Wijziging Beleidsregels Keur Waterschap Rivierenland 2014 Beleidsregel 5.5 "Het plaatsen van objecten in en langs oppervlaktewaterlichamen"

Registratie nr.: 201600805

Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland;

Op voordracht van de directieraad van 1 februari 2016;

Overwegingen:

Uit een interne evaluatie van beleidsregel 5.5 is gebleken dat het wenselijk is om beleidsregel 5.5 (Het plaatsen van objecten in en langs oppervlaktewaterlichamen), die onderdeel uitmaakt van de geldende Beleidsregels Keur Waterschap Rivierenland 2014, aan te passen.

Wettelijk kader:

Waterschapswet

Keur Waterschap Rivierenland 2014

BESLUIT:

Vast te stellen de wijziging van de Beleidsregels Keur Waterschap Rivierenland 2014.

Artikel I. Wijzigingen

De Beleidsregels Keur Waterschap Rivierenland 2014 wordt als volgt gewijzigd:

De inhoud van beleidsregel 5.5 "Het plaatsen van objecten in en langs oppervlaktewaterlichamen" word vervangen door de tekst zoals opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit.

Artikel II. Bijlagen

Bij dit besluit behoort bijlage: Beleidsregel 5.5 "Het plaatsen van objecten in en langs oppervlaktewaterlichamen";

Artikel III. Overgangsrecht

Aanvragen om watervergunning die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van dit besluit, maar waarop nog geen besluit is genomen, worden in beginsel getoetst aan het beleid dat geldig was op het moment van indienen van de aanvraag. In die gevallen waar toepassen van het toen geldende beleid zou leiden tot het weigeren van de gevraagde vergunning, maar op grond van het nieuwe beleid wel een watervergunning kan worden verleend, zal de aanvraag getoetst worden aan de conform dit besluit gewijzigde beleidsregels.

Artikel IV. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking in het Waterschapsblad.

Artikel V. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit tot wijziging van de Beleidsregels behorende bij de Keur Waterschap Rivierenland 2014: Het plaatsen van objecten in en langs oppervlaktewaterlichamen.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland van 5 april 2016 te Tiel.

de secretaris-directeur, ir. Z.C. Vonk

de dijkgraaf, ir. R.W. Bleker

Bijlage  

Beleidsregel 5.5 "Het plaatsen van objecten in en langs oppervlaktewaterlichamen";

 

5.5 Het plaatsen van objecten in en langs oppervlaktewaterlichamen

kader

Keur

Deze beleidsregel gaat over keurartikel 3.2 onder 1:

  • 1.

    Het is verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren.

Hieronder wordt ook verstaan het plaatsen van objecten in en langs oppervlaktewaterlichamen.

 

Verklaring van een aantal begrippen

Voor de term "objecten" bestaat geen eenduidige omschrijving. Objecten zijn zeer verschillend van aard en worden om zeer verschillende redenen geplaatst.

Onder objecten kunnen bijvoorbeeld (bouw)werken, toestellen, vlonders, hekwerken, schuttingen en beplanting worden verstaan. Voor een aantal veel voorkomende objecten zijn specifieke beleids- en algemene regels opgesteld. Voor alle overige objecten is er deze beleidsregel.

Vanwege de diversiteit aan objecten en de verschillende functies die aan de objecten worden toegewezen, worden watervergunningsaanvragen voor het plaatsen van objecten per geval beoordeeld.

 

Voor welke oppervlaktewaterlichamen geldt deze beleidsregel?

Deze beleidsregel is van toepassing op objecten in alle oppervlaktewaterlichamen en/of in de beschermingszone van A-wateren, waarbij de beschermingszone volgens de legger een breedte heeft van 4 meter of 5 meter. (in de gebieden in de Alm en Biesbosch en de gebieden van Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, geldt volgens de legger een beschermingszone van 5 meter).

Voor B-wateren geldt dat de tweezijdige beschermingszone van 1 meter te allen tijde vrij dient te blijven van obstakels. Het hebben en plaatsen van objecten binnen deze toch al smalle zone wordt niet toegestaan.

