Regeling van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 24 maart 2025, nr. 2025-0000052054, tot wijziging van de Regeling houdende regels met betrekking tot de verstrekking van een specifieke uitkering aan gemeenten ten behoeve van de verduurzaming van slecht geïsoleerde woningen van eigenaar-bewoners en woningen van verenigingen van eigenaars, woonverenigingen en wooncoöperaties in het kader van het Nationaal Isolatieprogramma (Stcrt. 2023, 3877) in verband met het regelen van de derde tranche [KetenID: WGK027427]

De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

Gelet op artikel 2, eerste lid, onderdeel m, en derde lid, en artikel 3 van het Besluit van 29 oktober 2022, houdende het stellen van regels over het verstrekken van specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies voor activiteiten die passen in het rijksbeleid met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving (Stb. 2022, 452);

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling houdende regels met betrekking tot de verstrekking van een specifieke uitkering aan gemeenten ten behoeve van de verduurzaming van slecht geïsoleerde woningen van eigenaar-bewoners en woningen van verenigingen van eigenaars, woonverenigingen en wooncoöperaties in het kader van het Nationaal Isolatieprogramma (Stcrt. 2023, 3877) wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het college besteedt de specifieke uitkering aan:

    • a. het uitvoeren of laten uitvoeren of het subsidiëren van het uitvoeren of het laten uitvoeren van een of meer energiebesparende isolatiemaatregelen, eventueel in samenhang met energiezuinige ventilatiemaatregelen, waarbij onder energiebesparende isolatiemaatregelen wordt verstaan:

      • 1°. als het een woning van een eigenaar-bewoner betreft: energiebesparende isolatiemaatregelen als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies. In afwijking van dat artikellid worden hier tevens doe-het-zelf maatregelen onder verstaan. Op doe-het-zelf maatregelen zijn de in artikel 4.5.2, derde lid, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies gestelde eisen ten aanzien van de minimaal te isoleren vierkante meters niet van toepassing en op doe-het-zelf maatregelen waarvoor op grond van artikel 3, derde lid, een aanvraag voor een specifieke uitkering is gedaan zijn daarnaast ook de in artikel 4.5.2, derde lid, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies gestelde eisen ten aanzien van minimaal te behalen isolatiewaardes niet van toepassing; of

      • 2°. als het een woning betreft in een gebouw waarvoor een gemengde vereniging bestaat: energiebesparende isolatiemaatregelen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars. In afwijking van dat artikellid worden hier tevens doe-het-zelf maatregelen onder verstaan. Op doe-het-zelf maatregelen zijn de in artikel 7, tweede lid, van de Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars gestelde eisen ten aanzien van de minimaal te isoleren vierkante meters niet van toepassing en op doe-het-zelf maatregelen waarvoor op grond van artikel 3, derde lid, een aanvraag voor een specifieke uitkering is gedaan zijn daarnaast ook de in artikel 7, tweede lid, van de Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars gestelde eisen ten aanzien van minimaal te behalen isolatiewaardes niet van toepassing;

    • b. het bieden van gerichte ondersteuning aan een eigenaar-bewoner of een gemengde vereniging of het daartoe inschakelen van derden met de benodigde expertise, waaronder in ieder geval kan vallen:

      • 1°. het adviseren over de mogelijke energiebesparende isolatiemaatregelen, eventueel in samenhang met energiezuinige ventilatiemaatregelen, en de daarmee te behalen mate van energiebesparing;

      • 2°. het begeleiden bij het doen van aanvragen op grond van subsidieregelingen en subsidieverordeningen die gericht zijn op energiebesparing;

      • 3°. het adviseren over of bemiddelen bij krediet ten behoeve van de financiering van energiebesparende isolatiemaatregelen, eventueel in samenhang met energiezuinige ventilatiemaatregelen, die de eigenaar-bewoner of gemengde vereniging wil uitvoeren of laten uitvoeren;

      • 4°. het organiseren van straatgerichte of wijkgerichte of anderszins grootschalige verduurzamingsaanpakken en het daarbij ondersteunen van eigenaar-bewoners of gemengde verenigingen; of

    • c. de inzet van ambtelijke capaciteit of de inhuur van externe capaciteit ten behoeve van de uitvoering van het isolatieprogramma.

2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.

