13 (2008) Nr. 4

A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Ghana tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belastingen met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten (met Protocol);

Accra, 10 maart 2008

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummers 011613 en 012951 in de Verdragenbank.

C. VERTALING

De Nederlandse vertaling van het op 10 maart 2017 te Accra tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Ghana tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten (Trb. 2017, 98) luidt als volgt:


Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Ghana tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Republiek Ghana,

Geleid door de wens een protocol te sluiten tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Ghana tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten, met Protocol, ondertekend te Accra op 10 maart 2008, (hierna te noemen „het Verdrag”),

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

De titel en preambule worden geschrapt en vervangen door de volgende titel en preambule:

„Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Ghana tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten en het voorkomen van het ontgaan en ontwijken van belasting

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Republiek Ghana,

Geleid door de wens hun economische betrekkingen verder te ontwikkelen en hun samenwerking op het gebied van belastingzaken te verbeteren,

Voornemens een verdrag te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten zonder mogelijkheden te scheppen voor niet-heffing of verminderde heffing van belasting door het ontgaan of ontwijken van belasting (onder andere door „treaty shopping” met het oog op het indirect ten voordele van inwoners van derde staten verkrijgen van de in dit Verdrag voorziene fiscale voordelen),

Zijn het volgende overeengekomen:”.

Artikel 2

In artikel 3, eerste lid, onderdeel h, worden de woorden „de Commissioner of the Internal Revenu” geschrapt en vervangen door de woorden: „de Commissioner-General of the Ghana Revenue Authority”.

Artikel 3

Het volgende artikel wordt ingevoegd na artikel 24:

„Artikel 24A Recht op voordelen
  • 1. Niettegenstaande de overige bepalingen van dit Verdrag, wordt een voordeel uit hoofde van dit Verdrag niet toegekend met betrekking tot inkomen of vermogenswinsten indien, alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, redelijkerwijs kan worden geconcludeerd dat het verkrijgen van dit voordeel een van de voornaamste redenen was voor een constructie of transactie die direct of indirect tot dat voordeel heeft geleid, tenzij wordt vastgesteld dat toekenning van dit voordeel onder deze omstandigheden in overeenstemming zou zijn met het voorwerp en doel van de relevante bepalingen van dit Verdrag.

  • 2. Indien een persoon een voordeel uit hoofde van dit Verdrag wordt geweigerd ingevolge het eerste lid, dient de bevoegde autoriteit van de Verdragsluitende Staat die het voordeel anderszins zou hebben toegekend deze persoon desalniettemin te behandelen alsof deze recht heeft op dit voordeel of op andere voordelen ter zake van specifiek inkomen of specifieke vermogenswinsten, indien deze bevoegde autoriteit, op verzoek van deze persoon en na bestudering van de relevante feiten en omstandigheden, vaststelt dat deze voordelen zouden zijn verleend bij het ontbreken van de transactie of constructie bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De bevoegde autoriteit van een Verdragsluitende Staat raadpleegt de bevoegde autoriteit van de andere Verdragsluitende Staat alvorens een voordeel uit hoofde van het eerste of tweede lid te weigeren.”.

Artikel 4

1. De volgende zin wordt toegevoegd aan het einde van het tweede lid van artikel 27:

„Niettegenstaande de voorgaande bepalingen mag door een Verdragsluitende Staat ontvangen informatie voor andere doeleinden worden gebruikt, indien dergelijke informatie ingevolge het recht van beide Staten voor deze andere doeleinden mag worden gebruikt en de bevoegde autoriteit van de Staat die deze heeft verstrekt met dergelijk gebruik instemt.”.

2. Het vijfde lid van artikel 27 wordt geschrapt en vervangen door het volgende lid:

  • „5. De bepalingen van het derde lid mogen in geen geval zodanig worden uitgelegd dat het een Verdragsluitende Staat toegestaan is het verstrekken van informatie te weigeren uitsluitend op grond van het feit dat de betreffende informatie berust bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde of een persoon die bij wijze van vertegenwoordiging of als vertrouwenspersoon optreedt, dan wel omdat deze betrekking heeft op eigendomsbelangen in een persoon.”.

3. Het zesde lid van artikel 27 wordt geschrapt.

Artikel 5

Artikel 28 wordt geschrapt en vervangen door het volgende:

„Artikel 28 Bijstand bij de invordering van belastingen
  • 1. De Verdragsluitende Staten verlenen elkaar bijstand bij de invordering van belastingvorderingen. Deze bijstand wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten kunnen in onderling overleg de wijze van toepassing van dit artikel regelen.

