A. TITEL

Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds;

(met Bijlagen, Protocollen, Slotakte en Verklaringen)

Luxemburg, 12 juni 2006

B. TEKST

De Nederlandse tekst van de Overeenkomst, met Protocollen, Slotakte en Verklaringen, is geplaatst in Trb. 2006, 212.


Op 19 november 2008 is te Brussel een Protocol bij de Overeenkomst totstandgekomen in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie. De Nederlandse1) tekst van het Protocol luidt als volgt:


Protocol bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie

Het Koninkrijk België,

de Republiek Bulgarije,

de Tsjechische Republiek,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Republiek Estland,

Ierland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

de Italiaanse Republiek,

de Republiek Cyprus,

de Republiek Letland,

de Republiek Litouwen,

het Groothertogdom Luxemburg,

de Republiek Hongarije,

Malta,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Republiek Oostenrijk,

de Republiek Polen,

de Portugese Republiek,

Roemenië,

de Republiek Slovenië,

de Slowaakse Republiek,

de Republiek Finland,

het Koninkrijk Zweden,

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

hierna „de lidstaten” genoemd, vertegenwoordigd door de Raad van de Europese Unie,

en van

De Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

hierna „de Gemeenschappen” genoemd, vertegenwoordigd door de Raad van de Europese Unie en de Commissie,

enerzijds, en

de Republiek Albanië, anderzijds,

Gelet op artikel 6, lid 2 van de Toetredingsakte,

Overwegende hetgeen volgt:

  • 1. De Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, (hierna „SAO” genoemd), is op 12 juni 2006 in Luxemburg ondertekend.

  • 2. De Republiek Bulgarije en Roemenië (hierna „de nieuwe lidstaten”) zijn op 1 januari 2007 tot de Europese Unie toegetreden.

  • 3. De SAO moet worden gewijzigd in verband met de toetreding van de nieuwe lidstaten tot de Europese Unie.

  • 4. Overeenkomstig artikel 36, lid 3, van de SAO heeft overleg plaatsgevonden om ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de in deze overeenkomst vastgestelde wederzijdse belangen van de Gemeenschap en Albanië,

Zijn het volgende overeengekomen:

AFDELING I OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN

Artikel 1

De Republiek Bulgarije en Roemenië worden partij bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, die op 12 juni 2006 in Luxemburg is ondertekend, en dienen, op dezelfde wijze als de andere lidstaten, de tekst van de overeenkomst en die van de gemeenschappelijke verklaringen en de unilaterale verklaringen die aan de op diezelfde datum ondertekende slotakte zijn gehecht, goed te keuren dan wel er nota van te nemen.

AANPASSINGEN VAN DE TEKST VAN DE SAO EN DE BIJLAGEN EN PROTOCOLLEN DAARBIJ

AFDELING II INDUSTRIEPRODUCTEN
Artikel 2

Bijlage I bij de SAO wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij dit protocol.

AFDELING III LANDBOUWPRODUCTEN
Artikel 3 Landbouwproducten in strikte zin
  • 1. Bijlage II a) bij de SAO wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij dit protocol.

  • 2. Bijlage II b) bij de SAO wordt vervangen door de tekst in bijlage III bij dit protocol.

  • 3. Bijlage II c) bij de SAO wordt vervangen door de tekst in bijlage IV bij dit protocol.

Artikel 4 Visserijproducten

Bijlage III bij de SAO wordt vervangen door de tekst in bijlage V bij dit protocol.

Artikel 5 Verwerkte landbouwproducten

Protocol 2 bij de SAO wordt vervangen door de tekst in bijlage VI bij dit protocol.

AFDELING IV OORSPRONGSREGELS
Artikel 6

Protocol 4 bij de SAO wordt vervangen door de tekst in bijlage VII bij dit protocol.

OVERGANGSBEPALINGEN

AFDELING V
Artikel 7 WTO

De Republiek Albanië verbindt zich ertoe geen claim, verzoek of beroep in te dienen, noch concessies te wijzigen of in te trekken op grond van de artikelen XXIV.6 en XXVIII van de GATT 1994 naar aanleiding van deze uitbreiding van de Gemeenschap.

Artikel 8 Bewijs van oorsprong en administratieve samenwerking
  • 1. Bewijzen van oorsprong die op de juiste wijze door de Republiek Albanië of een nieuwe lidstaat worden afgegeven in het kader van preferentiële overeenkomsten of autonome regelingen die deze landen onderling toepassen, moeten in de betrokken landen worden aanvaard, mits:

    • a) de verkrijging van de oorsprong met zich meebrengt dat een preferentieel tarief wordt gehanteerd overeenkomstig de in de SAO opgenomen preferentiële tariefmaatregelen;

    • b) het bewijs van oorsprong en de vervoersdocumenten uiterlijk op de dag vóór de datum van toetreding zijn afgegeven;

    • c) het bewijs van oorsprong binnen vier maanden na de datum van toetreding bij de douane wordt ingediend.

    Indien goederen vóór de datum van toetreding zijn aangegeven voor invoer in de Republiek Albanië of een nieuwe lidstaat op grond van op dat moment tussen de Republiek Albanië en die nieuwe lidstaat geldende preferentiële overeenkomsten of autonome regelingen, kunnen bewijzen van oorsprong die achteraf op grond van die overeenkomsten of regelingen zijn afgegeven ook worden aanvaard, mits het bewijs binnen vier maanden na de datum van toetreding aan de douaneautoriteiten wordt overgelegd.

  • 2. De Republiek Albanië en de nieuwe lidstaten mogen vergunningen waarmee de status van „toegelaten exporteur” is verleend in het kader van preferentiële overeenkomsten of autonome regelingen die zij onderling toepassen, blijven gebruiken, mits:

    • a) een dergelijke bepaling ook is opgenomen in de door de Republiek Albanië vóór de toetredingsdatum met de Gemeenschap gesloten overeenkomst, en

    • b) de toegelaten exporteurs de op grond van die overeenkomst geldende oorsprongsregels toepassen.

