21 (2014) Nr. 2

A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Gabon betreffende de status van civiel en militair personeel van hun Ministeries van Defensie, dat aanwezig zal zijn op elkaars grondgebied in het kader van militaire samenwerking;

Libreville, 26 november 2014

B. TEKST

De Franse tekst is geplaatst in Trb. 2014, 213.

C. VERTALING

De vertaling van het Verdrag luidt als volgt:


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Gabon betreffende de status van civiel en militair personeel van hun ministeries van Defensie, dat aanwezig zal zijn op elkaars grondgebied in het kader van militaire samenwerking

Preambule

Het Koninkrijk der Nederlanden, enerzijds,

en

de Republiek Gabon, anderzijds,

Gezamenlijk „de partijen” genoemd,

Geleid door de wens de militaire samenwerking tussen beide landen te versterken,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel I Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:

„Personeel”: het civiel en militair personeel van de ministeries van Defensie van de partijen;

„Militair personeel”: het militair personeel van het ministerie van Defensie van de zendstaat, met inbegrip van buitenlands militair personeel dat een integrerend onderdeel uitmaakt van militaire eenheden van de zendstaat op basis van een uitwisselingsprogramma;

„Ten laste komende persoon”: de echtgenoot van een lid van het personeel van de zendstaat of de hem ten laste komende kinderen;

„Echtgenoot”: tevens elke persoon die met een lid van het personeel van de zendstaat samenleeft als waren zij gehuwd, in de mate waarin een dergelijke situatie in de zendstaat wettelijk wordt erkend.

Artikel II Vereisten in verband met binnenkomst en vertrek

De autoriteiten van de ontvangende staat verlenen het personeel van de zendstaat en de hun ten laste komende personen de vrije binnenkomst in en het vrije vertrek uit het grondgebied van de ontvangende staat in overeenstemming met de nationale wetgeving en de verplichtingen die voortvloeien uit de internationale verdragen van de ontvangende staat.

Artikel III Tucht en rechtsmacht

  • 1. De disciplinaire rechtsmacht over het personeel van de zendstaat blijft voorbehouden aan de bevoegde autoriteiten van de zendstaat.

  • 2. De bevoegde autoriteiten van de zendstaat oefenen hun rechtsbevoegdheid uit bij strafbare feiten die het gevolg zijn van handelen of nalaten van een lid van het personeel bij het vervullen van zijn officiële taken en in de volgende gevallen:

    • a. wanneer het strafbare feit uitsluitend de veiligheid van de zendstaat raakt;

    • b. wanneer het strafbare feit uitsluitend een ander lid van het personeel van de zendstaat persoonlijk raakt of uitsluitend diens goederen raakt;

    • c. wanneer het strafbare feit uitsluitend de goederen van de zendstaat raakt.

  • 3. Bij alle overige strafbare feiten oefenen de autoriteiten van de ontvangende staat bij voorrang hun rechtsbevoegdheid uit.

  • 4. Wanneer de staat die rechtsbevoegdheid mag uitoefenen besluit daarvan af te zien, stelt hij de bevoegde autoriteiten van de andere staat daarvan onverwijld in kennis. Eerstgenoemde staat neemt een verzoek af te zien van dit recht, zoals geformuleerd door de andere partij, in welwillende overweging.

  • 5. De zendstaat verplicht zich ertoe elk lid van het personeel alsmede de ten laste komende personen voor de bevoegde rechterlijke autoriteiten van de ontvangende staat te laten verschijnen ten behoeve van het onderzoek. Deze autoriteiten nemen een verzoek van de autoriteiten van de zendstaat om deze persoon onder hun toezicht te stellen totdat de ontvangende staat vervolging tegen hem heeft ingesteld in welwillende overweging.

  • 6. De autoriteiten van de ontvangende staat geven de autoriteiten van de zendstaat onverwijld kennis van elke arrestatie van een lid van het personeel van de zendstaat alsmede van ten laste komende personen, onder vermelding van de redenen van de arrestatie.

  • 7. De partijen verlenen elkaar wederzijds bijstand bij het uitvoeren van onderzoek en de bewijsvergaring, en stellen elkaar in kennis van het vervolg dat aan de zaak wordt gegeven door hun gerechtelijke instellingen.

  • 8. In geval van gerechtelijke vervolging door de ontvangende staat heeft elk lid van het personeel van de zendstaat – evenals elke ten laste komende persoon – het recht:

    • binnen een redelijke termijn te worden berecht;

    • naar eigen keuze te worden vertegenwoordigd of bijgestaan onder de wettelijke voorwaarden die in de ontvangende staat van kracht zijn;

    • te spreken met een vertegenwoordiger van de ambassade van de zendstaat, en wanneer dit is toegestaan volgens de procedureregels, op aanwezigheid van deze vertegenwoordiger bij de zitting;

    • voorafgaand aan de terechtzitting op de hoogte te worden gesteld van hetgeen hem ten laste wordt gelegd;

    • te worden geconfronteerd met de getuigen à charge;

    • niet te worden vervolgd voor ieder handelen of nalaten dat in de wetgeving van de ontvangende staat geen strafbaar feit vormde op het moment waarop dit handelen of nalaten plaatsvond.

