40 (1970) Nr. 7

A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen;

(met Slotprotocol)

Wenen, 1 september 1970

B. TEKST

De Nederlandse en de Duitse tekst van het Verdrag, met Slotprotocol, zijn geplaatst in Trb. 1970, 169.

De Nederlandse en de Duitse tekst van het wijzigingsprotocol van 18 december 1989 zijn geplaatst in Trb. 1990, 13.

De Nederlandse en de Duitse tekst van het wijzigingsprotocol van 26 november 2001 zijn geplaatst in Trb. 2002, 3.

De Nederlandse en de Duitse tekst van het wijzigingsprotocol van 8 oktober 2008 zijn geplaatst in Trb. 2008, 213.

Op 8 september 2009 is te Den Haag een Protocol, met Aanvullend Protocol, tot nadere wijziging van het onderhavige Verdrag totstandgekomen. De Nederlandse en de Duitse tekst van het Protocol, met Aanvullend Protocol, luiden als volgt:


Protocol tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk met Aanvullend Protocol tot nadere wijziging van het Verdrag tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Slotprotocol, ondertekend te Wenen op 1 september 1970, zoals gewijzigd bij het Protocol ondertekend te Den Haag op 18 december 1989, het Protocol ondertekend te Den Haag op 26 november 2001 en het Protocol ondertekend te Wenen op 8 oktober 2008

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Republiek Oostenrijk,

Geleid door de wens een Protocol alsmede een Aanvullend Protocol te sluiten tot nadere wijziging van het Verdrag tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Slotprotocol, ondertekend te Wenen op 1 september 1970, zoals gewijzigd bij het op 18 december 1989 te Den Haag ondertekende Protocol, het op 26 november 2001 te Den Haag ondertekende Protocol en het op 8 oktober 2008 te Wenen ondertekende Protocol (hierna te noemen „het Verdrag”),

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

Artikel 27 van het Verdrag wordt vervangen door het volgende:

„Artikel 27 Uitwisseling van inlichtingen
  • 1. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die naar verwachting van belang zijn voor de uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag of voor de toepassing of handhaving van de nationale wetgeving met betrekking tot belastingen van elke soort en benaming die worden geheven ten behoeve van de Verdragsluitende Staten, of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan, voor zover de heffing van die belastingen ingevolge die wetgeving niet in strijd is met het Verdrag. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2.

  • 2. Alle uit hoofde van het eerste lid door een Verdragsluitende Staat ontvangen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als inlichtingen die volgens de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratiefrechtelijke lichamen) die betrokken zijn bij de vaststelling of invordering van, de handhaving of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de in het eerste lid bedoelde belastingen, of het toezicht daarop. Deze personen of autoriteiten mogen van de inlichtingen alleen voor deze doeleinden gebruikmaken. Zij mogen de inlichtingen bekendmaken in openbare rechtszittingen of in gerechtelijke beslissingen. Niettegenstaande het voorgaande, mogen de door een Verdragsluitende Staat ontvangen inlichtingen voor andere doeleinden worden gebruikt wanneer dergelijke inlichtingen krachtens de wetgeving van beide Staten voor dergelijke doeleinden mogen worden gebruikt en de bevoegde autoriteit van de verstrekkende Staat een dergelijk gebruik toestaat.

  • 3. In geen geval worden de bepalingen van het eerste en tweede lid zo uitgelegd dat zij een Verdragsluitende Staat de verplichting opleggen:

    • a. administratieve maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving of administratieve praktijk van die of van de andere Verdragsluitende Staat;

    • b. inlichtingen te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale administratieve gang van zaken van die of van de andere Verdragsluitende Staat;

    • c. inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde (ordre public).

  • 4. Indien inlichtingen worden verzocht door een Verdragsluitende Staat in overeenstemming met dit artikel, wendt de andere Verdragsluitende Staat zijn maatregelen inzake het verzamelen van inlichtingen aan om de verlangde inlichtingen te verkrijgen, ongeacht het feit dat de andere Staat ten behoeve van zijn eigen belastingheffing niet over dergelijke inlichtingen behoeft te beschikken. Op de in de vorige zin vervatte verplichting zijn de beperkingen van het derde lid van toepassing, maar deze beperkingen mogen in geen geval zodanig worden uitgelegd dat het een Verdragsluitende Staat toegestaan is uitsluitend op grond van het feit dat hij geen nationaal belang heeft bij dergelijke inlichtingen te weigeren inlichtingen te verstrekken.