      Deze vergunningen moeten uiterlijk op 1 januari 2008 worden vervangen door nieuwe vergunningen die onder de voorwaarden van de SAO zijn afgegeven.

  • 3. Verzoeken om controle achteraf van bewijzen van oorsprong die zijn afgegeven op grond van de preferentiële overeenkomsten en autonome regelingen als bedoeld in de leden 1 en 2, worden tot drie jaar na de afgifte van het betrokken bewijs van oorsprong aanvaard door de bevoegde douaneautoriteiten van de Republiek Albanië en de lidstaten, en kunnen tot drie jaar na de aanvaarding van het bewijs van oorsprong nog worden gedaan door die autoriteiten ter rechtvaardiging van een invoeraangifte.

Artikel 9 Goederen in doorvoer
  • 1. De bepalingen van de SAO kunnen worden toegepast op goederen die van de Republiek Albanië naar een van de nieuwe lidstaten of van een van de nieuwe lidstaten naar de Republiek Albanië worden geëxporteerd, wanneer die goederen voldoen aan de bepalingen van Protocol 4 bij de SAO en op de datum van toetreding ofwel onderweg zijn of in tijdelijke opslag zijn in een douane-entrepot of in een vrije zone in de Republiek Albanië of in die nieuwe lidstaat.

  • 2. In dergelijke gevallen mag preferentiële behandeling worden verleend, mits binnen vier maanden na de datum van toetreding bij de douaneautoriteiten van het land van invoer een bewijs van oorsprong wordt ingediend dat achteraf is afgegeven door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer.

ALGEMENE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

AFDELING VI
Artikel 10

Dit protocol en de bijbehorende bijlagen vormen een integrerend onderdeel van de SAO.

Artikel 11
  • 1. Dit protocol wordt door de Gemeenschap, door de Raad van de Europese Unie namens de lidstaten en door de Republiek Albanië volgens hun eigen procedures goedgekeurd.

  • 2. De akten van goedkeuring worden nedergelegd bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.

Artikel 12
  • 1. Dit protocol treedt in werking op dezelfde dag als de Stabilisatie- en associatieovereenkomst, mits alle akten van goedkeuring van dit protocol voor die datum zijn nedergelegd.

  • 2. Indien niet alle akten van goedkeuring van dit protocol voor die datum zijn nedergelegd, treedt dit protocol in werking op de eerste dag van de eerste maand na de datum van de nederlegging van de laatste akte van goedkeuring.

Artikel 13

Dit protocol is opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Albanese taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Artikel 14

De tekst van de SAO, de bijlagen en de protocollen die daarvan een integrerend onderdeel vormen, de slotakte en de daaraan gehechte verklaringen worden opgemaakt in de Bulgaarse en de Roemeense taal. De teksten in deze talen zijn evenzeer authentiek als de oorspronkelijke teksten. Het Gemengd Comité dient deze teksten goed te keuren.

GEDAAN te Brussel, de negentiende november tweeduizend acht.


Bijlage VI

Protocol 21)
Inzake de handel tussen de Gemeenschap en Albanië in bewerkte landbouwproducten (Sao protocol 2)

Artikel 1

  • 1. De Gemeenschap en Albanië passen op verwerkte landbouwproducten de in respectievelijk bijlage I en de bijlagen II(a), II(b), II(c) en II(d) vermelde rechten toe in overeenstemming met de daarin vermelde voorwaarden, ongeacht of er sprake is van beperkingen door middel van tariefcontingenten.

  • 2. De Stabilisatie- en associatieraad beslist inzake:

    • uitbreiding van de lijst van de onder dit protocol vallende verwerkte landbouwproducten;

    • wijziging van de in bijlage I en de bijlagen II(b), II(c) en II(d) vermelde rechten;

    • verhoging of afschaffing van de tariefcontingenten.

Artikel 2

De overeenkomstig artikel 1 toegepaste rechten kunnen bij besluit van de Stabilisatie- en associatieraad worden verlaagd:

  • wanneer in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Albanië de op de basisproducten toegepaste rechten worden verlaagd, of

  • naar aanleiding van verlagingen die het gevolg zijn van wederzijdse concessies voor verwerkte landbouwproducten.

De onder het eerste streepje bedoelde verlagingen worden berekend op het deel van het recht, aangemerkt als landbouwelement, dat overeenstemt met de landbouwproducten die daadwerkelijk bij de vervaardiging van de bedoelde verwerkte landbouwproducten zijn gebruikt en in mindering zijn gebracht op de voor die basislandbouwproducten geldende rechten.

Artikel 3

De Gemeenschap en Albanië stellen elkaar in kennis van de administratieve regelingen die zijn vastgesteld voor de onder dit protocol vallende producten. Deze regelingen dienen een gelijke behandeling van alle betrokken partijen te waarborgen en dienen zo eenvoudig en soepel mogelijk te zijn.


Bijlage VII

Protocol 41)
Inzake de definitie van het begrip „Producten van oorsprong” en regelingen voor administratieve samenwerking voor de toepassing van deze Overeenkomst tussen de Gemeenschap en de Republiek Albanië

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:

  • a. „vervaardiging”: elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage en speciale behandelingen;

  • b. „materiaal”: alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen en dergelijke die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;

  • c. „product”: het verkregen product, ook indien dit bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;

  • d. „goederen”: zowel materialen als producten;

  • e. „douanewaarde”: de waarde zoals bepaald volgens de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);

  • f. „prijs af fabriek”: de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Albanië in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, mits in die prijs de waarde van alle gebruikte materialen is inbegrepen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;

  • g. „waarde van de materialen”: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of in Albanië is betaald;

  • h. „waarde van de materialen van oorsprong”: de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;

  • i. „toegevoegde waarde”: de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen van oorsprong uit de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste verifieerbare prijs die in de Gemeenschap of in Albanië voor deze materialen werd betaald;

  • j. „hoofdstukken” en „posten”: de hoofdstukken en posten (viercijfer-codes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol „geharmoniseerd systeem” of „GS” genoemd;

  • k. „ingedeeld”: de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;

  • l. „zending”: producten die gelijktijdig door een exporteur naar dezelfde geadresseerde worden verzonden of die vergezeld gaan van één vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, één factuur;

  • m) „gebieden”: ook de territoriale wateren.

