Wijziging Algemene Regels behorende bij de Keur Waterschap Rivierenland 2014

 

Registratie nr.: 2018084300

 

Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland;

 

Op voordracht van de directieraad van 16 juli 2018

 

Overwegingen:

Revisie en actualisering van de algemene regels ten gevolge van verruiming van de algemene regels en praktijkervaringen.

 

Wettelijk kader:

 

Waterschapswet

Keur Waterschap Rivierenland 2014

 

BESLUIT:

 

Vast te stellen de wijziging van de Algemene Regels behorende bij de Keur Waterschap Rivierenland 2014.

Artikel I. Wijzigingen

De Algemene Regels behorende bij de Keur Waterschap Rivierenland 2014 worden als volgt gewijzigd:

 

A

De algemene regel WW2. Bodemonderzoek komt te luiden als de tekst opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit.

 

B

De algemene regel WK2. Hekwerken, schuttingen en afrasteringen komt te luiden als de tekst opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit.

 

C

De algemene regel WT2. Bruggen komt te luiden als de tekst opgenomen in bijlage 3 bij dit besluit.

 

D

De algemene regel WT14. Lozen van water komt te luiden als de tekst opgenomen in bijlage 4 bij dit besluit.

 

E

De algemene regel WT19. Afkoppelen van bestaand verhard oppervlak komt te luiden als de tekst opgenomen in bijlage 5 bij dit besluit.

 

F

De tekeningen:

- principetekening 2: Bruggen, wordt gewijzigd conform de bijlagen 6 bij dit besluit.

 

Artikel II. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking.

 

Artikel III. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit tot wijziging van de Algemene Regels behorende bij de Keur Waterschap Rivierenland 2014

 

 

Bijlagen

Bijlage 1: WW2. Bodemonderzoek

Bijlage 2: WK2. Hekwerken, schuttingen en afrasteringen

Bijlage 3: WT2. Bruggen

Bijlage 4: WT14. Lozen van water

Bijlage 5: WT19. Afkoppelen van bestaand verhard oppervlak

Bijlage 6: Principetekening Bruggen

 

 

WW2. Bodemonderzoek

 

Artikel 1. Criteria

Vrijstelling wordt verleend van de verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, en/of artikel 5.4 van de keur, voor het uitvoeren van bodemonderzoek voor zover:

  • 1.

    het handmatig en/of mechanisch bodemonderzoek betreft zijnde:

    a. sonderingen;

    b. handboringen met een maximale diameter van 0,15 m, en/of;

    c. aanbrengen van peilbuizen, en;

  • 2.

    het handmatig en/of mechanisch bodemonderzoek plaatsvindt:

    a. in de waterkering tussen de binnen- en buitenkruin, en/of;

    b. in de beschermingszone van een waterkering en/of;

    c. in de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam en/of;

    d. in een wegberm, en;

  • 3.

    het handmatige en mechanisch onderzoek in de waterkering en in de buitendijkse beschermingszone niet plaatsvindt in de periode tussen 15 oktober en 1 april, en;

  • 4.

    peilbuizen niet dieper reiken dan 1,00 m onder de gemiddelde laagste freatische grondwaterstand.

 

Artikel 2. Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

  • 1.

    voert maximaal 10 sonderingen en/of boringen uit op tenminste 10,00 m afstand van elkaar;

  • 2.

    verwijdert niet meer in gebruik zijnde peilbuizen;

  • 3.

    dicht gaten die zijn ontstaan door de werkzaamheden afdoende met zwelklei of bentoniet over de gehele lengte/diepte;

  • 4.

    werkt peilbuizen af op maaiveldniveau met een straatpot, of markeert en beschermd peilbuizen op zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en dat beschadiging tijdens onderhoudswerkzaamheden uitgesloten zijn;

  • 5.

    steekt voorafgaand aan de werkzaamheden de graszoden uit en plaatst deze na uitvoering van de werkzaamheden terug;

  • 6.

    brengt peilbuizen in de waterkering en bijbehorende beschermingszone handmatig aan zonder gebruik van een spuitlans;

  • 7.

    controleert direct na en één week na plaatsing van de peilbuis of er geen welwater naar boven is gekomen. Bij constatering hiervan dient er voor een adequate afdichting te worden gezorgd en een controle hiervan na één week na uitvoering van de afdichting;

  • 8.