  • 5. De bepalingen van het derde lid mogen in geen geval zodanig worden uitgelegd dat het een Verdragsluitende Staat toegestaan is het verschaffen van inlichtingen te weigeren uitsluitend op grond van het feit dat de betreffende gegevens berusten bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde, of een persoon die bij wijze van vertegenwoordiging of als vertrouwenspersoon optreedt, dan wel omdat deze betrekking hebben op eigendomsbelangen in een persoon.”

Artikel 2

Paragraaf IV van het Slotprotocol die verwijst naar artikel 27 wordt geschrapt.

Artikel 3

De Verdragsluitende Staten stellen elkaar langs diplomatieke weg ervan in kennis dat alle wettelijke procedures voor de inwerkingtreding van dit Protocol zijn voltooid. Het Protocol treedt in werking op de eerste dag van de derde maand die volgt op de datum van ontvangst van de laatste van de bovenbedoelde kennisgevingen.

De bepalingen van dit Protocol zijn van toepassing op verzoeken gedaan op of na de datum van inwerkingtreding ter zake van belastingtijdvakken beginnend op of na 1 januari 2010.

TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden van de beide Verdragsluitende Staten, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te ’s-Gravenhage op 8 september 2009, in de Nederlandse en de Duitse taal, zijnde de beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden:

J. C. DE JAGER

Voor de Republiek Oostenrijk:

WERNER SENFTER



Aanvullend Protocol

Bij de ondertekening van het Protocol tot nadere wijziging van het Verdrag tot het vermijden van dubbele belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Slotprotocol, ondertekend te Wenen op 1 september 1970, zoals gewijzigd bij het op 18 december 1989 te Den Haag ondertekende Protocol, het op 26 november 2001 te Den Haag ondertekende Protocol en het op 8 oktober 2008 te Wenen ondertekende Protocol, heden gesloten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk, zijn de ondergetekenden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend onderdeel uitmaken van het Protocol.

Ad artikel 27:

  • 1. De bevoegde autoriteit van de verzoekende Staat verstrekt de volgende informatie aan de bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat, wanneer de eerstgenoemde Staat uit hoofde van het Verdrag een verzoek om inlichtingen doet teneinde aan te tonen dat de gevraagde inlichtingen naar verwachting van belang zullen zijn:

    • a. de identiteit van de persoon op wie de controle of het onderzoek betrekking heeft;

    • b. een verklaring omtrent de verlangde inlichtingen met inbegrip van de aard ervan en de vorm waarin de verzoekende Staat de inlichtingen van de aangezochte Staat wenst te ontvangen;

    • c. het fiscale doel waarvoor om inlichtingen wordt verzocht;

    • d. de redenen om te veronderstellen dat de gevraagde inlichtingen zich bevinden in de aangezochte Staat of zich in het bezit of onder de macht bevinden van een persoon die onder de rechtsmacht van de aangezochte Staat valt;

    • e. de namen en adresgegevens, voor zover bekend, van personen waarvan verondersteld wordt dat zij in het bezit zijn van de gevraagde inlichtingen;

    • f. een verklaring dat de verzoekende Staat alle op zijn eigen grondgebied beschikbare middelen heeft aangewend om de inlichtingen te verkrijgen, met uitzondering van middelen die zouden leiden tot onevenredige moeilijkheden.

  • 2. Het is wel te verstaan dat het eerste lid belangrijke procedurele vereisten bevat waarmee beoogd wordt te verzekeren dat ‘fishing expeditions’, zich niet voordoen, maar dat deze vereisten soepel dienen te worden geïnterpreteerd om een effectieve uitwisseling van inlichtingen niet te dwarsbomen.

  • 3. Hoewel artikel 27 van het Verdrag niet voorziet in beperking van de methoden voor het uitwisselen van inlichtingen, is het wel te verstaan dat artikel 27, vijfde lid, de Verdragsluitende Staten niet verplicht eigener beweging of automatisch inlichtingen uit te wisselen.