TITEL II DEFINITIE VAN HET BEGRIP „PRODUCTEN VAN OORSPRONG”

Artikel 2 Algemene voorwaarden
  • 1. Voor de toepassing van de overeenkomst worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit de Gemeenschap:

    • a) geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 5;

    • b) in de Gemeenschap verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6.

  • 2. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit Albanië:

    • a) geheel en al in Albanië verkregen producten in de zin van artikel 5;

    • b) in Albanië verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Albanië een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6.

Artikel 3 Cumulatie in de Gemeenschap
  • 1. Onverminderd artikel 2, lid 1, worden producten als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien zij aldaar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Albanië, de Gemeenschap of een land of gebied dat deelneemt in het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie2) of van materialen van oorsprong uit Turkije waarop Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 19953) van toepassing is, mits deze materialen in de Gemeenschap bewerkingen hebben ondergaan die ingrijpender zijn dan die bedoeld in artikel 7. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

  • 2. Indien de in de Gemeenschap verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product enkel als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere in lid 1 bedoelde landen en gebieden. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de hoogste waarde vertegenwoordigt van de bij de vervaardiging in de Gemeenschap gebruikte materialen van oorsprong.

  • 3. De producten van oorsprong uit een van de in lid 1 genoemde landen en gebieden die in de Gemeenschap geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen en gebieden worden uitgevoerd.

  • 4. De cumulatie waarin dit artikel voorziet, kan slechts worden toegepast indien:

    • a) tussen de landen en gebieden die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) van toepassing is;

    • b) materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door de toepassing van oorsprongsregels die identiek zijn met die in dit protocol; en

    • c) in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) en in Albanië volgens de eigen procedures van dat land berichten zijn gepubliceerd waarin wordt aangegeven dat aan de eisen voor de toepassing van cumulatie is voldaan. De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

    De Gemeenschap zal Albanië door tussenkomst van de Commissie van de Europese Gemeenschappen nadere bijzonderheden verstrekken over de overeenkomsten en de daarin opgenomen oorsprongsregels die met de andere in lid 1 genoemde landen en gebieden worden toegepast. De cumulatie geldt niet voor de in bijlage V vermelde producten.

Artikel 4 Cumulatie in Albanië
  • 1. Onverminderd artikel 2, lid 2, worden producten als van oorsprong uit Albanië beschouwd indien zij aldaar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit de Gemeenschap, Albanië of een land of gebied dat deelneemt in het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie4) of van materialen van oorsprong uit Turkije waarop Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 19955) van toepassing is, mits deze materialen in de Gemeenschap bewerkingen hebben ondergaan die ingrijpender zijn dan die bedoeld in artikel 7. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

  • 2. Indien de in Albanië verrichte be- of verwerkingen nit6) ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product enkel als van oorsprong uit Albanië beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere in lid 1 bedoelde landen en gebieden. Is dit niet het geval dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land waar de meeste waarde is toegevoegd aan de bij de vervaardiging in Albanië gebruikte materialen van oorsprong.

  • 3. De producten van oorsprong uit een van de in lid 1 genoemde landen en gebieden die in Albanië geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen en gebieden worden uitgevoerd.

  • 4. De cumulatie waarin dit artikel voorziet, kan slechts worden toegepast indien:

    • a) tussen de landen en gebieden die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) van toepassing is;

    • b) materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door de toepassing van oorsprongsregels die identiek zijn met die in dit protocol; en

    • c) in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) en in Albanië volgens de eigen procedures van dat land berichten zijn gepubliceerd waarin wordt aangegeven dat aan de eisen voor de toepassing van cumulatie is voldaan.

    De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Albanië zal de Gemeenschap door tussenkomst van de Commissie van de Europese Gemeenschappen nadere gegevens verstrekken over de overeenkomsten, met inbegrip van de datums van inwerkingtreding, en de daarin opgenomen oorsprongsregels, die met de andere in lid 1 genoemde landen en gebieden worden toegepast.

    De cumulatie geldt niet voor de in bijlage V vermelde producten.

Artikel 5 Geheel en al verkregen producten
  • 1. Als geheel en al in de Gemeenschap of Albanië verkregen worden beschouwd:

    • a) aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen minerale producten;

    • b) aldaar geoogste producten van het plantenrijk;

    • c) aldaar geboren en opgefokte levende dieren;

    • d) producten afkomstig van aldaar gehouden levende dieren;

    • e) voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;

    • f) producten van de zeevisserij en andere buiten de territoriale wateren van de Gemeenschap of Albanië door hun schepen uit de zee gewonnen producten;

    • g) producten die, uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten, aan boord van hun fabrieksschepen zijn vervaardigd;

    • h) aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;

    • i) afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;

    • j) producten, gewonnen van of vanonder de zeebodem buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze boden of ondergrond;

    • k) goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.

  • 2. De termen „hun schepen” en „hun fabrieksschepen” in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen:

    • a) die in een lidstaat van de Gemeenschap of in Albanië zijn ingeschreven of geregistreerd;

    • b) die de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap of van Albanië voeren.

    • c) die voor ten minste 50% toebehoren aan onderdanen van lidstaten van de Gemeenschap of onderdanen van Albanië of aan een vennootschap die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeenschap of onderdaan van Albanië en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen van deze staten;

    • d) waarvan de kapitein en de officieren onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeenschap of onderdaan van Albanië, en

    • e) waarvan de bemanning voor ten minste 75% bestaat uit onderdanen van lidstaten of van Albanië.

