I
MOTIE VAN HET LID HUIJBREGTS-SCHIEDON C.S.
Voorgesteld 23 maart 2010
De Kamer,
gehoord de beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel,
overwegende, dat de doelstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
om de afhandeling van aanvragen die de fysieke leefomgeving betreffen, te
vereenvoudigen, te stroomlijnen en te versnellen alsmede de dienstverlening
te verbeteren, inhoudelijk wordt gedeeld;
overwegende, dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van die wet
primair bij het lokaal en provinciaal bestuur ligt;
overwegende, dat de gemeenten en provincies daarbij tevens de verantwoordelijkheid
hebben om een goede kwaliteit van de besluitvorming inzake vergunningverlening
en handhaving te waarborgen;
overwegende, dat voor de fragmentatie bij het milieutoezicht en de milieuhandhaving
en de vrijblijvendheid in de samenwerking, informatie-uitwisseling en uitvoering
een oplossing moet worden gevonden;
van mening dat het primaat bij de gemeenten moet liggen om samen met de
provincie inhoud, schaal en vorm van samenwerking, bijvoorbeeld in een regionale
uitvoeringsdienst, te kiezen, en dat de regering daar geen hypotheek op mag
leggen,
van mening dat gemeenten en provincies ruimte en gelegenheid moet worden
gelaten om zelf uitvoering te geven aan hun verantwoordelijkheden voor de
invoering van de Wabo;
spreekt uit dat de vormgeving en realisatie van de Regionale uitvoeringsstructuur
(Rud’s) niet bij wet dient te worden opgelegd;
en gaat over tot de orde van de dag.
Huijbregts-Schiedon
Meindertsma
Janse de Jonge
Smaling
De Boer