  • 4. De bepalingen van artikel 27 zijn dienovereenkomstig van toepassing op inlichtingen die relevant zijn voor de tenuitvoerlegging van inkomstengerelateerde voorschriften krachtens de Nederlandse wetgeving door de Nederlandse belastingautoriteiten die belast zijn met de tenuitvoerlegging, toepassing of handhaving van deze inkomstengerelateerde voorschriften. In dat geval worden alle inlichtingen ontvangen uit hoofde van het eerste lid van dit artikel in verband met artikel 27 van dit Verdrag uitsluitend gebruikt ten behoeve van de vaststelling en inning van de bijdragen en de vaststelling en toekenning van de voordelen uit hoofde van de in dit lid bedoelde inkomstengerelateerde voorschriften.

TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden van de beide Verdragsluitende Staten, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Aanvullende Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te ’s-Gravenhage op 25 augustus 20091) , in de Nederlandse en de Duitse taal, zijnde de beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden:

J. C. DE JAGER

Voor de Republiek Oostenrijk:

WERNER SENFTER



Protokoll zwischen dem Königreich der Niederlande und der Republik Österreich und Zusatzprotokoll zur weiteren Abänderung des am 1. September 1970 in Wien unterzeichneten Abkommens zur Vermeidung der Doppelbesteuerung auf dem Gebiete der Steuern vom Einkommen und vom Vermögen samt Schlussprotokoll in der Fassung des am 18. Dezember 1989 in Den Haag unterzeichneten Protokolls, des am 26. November 2001 in Den Haag unterzeichneten Protokolls und des am 8. Oktober 2008 in Wien unterzeichneten Protokolls

Das Königreich der Niederlande

und

die Republik Österreich,

Von dem Wunsch geleitet, ein Protokoll und ein Zusatzprotokoll zur weiteren Abänderung des am 1. September 1970 in Wien unterzeichneten Abkommens zur Vermeidung der Doppelbesteuerung auf dem Gebiete der Steuern vom Einkommen und vom Vermögen samt Schlussprotokoll in der Fassung des am 18. Dezember 1989 in Den Haag unterzeichneten Protokolls, des am 26. November 2001 in Den Haag unterzeichneten Protokolls und des am 8. Oktober 2008 in Wien unterzeichneten Protokolls (im Folgenden »Abkommen« genannt) abzuschließen,

Sind wie folgt übereingekommen:

Artikel 1

Artikel 27 des Abkommens wird durch folgende Bestimmung ersetzt:

»Artikel 27 Informationsaustausch
  • 1. Die zuständigen Behörden der Vertragsstaaten tauschen die Informationen aus, die zur Durchführung dieses Abkommens oder zur Anwendung oder Durchsetzung des innerstaatlichen Rechts betreffend Steuern jeder Art und Bezeichnung, die für Rechnung der Vertragsstaaten oder ihrer Gebietskörperschaften erhoben werden, voraussichtlich erheblich sind, soweit die diesem Recht entsprechende Besteuerung nicht dem Abkommen widerspricht. Der Informationsaustausch ist durch Artikel 1 und 2 nicht eingeschränkt.

  • 2. Alle Informationen, die ein Vertragsstaat nach Absatz 1 erhalten hat, sind ebenso geheim zu halten wie die auf Grund des innerstaatlichen Rechts dieses Staates beschafften Informationen und dürfen nur den Personen oder Behörden (einschließlich der Gerichte und Verwaltungsbehörden) zugänglich gemacht werden, die mit der Veranlagung oder Erhebung, der Vollstreckung oder Strafverfolgung, oder mit der Entscheidung von Rechtsmitteln hinsichtlich der in Absatz 1 genannten Steuern oder mit der Aufsicht darüber befasst sind. Diese Personen oder Behörden dürfen die Informationen nur für diese Zwecke verwenden. Sie dürfen die Informationen in einem öffentlichen Gerichtsverfahren oder in einer Gerichtsentscheidung offenlegen. Ungeachtet der vorstehenden Bestimmungen kann ein Vertragsstaat die erhaltenen Informationen für andere Zwecke verwenden, wenn solche Informationen nach dem Recht beider Staaten für solche andere Zwecke verwendet werden dürfen und die zuständige Behörde desjenigen Staates, der die Informationen erteilt hat, dieser anderen Verwendung zustimmt.

