op de beschermingszone A van de kering
Het afwegingskader bij waterkeringen is gebaseerd op de kerntaak ‘waterveiligheid’. Om dit te garanderen is een schema gemaakt waarin de risico’s en inspectie en onderhoud voor een kering worden afgewogen (zie voor een schematische weergave van het afwegingskader figuur 1 in de inleiding). Hier komt bij een boom, ten opzichte van bijvoorbeeld een bouwwerk, het extra risico van omwaaien bij. Dit leidt in dit geval tot de volgende belangenafweging voor een enkele boom op de beschermingszone A van een waterkering.
Het gaat om enkele bomen die al jaren gesitueerd zijn op de beschermingszone van de waterkering. Het betreft geen nieuwe overtredingen. Toch kan een boom bij omwaaien een risico vormen en is het daarmee potentieel een risico dat elk moment kan intreden. Daarom is hier extra naar gekeken hoe met dit potentiële risico om te gaan. Hieruit is het navolgende stappenplan / afwegingskader naar voren gekomen zoals weergegeven in de onderstaande drie figuren.
Allereerst is beoordeeld of het risico van het omwaaien van een boom afhankelijk is van het type boom dat op de beschermingszone A van de waterkering staat. Dit bleek niet het geval te zijn, omdat elk type boom in potentie met kluit en al kan omwaaien.
De tweede stap om het potentiële risico te bepalen is om te bezien op wiens eigendom de boom is gesitueerd, omdat de eigenaar van de grond verantwoordelijk is voor het gewone onderhoud van de waterkering. Daarbij zijn er twee opties. De boom staat op grond in eigendom van het waterschap of een derde is eigenaar van de grond.
Indien de boom op waterschapsgrond staat dan is het wenselijk om als waterschap een VTA-toets (of een vergelijkbare toets) uit te voeren met een hercontrole na 3 jaar. Een VTA-toets (Visual Tree Assessment) is een boomveiligheidscontrole. Een toets waarbij periodiek en op systematische wijze visueel een boom geïnspecteerd wordt door een deskundige, waaruit de (onderhouds)staat van een boom blijkt. Dit is nu ook al de praktijk bij bomen in openbaar begaanbaar gebied (dat wil zeggen voor ieder toegankelijk gebied, bijvoorbeeld via wandel- en fietspaden), maar nog niet bij bomen op de beschermingszone A van de waterkering in niet openbaar begaanbaar gebied. Het is wenselijk, gezien het belang van waterveiligheid, dit nu door te voeren bij alle bomen ongeacht de ligging op een waterkering bij grond in eigendom van het waterschap.
Een boom op grond in eigendom van derden kan gesitueerd zijn op overheidsgrond of op grond van een particulier. Figuur 5 brengt de vervolgstappen daarna in kaart. Overheden moeten door een VTA-toets (of vergelijkbaar) 3-jaarlijks aantonen dat de boom op hun grond nog steeds gezond is.
Voor een boom op particuliere grond bestaat een onderscheid tussen regionale en primaire keringen. Bij een boom op particuliere grond binnen de beschermingszone A van een primaire waterkering wordt de VTA-toets, gelet op het belang van de primaire keringen, door het waterschap uitgevoerd. Indien de boom op de beschermingszone A van een regionale kering staat, is de eigenaar zelf verantwoordelijk voor de VTA-toets.
Voor alle VTA-toetsen (of vergelijkbaar) geldt dat als uit de toetsing blijkt dat de boom ongezond is dat deze dan weggehaald moeten worden.
Een enkele boom op een primaire of regionale waterkering (het waterstaatswerk zelf) is niet gewenst. Dit is reeds in 2015 door het bestuur bepaald, omdat een enkele boom veelal geen specifiek doel dient en/of culturele of historische waarde heeft. Enkele bomen zijn tevens vaak aangebracht door particulieren of ontstaan uit opschot.
Het toekomstige risico bij een eventuele dijkverbetering is nihil, omdat de boom dan op grond van de gestelde voorschriften alsnog verwijderd moet worden. Om te voorkomen dat er nu of in de toekomst problemen ontstaan bij noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden is een voorschrift opgenomen waarin verplicht is gesteld dat de boom in dergelijke gevallen op eerste aanzegging van het waterschap door de rechthebbende (op eigen kosten) verwijderd moet worden. Een dergelijk voorschrift geldt ook voor situaties waarbij uit het technisch en/of beheerdersoordeel, op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen, blijkt dat de waterkering als gevolg van de boom niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.
Een enkele boom op de beschermingszone A van een kering belemmert inspectie en onderhoud aan de waterkering niet. Terwijl het verwijderen van een enkele boom wel voor grondroering in de waterkering zorgt en daarmee voor een direct risico. Het alternatief van weghalen van de boom heeft daardoor grotere negatieve gevolgen dan de boom nu laten staan. De conclusie is dat de aanwezigheid van een bestaande enkele boom op de beschermingszone A geen noemenswaardig probleem oplevert voor de staat van de waterkering. Op het moment dat dit wel het geval is dan dient de boom op grond van de voorschriften verwijderd te worden.
Deze tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum van 1 januari 2013 en geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een vergunning mogelijk om bijvoorbeeld een boom na verwijdering op de beschermingszone terug te planten. De vigerende Waterschapsverordening is dan van toepassing.
Bomen op de waterkering dienen zodanig te worden gesnoeid, dat zich een takvrije stamlengte van 4 meter hoog kan ontwikkelen. Dit vanwege bereikbaarheid en inspectie van de waterkering en om voldoende licht op de grasmat toe te laten. Het snoeihout en bladval moet worden verwijderd en afgevoerd.
Ten aanzien van enkele bomen die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.