B

Aan artikel 3 worden vier leden toegevoegd, luidende:

  • 5. Een college kan gedurende het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, een aanvraag doen voor een specifieke uitkering van ten hoogste het voor die gemeente in de derde kolom in bijlage IV opgenomen bedrag dat uitgekeerd wordt naar rato van het aantal aangevraagde woningen. Het bedrag wordt aangevuld met het volledige bedrag dat in de vierde kolom is opgenomen, hetgeen middelen betreft die worden uitgekeerd in aanvulling op middelen uit 2022.

  • 6. Een college kan gedurende het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, een extra aanvraag doen voor een specifieke uitkering voor ten hoogste 30 procent van het aantal woningen dat kan worden aangevraagd zoals bedoeld in de tweede kolom van bijlage IV.

  • 7. Een college kan gedurende het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, een aanvraag doen voor een specifieke uitkering ter hoogte van het voor die gemeente in de vijfde kolom in bijlage IV opgenomen bedrag, hetgeen middelen betreft die specifiek bedoeld zijn voor doe-het-zelf maatregelen.

  • 8. Als er gemeenten zijn waarvan het college geen aanvraag als bedoeld in het zevende lid doet worden de voor die gemeenten gereserveerde bedragen in de vijfde kolom in bijlage IV herverdeeld over de gemeenten waarvoor wel een aanvraag als bedoeld in het zevende lid is gedaan. De herverdeling vindt plaats naar rato van de hoogte van de bedragen die de colleges hebben aangevraagd op grond van het zevende lid.

  • 9. Het aantal woningen waarvoor geen aanvraag wordt gedaan als bedoeld in het vijfde lid, wordt herverdeeld over de gemeenten waarvoor een aanvraag als bedoeld in het zesde lid is gedaan naar rato van het aantal woningen dat de colleges hebben aangevraagd op grond van het zesde lid. Per extra aangevraagde woning ontvangt de gemeente het genoemde bedrag in de zesde kolom van bijlage IV. Het aantal woningen dat wordt herverdeeld wordt opgehoogd, met een aantal waardoor het bedrag dat op grond van deze ophoging wordt uitgekeerd ten hoogste € 13.401.807 is.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt aan het slot van onderdeel a ‘en’ en wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door ‘; en’ een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. 1 april 2025 vanaf 9:00 uur tot en met 30 juni 2025 tot 17:00 uur.

2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘artikel 2, tweede en derde lid‘ vervangen door ‘artikel 2, tweede lid’.

D

In artikel 5, eerste lid, wordt ‘tweede en derde lid,’ vervangen door ‘tweede, derde en vijfde tot en met zevende lid,’.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. In onderdeel b, sub 2, wordt ‘€ 429.300’ vervangen door ‘€ 477.000’.

  • 2. Onderdeel c komt te luiden:

    • c. met betrekking tot activiteiten waarvoor:

      op grond van artikel 3, eerste, tweede of derde lid of vijfde, zesde, zevende of achtste lid, een specifieke uitkering is aangevraagd en toegekend uiterlijk op 31 december 2028 af te ronden en de specifieke uitkering uiterlijk op 31 december 2028 volledig te besteden aan de activiteiten waarvoor deze is verstrekt; en

  • 3. In onderdeel d wordt ‘artikel 2, derde lid’ vervangen door ‘artikel 2, tweede lid’.

2. In het tweede lid, onderdelen a en b, wordt ‘onderdeel d’ telkens vervangen door ‘onderdeel c’.

F

In artikel 8 wordt ‘15 maart en 15 september’ vervangen door ‘1 maart’.

G

De laatste kolom in bijlage I wordt vervangen door de tweede kolom zoals opgenomen in bijlage A bij deze regeling.

H

Er wordt een bijlage toegevoegd, zoals opgenomen in bijlage B bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2025.

Lasten en bevelen dat deze regeling met de daarbij behorende toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer

BIJLAGE A. BEHOREND BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL E, VAN DEZE REGELING

Gemiddelde WOZ-waarde koopwoningen 2024 (x € 1.000)

Naam gemeente

Gemiddelde WOZ-waarde koopwoningen 2024 (x € 1.000)

Aa en Hunze

396

Aalsmeer

573

Aalten

366

Achtkarspelen

323

Alblasserdam

408

Albrandswaard

512

Alkmaar

427

Almelo

353

Almere

424

Alphen aan den Rijn

438

Alphen-Chaam

506

Altena

449

Ameland

400

Amersfoort

504

Amstelveen

684

Amsterdam

666

Apeldoorn

461

Arnhem

435

Assen

340

Asten

470

Baarle-Nassau

460

Baarn

603

Barendrecht

486

Barneveld

527

Beek

340

Beekdaelen

344

Beesel

341

Berg en Dal

435

Bergeijk

520

Bergen (L.)