  • 2. Onder de uitdrukking „belastingvordering” als gebezigd in dit artikel wordt verstaan een bedrag verschuldigd in verband met belastingen van elke soort en benaming die worden geheven ten behoeve van de Verdragsluitende Staten of de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan, voor zover de belastingheffing uit hoofde daarvan niet in strijd is met dit Verdrag of met een ander instrument waarbij de Verdragsluitende Staten partij zijn, alsmede interest, bestuurlijke boetes en de kosten van invordering of van conservatoire maatregelen die verband houden met een dergelijk bedrag.

  • 3. De bepalingen van dit artikel zijn slechts van toepassing op een belastingvordering die onderwerp is van een executoriale titel in de verzoekende Staat en die, tenzij anders overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten, niet wordt bestreden. Indien de vordering echter een belastingverplichting betreft van een persoon die geen inwoner van de verzoekende Staat is, is dit artikel slechts van toepassing indien de vordering niet langer kan worden bestreden, tenzij anders overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten. De belastingvordering wordt door die andere Staat ingevorderd in overeenstemming met de bepalingen van zijn wetgeving die van toepassing zijn op de tenuitvoerlegging en invordering van zijn eigen belastingen als ware de belastingvordering een belastingvordering van die aangezochte Staat.

  • 4. Indien een belastingvordering van een Verdragsluitende Staat een vordering is ter zake waarvan die Staat uit hoofde van zijn wetgeving conservatoire maatregelen kan nemen teneinde de invordering te waarborgen, kan die belastingvordering op verzoek van de bevoegde autoriteit van die Staat worden aanvaard ten behoeve van het nemen van conservatoire maatregelen door de bevoegde autoriteit van die andere Verdragsluitende Staat. Die andere Staat neemt ter zake van die belastingvordering conservatoire maatregelen in overeenstemming met de bepalingen van zijn wetgeving, als ware de belastingvordering een belastingvordering van die andere Staat, ook wanneer de belastingvordering op het tijdstip waarop dergelijke maatregelen worden genomen niet invorderbaar is in de eerstbedoelde Staat of is verschuldigd door een persoon die gerechtigd is de invordering ervan te beletten.

  • 5. Niettegenstaande de bepalingen van het derde en vierde lid zijn op een door een Verdragsluitende Staat voor de toepassing van het derde of vierde lid aanvaarde belastingvordering in die Staat niet de termijnen van toepassing noch wordt er uit hoofde van de wetgeving van die Staat op grond van haar aard als zodanig voorrang aan verleend, en, tenzij anders overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten, kunnen belastingvorderingen niet worden ingevorderd door middel van het in hechtenis nemen wegens schuld van de schuldenaar. Voorts wordt aan een door een Verdragsluitende Staat voor de toepassing van het derde of vierde lid aanvaarde belastingvordering in die Staat geen voorrang verleend die uit hoofde van de wetgeving van de andere Verdragsluitende Staat op die belastingvordering van toepassing is.

  • 6. Procedures inzake het bestaan, de geldigheid of het bedrag van een belastingvordering van een Verdragsluitende Staat worden niet aanhangig gemaakt bij de rechterlijke instanties of bestuursrechtelijke instanties van de andere Verdragsluitende Staat.

  • 7. Indien te eniger tijd nadat uit hoofde van het derde of vierde lid een verzoek is gedaan door een Verdragsluitende Staat en voordat de andere Verdragsluitende Staat de desbetreffende belastingvordering heeft ingevorderd en overgemaakt aan de eerstbedoelde Staat, de desbetreffende belastingvordering:

    • a. in het geval van een verzoek uit hoofde van het derde lid, ophoudt een belastingvordering van de eerstbedoelde Staat te zijn die invorderbaar is uit hoofde van de wetgeving van die Staat en die verschuldigd is door een persoon die op dat tijdstip uit hoofde van de wetgeving van die Staat de invordering ervan niet kan beletten; of

    • b. in het geval van een verzoek uit hoofde van het vierde lid, ophoudt een belastingvordering van de eerstbedoelde Staat te zijn ter zake waarvan die Staat uit hoofde van zijn wetgeving conservatoire maatregelen kan treffen teneinde de invordering ervan te waarborgen;

      stelt de bevoegde autoriteit van de eerstbedoelde Staat de bevoegde autoriteit van de andere Staat onverwijld daarvan in kennis en wordt, naar keuze van de andere Staat, het verzoek door de eerstbedoelde Staat uitgesteld of ingetrokken.