Artikel 6 Toereikende be-of verwerking
  • 1. Voor de toepassing van artikel 2 worden producten die niet geheel en al verkregen zijn, geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan.

    Die voorwaarden geven voor alle onder de overeenkomst vallende producten aan welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan om het karakter van product van oorsprong te verkrijgen, en zijn slechts op die materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt.

  • 2. In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die, volgens de voorwaarden in de lijst, bij de vervaardiging van een product niet mogen worden gebruikt, toch worden gebruikt, indien:

    • a) wanneer de totale waarde ervan niet hoger is dan 10 procent van de prijs af fabriek van het product;

    • b) de in de lijst vermelde maximumwaarden voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet worden overschreden.

    Dit lid is niet van toepassing op de producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld. 3.

    De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van artikel 7.

Artikel 7 Ontoereikende be- of verwerking
  • 1. Onverminderd lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen beschouwd als ontoereikend om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 6 is voldaan:

    • a) behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;

    • b) het splitsen en samenvoegen van colli;

    • c) het wassen, schoonmaken; het stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;

    • d) het strijken of persen van textiel;

    • e) het schilderen of polijsten;

    • f) het ontvliezen of doppen, het geheel of gedeeltelijk bleken, het polijsten of vlampolijsten van granen of rijstdoppen;

    • g) het kleuren van suiker of het vormen van suikerklonten;

    • h) het pellen, ontpitten of schillen van noten, vruchten of groenten;

    • i) het aanscherpen, vermalen of versnijden;

    • j) het zeven, sorteren, classificeren, assorteren; (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen);

    • k) het bottelen, verpakken in blikken, flesjes, zakken, dozen of andere omhulsels, het bevestigen op kaarten of platen, en alle andere eenvoudige verrichtingen in verband met de opmaak;

    • l) het aanbrengen of opdrukken op de producten zelf of hun verpakking van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke merktekens;

    • m) het mengen van producten, ook van verschillende soorten; het mengen van suiker met andere stoffen;

    • n) het samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel het uit elkaar nemen van artikelen in onderdelen;

    • o) twee of meer van de onder a) tot en met n) vermelde behandelingen tezamen;

    • p) het slachten van dieren.

  • 2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in Albanië heeft ondergaan tezamen genomen.

Artikel 8 Determinerende eenheid
  • 1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol is het product dat volgens de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd. Hieruit volgt:

    • a) wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;

    • b) wanneer een zending bestaat uit een aantal identieke producten die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, moet elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol afzonderlijk worden genomen.

  • 2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.

Artikel 9 Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn inbegrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.

Artikel 10 Stellen en assortimenten

Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15 procent van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.

Artikel 11 Neutrale elementen

Om te bepalen of een product van oorsprong is, is het niet noodzakelijk de oorsprong na te gaan van bij de vervaardiging gebruikte:

  • a) energie en brandstof;

  • b) fabrieksuitrusting;

  • c) machines en werktuigen;

  • d) goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen.

TITEL III TERRITORIALE VOORWAARDEN

Artikel 12 Territorialiteitsbeginsel
  • 1. Aan de in titel II genoemde voorwaarden voor het verkrijgen van de oorsprong moet zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Albanië voldaan, behoudens de artikelen 3 en 4, en lid 3 van dit artikel.

  • 2. Behoudens de artikelen 3 en 4 worden producten van oorsprong die uit de Gemeenschap of Albanië een ander land worden uitgevoerd en vervolgens opnieuw worden ingevoerd, als niet van oorsprong beschouwd, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

    • a) de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen; en

    • b) de goederen tijdens de periode dat zij waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren.

  • 3. Een buiten de Gemeenschap of Albanië verrichte be- of verwerking van uit de Gemeenschap of Albanië uitgevoerde en later wederingevoerde materialen ontneemt niet het karakter van product van oorsprong overeenkomstig het bepaalde in titel II indien:

    • a) die materialen geheel en al in de Gemeenschap of Albanië zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, aldaar een meer ingrijpende be- of verwerking dan de in artikel 7 vermelde ontoereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan, en

    • b) ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:

      • i) de wederingevoerde goederen het resultaat zijn van de be- of verwerking van de uitgevoerde materialen, en

      • ii) de totale buiten de Gemeenschap of Albanië toegevoegde waarde niet meer dan 10% bedraagt van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong aangemerkte eindproduct.

  • 4. Voor de toepassing van lid 3 is het bepaalde in titel II betreffende het verlenen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de Gemeenschap of Albanië verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel, in de lijst van bijlage II, voor de vaststelling van de oorsprong van het eindproduct een regel is opgenomen die een maximumwaarde geeft voor alle gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen, mag de totale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die in het gebied van de betrokken partij worden verwerkt en de totale buiten de Gemeenschap of Albanië overeenkomstig dit artikel toegevoegde waarde het vermelde percentage niet overschrijden.

  • 5. Voor de toepassing van het bepaalde in de leden 3 en 4 wordt onder „totale toegevoegde waarde” verstaan alle buiten de Gemeenschap of Albanië gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de aldaar toegevoegde materialen.

  • 6. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die niet aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II voldoen of die slechts kunnen worden aangemerkt als toereikend te zijn be- of verwerkt door toepassing van de algemene tolerantieregel van artikel 6, lid 2.

  • 7. Het bepaalde in de leden 3 en 4 is niet van toepassing op producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem.

  • 8. De buiten de Gemeenschap of Albanië verrichte be- of verwerkingen als bedoeld in dit artikel vinden plaats in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling.

Artikel 13 Rechtstreeks vervoer
  • 1. De bij deze overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Albanië over het grondgebied van een in de artikelen 3 en 4 genoemd ander land of gebied zijn vervoerd. Goederen die één enkele zending vormen, kunnen via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, voor zover zij in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.