  • 9. Wanneer een lid van het personeel van de zendstaat of een ten laste komende persoon in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel is berecht en is vrijgesproken dan wel is veroordeeld, mag hij in de andere staat niet voor ditzelfde strafbare feit worden berecht.

  • 10. Wanneer de partijen hun rechtsbevoegdheid uitoefenen in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel, verplichten zij zich de respectieve leden van hun personeel alsmede de ten laste komende personen die een strafbaar feit hebben begaan aan elkaar over te dragen, ongeacht de aard en de ernst van het gepleegde feit.

Artikel IV Invoer en uitvoer

  • 1. Ten aanzien van uitrusting, materialen, voorraden en overige goederen die de zendstaat in verband met de tenuitvoerlegging van dit Verdrag op het grondgebied van de ontvangende staat invoert of daaruit uitvoert alsmede bagage, persoonlijke eigendommen, producten of overige goederen voor persoonlijk gebruik van het personeel van de zendstaat en ten laste komende personen die in verband met de tenuitvoerlegging van dit Verdrag op het grondgebied van de ontvangende staat worden ingevoerd of daarvan worden uitgevoerd, is de op het grondgebied van de ontvangende staat van kracht zijnde nationale wetgeving van toepassing, alsmede, indien van toepassing, de wetgeving van de Europese Unie inzake invoer, uitvoer en overdracht van goederen.

  • 2. De uitrusting van het personeel van de zendstaat alsmede redelijke hoeveelheden voedingsmiddelen, bevoorradingen en overige goederen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik door dergelijk personeel mogen vrij van heffingen worden ingevoerd, in overeenstemming met de op het grondgebied van de ontvangende staat van kracht zijnde nationale wetgeving, alsmede, indien van toepassing, de wetgeving van de Europese Unie.

  • 3. Goederen die vrij van heffingen zijn ingevoerd krachtens het tweede lid, mogen vrijelijk weer worden uitgevoerd in overeenstemming met de op het grondgebied van de ontvangende staat van kracht zijnde nationale wetgeving en, indien van toepassing, de wetgeving van de Europese Unie inzake de uitvoer van goederen en mogen in de ontvangende staat niet worden verkocht of geschonken. Een dergelijke vervreemding kan echter in bepaalde gevallen worden toegestaan onder voorwaarden die door de betrokken autoriteiten van de ontvangende staat worden opgelegd.

  • 4. Goederen die worden ingevoerd door de autoriteiten van de zendstaat, het personeel van de zendstaat en de ten laste komende personen, anders dan uitsluitend voor het gebruik van de zendstaat, het personeel van de zendstaat en de hun ten laste komende personen, zijn niet vrijgesteld van belastingen of andere lasten.

  • 5. Op de uitvoer van goederen die in de ontvangende staat zijn gekocht is de op het grondgebied van de ontvangende staat van kracht zijnde nationale wetgeving en, indien van toepassing, de wetgeving van de Europese Unie inzake uitvoer van toepassing.

  • 6. De militaire voertuigen van de zendstaat zijn, in de mate voorzien in de op het grondgebied van de ontvangende staat van kracht zijnde nationale wetgeving, tevens vrijgesteld van wegenbelasting.

  • 7. De zendstaat en de ontvangende staat treffen bijzondere regelingen, in overeenstemming met de op het grondgebied van de ontvangende staat van kracht zijnde nationale wetgeving en, indien van toepassing, de wetgeving van de Europese Unie, zodat brandstof en smeermiddelen voor gebruik in militaire voertuigen, luchtvaartuigen en vaartuigen, vrijgesteld van alle heffingen en belastingen geleverd kunnen worden.

  • 8. De douaneautoriteiten van de ontvangende staat staan bijzondere regelingen voor het passeren van grenzen toe, in overeenstemming met de op het grondgebied van deze staat van kracht zijnde nationale wetgeving en, indien van toepassing, de wetgeving van de Europese Unie, aan geregelde militaire eenheden en formaties, op voorwaarde dat de betrokken douaneautoriteiten tijdig een daartoe strekkende kennisgeving hebben ontvangen.

Artikel V Wapens en uniformen

  • 1. De zendstaat is gehouden tot inachtneming van de regels en beperkingen die de ontvangende staat stelt aan het gebruik en de opslag van wapens en munitie.

  • 2. Het is het militaire personeel van de zendstaat toegestaan tijdens het vervullen van officiële taken zijn nationale militaire uniform te dragen.

Artikel VI Rijbewijzen

De ontvangende staat kan:

  • a. zonder een rijexamen of rechten of belastingen te vereisen, het actuele en geldige rijbewijs of militaire rijbewijs dat door de bevoegde autoriteiten van de zendstaat aan het personeel van de zendstaat is afgegeven als geldig aanvaarden; of

  • b. zonder een rijexamen te vereisen, zijn eigen rijbewijs afgeven aan personeel van de zendstaat dat in het bezit is van een actueel en geldig rijbewijs of militair rijbewijs dat door de zendstaat is afgegeven.