 

Raakvlakken met ander beleid

Voor een aantal werken, beplantingen en objecten zijn beleidsregels, maar ook algemene regels opgesteld. Gedacht kan worden aan hekwerken, steigers en bomen. Zie bijlage 1 voor een lijst met werken/beplantingen waarvoor algemene regels zijn opgesteld. Wanneer bij het plaatsen van deze werken, beplantingen en objecten niet kan worden voldaan aan de algemene regels of aan de specifieke beleidsregels worden deze werken, beplanting en objecten beschouwd als objecten in de zin van deze beleidsregel.

 

Doel van het beleid

Het doel van deze beleidsregel is het beschermen van de functie van oppervlaktewaterlichamen als onderdeel van het totale waterhuishoudkundige systeem. In het geval van objecten gaat het er met name om dat doelmatig onderhoud niet wordt belemmerd en de stabiliteit van de taluds wordt gewaarborgd.

 

Toelichting op de beleidsregel

Doorstroming, waterberging en waterkwaliteit

Sommige objecten bevinden zich vanuit hun functie in het natte profiel van A-wateren, waardoor ze van invloed kunnen zijn op de doorstroming en de waterberging. Hoe groter het object, hoe meer de doorstroming van het oppervlaktewaterlichaam wordt beïnvloed en hoe meer waterberging er wordt weggenomen. Daarnaast kan het materiaal waaruit het object bestaat of de manier waarop het object wordt geplaatst, van invloed zijn op de waterkwaliteit. Aangezien objecten sterk verschillend kunnen zijn, zal iedere aanvraag hierop apart getoetst worden.

 

Onderhoud

Objecten die binnen de beschermingszone van A-wateren worden geplaatst kunnen het doelmatig onderhoud van die oppervlaktewaterlichamen belemmeren. De beschermingszone heeft tot voornaamste doel dat machinaal onderhoud kan plaatsvinden. Daarnaast bestaat de kans dat maaisel en baggerspecie via het talud terug in het oppervlaktewaterlichaam glijdt wanneer er sprake is van een (te) smalle beschermingszone. Objecten binnen de beschermingszone zijn dan ook in principe niet gewenst.

 

Kunstwerken die na realisatie worden overgedragen aan en beheerd door het Waterschap

Deze werken moeten voldoen aan de eisen die het Waterschap aan dergelijke kunstwerken stelt. De eisen hebben betrekking op technische, maar ook op beheers- en procesmatige aspecten. Aan een watervergunning voor een dergelijk kunstwerk zullen op dit punt specifieke voorschriften worden verbonden. Om vertraging in de vergunningprocedure te voorkomen, is het wenselijk om vooroverleg te voeren.

 

Stabiliteit

Een object kan van invloed zijn op de stabiliteit van het talud van een oppervlaktewaterlichaam, als het object te dicht op de insteek van het oppervlaktewaterlichaam wordt geplaatst. Het talud zou daardoor kunnen verzakken, waardoor de doorstroming van het oppervlaktewaterlichaam vermindert. Daarnaast zou materiaal, afkomstig van het object, in het oppervlaktewaterlichaam terecht kunnen komen, wat weer van invloed kan zijn op de waterkwaliteit.

 

Toetsingscriteria

  • 1.

    Aanvragen worden aan de algemene toetsingscriteria getoetst.

Daarnaast gelden de volgende bijzondere criteria:

  • 2.

    Als een object in de beschermingszone van een A-water wordt geplaatst, is machinaal onderhoud vanaf de betreffende oever niet meer mogelijk. In dat geval zou het onderhoud altijd vanaf de overliggende oever plaats moeten vinden. Een watervergunning kan dan alleen worden verleend, als:

    • de bovenbreedte van het oppervlaktewaterlichaam niet meer is dan 8,00 meter

    • aan die overzijde een goed toegankelijk openbaar eigendom aanwezig is, óf

    • aan die overzijde een obstakelvrije beschermingszone ligt die in eigendom bij het waterschap is, óf

    • er aan die zijde ten behoeve van het waterschap een zakelijk recht is gevestigd op een obstakelvrije beschermingszone op het overliggende perceel.

  • 3.