    Producten van oorsprong mogen per pijpleiding via een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van Albanië worden vervoerd.

  • 2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douane van het land van invoer:

    • a) een enkel vervoerdocument dat het vervoer dekt van het land van uitvoer door het land van doorvoer, of

    • b) een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat:

      • i) met een nauwkeurige omschrijving van de goederen;

      • ii) met de data waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder vermelding van de gebruikte schepen of andere vervoermiddelen,

        en

      • iii) met een verklaring over de voorwaarden waarop de goederen in het land van doorvoer verbleven,

        of

    • c) bij ontstentenis hiervan, alle andere bewijsstukken.

Artikel 14 Tentoonstellingen
  • 1. De overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander dan de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen en gebieden zijn verzonden en die na de tentoonstelling zijn verkocht en in de Gemeenschap of in Albanië worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

    • a) een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of Albanië naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;

    • b) deze exporteur de producten heeft verkocht of op een andere wijze heeft afgestaan aan een geadresseerde in de Gemeenschap of Albanië;

    • c) de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan zijn verzonden,

      en

    • d) de goederen vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.

  • 2. Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douane van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs zijn de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Indien nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden verlangd ten aanzien van de aard van de producten en de voorwaarden waarop zij waren tentoongesteld.

  • 3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven.

TITEL IV TERUGGAVE EN VRIJSTELLING VAN RECHTEN

Artikel 15 Verbod op de teruggave of vrijstelling van douanerechten
  • 1. Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Albanië of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden waarvoor overeenkomstig titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in Albanië niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.

  • 2. Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor terugbetaling of algehele of gedeeltelijke vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Albanië van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt, indien een dergelijke terugbetaling of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit genoemde materialen zijn verkregen worden uitgevoerd, doch niet van toepassing is indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.

  • 3. De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, dient op verzoek van de douaneautoriteiten steeds bereid te zijn alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, inderdaad zijn betaald.

  • 4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 8, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 9 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 10, wanneer dergelijke artikelen niet van oorsprong zijn.

  • 5. De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop de overeenkomst van toepassing is. Zij doen geen afbreuk aan het systeem van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst.

TITEL V BEWIJS VAN OORSPRONG

Artikel 16 Algemene voorwaarden
  • 1. Deze overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Albanië worden ingevoerd en op producten van oorsprong uit Albanië die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van:

    • a) een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage III is opgenomen, of

    • b) in de in artikel 22, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur (hierna „factuurverklaring” genoemd) op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument, waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden; de tekst van deze factuurverklaring is opgenomen in bijlage IV.

  • 2. In afwijking van lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit protocol in de in artikel 27 bedoelde gevallen onder de toepassing van de overeenkomst zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.

Artikel 17 Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
  • 1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douane van het land van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.

  • 2. Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in bijlage III opgenomen. Deze formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin deze overeenkomst is opgesteld overeenkomstig het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de formulieren met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet geheel is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en wordt het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.

  • 3. De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoekt, dient op verzoek van de douane van het land van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, steeds de nodige documenten over te leggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 4. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de Gemeenschap of van Albanië en de producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Albanië en van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden, en aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 5. De met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten daadwerkelijk van oorsprong zijn, en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. In het bijzonder gaan zij na of de voor de omschrijving van de goederen bestemde ruimte op zodanige wijze is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen onmogelijk zijn.

  • 6. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.

  • 7. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douane afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat zij zullen worden uitgevoerd.

Artikel 18 Afgifte achteraf van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
  • 1. In afwijking van artikel 17, lid 7, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bij wijze van uitzondering na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft worden afgegeven, indien

    • a) dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd,

      of

    • b) ten genoegen van de douane is aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wel is afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.

  • 2. Met het oog op de toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.

  • 3. Vóór de douane tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 overgaat, dient zij te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.

  • 4. Op een achteraf afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt in de Engelse taal de volgende aantekening aangebracht: „ISSUED RETROSPECTIVELY”.

  • 5. De in lid 4 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak „Opmerkingen” van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

Artikel 19 Afgifte van een duplicaat van een EUR.1-certificaat
  • 1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.

  • 2. Op het aldus afgegeven duplicaat wordt in de Engelse taal de volgende aantekening aangebracht: „DUPLICATE”.

  • 3. De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak „Opmerkingen” van het duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

  • 4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, geldt vanaf die datum.

Artikel 20 Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong

Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of in Albanië onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer EUR.1-certificaten worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Albanië. Dit certificaat wordt of deze certificaten worden afgegeven door het douanekantoor dat op de producten toezicht houdt.

Artikel 21 Gescheiden boekhouding
  • 1. Wanneer het met aanzienlijke kosten of moeilijkheden gepaard gaat om afzonderlijke voorraden aan te houden van identieke en onderling verwisselbare materialen die van oorsprong en die niet van oorsprong zijn, kunnen de douaneautoriteiten, op schriftelijk verzoek van de betrokkene, toestaan dat voor het beheer van deze voorraden de methode van de gescheiden boekhouding wordt gebruikt.

  • 2. Deze gescheiden boekhouding moet kunnen garanderen dat voor een bepaalde referentieperiode eenzelfde aantal producten „van oorsprong” wordt verkregen als verkregen zou zijn indien de voorraden fysiek waren gescheiden.

  • 3. De douaneautoriteiten kunnen vergunning verlenen voor het gebruik van deze methode op de door hen wenselijk geachte voorwaarden.

  • 4. Deze methode wordt geregistreerd en toegepast op basis van de algemene boekhoudbeginselen die van toepassing zijn in het land waar het product is vervaardigd.

  • 5. Het bedrijf dat deze vergunning heeft verkregen kan bewijzen van de oorsprong afgeven of aanvragen, al naar gelang van het geval, voor de hoeveelheid producten die als van oorsprong kunnen worden beschouwd. De vergunninghouder verstrekt op verzoek van de douaneautoriteiten een verklaring over de wijze waarop de hoeveelheden zijn beheerd.

