Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2019
Op 6 juni 2019 heeft de vaste Kamercommissie van Justitie en Veiligheid verzocht om
een reactie op het bericht «Immigratiedienst stuurde veroordeelde criminelen niet
weg door tijd- en geldgebrek» (Handelingen II 2018/19, nr. 90, item 11). Met deze brief ga ik in op dat verzoek. Ik verwijs u tevens naar mijn antwoorden
op de Kamervragen van het lid Becker (VVD) over hetzelfde onderwerp (Aanhangsel Handelingen
II 2018/19, nr. 3277).
In het artikel van het Algemeen Dagblad wordt verwezen naar de berichtgeving in de
NRC waarin wordt gemeld dat uit interne verslagen van de IND is gebleken dat veroordeelde
vreemdelingen hun verblijfsvergunning behouden omdat het teveel tijd, moeite en geld
zou kosten om deze in te trekken. Dit beeld zou haaks staan op de conclusies die de
commissie De Leeuw (20 mei 2019) in haar onderzoeksrapport «vermoeden van misstand bij de IND» heeft getrokken (Kamerstuk 35 000 VI, nr. 116). Ik deel het gestelde in het artikel niet en zal hieronder uiteenzetten waarom ik
deze mening ben toegedaan.
De twee verslagen uit mei 2017 en februari 2018 waaruit het NRC heeft geciteerd, betreft
verslagen van interne werkbesprekingen van medewerkers van het team herbeoordelingen asiel van de IND Zwolle met het management.
Daarin is in onderling vertrouwen gesproken over ontwikkelingen die betrekking hadden
op het team. Ik vind het van belang dat bij een overheidsorganisatie als de IND een
open gesprek kan plaatsvinden tussen medewerkers en management in een vertrouwelijke
omgeving.
Uit bovengenoemde verslagen is mij niet gebleken dat vanwege werkdruk en druk vanuit
het management bewust is overgegaan tot het opvoeren van niet-intrekkingen van de
verblijfsvergunning en het afsluiten van dossiers van criminele asielzoekers. Bij
een organisatie als de IND, die te maken heeft met wisselende werkvoorraden, is het
gebruikelijk om – zeker in tijden van hoge werkdruk – te prioriteren. Wanneer de IND
genoodzaakt is om te prioriteren worden zaken die betrekking hebben op openbare ordeaspecten
die kunnen leiden tot een intrekking, altijd met voorrang behandeld.
In de praktijk blijkt dat de vele rechtsregels en jurisprudentie waaraan de IND gehouden
is bij mogelijke intrekkingen op basis van openbare orde, het complex kunnen maken
om daadwerkelijk tot intrekking te kunnen overgaan. De commissie De Leeuw onderschrijft
dit. De analyse van de commissie toont aan dat de IND in minder dan 5% van het aantal
potentiële intrekkingen daadwerkelijk tot intrekking overgaat. Ik licht dit hieronder
nader toe.
Het team herbeoordelingen asiel krijgt jaarlijks een groot aantal signalen met informatie
(hetzij individuele meldingen via de mail, per brief of telefonisch, hetzij automatische
gegenereerde berichten door wijziging van bijvoorbeeld de BRP-inschrijving) die aanleiding
kunnen zijn tot het doen van onderzoek naar de vraag of de asielvergunning kan worden
ingetrokken. Het team onderzoekt of de informatie of het signaal voldoende concreet
en zwaarwegend is en beoordeelt vervolgens of – in het licht van alle relevante aspecten
van de zaak – tot intrekking kan worden overgegaan. Daarbij maakt het team afwegingen
die vaak, mede als gevolg van (Europese) jurisprudentie, complex zijn. Zo moet naast
de bepaling of sprake is van een (bijzonder) ernstig misdrijf worden getoetst of de
vreemdeling door zijn persoonlijk gedrag een werkelijke, actuele en voldoende ernstige
bedreiging vormt die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. Vaak moet
daarnaast ook worden getoetst aan artikel 8 EVRM en moeten medische omstandigheden
en andere individuele aspecten worden meegewogen. Wanneer deze, veelal juridische
wegingen, hebben plaatsgevonden en uitwijzen dat intrekking van het verblijfsrecht
aan de orde is, vindt die ook plaats.
De commissie De Leeuw heeft de voornoemde verslagen niet opgenomen in de lijst met
geraadpleegde documentatie. Dit neemt niet weg dat de commissie haar conclusie gebaseerd
heeft op een brede basis van bronnen. Zo is er een data-analyse gedaan met begeleiding
van een onafhankelijk forensisch onderzoeksbureau Integis, een documentenanalyse uitgevoerd
en zijn 45 verdiepende interviews gehouden, waaronder met medewerkers van het team
herbeoordelingen asiel. Behalve de informatie van de klokkenluider zelf, heeft de
commissie een grote hoeveelheid andere documenten en informatie bestudeerd. Los hiervan,
meen ik evenwel dat er op relevante onderdelen geen discrepantie bestaat tussen het
beeld dat naar voren komt uit deze verslagen en de conclusies van de commissie.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol