A. TITEL

Verdrag inzake de bevordering en bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Burundi;

Bujumbura, 24 mei 2007

B. TEKST

De tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 2007, 187.

C. VERTALING


Verdrag inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Burundi

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Republiek Burundi,

Hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen,

Geleid door de wens de van oudsher bestaande vriendschapsbanden tussen hun landen te versterken en de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren, met name wat betreft investeringen door de investeerders van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij,

In het besef dat overeenstemming inzake de aan dergelijke investeringen toe te kennen behandeling het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie tussen, alsmede de economische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen, zal stimuleren en dat een eerlijke en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,

Eensgezind van oordeel dat deze doelstellingen kunnen worden verwezenlijkt zonder ten koste te gaan van maatregelen die op het grondgebied van elk van beide Verdragsluitende Partijen worden toegepast ter bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het milieu.

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit Verdrag:

  • a. wordt onder de term „investering” verstaan: alle soorten vermogensbestanddelen, en in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

    • i. roerende en onroerende zaken, alsmede alle andere zakelijke rechten met betrekking tot alle soorten vermogensbestanddelen;

    • ii. rechten ontleend aan aandelen, obligaties en andere soorten belangen in ondernemingen en joint ventures;

    • iii. aanspraken op geld, op andere vermogensbestanddelen of op iedere prestatie die economische waarde heeft;

    • iv. rechten op het gebied van de intellectuele eigendom, technische werkwijzen, goodwill en knowhow;

    • v. rechten verleend krachtens de wet of bij overeenkomst, met inbegrip van rechten tot het opsporen, exploreren, ontginnen en winnen van natuurlijke rijkdommen;

  • b. wordt onder de term „investeerders” verstaan, met betrekking tot elk van beide Verdragsluitende Partijen:

    • i. natuurlijke personen die de nationaliteit van die Verdragsluitende Partij hebben;

    • ii. rechtspersonen die zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende Partij;

    • iii. rechtspersonen die niet zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende Partij, maar die al dan niet rechtstreeks onder toezicht staan van natuurlijke personen zoals omschreven onder i of van rechtspersonen zoals omschreven onder ii;

  • c. wordt onder de term „grondgebied” verstaan:

    het grondgebied van de betrokken Verdragsluitende Partij en alle aan de territoriale zee grenzende gebieden die, krachtens het recht van de betrokken Verdragsluitende Partij en overeenkomstig het internationaal recht, tot de exclusieve economische zone of het continentaal plat van de betrokken Verdragsluitende Partij behoren waarin zij rechtsmacht of soevereine rechten uitoefent.

Artikel 2 Bevordering

Elke Verdragsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften, de economische samenwerking door middel van de bescherming van investeringen gedaan op haar grondgebied door investeerders van de andere Verdragsluitende Partij. Met inachtneming van het recht van elke Verdragsluitende Partij de door haar wetten en voorschriften verleende bevoegdheden uit te oefenen, laat elke Verdragsluitende Partij dergelijke investeringen toe.

Artikel 3 Behandeling

  • 1. Elke Verdragsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling van de investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij en belemmert niet, door ongerechtvaardigde of discriminatoire maatregelen, de werking, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door deze investeerders. Elke Verdragsluitende Partij kent aan die investeringen volledige fysieke zekerheid en bescherming toe.

  • 2. In het bijzonder kent elke Verdragsluitende Partij aan die investeringen een behandeling toe die in ieder geval niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan investeringen van haar eigen investeerders of aan investeringen van investeerders van een derde Staat, naargelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerder.

  • 3. Indien een Verdragsluitende Partij investeerders van een derde Staat bijzondere voordelen heeft toegekend uit hoofde van overeenkomsten tot oprichting van douane-unies, economische unies, monetaire unies of soortgelijke instellingen, dan wel op grond van overeenkomsten die tot zodanige unies of instellingen leiden, is die Verdragsluitende Partij niet verplicht zodanige voordelen toe te kennen aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 4. Elke Verdragsluitende Partij komt alle verplichtingen na die zij is aangegaan met betrekking tot de investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 5. Indien naast dit Verdrag de wettelijke bepalingen van een van beide Verdragsluitende Partijen of verplichtingen krachtens internationaal recht die thans tussen de Verdragsluitende Partijen bestaan of op een later tijdstip onderling worden aangegaan, en bindend zijn, een algemene of bijzondere regeling bevatten op grond waarvan investeringen door investeerders van de andere Verdragsluitende Partij aanspraak kunnen maken op een behandeling die gunstiger is dan in dit Verdrag is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in zoverre zij gunstiger is, voorrang boven dit Verdrag.

Artikel 4 Belastingen

Met betrekking tot belastingen, heffingen, lasten en verminderingen en vrijstellingen van belasting kent elke Verdragsluitende Partij aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij die zich op haar grondgebied met economische activiteiten bezighouden, een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan haar eigen investeerders of aan die van een derde Staat die zich in dezelfde omstandigheden bevinden, naargelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerders. Hierbij wordt evenwel geen rekening gehouden met bijzondere belastingvoordelen door die Partij toegekend:

  • a. krachtens een verdrag ter vermijding van dubbele belasting;

  • b. uit hoofde van haar deelneming aan een douane-unie, economische unie of soortgelijke instelling; of

  • c. op basis van wederkerigheid met een derde Staat.