372

Bergen (NH.)

677

Bergen op Zoom

370

Berkelland

425

Bernheze

523

Best

484

Beuningen

445

Beverwijk

406

Bladel

484

Blaricum

1012

Bloemendaal

1082

Bodegraven-Reeuwijk

505

Boekel

467

Borger-Odoorn

342

Borne

443

Borsele

350

Boxtel

458

Breda

493

Bronckhorst

498

Brummen

458

Brunssum

259

Bunnik

576

Bunschoten

482

Buren

492

Capelle aan den IJssel

422

Castricum

543

Coevorden

346

Cranendonck

422

Culemborg

451

Dalfsen

477

Dantumadiel

373

De Bilt

720

De Fryske Marren

390

De Ronde Venen

593

De Wolden

452

Delft

469

Den Helder

290

Deurne

458

Deventer

423

Diemen

540

Dijk en Waard

443

Dinkelland

458

Doesburg

371

Doetinchem

385

Dongen

397

Dordrecht

380

Drechterland

468

Drimmelen

462

Dronten

404

Druten

420

Duiven

404

Echt-Susteren

339

Edam-Volendam

443

Ede

488

Eemnes

590

Eemsdelta

272

Eersel

547

Eijsden-Margraten

423

Eindhoven

457

Elburg

420

Emmen

301

Enkhuizen

378

Enschede

381

Epe

542

Ermelo

525

Etten-Leur

408

Geertruidenberg

398

Geldrop-Mierlo

457

Gemert-Bakel

469

Gennep

402

Gilze en Rijen

422

Goeree-Overflakkee

424

Goes

387

Goirle

487

Gooise Meren

727

Gorinchem

444

Gouda

399

Groningen

405

Gulpen-Wittem

385

Haaksbergen

424

Haarlem

596

Haarlemmermeer

532

Halderberge

418

Hardenberg

373

Harderwijk

467

Hardinxveld-Giessendam

417

Harlingen

308

Hattem

492

Heemskerk

480

Heemstede

813

Heerde

493

Heerenveen

395

Heerlen

260

Heeze-Leende

528

Heiloo

586

Hellendoorn

443

Helmond

405

Hendrik-Ido-Ambacht

463

Hengelo

377

Het Hogeland

304

Heumen

470

Heusden

477

Hillegom

472

Hilvarenbeek

525

Hilversum

597

Hoeksche Waard

429

Hof van Twente

412

Hollands Kroon

401

Hoogeveen

328

Hoorn

412

Horst aan de Maas

375

Houten

570

Huizen

567

Hulst

331

IJsselstein

496

Kaag en Braassem

530

Kampen

398

Kapelle

388

Katwijk

507

Kerkrade

247

Koggenland

437

Krimpen aan den IJssel

437

Krimpenerwaard

467

Laarbeek

474

Land van Cuijk

426

Landgraaf

289

Landsmeer

666

Lansingerland

550

Laren

1054

Leeuwarden

324

Leiden

522

Leiderdorp

489

Leidschendam-Voorburg

478

Lelystad

398

Leudal

370

Leusden

513

Lingewaard

445

Lisse

474

Lochem

539

Loon op Zand

441

Lopik

500

Losser

416

Maasdriel

468

Maasgouw

351

Maashorst

476

Maassluis

393

Maastricht

411

Medemblik

438

Meerssen

391

Meierijstad

481

Meppel

368

Middelburg

353

Midden-Delfland

538

Midden-Drenthe

378

Midden-Groningen

326

Moerdijk

401

Molenlanden

477

Montferland

345

Montfoort

501

Mook en Middelaar

480

Neder-Betuwe

422

Nederweert