  • 6. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning en kunnen deze steeds intrekken wanneer de vergunninghouder deze niet correct gebruikt of niet aan een van de andere in dit protocol omschreven voorwaarden voldoet.

Artikel 22 Het opstellen van een factuurverklaring
  • 1. De in artikel 16, lid 1, onder b), genoemde factuurverklaring kan worden opgesteld door:

    • a) toegelaten exporteurs in de zin van artikel 23:

      of

    • b) een willekeurige exporteur, voor zendingen bestaande uit een of meer colli met producten van oorsprong waarvan de totale waarde niet meer dan 6.000 EUR bedraagt.

  • 2. Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Albanië of uit een van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden, en tevens aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen.

  • 3. De exporteur die de factuurverklaring opstelt, moet op verzoek van de douane van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 4. Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage IV is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De factuurverklaring kan ook met de hand, met inkt en in blokletters, worden opgesteld.

  • 5. De factuurverklaring wordt door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douane een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt, alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.

  • 6. Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft of later, maar moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de producten waarop zij betrekking heeft in het land van invoer worden aangeboden.

Artikel 23 Toegelaten exporteurs
  • 1. De douane van het land van uitvoer kan exporteurs, hierna „toegelaten exporteurs” genoemd, die veelvuldig producten verzenden waarop deze overeenkomst van toepassing is, vergunning verlenen factuurverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten. Om voor een dergelijke vergunning in aanmerking te komen, moet de exporteur naar het oordeel van de douane de nodige waarborgen bieden met betrekking tot de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van dit protocol.

  • 2. De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.

  • 3. De douane kent de toegelaten exporteur een nummer toe, dat op de factuurverklaringen moet worden vermeld.

  • 4. De douane houdt toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.

  • 5. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet meer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet, of de vergunning oneigenlijk gebruikt.

Artikel 24 Geldigheid van bewijzen van oorsprong
  • 1. Een bewijs van oorsprong is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer. Het moet binnen deze periode worden ingediend bij de douane van het land van invoer.

  • 2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douane van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.

  • 3. In andere gevallen van verlate indiening kan de douane van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij haar zijn aangebracht.

Artikel 25 Overlegging van bewijzen van oorsprong

Bewijzen van oorsprong worden bij de douane van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen om een vertaling van dit bewijs vragen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van de overeenkomst voldoen.

Artikel 26 Invoer in deelzendingen

Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.

Artikel 27 Vrijstelling van bewijs van oorsprong
  • 1. Goederen die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd, voor zover aan zulke goederen ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwarden voor de toepassing van dit protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.

  • 2. Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is, wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van goederen die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de geadresseerde, de reiziger of de leden van hun gezin, mits noch de aard, noch de hoeveelheid van de goederen op commerciële doeleinden wijzen.

  • 3. Voorts mag de totale waarde van deze producten niet meer bedragen dan 500 EUR voor kleine zendingen of 1 200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.

Artikel 28 Bewijsstukken

De in artikel 17, lid 3, en artikel 22, lid 3, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een factuurverklaring worden gedekt, producten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, Albanië of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn:

  • a) een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te verkrijgen;

  • b) in de Gemeenschap of in Albanië afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;

  • c) in de Gemeenschap of in Albanië afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking in de Gemeenschap of in Albanië blijkt;

  • d) certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of factuurverklaringen waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig dit protocol in de Gemeenschap of in Albanië zijn afgegeven of opgesteld, of die in een van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden zijn opgesteld overeenkomstig oorsprongsregels die gelijk zijn aan de oorsprongsregels van dit protocol;

  • e) passende bewijsstukken inzake be- of verwerking buiten de Gemeenschap of Albanië overeenkomstig artikel 12, waaruit blijkt dat aan de eisen van dat artikel is voldaan.

Artikel 29 Bewaring van de bewijzen van oorsprong en de andere bewijsstukken
  • 1. Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, dienen de in artikel 17, lid 3, bedoelde documenten ten minste drie jaar te bewaren.

  • 2. Exporteurs die een factuurverklaring opstellen, bewaren een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 22, lid 3, bedoelde documenten gedurende een periode van ten minste drie jaar.

  • 3. De douane van het land van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeeft, bewaart het in artikel 17, lid 2, bedoelde aanvraagformulier ten minste drie jaar.

  • 4. De douane van het land van invoer bewaart de certificaten inzake goederenverkeer EUR. 1 en factuurverklaringen die bij haar werden ingediend gedurende ten minste drie jaar.

Artikel 30 Verschillen en vormfouten
  • 1. Geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oorsprong en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of de factuurverklaring niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het document wel degelijk met de aangebrachte goederen overeenstemt.

  • 2. Kennelijke vormfouten, zoals typefouten, op het bewijs van oorsprong leiden niet tot weigering van dit document indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

Artikel 31 Bedragen in euro
  • 1. Voor de toepassing van artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, wordt, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde van de in euro uitgedrukte bedragen in de nationale valuta van de lidstaten van de Gemeenschap, van Albanië of van een van de andere landen of gebieden bedoeld in de artikelen 3 en 4, jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.

  • 2. Artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, zijn van toepassing op zendingen op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld overeenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld.

  • 3. De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van oktober. De tegenwaarde wordt de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor 15 oktober meegedeeld en is van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Commissie van de Europese Gemeenschappen stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende tegenwaarden.

  • 4. Een land mag het bedrag dat het resultaat is van de omrekening in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag naar boven of beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5 procent afwijken van het door omrekening verkregen bedrag. Een land kan de tegenwaarde in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven, indien bij de omrekening van dit bedrag, ten tijde van de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór afronding, een stijging van minder 15 procent van die tegenwaarde wordt verkregen. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven, indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leid.