11. Struiken en planten op de kering
Het afwegingskader bij waterkeringen is gebaseerd op de kerntaak ‘waterveiligheid’. Om dit te garanderen is een schema gemaakt waarin de risico’s en het beheer & onderhoud voor een kering worden afgewogen (zie voor een schematische weergave van het afwegingskader figuur 1). Dit leidt in dit geval tot de volgende belangenafweging voor struiken en planten op de kering:
Ten aanzien van struiken en planten die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.
Het afwegingskader bij waterkeringen is gebaseerd op de kerntaak ‘waterveiligheid’. Om dit te garanderen is een schema gemaakt waarin de risico’s en het beheer & onderhoud voor een kering worden afgewogen (zie voor een schematische weergave van het afwegingskader figuur 1). Hier komt bij een boom, ten opzichte van bijvoorbeeld een bouwwerk, het extra risico van omwaaien bij. Dit leidt in dit geval tot de volgende belangenafweging voor een rij bomen op de kering.
Het betreft geen nieuwe overtredingen. Toch kan een boom bij omwaaien een risico vormen en is het daarmee potentieel een risico dat elk moment kan intreden. Daarom is hier extra naar gekeken hoe met dit potentiële risico om te gaan. Hieruit is het navolgende stappenplan / afwegingskader naar voren gekomen zoals weergegeven in de onderstaande drie figuren.
Allereerst is beoordeeld of het risico van het omwaaien van een boom afhankelijk is van het type boom dat op de waterkering staat. Dit bleek niet het geval te zijn, omdat elk type boom in potentie met kluit en al kan omwaaien. De tweede stap om het potentiële risico te bepalen is om te bezien op wiens eigendom de boom is gesitueerd, omdat de eigenaar van de grond verantwoordelijk is voor het gewone onderhoud van de waterkering. Daarbij zijn er twee opties. De boom staat op grond in eigendom van het waterschap of een derde is eigenaar van de grond.
Indien de boom op waterschapsgrond staat dan is het wenselijk om als waterschap een VTA-toets (of vergelijkbaar) uit te voeren met een hercontrole na 3 jaar. Dit is nu ook al de praktijk bij bomen in openbaar begaanbaar gebied, maar nog niet bij bomen op de kering en beschermingszone A in niet openbaar begaanbaar gebied. Het is wenselijk, gezien het belang van waterveiligheid, dit nu door te voeren bij alle bomen ongeacht de ligging op een waterkering bij grond in eigendom van het waterschap.
Een boom op grond in eigendom van derden kan gesitueerd zijn op overheidsgrond of op grond bij een particulier. Figuur 8 brengt de vervolgstappen daarna in kaart. Overheden moeten door een VTA-toets (of een vergelijkbare toets) 3-jaarlijks aantonen dat de boom op hun grond nog steeds gezond is. Voor een boom op particuliere grond bestaat een onderscheid tussen regionale en primaire keringen.
Voor een rij bomen op de regionale en primaire waterkeringen is het wenselijk, gezien het belang van waterveiligheid en de relatief lage kosten, door het waterschap VTA-toetsen (of vergelijkbaar) uit te laten voeren. Ditzelfde geldt voor bomen op particuliere grond op een primaire waterkering. Indien de bomen op een regionale kering staan, is de eigenaar zelf verantwoordelijk voor de VTA-toets.
Voor alle VTA-toetsen (of vergelijkbaar) geldt dat als uit de toetsing blijkt dat de boom ongezond is dat deze dan verwijderd moet worden.
Het toekomstige risico bij een eventuele dijkverbetering is nihil, omdat de bomen dan alsnog verwijderd moeten worden. Om te voorkomen dat er nu of in de toekomst problemen ontstaan bij noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden is een voorschrift opgenomen waarin verplicht is gesteld dat de bomen in dergelijke gevallen op eerste aanzegging van het waterschap door de rechthebbende (op eigen kosten) verwijderd moeten worden. Een dergelijk voorschrift geldt ook voor situaties waarbij uit het technisch en/of beheerdersoordeel op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van regionale of primaire keringen blijkt dat de waterkering als gevolg van de bomen niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.
Ten aanzien van rijen bomen die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.
13.2 Inhoud algemene regel tuinen zonder bomen op de kering
13.5 Inhoud algemene regel tuinen met bomen op de kering
Het afwegingskader bij waterkeringen is gebaseerd op de kerntaak ‘waterveiligheid’. Om dit te garanderen is een schema gemaakt waarin de risico’s en het beheer & onderhoud voor een kering worden afgewogen (zie voor een schematische weergave van het afwegingskader figuur 1). Dit leidt in dit geval tot de volgende belangenafweging voor tuinen op het waterstaatswerk van een primaire of regionale kering:
Ten aanzien van tuinen die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.
14. Obstakels overig op de kering
Ten aanzien van overige obstakels die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.
15. Hekwerk op regionale kering
Het afwegingskader bij waterkeringen is gebaseerd op de kerntaak ‘waterveiligheid’. Om dit te garanderen is een schema gemaakt waarin de risico’s en het beheer & onderhoud voor een kering worden afgewogen (zie voor een schematische weergave van het afwegingskader figuur 1). Dit leidt in dit geval tot de volgende belangenafweging voor een hekwerk op de regionale kering:
Ten aanzien van hekwerken op regionale keringen die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.
17. Overige permanente bouwwerken (gefundeerd) op de kering
18. Niet permanente bouwwerken (ongefundeerd)
Ten aanzien van ongefundeerde bouwwerken op waterstaatswerken die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.
19. Verharding bij beschadigingen grasmat
Ten aanzien van grasmatten op waterkeringen die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2024-403.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.