    brengt het werkterrein direct na de voltooiing van de activiteiten in een nette staat en in gelijke gesteldheid terug;

  • 9.

    zorgt ervoor dat de sonderingen en/of boringen worden ingemeten (RD-coördinaten en hoogte t.o.v. NAP), en stelt de resultaten binnen twee weken na het uitvoeren van de sonderingen en/of boring beschikbaar aan het waterschap in GEF-formaat en de laboratorium resultaten in PDF-formaat. De gegevens moeten per e-mail worden toegezonden aan m.noij@wsrl.nl

  • 10.

    treft, wanneer op 15 oktober op de waterkering en haar bijbehorende beschermingszones geen grasmat aanwezig is, of de grasmat zich naar het oordeel van het waterschap in slechte staat bevindt, op aanzegging van het waterschap, alle maatregelen om een adequate erosiebestendige waterkering te garanderen;

  • 11.

    mag geen werkzaamheden starten of moet deze staken als de verwachtte rivierwaterstand hoger is dan in onderstaande tabel is aangegeven. Voor de te verwachten waterstanden moet contact worden opgenomen met de toezichthouder.

 

Benedenrivierengebied (ten westen van de lijn Schoonhoven, Werkendam, Geertruidenberg)

Bij een binnen 2 dagen verwachte waterhoogte van ≥ 2,00 m + NAP bij Dordrecht en/of wanneer de uiterwaard onder water is gelopen of dreigt te lopen.

Bovenrivierengebied (ten oosten van de lijn Schoonhoven, Werkendam en Geertruidenberg)

Bij een binnen 4 dagen verwachte waterhoogte van ≥ 13,00 m + NAP bij Lobith en/of wanneer de uiterwaard onder water is gelopen of dreigt te lopen.

Voor de Rijn en zijn vertakkingen

 

Bij een binnen 4 dagen verwachte waterhoogte van ≥ 13,00 m + NAP bij Lobith en/of wanneer de uiterwaard onder water is gelopen of dreigt te lopen.

Voor de Maas en zijn vertakkingen

Bij een binnen 4 dagen verwachte waterhoogte van ≥ 9,50 m +NAP bij Mook en/of wanneer de uiterwaard onder water is gelopen of dreigt te lopen.

Boezemsysteem (Overwaard, Nederwaard, Merwedekanaal, Zouweboezem, Kanaal van Steenenhoek) en het Lingesysteem

Contact opnemen met de toezichthouder.

 

Artikel 3. Melding

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste twee weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

  • 1.

    De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via het Omgevingsloket Online of met behulp van het daarvoor aangeboden meldingsformulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

    a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

    b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

    c. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit, diepte van de peilbuizen t.o.v. de gemiddelde laagste freatische grondwaterstand, legenda en noordpijl.

  • 2.

    Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten 2 werkdagen van te voren bij de toezichthouder (startmelding).

  • 3.

    De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

 

Artikel 4. Overgangsrecht

  • 1.

    Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingsplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

  • 2.

    Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel:

    a. een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2014 in werking was of,

    b. een vergunning krachtens de Wegenverordening Waterschap Rivierenland 2011 in werking was,

    c. worden de voorschriften van de (water)vergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.

  • 3.

    Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

 

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

 

Op grond van artikel 5.4, derde lid, van de keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in, of onder de weg. Op grond van artikel 5.5, derde lid, van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden.

 

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

 

Bodemonderzoek: Een onderzoek ter bepaling van de inhoud, kwaliteit of gesteldheid van de bodem.

Freatisch grondwater: Het grondwater dat wordt aangetroffen als er wordt gegraven. Dit (ondiepe) grondwater staat rechtstreeks in verbinding met de atmosferische luchtdruk. Informatie is te vinden op www.dino.nl

 

Risico’s

Voor grondonderzoek worden vaak grondboringen en sonderingen uitgevoerd en peilbuizen aangebracht binnen waterkeringen, oppervlaktewaterlichamen, de bijbehorende beschermingszones of de wegberm. Deze activiteiten hebben een gering effect op de staat van een waterkering, oppervlaktewaterlichaam of wegberm doordat de grondroeringen zijn gelimiteerd in de toegestane onderlinge afstand, manier van uitvoeren en diepte. Voor het maken van verticale boringen voor een Koude Warmte Opslag (KWO) systeem moet in ieder geval worden voldaan aan de geldende beleidsregel. Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.