427

Nieuwegein

410

Nieuwkoop

531

Nijkerk

527

Nijmegen

475

Nissewaard

336

Noardeast-Fryslân

326

Noord-Beveland

326

Noordenveld

415

Noordoostpolder

381

Noordwijk

579

Nuenen, Gerwen en Nederwetten

556

Nunspeet

496

Oegstgeest

649

Oirschot

551

Oisterwijk

571

Oldambt

307

Oldebroek

424

Oldenzaal

420

Olst-Wijhe

451

Ommen

464

Oost Gelre

340

Oosterhout

430

Ooststellingwerf

361

Oostzaan

568

Opmeer

424

Opsterland

381

Oss

434

Oude IJsselstreek

378

Ouder-Amstel

682

Oudewater

476

Overbetuwe

465

Papendrecht

399

Peel en Maas

398

Pekela

235

Pijnacker-Nootdorp

559

Purmerend

458

Putten

568

Raalte

444

Reimerswaal

334

Renkum

496

Renswoude

574

Reusel-De Mierden

486

Rheden

440

Rhenen

517

Ridderkerk

395

Rijssen-Holten

434

Rijswijk

458

Roerdalen

334

Roermond

358

Roosendaal

359

Rotterdam

441

Rozendaal

806

Rucphen

426

Schagen

402

Scherpenzeel

461

Schiedam

370

Schiermonnikoog

474

Schouwen-Duiveland

442

's-Gravenhage

491

's-Hertogenbosch

498

Simpelveld

304

Sint-Michielsgestel

520

Sittard-Geleen

307

Sliedrecht

377

Sluis

356

Smallingerland

350

Soest

552

Someren

465

Son en Breugel

544

Stadskanaal

313

Staphorst

392

Stede Broec

404

Steenbergen

390

Steenwijkerland

381

Stein

325

Stichtse Vecht

534

Súdwest-Fryslân

353

Terneuzen

283

Terschelling

491

Texel

451

Teylingen

535

Tholen

322

Tiel

416

Tilburg

412

Tubbergen

476

Twenterand

392

Tynaarlo

459

Tytsjerksteradiel

335

Uitgeest

496

Uithoorn

497

Urk

370

Utrecht

563

Utrechtse Heuvelrug

602

Vaals

321

Valkenburg aan de Geul

387

Valkenswaard

456

Veendam

268

Veenendaal

468

Veere

465

Veldhoven

531

Velsen

492

Venlo

348

Venray

380

Vijfheerenlanden

458

Vlaardingen

367

Vlieland

505

Vlissingen

305

Voerendaal

370

Voorne aan Zee

447

Voorschoten

596

Voorst

527

Vught

636

Waadhoeke

296

Waalre

583

Waalwijk

414

Waddinxveen

452

Wageningen

519

Wassenaar

916

Waterland

530

Weert

387

West Betuwe

487

West Maas en Waal

452

Westerkwartier

345

Westerveld

437

Westervoort

373

Westerwolde

333

Westland

506

Weststellingwerf

367

Wierden

466

Wijchen

425

Wijdemeren

641

Wijk bij Duurstede

489

Winterswijk

342

Woensdrecht

381

Woerden

486

Wormerland

496

Woudenberg

546

Zaanstad

459

Zaltbommel

435

Zandvoort

579

Zeewolde

468

Zeist

700

Zevenaar

376

Zoetermeer

429

Zoeterwoude

524

Zuidplas

502

Zundert

472

Zutphen

396

Zwartewaterland

357

Zwijndrecht

385

Zwolle

443

BIJLAGE B BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL E, VAN DEZE REGELING

Bijlage IV.