  • 3. Die Absätze 1 und 2 sind nicht so auszulegen, als verpflichteten sie einen Vertragsstaat,

    • a) Verwaltungsmaßnahmen durchzuführen, die von den Gesetzen und der Verwaltungspraxis dieses oder des anderen Vertragsstaats abweichen;

    • b) Informationen zu erteilen, die nach den Gesetzen oder im üblichen Verwaltungsverfahren dieses oder des anderen Vertragsstaats nicht beschafft werden können;

    • c) Informationen zu erteilen, die ein Handels-, Industrie-, Gewerbe- oder Berufsgeheimnis oder ein Geschäftsverfahren preisgeben würden oder deren Erteilung dem Ordre public widerspräche.

  • 4. Ersucht ein Vertragsstaat gemäß diesem Artikel um Informationen, so nutzt der andere Vertragsstaat die ihm zur Verfügung stehenden Möglichkeiten zur Beschaffung der erbetenen Informationen, selbst wenn dieser andere Staat diese Informationen für seine eigenen steuerlichen Zwecke nicht benötigt. Die im vorhergehenden Satz enthaltene Verpflichtung unterliegt den Beschränkungen nach Absatz 3, wobei diese jedoch nicht so auszulegen sind, dass ein Vertragsstaat die Erteilung von Informationen nur deshalb ablehnen kann, weil er kein innerstaatliches steuerliches Interesse an solchen Informationen hat.

  • 5. Absatz 3 ist in keinem Fall so auszulegen, als könne ein Vertragsstaat die Erteilung von Informationen nur deshalb ablehnen, weil sich die Informationen bei einer Bank, einem sonstigen Kreditinstitut, einem Bevollmächtigten, Vertreter oder Treuhänder befinden oder weil sie sich auf das Eigentum an einer Person beziehen.«

Artikel 2

Paragraph IV des Schlussprotokolls zu Artikel 27 wird aufgehoben.

Artikel 3

Die Vertragsstaaten teilen einander auf diplomatischem Weg mit, dass alle rechtlichen Voraussetzungen für das Inkrafttreten dieses Protokolls abgeschlossen sind. Das Protokoll tritt am ersten Tag des dritten Monats in Kraft, der dem Zeitpunkt des Empfanges der späteren der oben genannten Mitteilungen folgt. Die Bestimmungen des Protokolls finden Anwendung auf alle Anfragen, die nach dem Zeitpunkt des Inkrafttretens betreffend Steuerzeiträume gestellt werden, die am oder nach dem 1. Jänner 2010 beginnen.

ZU URKUND DESSEN haben die hierzu gehörig Bevollmächtigten der beiden Vertragsstaaten dieses Protokoll unterzeichnet.

GESCHEHEN zu Den Haag am 8. September in zweifacher Ausfertigung, jede in niederländischer und deutscher Sprache, wobei jeder Text gleichermaßen authentisch ist.

Für das Königreich der Niederlande:

J. C. DE JAGER

Für die Republik Österreich:

WERNER SENFTER



Zusatzprotokoll

Im Zeitpunkt der Unterzeichnung des Protokolls zur weiteren Abänderung des am 1. September 1970 in Wien unterzeichneten Abkommens zur Vermeidung der Doppelbesteuerung auf dem Gebiete der Steuern vom Einkommen und vom Vermögen samt Schlussprotokoll in der Fassung des am 18. Dezember 1989 in Den Haag unterzeichneten Protokolls, des am 26. November 2001 in Den Haag unterzeichneten Protokolls und des am 8. Oktober 2008 in Wien unterzeichneten Protokolls, das heute zwischen dem Königreich der Niederlande und der Republik Österreich abgeschlossen wurde, sind die Gefertigten übereingekommen, dass die folgenden Bestimmungen einen integrierenden Bestandteil des Protokolls bilden:

Zu Artikel 27:

  • 1. Die zuständige Behörde des ersuchenden Staates stellt der zuständigen Behörde des ersuchten Staates zur Darstellung der voraussichtlichen Erheblichkeit der Auskünfte die folgenden Informationen zur Verfügung, wenn diese ein Auskunftsersuchen gemäß dem Abkommen stellt:

    • a) die Bezeichnung der Person, der die Ermittlung oder Untersuchung gilt;