 

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Een schriftelijke melding kan worden gedaan door het meldingsformulier via het OLO te printen en dit ingevuld op te sturen naar het waterschap.

 

 

 

WK2. Hekwerken, schuttingen en afrasteringen

 

Artikel 1. Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het plaatsen en behouden van een hekwerk, schutting en/of afrastering voor zover het:

 

een veekerende afrastering betreft, die:

  • 1.

    op de waterkering en/of bijbehorende binnendijkse beschermingszone wordt geplaatst, en;

  • 2.

    een maximale hoogte van 1,20 m heeft, maar niet hoger is dan voor het doel toereikend is, en;

  • 3.

    bestaat uit palen met draad of gaas met een minimale maaswijdte van 10 x 10 centimeter en;

  • 4.

    met de palen een maximale diepte van 0,60 m onder maaiveld bereikt;

 

een schutting en/of hekwerk betreft, die:

  • 5.

    wordt geplaatst langs of op een perceel met een woonbestemming en;

  • 6.

    wordt geplaatst in de beschermingszone binnen een afstand van 10 meter gemeten vanuit de grens waterkering – beschermingszone en voldoet aan de volgende criteria:

    a. een maximale hoogte van 1,00 meter, en;

    b. plaatsing op palen met een maximale diepte van 0,60 m onder maaiveld en/of;

    c. fundatie met poeren met een maximale diepte van 0,30 m onder maaiveld.

 

of

 

  • 7.

    wordt geplaatst in de beschermingszone van een waterkering op een afstand van minimaal 10 meter gemeten vanuit de grens waterkering – beschermingszone en voldoet aan de volgende criteria:

    a. een maximale hoogte van 2,00 meter, en;

    b. plaatsing op palen met een maximale diepte van 1,00 m onder maaiveld en/of;

    c. fundatie met poeren met een maximale diepte van 0,60 m onder maaiveld

 

Artikel 2. Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

  • 1.

    houdt de constructie in een goede staat van onderhoud;

  • 2.

    houdt de op en langs de waterkering gelegen 4,00 m brede onderhoudspaden toegankelijk voor inspectie en onderhoud door middel van een poort;

  • 3.

    zorgt ervoor dat eventuele poorten te allen tijde door de toezichthouder te openen zijn;

  • 4.

    zorgt ervoor dat de draden van een afrastering over onderhoudspaden of onderhoudsstroken, gemakkelijk met de hand verwijderd kunnen worden en zijn voorzien van geïsoleerde handgrepen;

  • 5.

    slaat en/of drukt de palen van een afrastering in de grond.

 

Artikel 3. Melding

  • 1.

    Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste twee weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

  • 2.

    De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via het Omgevingsloket Online of met behulp van het daarvoor aangeboden meldingsformulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

    a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

    b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

    c. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de te plaatsen werken (inclusief fundering), legenda en noordpijl.

  • 3.

    Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten 2 werkdagen van te voren bij de toezichthouder (startmelding).

  • 4.

    De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

 

Artikel 4. Overgangsrecht

  • 1.

    Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingsplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

  • 2.

    Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2014 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.

  • 3.

    Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

 

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

 

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Afrastering: Eenvoudige constructie bestaande uit houten palen met draad of gaas ten behoeve van het keren van vee.

Schutting: Perceelscheidende constructie bestaande uit overwegend dichte delen.

Hekwerk: Perceelscheidende constructie bestaande uit overwegend open delen.

Binnenkruin: Virtuele lijn die overgang vormt tussen talud en bovenzijde waterkering, gelegen in de binnendijkse berm.

 

Risico’s

Van belang is dat onderhoudspaden langs waterkeringen en watergangen toegankelijk zijn voor inspectie en onderhoud. Middels de gestelde criteria en voorwaarden worden de risico’s voor de waterkering tot een minimum beperkt. De werkzaamheden hebben een zeer gering effect op de staat van een waterkering. Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.

 

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Een schriftelijke melding kan worden gedaan door het meldingsformulier via het OLO uit te printen en dit ingevuld op te sturen naar het waterschap.