    Als een zakelijk recht gevestigd moet worden met de eigenaar van het overliggende perceel, moet deze eigenaar in zo'n zakelijk recht:

    • het eenzijdig onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam vanaf zijn/haar perceel accepteren;

    • altijd toegang verlenen tot zijn/haar perceel aan personen die in opdracht van het waterschap werken en hun materieel;

    • de algehele ontvangstplicht van zowel maaisel/bagger e.d. afkomstig van het onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam accepteren.

  • 4.

    Alle kosten, zoals kosten voor de vastlegging van afspraken, vestiging en een evt. wijziging van een zakelijk recht of extra onderhoudskosten, zijn voor rekening van de aanvrager.

  • 5.

    Een oppervlaktewaterlichaam moet altijd voor onderhoud en inspecties van beide zijden bereikbaar blijven. Wanneer aan de onder punt 2 en 3 vermelde voorwaarden is voldaan, zijn vergunningen binnen de ene zone mogelijk, als het oppervlaktewaterlichaam vanaf de andere zijde goed kan worden onderhouden.

  • 6.

    Aan de kant van het A-water waarvoor een watervergunning voor een object is verleend, moet in landelijk gebied dan altijd nog een strook van 1,50 meter vrij blijven. In stedelijk gebied is die strook minimaal 1,00 meter breed. Deze strook is bedoeld o.a. voor inspecties en onderhoud te voet, voor de berging van maaisel (ontvangstplicht), voor de stabiliteit van de taluds en om bijvoorbeeld teveel directe bladval in oppervlaktewater te voorkomen.

  • 7.

    Een aanvraag voor het plaatsen van objecten binnen de zones van 1,50 meter, respectievelijk 1,00 meter uit de insteek van het A-water, wordt om deze reden in principe altijd afgewezen.

  • 8.

    Als objecten worden aangebracht die de belemmeringen onder 2 niet met zich mee brengen, kan een watervergunning verleend worden tot aan de insteek van het oppervlaktewaterlichaam. Te denken valt aan (sier)bestrating, vlonders e.d. In verband met belemmering van het onderhoud is anti-worteldoek in de beschermingszone van een A-water nooit toegestaan.

  • 9.

    Als een oppervlaktewaterlichaam normaliter varend (met een zgn. maaiboot) wordt onderhouden, betekent dit niet dat er geen beschermingszone voor onderhoud nodig is. Ook in dat geval moet in principe aan beide zijden zo´n werkstrook beschikbaar zijn. Voor emissieschermen is een uitzondering op deze regel vastgesteld. Zie hiervoor beleidsregel 5.10: “Het plaatsen van een emissiescherm in de boom- en fruitteelt langs een A-water”.

  • 10.

    Ook voor stedelijk en met name nieuw stedelijk gebied zullen deze regels niet onverkort worden toegepast. Gezien de schaarste van ruimte daar, kan met de legger maatwerk worden geleverd. In overleg met initiatiefnemers als gemeente of projectontwikkelaar kunnen afspraken worden gemaakt over inrichting en onderhoud. Hierbij kunnen keurzones die afspraken bevestigen. Met dit doel is de specifieke beleidsregel nr. 5.14 opgenomen.

  • 11.

    Om de bereikbaarheid van kunstwerken (zoals stuwen e.d.) te waarborgen, mogen objecten binnen keurzones niet worden geplaatst binnen een straal van 10,00 meter van een stuw en binnen 8,00 meter van overige kunstwerken.

  • 12.

    Bij verzoeken om watervergunning voor het plaatsen van objecten langs beduikerde A-wateren, kan in principe watervergunning worden verleend tot 1,50 meter uit het hart van de duiker aan weerszijden van het oppervlaktewaterlichaam. Er is dan géén zakelijk recht aan de overzijde nodig. Binnen deze 1,50 meter wordt géén watervergunning verleend.

  • 13.

    Objecten in een oppervlaktewaterlichaam, die na realisatie worden overgedragen aan en in beheer worden genomen door Waterschap Rivierenland, moeten voldoen aan technische, maar ook proces- en beheersmatige eisen. Afhankelijk van aard en functie van het object zal het waterschap die eisen als voorschriften aan de te verlenen watervergunning verbinden.

Naar boven