Artikel 5 Overmakingen

De Verdragsluitende Partijen waarborgen dat betalingen die verband houden met een investering kunnen worden overgemaakt. De overmakingen geschieden in vrij inwisselbare valuta, zonder beperking of vertraging. Deze overmakingen omvatten in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

  • a. winsten, interesten, dividenden en andere lopende inkomsten;

  • b. gelden nodig:

    • i. voor het verwerven van grondstoffen of hulpmaterialen, halffabrikaten of eindproducten, of

    • ii. om kapitaalgoederen te vervangen teneinde de continuïteit van een investering te waarborgen;

  • c. bijkomende gelden nodig voor de ontwikkeling van een investering;

  • d. gelden nodig voor de terugbetaling van leningen;

  • e. royalty’s of honoraria;

  • f. inkomsten uit arbeid van natuurlijke personen;

  • g. de opbrengst van de verkoop of liquidatie van de investering;

  • h. betalingen uit hoofde van artikel 7.

Artikel 6 Onteigening en schadeloosstelling

Geen van de Verdragsluitende Partijen neemt maatregelen waardoor direct of indirect aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij hun investeringen worden ontnomen, tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de maatregelen worden genomen in het algemeen belang en met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang;

  • b. de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met enige verbintenis die de Verdragsluitende Partij die deze maatregelen neemt, is aangegaan;

  • c. de maatregelen gaan vergezeld van een billijke schadeloosstelling.

Deze schadeloosstelling dient overeen te komen met de werkelijke waarde van de desbetreffende investeringen, dient rente te omvatten tegen een gewone commerciële rentevoet tot de datum van betaling en dient, wil zij doeltreffend zijn voor de gerechtigden, zonder vertraging te worden betaald en te kunnen worden overgemaakt naar het door de betrokken gerechtigden aangewezen land en in de valuta van het land waarvan zij investeerder zijn of in een door de gerechtigden aanvaarde vrij inwisselbare valuta.

Artikel 7 Schadevergoeding voor verliezen

Aan investeerders van de ene Verdragsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een noodtoestand, opstand, oproer of ongeregeldheden, wordt door de laatstbedoelde Verdragsluitende Partij wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, geen minder gunstige behandeling toegekend dan die welke die Verdragsluitende Partij toekent aan haar eigen investeerders of aan investeerders van een derde Staat, naargelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerders.

Artikel 8 Subrogatie

Indien de investeringen van een investeerder van de ene Verdragsluitende Partij verzekerd zijn tegen niet-commerciële risico’s of anderszins aanleiding geven tot de betaling van schadevergoeding ter zake van die investeringen krachtens een bij wet, voorschrift of overheidscontract ingesteld stelsel, wordt de subrogatie van de verzekeraar of de herverzekeraar of de door de ene Verdragsluitende Partij aangewezen instantie in de rechten van de bedoelde investeerder, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering of krachtens een andere toegekende schadeloosstelling, door de andere Verdragsluitende Partij erkend.

Artikel 9 Geschillen tussen een Verdragsluitende Partij en een investeerder van de andere Verdragsluitende Partij

  • 1. Geschillen die mochten ontstaan tussen een Verdragsluitende Partij en een investeerder van de andere Verdragsluitende Partij betreffende een investering worden, indien mogelijk, door de betrokken partijen in der minne geschikt.

  • 2. Indien een dergelijk geschil niet in der minne kan worden geschikt binnen een termijn van drie (3) maanden te rekenen vanaf de datum waarop schriftelijk om een minnelijke schikking is verzocht, wordt het, op verzoek van de investeerder, voorgelegd aan:

    • a. de bevoegde rechter van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan de investering is gedaan;

    • b. het Internationale Centrum voor de Beslechting van Investeringsgeschillen (hierna te noemen „het Centrum”) opgericht krachtens het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen staten en onderdanen van andere staten, dat op 18 maart 1965 te Washington werd ondertekend, ter beslechting door arbitrage, op voorwaarde dat het Centrum hiervoor beschikbaar is;

    • c. een ad-hoc scheidsgerecht dat, tenzij de partijen bij het geschil anderszins overeenkomen, wordt ingesteld krachtens het arbitragereglement van de Commissie voor Internationaal Handelsrecht van de Verenigde Naties (UNCITRAL);

  • 3. Elk van beide Verdragsluitende Partijen stemt ermee in elk geschil dat mocht ontstaan tussen een Verdragsluitende Partij en een investeerder van de andere Verdragsluitende Partij betreffende een investering van die investeerder op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, voor te leggen aan de in het tweede lid, onderdelen b en c, van dit artikel bedoelde colleges.

  • 4. De uitspraak van het scheidsgerecht is onherroepelijk en van rechtswege uitvoerbaar voor beide partijen bij het geschil en wordt ten uitvoer gelegd in overeenstemming met de nationale wetgeving.