 

 

 

WT2. Bruggen

 

Artikel 1. Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het aanleggen en behouden van een brug over een oppervlaktewaterlichaam, voor zover:

  • 1.

    deze niet wordt aangelegd en behouden in aangewezen vaarwegen en in oppervlaktewaterlichamen in gebieden met specifieke natuurdoeleinden, en;

  • 2.

    deze wordt aangelegd ten behoeve van een perceelontsluiting of een infrastructurele ontsluiting, en;

  • 3.

    deze wordt aangelegd met een maximale breedte van 5,00 m, en;

  • 4.

    deze wordt aangelegd op minimaal 10,00 m van een naastgelegen ondersteunend kunstwerk, en;

  • 5.

    deze niet wordt aangelegd in de beschermingszone van een waterkering.

 

Artikel 2. Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

  • 1.

    tast de stabiliteit van de oevers niet aan met de brughoofden;

  • 2.

    fundeert de brug zodanig dat wordt voorkomen dat deze meer zakt dan de natuurlijke maaivelddaling;

  • 3.

    damt het oppervlaktewaterlichaam, indien nodig, niet eerder af dan na overleg met de toezichthouder van het waterschap;

  • 4.

    beschermt taluds op doelmatige wijze tegen uitspoeling en inzakking en hanteert principetekening 7: brug als uitgangspunt voor de uitvoering;

  • 5.

    herstelt het oppervlaktewaterlichaam zoals het bestaande, naastgelegen profiel;

  • 6.

    construeert de hoogte onderkant brug op tenminste 0,30 m boven zomer-/streefpeil voor zover het oppervlaktewateren betreft die niet varend worden onderhouden;

  • 7.

    construeert over een minimale lengte van 2,25 m (doorvaarbreedte) de hoogte onderkant brug op tenminste 1,25 m boven zomer-/streefpeil voor zover het oppervlaktewateren betreft die door het waterschap varend worden onderhouden en hanteert principetekening 7;

  • 8.

    Plaatst ronde pijlers onder de brug in oppervlaktewateren die varend worden onderhouden zodanig dat er een minimale doorvaarbreedte van 2,25 m aanwezig is;

  • 9.

    plaatst geen pijlers onder de brug als het oppervlaktewaterlichaam een bovenbreedte (insteek tot insteek) heeft van 7,00 meter of kleiner;

  • 10.

    plaatst de brug op een afstand van tenminste 8,00 meter van aanwezige bermobjecten zoals bomen en verkeersborden als de brug in een oppervlaktewaterlichaam wordt gelegd die door het waterschap wordt onderhouden;

  • 11.

    voldoet aan de algemene regel ‘WE 7. Uitweg’, als de brug fungeert als perceelontsluiting naar een weg in beheer bij het waterschap.

 

 

Artikel 3. Melding

  • 1.

    Degene die in oppervlaktewaterlichamen met een A- en/of B-status activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste twee weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

  • 2.

    De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via het Omgevingsloket Online of met behulp van het daarvoor aangeboden meldingsformulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

    a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

    b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

    c. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit, legenda en noordpijl.

  • 3.

    Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten 2 werkdagen van te voren bij de toezichthouder (startmelding).

  • 4.

    De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

 

Artikel 4. Overgangsrecht

  • 1.

    Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

  • 2.

    Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2009 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.

  • 3.

    Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

 

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

 

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

 

Brug: Werk over een oppervlaktewaterlichaam dat bedoeld is voor de doorgang van een perceel aan de ene kant van het oppervlaktewaterlichaam naar een perceel aan de andere kant van het oppervlaktewaterlichaam.

Peil: In het peilbesluit vastgestelde waterstand.

Profiel: Breedte, diepte en taludhellingen van het oppervlaktewaterlichaam als aangegeven op de legger of keurkaart.

Bestaand profiel: Het profiel van het oppervlaktewaterlichaam zoals het daadwerkelijk aanwezig is.

Pijler: Een onderdeel van een brug dat voor ondersteuning zorgt in de vorm van een kolom.

Landhoofd: De overgang van een grondlichaam naar een brug.

 

Risico’s

Voor het aanbrengen van bruggen over oppervlaktewaterlichamen met een C-status is geen melding vereist gezien het geringe waterhuishoudkundige belang. Wel moeten deze bruggen voldoen aan de gestelde voorwaarden in deze algemene regel.

Het aanbrengen van bruggen over de oppervlaktewaterlichamen betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels. Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.

Voor het maken van een uitrit naar een weg van het waterschap bestaat een algemene regel. De uitrit naar de weg mag niet breder zijn dan is aangegeven in deze algemene regel. De afmetingen van de brug moeten hierop worden aangepast.