Artikel VII Vorderingen tot schadevergoeding

  • 1. Elke partij ziet af van het instellen van vorderingen tegen de andere partij of tegen een lid van het personeel van deze partij tot vergoeding van schade die aan haar goederen of personeel wordt toegebracht, met inbegrip van schade de dood tot gevolg hebbende, vanwege handelen of nalaten bij het vervullen van officiële taken die voortvloeien uit dit Verdrag.

  • 2. De voorgaande bepalingen zijn niet van toepassing in het geval van grove schuld of opzet. Onder grove schuld dient te worden verstaan een grove fout of grove nalatigheid. Onder opzet dient te worden verstaan een fout begaan met het oogmerk van de dader schade toe te brengen.

  • 3. Bij schade toegebracht aan goederen of aan de persoon van een derde door de strijdkrachten of een lid van het personeel in functie van de zendstaat, treedt de ontvangende staat bij de procedure in de plaats van de zendstaat. De partijen dragen gezamenlijk de kosten van de vergoedingen voor schade toegebracht aan derden volgens de volgende verdeelsleutel:

    • wanneer de schade aan slechts een van de partijen is toe te rekenen, neemt deze partij de betaling van het volledige bedrag van de schadevergoeding voor haar rekening;

    • wanneer de schade aan beide partijen is toe te rekenen, of het niet mogelijk is de schade met zekerheid aan de ene of de andere partij toe te schrijven, wordt het bedrag van de schadevergoeding gelijkelijk over de partijen verdeeld;

    • de toerekenbaarheid van de schade en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding worden in onderling overleg bepaald door de partijen.

Artikel VIII Geneeskundige en tandheelkundige zorg

  • 1. Het personeel van de zendstaat dient voorafgaand aan activiteiten in de ontvangende staat in geneeskundig en tandheelkundig opzicht gezond te zijn verklaard.

  • 2. Het personeel van de zendstaat ontvangt tijdens de gehele duur van zijn verblijf in de ontvangende staat in het kader van dit Verdrag kosteloos spoedeisende geneeskundige en tandheelkundige hulp in de militaire medische instellingen.

  • 3. De overige geneeskundige en tandheelkundige zorg, met inbegrip van opname in een ziekenhuis, wordt verleend onder dezelfde voorwaarden die gelden voor personeel van de ontvangende staat.

Artikel IX Overlijden

  • 1. De autoriteiten van de zendstaat die aanwezig zijn in de ontvangende staat zijn bevoegd zorg te dragen voor de repatriëring van het stoffelijk overschot van een overleden lid van het personeel van de zendstaat of van een ten laste komende persoon, alsmede van zijn persoonlijke bezittingen, en mogen daartoe passende maatregelen nemen.

  • 2. Autopsie op het stoffelijk overschot van een overleden lid van het personeel van de zendstaat of van een ten laste komende persoon mag uitsluitend worden uitgevoerd na toestemming van de autoriteiten van de zendstaat en in aanwezigheid van een vertegenwoordiger daarvan.

  • 3. De ontvangende staat en de zendstaat werken zo veel mogelijk samen om de repatriëring van het stoffelijk overschot van een overleden lid van het personeel van de zendstaat of van een ten laste komende persoon op zo kort mogelijke termijn te waarborgen.

Artikel X Nadere regelingen

Tussen de ministers van Defensie van beide partijen kunnen nadere regelingen worden getroffen voor de uitvoering van een activiteit.

Artikel XI Beslechting van geschillen

Elk geschil dat voortvloeit uit de uitlegging, toepassing of uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag wordt beslecht door overleg tussen de bevoegde autoriteiten van de partijen, waaronder, in voorkomend geval, langs diplomatieke weg.

Artikel XII Toepassing op Nederland

Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, is dit Verdrag slechts van toepassing op het grondgebied van het Koninkrijk in Europa.

Artikel XIII Inwerkingtreding en opzegging

  • 1. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van twee maanden na de datum waarop de partijen elkaar er schriftelijk van in kennis hebben gesteld dat is voldaan aan de vereiste grondwettelijke procedures voor de inwerkingtreding van het Verdrag.

  • 2. De partijen kunnen dit Verdrag te allen tijde opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere partij langs diplomatieke weg, met inachtneming van een opzegtermijn van zes (6) maanden, te rekenen vanaf de kennisgeving.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun respectieve regeringen, dit Verdrag in tweevoud in de Franse taal hebben ondertekend en van hun zegel hebben voorzien.

GEDAAN te Libreville, op de zesentwintigste van de maand november van het jaar 2014.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden, A.H.F. VAN AGGELEN

Voor de Republiek Gabon ERNEST MPOUHO EPIGAT


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2014, 213.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2014, 213.

J. VERWIJZINGEN

Zie Trb. 2014, 213.

Uitgegeven de vierde februari 2015.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. KOENDERS

Naar boven