    • b) eine Stellungnahme betreffend die gesuchten Auskünfte einschließlich der Art und der Form, in der der ersuchende Staat die Auskünfte vorzugsweise vom ersuchten Staat erhalten möchte;

    • c) den steuerlichen Zweck, für den um die Auskünfte ersucht wird;

    • d) die Gründe für die Annahme, dass die erbetenen Auskünfte dem ersuchten Staat vorliegen oder sich im Besitz oder in der Verfügungsmacht einer Person im Hoheitsbereich des ersuchten Staates befinden;

    • e) den Namen und die Anschrift von Personen, soweit bekannt, in deren Besitz sich die erbetenen Auskünfte vermutlich befinden;

    • f) eine Erklärung, dass der ersuchende Staat alle ihm in seinem eigenen Gebiet zur Verfügung stehenden Maßnahmen zur Einholung der Auskünfte ausgeschöpft hat, ausgenommen solche, die unverhältnismäßig große Schwierigkeiten mit sich bringen würden.

  • 2. Es besteht Einvernehmen darüber, dass Ziffer 1 wichtige verfahrensrechtliche Anforderungen enthält, die dazu dienen sicherzustellen, dass Maßnahmen, die lediglich der Beweisausforschung dienen (»fishing expeditions«), nicht stattfinden; diese Anforderungen sind jedoch weit auszulegen, um einen effektiven Informationsaustausch nicht zu verhindern.

  • 3. Obwohl Artikel 27 des Abkommens die möglichen Methoden für den Austausch von Informationen nicht beschränkt, besteht Einvernehmen darüber, dass Artikel 27 Absatz 5 des Abkommens die Vertragsstaaten nicht dazu verpflichtet, Informationen im Sinne dieses Absatzes auf automatischer oder spontaner Basis auszutauschen.

  • 4. Die Bestimmungen des Artikels 27 kommen entsprechend auch für Informationen zur Anwendung, die für die Durchführung von einkunftsbezogenen Bestimmungen des niederländischen Rechts durch die niederländischen Steuerbehörden, die mit der Umsetzung, Anwendung oder Durchsetzung dieser einkunftsbezogenen Bestimmungen befasst sind, relevant sind. In diesem Fall dürfen die gemäß Ziffer 1 dieses Artikels in Übereinstimmung mit Artikel 27 des Abkommens erhaltenen Informationen nur für Zwecke der Festsetzung und Einhebung der Abgaben und Festsetzung und Auszahlung der Leistungen gemäß der in dieser Ziffer erwähnten einkunftsbezogenen Bestimmungen verwendet werden.

ZU URKUND DESSEN haben die hierzu gehörig Bevollmächtigten der beiden Vertragsstaaten dieses Zusatzprotokoll unterzeichnet.

GESCHEHEN zu Den Haag am 8. September 2009 in zweifacher Ausfertigung, jede in niederländischer und deutscher Sprache, wobei jeder Text gleichermaßen authentisch ist.

Für das Königreich der Niederlande:

J. C. DE JAGER

Für die Republik Österreich:

WERNER SENFTER


D. PARLEMENT

Zie Trb. 1971, 80, Trb. 1991, 18, Trb. 2003, 10 en Trb. 2009, 81.

Het Protocol, met Aanvullend Protocol, behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Protocol, met Aanvullend Protocol, kan worden gebonden.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1971, 80, Trb. 1991, 18, Trb. 2003, 10 en Trb. 2009, 81.

De bepalingen van het Protocol, met Aanvullend Protocol, van 8 september 2009 zullen ingevolge artikel 3 van het Protocol juncto de preambule tot het Aanvullend Protocol in werking treden op de eerste dag van de derde maand die volgt op de datum van ontvangst van de laatste van de kennisgevingen, waarin de Verdragsluitende staten elkaar langs diplomatieke weg ervan in kennis hebben gesteld dat alle wettelijke procedures voor de inwerkingtreding van dit Protocol zijn voltooid.

J. VERWIJZINGEN

Zie voor verwijzingen en overige verdragsgegevens Trb. 1991, 17 en Trb. 2003, 8.

Uitgegeven de negenentwintigste oktober 2009.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. VERHAGEN


XNoot
1)

Noot redactie: hier dient „8 september 2009” gelezen te worden.

Naar boven