 

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

 

 

 

WT14. Lozen van water

 

Artikel 1. Criteria

Vrijstelling wordt verleend van de verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid en artikel 3.5 van de keur, voor het tijdelijk brengen van water in een oppervlaktewaterlichaam en/of het plaatsen en behouden van een lozingsvoorziening in een oppervlaktewaterlichaam, voor zover:

  • 1.

    het geen lozing is van hemelwater en/of rioolwater afkomstig van een gemeentelijke riolering, en;

  • 2.

    in een oppervlaktewaterlichaam met een A-status maximaal 250 m³/uur wordt geloosd, waarbij de toezichthouder heeft ingestemd met de lozing, of;

  • 3.

    in een oppervlaktewaterlichaam met een B- of C-status maximaal 100 m³/uur wordt geloosd, waarbij de toezichthouder heeft ingestemd met de lozing, en;

  • 4.

    door de lozing geen wateroverlast ontstaat.

 

 

Artikel 2. Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

  • 1.

    draagt er zorg voor dat de activiteiten de watertoevoer niet ontoelaatbaar belemmeren.

  • 2.

    beschermt taluds en bodem op doelmatige wijze tegen uitspoeling en inzakking;

  • 3.

    beëindigt de lozing direct indien sprake is van een calamiteit als genoemd in artikel 3.8 van de keur;

 

 

en, in geval van een tijdelijke lozingsvoorziening:

  • 4.

    behoudt de voorziening niet langer dan voor het doel noodzakelijk;

  • 5.

    gebruikt een constructie die binnen 24 uur uit het oppervlaktewaterlichaam en/of beschermingszone kan zijn verwijderd;

  • 6.

    verwijdert de tijdelijke lozingsvoorziening uit de beschermingszone van het oppervlaktewaterlichaam indien noodzakelijk voor beheer- en onderhoudswerkzaamheden;

 

 

en, in geval van een permanente lozingsvoorziening:

 

  • 7.

    legt de lozingsvoorziening verzonken in het talud en buiten het profiel van het oppervlaktewaterlichaam aan;

  • 8.

    fundeert de lozingsvoorziening zodanig dat verzakken, met meer dan de natuurlijke maaivelddaling, wordt voorkomen;

  • 9.

    legt de lozingsvoorziening zodanig aan dat de beschermingszone vrij bereikbaar en vrij van obstakels blijft;

  • 10.

    legt het ondergronds leidingwerk in de beschermingszone van het oppervlaktewaterlichaam zodanig aan dat hieraan geen schade kan ontstaan tijdens onderhoudswerkzaamheden;

  • 11.

    voorziet uitmondingen van drainageleidingen van een taludgoot om uitspoeling van het talud te voorkomen. De taludgoot reikt minimaal vanaf de onderkant van de drain tot aan het winterpeil of streefpeil;

  • 12.

    hanteert principetekening 8: uitstroomvoorziening type A of principetekening 9: uitstroomvoorziening type B als uitgangspunt voor de uitvoering.

 

 

Artikel 3. Melding

  • 1.

    Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste twee weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

  • 2.

    De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via het Omgevingsloket Online of met behulp van het daarvoor aangeboden meldingsformulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

    a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

    b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

    c. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, constructie en afmetingen van de lozingsvoorziening, legenda en noordpijl.

  • 3.

    Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten 2 werkdagen van te voren bij de toezichthouder (startmelding).

  • 4.

    De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

 

Artikel 4. Overgangsrecht

  • 1.

    Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingsplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

  • 2.

    Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2009 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.

  • 3.

    Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

 

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren.

 

Op grond van artikel 3.5 van de keur is het verboden zonder watervergunning van het bestuur water te brengen in oppervlaktewaterlichamen.

 

Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

 

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

 

Profiel: Breedte, diepte en taludhellingen van het oppervlaktewaterlichaam als aangegeven op de legger of keurkaart.

Permanente lozingsvoorziening: Een voorziening voor het lozen van water in oppervlaktewater met een langdurig karakter.

Tijdelijke lozingsvoorziening: Een eenvoudig te verwijderen en tijdelijk benodigde voorziening voor het lozen van water in oppervlaktewater.

 

Risico’s

Het lozen van oppervlaktewater via een voorziening betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel. Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.

 

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Een schriftelijke melding kan worden gedaan door het meldingsformulier via het OLO te printen en dit ingevuld op te sturen naar het waterschap.

