33 957 Wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht in verband met de afschaffing van de overheidsbijdrage, de invoering van Europees bankentoezicht en de bestemming van door de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche Bank opgelegde dwangsommen en boetes

Nr. 18 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juni 2015

Op 1 januari 2015 is de Wet bekostiging financieel toezicht (Wbft) gewijzigd. Hiermee is de overheidsbijdrage voor het toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de Nederlandsche Bank (DNB) komen te vervallen en is de financiering volledig bij de onder toezicht staande instellingen komen te liggen. Bij de parlementaire behandeling van de betreffende wijzigingswet1 is de motie-Aukje de Vries aangenomen waarin uw Kamer heeft verzocht ervoor te zorgen dat kleine partijen bij de uitwerking van de nieuwe, hogere tarieven, in de ministeriële regeling meer worden ontzien.2 Door middel van deze brief informeer ik u – mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid – hoe met die motie rekening is gehouden.

Als bijlage bij deze brief is de Regeling bekostiging financieel toezicht 2015 gevoegd3. De tarieven voor het doorlopend toezicht die daarin uiteen zijn gezet zijn op advies van de AFM en DNB vastgesteld. Beide toezichthouders handelen bij het opstellen van hun advies conform een aantal uitgangspunten die in de toelichting van de ministeriële regeling uiteen zijn gezet. Een van die uitgangspunten is het draagkrachtbeginsel. De uitwerking daarvan is dat elk jaar rekening wordt gehouden met de beperkte draagkracht van kleine partijen bij het vaststellen van de minimumtarieven. In lijn met de aangenomen motie zijn kleine partijen dit jaar daarnaast meer ontzien bij het vaststellen van hogere tarieven, die het gevolg zijn van het afschaffen van de overheidsbijdrage.

In de meeste categorieën is het ontzien van kleine partijen gerealiseerd door de stijging zoveel mogelijk op te vangen door het verhogen van de tarieven voor het variabele deel van de heffing. Omdat dit deel afhangt van de omvang van de onderneming en grotere partijen meer variabel tarief betalen, dragen zij zo een groter deel van de stijgingen dan kleine partijen. Voor een aantal toezichtcategorieën wordt echter niet gewerkt met een minimumtarief en een variabel deel. In die gevallen zijn kleine partijen op een andere manier meer ontzien. Een gedetailleerdere omschrijving van de manier waarop kleine partijen in de verschillende toezichtcategorieën meer zijn ontzien, is te vinden in de toelichting bij de ministeriële regeling4.

Al met al doet bijgaande ministeriële regeling mijns inziens recht aan de wens van de Tweede Kamer om kleinere partijen meer te ontzien.

Naast voornoemde motie over het ontzien van kleine partijen is in het plenair debat over het regelgevend kader voor kredietunies een motie aangenomen, waarin de regering is verzocht om de toezichtkosten voor kredietunies nog eens kritisch onder de loep te (laten) nemen, met als insteek de toezichtkosten substantieel te verlagen en waar mogelijk de toezichtkosten voor kredietunies te differentiëren naar grootte5. Op dit moment zijn er echter nog geen vergunninghoudende kredietunies en voor het jaar 2015 zullen nog geen kosten voor doorlopend toezicht aan kredietunies in rekening worden gebracht. Kosten voor het toezicht zullen pas in rekening worden gebracht als er vergunninghoudende kredietunies zijn. In de Regeling bekostiging financieel toezicht van dat betreffende jaar zal de hoogte van de tarieven voor kredietunies worden toegelicht, waarbij zal worden ingegaan op voornoemde motie.

Tot slot wijs ik erop dat in Regeling bekostiging financieel toezicht 2015 ook de tarieven zijn opgenomen voor doorberekening van de kosten aan de banken (bijlage III) voor de werkzaamheden van DNB als nationale afwikkelingsautoriteit. Per 1 januari 2015 is DNB aangewezen als nationale afwikkelingsautoriteit voor de uitvoering van de verordening (EU) nr. 806/20146. DNB heeft begroot dat de kosten voor de werkzaamheden als afwikkelingsautoriteit in 2015 € 5,1 miljoen zullen bedragen. Gedeeltelijk wordt dit opgevangen door inzet vanuit de bestaande organisatie van DNB ten behoeve van de afwikkelingstaak.7 Ik heb echter toestemming gegeven voor een jaarlijks aanvullend budget van € 3,8 miljoen om de afwikkelingstaak te kunnen uitvoeren. Ik heb uw kamer hierover in mijn brief van 27 juni 2014 geïnformeerd.8

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Wet van 10 december 2014 tot wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht in verband met de afschaffing van de overheidsbijdrage, de invoering van Europees bankentoezicht en de bestemming van door de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche Bank opgelegde dwangsommen en boetes (Stb. 2014, nr. 532).

X Noot
2

Kamerstuk 33 957, nr. 9.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
5

Kamerstuk 33 949, nr. 15.

X Noot
6

Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2014, L 225).

X Noot
7

Het gaat om inzet ter waarde van € 1,3 miljoen, waarvan € 0,8 miljoen een besparing vorm op de overige toezichttaken van DNB en € 0,5 miljoen op de monetaire taak.

X Noot
8

Kamerstuk 32 013, nr. 77. Op dat moment was de veronderstelling nog dat het aanvullend budget € 3,9 miljoen zou bedragen, € 3,8 miljoen bleek echter uiteindelijk voldoende.

Naar boven