  • 8. In geen geval worden de bepalingen van dit artikel zo uitgelegd dat zij een Verdragsluitende Staat de verplichting opleggen:

    • a. bestuurlijke maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving of bestuurlijke praktijk van die of van de andere Verdragsluitende Staat;

    • b. maatregelen te nemen die in strijd zouden zijn met de openbare orde (ordre public);

    • c. bijstand te verlenen indien de andere Verdragsluitende Staat niet alle redelijke invorderings- of conservatoire maatregelen heeft aangewend die hem naargelang van het geval uit hoofde van zijn wetgeving of bestuurlijke praktijk ter beschikking staan;

    • d. bijstand te verlenen in gevallen waarin de administratieve last voor die Staat duidelijk onevenredig is ten opzichte van het door de andere Verdragsluitende Staat te behalen voordeel.”.

Artikel 6

1. In artikel 30, eerste lid, wordt de eerste volzin geschrapt en vervangen door de volgende volzin:

„Dit Verdrag kan, hetzij in zijn geheel, hetzij met de noodzakelijke wijzigingen, worden uitgebreid tot elk van de delen van het Koninkrijk der Nederlanden die niet in Europa zijn gelegen en belastingen heffen die in wezen gelijksoortig zijn aan de belastingen waarop het Verdrag van toepassing is.”.

2. In artikel 30, tweede lid, worden de woorden „tot enig land” geschrapt en vervangen door de woorden: „tot enig deel van het Koninkrijk der Nederlanden”.

Artikel 7

In artikel XV van het Protocol bij het Verdrag worden de woorden „dit artikel” geschrapt en vervangen door de woorden: „Artikel 27”.

Artikel 8

De aanhef van het Protocol wordt geschrapt en vervangen door de volgende aanhef van het Protocol:

„Ter zake van het Verdrag tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten en het voorkomen van het ontgaan en ontwijken van belasting, gesloten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Ghana, zijn de ondergetekenden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend deel van het Verdrag vormen.”.

Artikel 9

Het volgende artikel wordt na artikel XV van het Protocol bij het Verdrag ingevoegd:

„XVI. Ad artikelen 27 en 28

Voor de toepassing van de bepalingen van de artikelen 27 en 28, worden de uit hoofde van de Nederlandse inkomensgerelateerde voorschriften geheven bijdragen en toegekende voordelen aangemerkt als belastingen.”.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit Protocol treedt in werking op de laatste dag van de maand volgend op de maand waarin de laatste kennisgeving is ontvangen waarin de onderscheiden Regeringen elkaar schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld, dat aan de in hun onderscheiden Staten grondwettelijk vereiste formaliteiten is voldaan, en de bepalingen ervan vinden toepassing voor belastingjaren en -tijdvakken beginnend en belastbare gebeurtenissen die zich voordoen op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op dat waarin het Protocol in werking is getreden.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Accra op 10 maart 2017, in de Engelse taal.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden, RON STRIKKER

Voor de Republiek Ghana, KEN OFORI-ATTA


De Nederlandse vertaling van de op 10 maart 2017 te Accra tot stand gekomen Overeenkomst tussen bevoegde autoriteiten – Uitsluiting vrijgestelde beleggingsinstelling (Trb. 2017, 68) luidt als volgt:


Overeenkomst tussen bevoegde autoriteiten – Uitsluiting vrijgestelde beleggingsinstelling

Met betrekking tot het Verdrag en het Protocol, ondertekend op 10 maart 2008, tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Ghana (hierna te noemen de Verdragsluitende Staten) tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten (hierna te noemen het Verdrag) zijn de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten in onderling overleg het volgende overeengekomen:

Toepassing van artikel I van het Protocol

Met betrekking tot artikel 1, derde lid, van het Protocol bij het Verdrag zijn de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten in onderling overleg overeengekomen dat een lichaam dat behandeld wordt als een vrijgestelde beleggingsinstelling overeenkomstig artikel 6a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 beschouwd wordt als een inwoner die onder een bijzondere regeling valt. Een dergelijk lichaam heeft bijgevolg geen recht op de voordelen van het Verdrag en de bijbehorende artikelen van het Protocol. Het is wel te verstaan dat deze Overeenkomst tussen bevoegde autoriteiten eveneens van toepassing is op gelijke of in wezen gelijksoortige bijzondere regelingen die naast of in de plaats van een dergelijke bijzondere regeling worden uitgevaardigd, tenzij de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten anders overeenkomen.

Ondertekend te Accra op 10 maart 2017,

Voor de bevoegde autoriteiten van Nederland, RON STRIKKER

Voor de bevoegde autoriteiten van de Republiek Ghana, EMMANUEL KOFI NTI


Uitgegeven de achtentwintigste juni 2017.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. KOENDERS

Naar boven