  • 5. De in euro uitgedrukte bedragen worden door het Stabilisatie- en associatiecomité op verzoek van de Gemeenschap of Albanië herzien. Bij deze herziening onderzoek het comité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan te dien einde besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen.

TITEL VI ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 32 Wederzijdse bijstand
  • 1. De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap en van Albanië doen elkaar via de Commissie afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van EUR.1-certificaten, alsmede de adressen van de douanediensten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen.

  • 2. Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de Gemeenschap en Albanië elkaar via de bevoegde douane-instanties bijstand bij de controle op de echtheid van EUR.1-certificaten en factuurverklaringen en de juistheid van de daarop vermelde gegevens.

Artikel 33 Controle van de bewijzen van oorsprong
  • 1. Bewijzen van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd, alsmede wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.

  • 2. Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 de factuur, indien deze werd voorgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, in voorkomend geval onder vermelding van de redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oosprong onjuist zijn.

  • 3. De controle wordt verricht door de douane van het land van uitvoer. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.

  • 4. Indien de douane van het land van invoer besluit de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, doet zij de importeur het voorstel de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.

  • 5. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douanedienst die de controle heeft aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Albanië of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 6. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kent de aanvragende douanedienst de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.

Artikel 34 Geschillenregeling

Geschillen ten aanzien van de in artikel 33 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden tussen de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit protocol worden aan het Stabilisatie- en associatiecomité voorgelegd.

In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de beslechting van geschillen tussen een importeur en de douane van het land van invoer.

Artikel 35 Sancties

Sancties worden getroffen tegen ieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel goederen onder de preferentiële regeling te doen vallen.

Artikel 36 Vrije zones
  • 1. De Gemeenschap en Albanië nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een vrije zone op hun grondgebied verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geven de bevoegde autoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Albanië die onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd, een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1 af, mits deze be- of verwerking in overeenstemming is met de bepalingen van dit protocol.

TITEL VII CEUTA EN MELILLA

Artikel 37 Toepassing van het protocol
  • 1. De in artikel 2 gebruikte term „Gemeenschap” heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla.

  • 2. Producten van oorsprong uit Albanië die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd, vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van Protocol nr. 2 bij de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap. Albanië past op onder de overeenkomst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde regeling toe als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die uit de Gemeenschap worden ingevoerd.

  • 3. Bij toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla is dit protocol van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 38.

Artikel 38 Bijzondere voorwaarden
  • 1. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, worden beschouwd als:

    1. producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:

    • a) geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten;

    • b) in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voor zover:

      • i) die producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6.

        of voor

      • ii) die producten van oorsprong zijn uit Albanië of uit de Gemeenschap, en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen;

  • 2. producten van oorsprong uit Albanië:

    • a) geheel en al in Albanië verkregen producten;

    • b) in Albanië verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, mits:

      • i) die producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6.

        of voor

      • ii) die producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of uit de Gemeenschap, en be-of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7, lid 1, bedoelde be- of verwerkingen.

        2. Ceuta en Melilla worden als één grondgebied beschouwd.

  • 3. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt „Albanië” en „Ceuta en Melilla” in vak 2 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op de factuurverklaring. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt dit bovendien vermeld in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op de factuurverklaring.

  • 4. De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit protocol in Ceuta en Melilla.

TITEL VIII SLOTBEPALINGEN

Artikel 39 Wijzigingen van het protocol

De Stabilisatie- en associatieraad kan besluiten bepalingen van dit protocol te wijzigen.


D. PARLEMENT

Artikel 1 van de Wet van 8 november 2007 ( Stb. 2007, 455) luidt als volgt:


„Artikel 1

De op 12 juni 2006 te Luxemburg totstandgekomen Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, waarvan de Nederlandse tekst is geplaatst in Tractatenblad 2006, 212, wordt goedgekeurd voor Nederland.”

Deze Wet is gecontrasigneerd door de Minister van Buitenlandse Zaken M. J. M. VERHAGEN.

Voor de behandeling in de Staten-Generaal zie Kamerstukken II 2006/2007, 31 035, nr. 1 t/m 5; Hand. II 2007/2008, 31 035, blz. 527; Kamerstukken I 2007/2008, 31 035, nr. A; Hand. I 2007/2008, 31 035, blz. 180.


Het Protocol van 19 november 2008 behoeft ingevolge artikel 7, onderdeel a, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen juncto artikel 2 van de Rijkswet van 15 juni 2006 ( Stb. 2006, 298) niet de goedkeuring van de Staten-Generaal.

E. PARTIJGEGEVENS

Overeenkomst

Zie Trb. 2006, 212.

Partij

Ondertekening

Ratificatie

Type*

In werking

Opzegging

Buiten werking

Albanië

12-06-06

09-11-06

R

01-04-09

   

België

12-06-06

22-10-08

R

01-04-09

   

Bulgarije

 

01-04-09

T

01-04-09

   

Cyprus

12-06-06

18-07-08

R

01-04-09

   

Denemarken

12-06-06

25-06-08

R

01-04-09

   

Duitsland

12-06-06

19-02-09

R

01-04-09

   

EG (Europese Gemeenschap)

12-06-06

26-02-09

R

01-04-09

   

Estland

12-06-06

06-12-07

R

01-04-09

   

Finland

12-06-06

13-12-07

R

01-04-09

   

Frankrijk

12-06-06

12-02-09

R

01-04-09

   

Griekenland

12-06-06

26-02-09

R

01-04-09

   

Hongarije

12-06-06

31-05-07

R

01-04-09

   

Ierland

12-06-06

11-06-07

R

01-04-09

   

Italië

12-06-06

24-06-08

R

01-04-09

   

Letland

12-06-06

19-12-06

R

01-04-09

   

Litouwen

12-06-06

25-07-07

R

01-04-09

   

Luxemburg

12-06-06

24-09-07

R

01-04-09

   

Malta

12-06-06

21-04-08

R

01-04-09

   