 

 

 

WT19. Afkoppelen van bestaand verhard oppervlak

 

Artikel 1. Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.5 van de keur, voor het brengen van water in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen, voor zover:

  • 1.

    het een gemeentelijk plan betreft voor het afkoppelen van schoon hemelwater van de riolering, en;

  • 2.

    er geen nieuwe verharding in het afkoppelplan is opgenomen, en;

  • 3.

    de totale hoeveelheid verhard oppervlak minder dan 50% bedraagt ten opzichte van het huidige rioolbemalingsgebied, en;

  • 4.

    de totale hoeveelheid af te koppelen verharding meer dan 500 m² bedraagt, en;

  • 5.

    de nieuwe lozingspunten zich bevinden binnen het peilgebied waar de huidige riooloverstorten zich bevinden, en;

  • 6.

    de nieuwe lozingspunten worden aangebracht in A- wateren

 

Artikel 2. Voorwaarden

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

  • 1.

    kan aantonen middels hydrologische berekeningen dat de aanwezige kunstwerken in de oppervlaktewaterlichamen voldoende doorstroomcapaciteit herbergen;

  • 2.

    brengt in het talud van het oppervlaktewaterlichaam een uitstroomvoorziening aan;

  • 3.

    hanteert principetekening 8: uitstroomvoorziening type A of principetekening 9: uitstroomvoorziening type B als uitgangspunt voor de uitvoering;

  • 4.

    voorkomt beschadigingen of verzakkingen van de voorziening, die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de waterdoorvoer.

 

Artikel 3. Melding

  • 1.

    Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste twee weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap.

  • 2.

    De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via het Omgevingsloket Online of met behulp van het daarvoor aangeboden meldingsformulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

    a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

    b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

    c. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie bestaande en nieuwe rioollozingspunten, af te koppelen verharding, hoeveelheid m² verharding, hydrologische berekeningen van de kunstwerken in de wateren, afmetingen en constructie van het lozingspunt, legenda en noordpijl.

  • 3.

    Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt de aanvang van de activiteiten 2 werkdagen van te voren bij de toezichthouder (startmelding).

  • 4.

    De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

 

Artikel 4. Overgangsrecht

  • 1.

    Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor, op grond van deze algemene regel, meldingsplichtige activiteiten wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

  • 2.

    Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2009 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.

  • 3.

    Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

 

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 3.5, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur water te brengen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.

 

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

 

Hydrologische berekeningen: Door het afkoppelen van verharding kan het afvoerpatroon van een oppervlaktewaterlichaam toenemen waardoor de opstuwing in aanwezige dammen met duikers kan toenemen. Uit de berekeningen zal moeten blijken dat de opstuwing in de duikers binnen de acceptabele grenzen blijft (max. 5 mm opstuwing per duiker).

Afkoppelen: Bestaande verharding dat afwatert naar een vuilwaterrioolstelsel wordt aangesloten op een hemelwaterrioolstelsel.

 

Risico’s

Het watersysteem is van groot belang voor de waterberging. Wateren moeten zodanig worden aangelegd dat ze zijn berekend op piekbelastingen als het hard regent. Een lozing op een water mag de waterbergingscapaciteit van dat water niet verminderen. Daarnaast is het van belang dat grote peilschommelingen worden voorkomen.

Een water moet voldoende doorstromen om een bepaalde hoeveelheid te lozen water af te kunnen voeren. De aanwezigheid van dammen met duikers bijvoorbeeld, kan hierop van invloed zijn. Dat moet dan ook in de berekeningen met betrekking tot de maximaal toelaatbare hoeveelheid te lozen water worden meegenomen.

De hoeveelheid te lozen water op een water kan van geval tot geval enorm verschillen. Afhankelijk van de hoeveelheid te lozen water en de snelheid waarmee het water op het oppervlaktewater wordt geloosd, kan de lozing schade aan het water veroorzaken. Waar een lozingspunt in het talud wordt aangebracht, zou aan de overliggende oever uitspoeling van grond kunnen plaatsvinden. Dit moet voorkomen worden.

Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.

 

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Een schriftelijke melding kan worden gedaan door het meldingsformulier via het OLO uit te printen en dit ingevuld op te sturen naar het waterschap.

 

 

Principetekening 7 Bruggen

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland van 7 augustus 2018 te Tiel.

de secretaris-directeur, ir. Z.C. Vonk

de dijkgraaf, ir. R.W. Bleker

Naar boven