  • 5. Een rechtspersoon die onderdaan is van de ene Verdragsluitende Partij en die, voordat een dergelijk geschil ontstaat, onder toezicht staat van onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij, wordt in overeenstemming met artikel 25, tweede lid, onderdeel b, van het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen staten en onderdanen van andere staten, voor de toepassing ervan beschouwd als onderdaan van de andere Verdragsluitende Partij.

Artikel 10 Overleg tussen de Verdragsluitende Partijen

Elke Verdragsluitende Partij kan aan de andere Partij voorstellen overleg te plegen over een aangelegenheid betreffende de uitlegging of toepassing van dit Verdrag. De andere Partij neemt dit voorstel in welwillende overweging en neemt alle passende maatregelen om een dergelijk overleg mogelijk te maken.

Artikel 11 Geschillen tussen de Verdragsluitende Partijen

  • 1. Enig geschil tussen de Verdragsluitende Partijen betreffende de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag wordt binnen een redelijke termijn langs diplomatieke weg beslecht.

  • 2. Indien het geschil niet op deze wijze kan worden beslecht, wordt het op verzoek van een van de Partijen voorgelegd aan een uit drie leden samengesteld scheidsgerecht, tenzij de Partijen anderszins overeenkomen.

  • 3. Elke Partij benoemt een scheidsman en de aldus benoemde scheidsmannen benoemen tezamen een derde scheidsman, die geen onderdaan van een van beide Partijen is, tot hun voorzitter.

  • 4. Indien een van beide Partijen nalaat haar scheidsman te benoemen en indien zij geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de andere Partij binnen twee maanden tot deze benoeming over te gaan, kan de laatstgenoemde Partij de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming te verrichten.

  • 5. Indien de beide scheidsmannen binnen twee maanden na hun benoeming geen overeenstemming kunnen bereiken over de keuze van de derde scheidsman, kan elk van de Partijen de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming te verrichten.

  • 6. Indien in de in het vierde en vijfde lid van dit artikel bedoelde gevallen de President van het Internationale Gerechtshof verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van een van beide Verdragsluitende Partijen, wordt de Vice-President verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van een van beide Partijen, wordt het lid van het Gerechtshof dat na hem het hoogst in anciënniteit is en geen onderdaan is van een van de Partijen, verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten.

  • 7. Het scheidsgerecht doet uitspraak op basis van eerbiediging van het recht. Alvorens uitspraak te doen, kan het scheidsgerecht in elk stadium van de procedure een minnelijke schikking van het geschil aan de Partijen voorstellen. De voorgaande bepalingen doen geen afbreuk aan regeling van het geschil ex aequo et bono, indien de Partijen daarmee instemmen.

  • 8. Tenzij de Partijen anders beslissen, stelt het scheidsgerecht zijn eigen procedureregels vast.

  • 9. Het scheidsgerecht neemt zijn beslissing bij meerderheid van stemmen. Deze beslissing is onherroepelijk en bindend voor de Partijen.

Artikel 12 Territoriale toepassing

Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, bestaande uit het deel van het Koninkrijk dat in Europa is gelegen, de Nederlandse Antillen en Aruba, is dit Verdrag van toepassing op alle delen van het Koninkrijk der Nederlanden, tenzij anders is bepaald in de in artikel 13, eerste lid, bedoelde mededeling.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan hun grondwettelijk vereiste procedures is voldaan. Dit Verdrag blijft van kracht gedurende een tijdvak van vijftien jaar.

  • 2. Tenzij ten minste zes maanden voor de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Verdragsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt dit Verdrag telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, waarbij elke Verdragsluitende Partij zich het recht voorbehoudt dit Verdrag per notificatie te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid.

  • 3. Ten aanzien van investeringen die zijn gedaan vóór de datum van beëindiging van dit Verdrag, blijven de voorgaande artikelen van kracht gedurende een tijdvak van vijftien jaar vanaf die datum.

  • 4. Met inachtneming van de in het tweede lid van dit artikel genoemde termijn is het Koninkrijk der Nederlanden gerechtigd de toepassing van dit Verdrag voor elk van de delen van het Koninkrijk afzonderlijk te beëindigen.

  • 5. De bepalingen van dit Verdrag zijn, vanaf de datum waarop het in werking treedt, ook van toepassing op investeringen die vóór die datum zijn gedaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in twee oorspronkelijke exemplaren te Bujumbura, op 24 mei 2007, in de Franse taal.

B. KOENDERS

A. BATAMUBWIRA


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2007, 187.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2007, 187.

J. VERWIJZINGEN

Titel

:

ICSID (Internationale Centrum voor de Beslechting van Investeringsgeschillen:

Zie het hieronder genoemde Verdrag van 18 maart 1965

   

Titel

:

Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten;

Washington, 18 maart 1965

Tekst

:

Trb. 1966, 152 (Engels, Frans en vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 1994, 126

Uitgegeven de twintigste februari 2008.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. VERHAGEN

Naar boven