Nederlanden, het Koninkrijk der

12-06-06

         

– Nederland

 

10-12-07

R

01-04-09

   

– Ned. Antillen

 

 

   

– Aruba

 

 

   

Oostenrijk

12-06-06

04-07-08

R

01-04-09

   

Polen

12-06-06

16-08-07

R

01-04-09

   

Portugal

12-06-06

06-08-08

R

01-04-09

   

Roemenië

 

01-04-09

T

01-04-09

   

Slovenië

12-06-06

16-03-07

R

01-04-09

   

Slowakije

12-06-06

20-07-07

R

01-04-09

   

Spanje

12-06-06

23-05-07

R

01-04-09

   

Tsjechië

12-06-06

30-06-08

R

01-04-09

   

Verenigd Koninkrijk, het

12-06-06

12-10-07

R

01-04-09

   

Zweden

12-06-06

08-06-07

R

01-04-09

   

* O=Ondertekening zonder voorbehoud of vereiste van ratificatie, R= Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid, NB=Niet bekend

Protocol van 19 november 2008

Goedkeuring door de Gemeenschap, door de Raad van de Europese Unie namens de lidstaten en door de Republiek Albanië is voorzien in artikel 11, eerste lid.

Partij

Ondertekening

Ratificatie

Type*

In werking

Opzegging

Buiten werking

Albanië

19-11-08

17-02-09

R

01-04-09

   

België

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Bulgarije

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Cyprus

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Denemarken

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Duitsland

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

EG (Europese Gemeenschap)

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Estland

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Finland

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Frankrijk

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Griekenland

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Hongarije

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Ierland

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Italië

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Letland

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Litouwen

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Luxemburg

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Malta

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Nederlanden, het Koninkrijk der

19-11-08

         

– Nederland

 

26-02-09

R

01-04-09

   

– Ned. Antillen

 

 

   

– Aruba

 

 

   

Oostenrijk

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Polen

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Portugal

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Roemenië

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Slovenië

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Slowakije

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Spanje

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Tsjechië

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Verenigd Koninkrijk, het

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

Zweden

19-11-08

26-02-09

R

01-04-09

   

* O=Ondertekening zonder voorbehoud of vereiste van ratificatie, R= Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid, NB=Niet bekend

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van de Overeenkomst, met Bijlagen en Protocollen, zijn ingevolge artikel 135 van de Overeenkomst op 1 april 2009 in werking getreden.

De Overeenkomst, met Bijlagen en Protocollen, is voor het Koninkrijk der Nederlanden eveneens op 1 april 2009 in werking getreden.

Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, geldt de Overeenkomst alleen voor Nederland.


De bepalingen van het Protocol van 19 november 2008, met Bijlagen, zijn ingevolge artikel 12, eerste lid, van het Protocol op 1 april 2009 in werking getreden.

Het Protocol, met Bijlagen, is voor het Koninkrijk der Nederlanden eveneens op 1 april 2009 in werking getreden.

Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, geldt het Protocol alleen voor Nederland.

J. VERWIJZINGEN

Zie Trb. 2006, 212.

Titel

:

Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

Rome, 25 maart 1957

Laatste Trb.

:

Trb. 2008, 51

     

Titel

:

Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM);

Rome, 25 maart 1957

Laatste Trb.

:

Trb. 2008, 52

     

Titel

:

Handvest van de Verenigde Naties;

San Francisco, 26 juni 1945

Laatste Trb.

:

Trb. 2009, 70

     

Titel

:

Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten (GATS);

Marrakesh, 15 april 1994

Laatste Trb.

:

Trb. 2007, 191

     

Titel

:

Verdrag betreffende de Europese Unie;

Maastricht, 7 februari 1992

Laatste Trb.

:

Trb. 2008, 53

     

Titel

:

Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds;

Washington, 27 december 1945

Laatste Trb.

:

Trb. 2009, 17

Protocol van 19 november 2008

Titel

:

Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie) en de Republiek Bulgarije en Roemenië betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie;

Luxemburg, 25 april 2005

Tekst

:

Trb. 2005, 196

Laatste Trb.

:

Trb. 2009, 59


In overeenstemming met artikel 19, tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen heeft de Minister van Buitenlandse Zaken bepaald dat het Protocol van 19 november 2008 zal zijn bekendgemaakt in Nederland op de dag na de datum van uitgifte van dit Tractatenblad.

Uitgegeven de vijfde juni 2009.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. VERHAGEN


XNoot
1)

De Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Albanese tekst zijn niet afgedrukt.

De tekst van het Protocol, met Bijlagen, is tevens gepubliceerd in Pb EU L 107 van 28 april 2009, blz. 2 e.v.

De gewijzigde Bijlagen bij het Verdrag zijn niet opgenomen; deze liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

XNoot
1)

De Bijlagen bij het Protocol zijn niet opgenomen; deze liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

XNoot
1)

De Bijlagen bij het Protocol zijn niet opgenomen; deze liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

XNoot
2)

Zoals bepaald in de conclusies van de Raad Algemene Zaken in april 1997 en in de mededeling van de Commissie van mei 1999 over het stabilisatie- en associatieproces in de landen van Zuidoost-Europa.

XNoot
3)

Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 geldt voor producten andere dan landbouwproducten zoals omschreven in de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije en andere dan kolen- en staalproducten zoals omschreven in de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Republiek Turkije betreffende de handel in producten waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing is.

XNoot
4)

Zoals bepaald in de conclusies van de Raad Algemene Zaken in april 1997 en in de mededeling van de Commissie van mei 1999 over het stabilisatie- en associatieproces in de landen van Zuidoost-Europa.

XNoot
5)

Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 geldt voor producten andere dan landbouwproducten zoals omschreven in de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije en andere dan kolen- en staalproducten zoals omschreven in de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Republiek Turkije betreffende de handel in producten waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing is.

XNoot
6)

Noot redactie: hier wordt „niet” bedoeld.

Naar boven