1.Naam gemeente

2.Totaal aantal woningen dat aangevraagd kan worden

3.Bedrag dat uitgekeerd wordt naar rato van het aantal aangevraagde woningen

4.Middelen die worden uitgekeerd in aanvulling op middelen uit 2022

5.Middelen specifiek bedoeld voor DHZ

6.Bedrag per extra aangevraagde woning

Aa en Hunze

644

€ 1.391.040

€ 30.852

€ 76.937

€ 2.160

Aalsmeer

262

€ 468.980

€ 5.919

€ 31.308

€ 1.790

Aalten

678

€ 1.464.480

€ 32.455

€ 80.933

€ 2.160

Achtkarspelen

789

€ 1.704.240

€ 37.797

€ 94.256

€ 2.160

Alblasserdam

268

€ 479.720

€ 6.044

€ 31.974

€ 1.790

Albrandswaard

142

€ 254.180

€ 3.211

€ 16.986

€ 1.790

Alkmaar

1.430

€ 2.559.700

€ 32.300

€ 170.859

€ 1.790

Almelo

1.299

€ 2.805.840

€ 62.238

€ 155.206

€ 2.160

Almere

889

€ 1.591.310

€ 20.085

€ 106.246

€ 1.790

Alphen aan den Rijn

1048

€ 1.875.920

€ 23.674

€ 125.230

€ 1.790

Alphen-Chaam

164

€ 293.560

€ 3.715

€ 19.650

€ 1.790

Altena

795

€ 1.423.050

€ 17.945

€ 94.922

€ 1.790

Ameland

109

€ 235.440

€ 5.209

€ 12.989

€ 2.160

Amersfoort

942

€ 1.686.180

€ 21.282

€ 112.574

€ 1.790

Amstelveen

396

€ 708.840

€ 8.941

€ 47.294

€ 1.790

Amsterdam

2.465

€ 5.019.332

€ 91.365

€ 294.424

€ 2.036

Apeldoorn

2.186

€ 3.912.940

€ 49.363

€ 261.118

€ 1.790

Arnhem

1.196

€ 2.344.925

€ 40.979

€ 142.882

€ 1.961

Assen

862

€ 1.542.980

€ 19.456

€ 102.915

€ 1.790

Asten

251

€ 449.290

€ 5.667

€ 29.975

€ 1.790

Baarle-Nassau

117

€ 252.720

€ 5.609

€ 13.988

€ 2.160

Baarn

323

€ 578.170

€ 7.304

€ 38.635

€ 1.790

Barendrecht

248

€ 443.920

€ 5.604

€ 29.642

€ 1.790

Barneveld

549

€ 982.710

€ 12.404

€ 65.613

€ 1.790

Beek

332

€ 717.120

€ 15.894

€ 39.634

€ 2.160

Beekdaelen

875

€ 1.890.000

€ 41.937

€ 104.581

€ 2.160

Beesel

279

€ 602.640

€ 13.356

€ 33.306

€ 2.160

Berg en Dal

558

€ 1.205.280

€ 26.712

€ 66.612

€ 2.160

Bergeijk

360

€ 777.600

€ 17.229

€ 42.965

€ 2.160

Bergen (L.)

321

€ 693.360

€ 15.359

€ 38.302

€ 2.160

Bergen (NH.)

521

€ 932.590

€ 11.774

€ 62.282

€ 1.790

Bergen op Zoom

903

€ 1.616.370

€ 20.400

€ 107.911

€ 1.790

Berkelland

923

€ 1.993.680

€ 44.208

€ 110.243

€ 2.160

Bernheze

441

€ 789.390

€ 9.948

€ 52.623

€ 1.790

Best

368

€ 658.720

€ 8.311

€ 43.964

€ 1.790

Beuningen

354

€ 633.660

€ 7.996

€ 42.298

€ 1.790

Beverwijk

466

€ 834.140

€ 10.515

€ 55.621

€ 1.790

Bladel

362

€ 647.980

€ 8.185

€ 43.298

€ 1.790

Blaricum

95

€ 170.050

€ 2.141

€ 11.324

€ 1.790

Bloemendaal

167

€ 298.930

€ 3.778

€ 19.984

€ 1.790

Bodegraven-Reeuwijk

421

€ 753.590

€ 9.507

€ 50.292

€ 1.790

Boekel

190

€ 410.400

€ 9.082

€ 22.648

€ 2.160

Borger-Odoorn

789

€ 1.704.240

€ 37.797

€ 94.256

€ 2.160

Borne

346

€ 747.360

€ 16.561

€ 41.299

€ 2.160

Borsele

482

€ 1.041.120

€ 23.106

€ 57.619

€ 2.160

Boxtel

407

€ 728.530

€ 9.193

€ 48.627

€ 1.790

Breda

1.787

€ 3.502.377

€ 61.141

€ 213.491

€ 1.960

Bronckhorst

730

€ 1.576.800

€ 34.992

€ 87.261

€ 2.160

Brummen

357

€ 771.120

€ 17.096

€ 42.632

€ 2.160

Brunssum

744

€ 1.607.040

€ 35.660

€ 88.927

€ 2.160

Bunnik

159

€ 284.610

€ 3.589

€ 18.984

€ 1.790

Bunschoten

301

€ 538.790

€ 6.800

€ 35.970

€ 1.790

Buren

435

€ 778.650

€ 9.822

€ 51.957

€ 1.790

Capelle aan den IJssel

368

€ 658.720

€ 8.311

€ 43.964

€ 1.790

Castricum

555

€ 993.450

€ 12.530

€ 66.279

€ 1.790

Coevorden

914

€ 1.974.240

€ 43.807

€ 109.243

€ 2.160

Cranendonck

429

€ 926.640

€ 20.568

€ 51.291

€ 2.160

Culemborg

279

€ 499.410

€ 6.296

€ 33.306

€ 1.790

Dalfsen

480

€ 859.200

€ 10.830

€ 57.286

€ 1.790

Dantumadiel

544

€ 1.175.040

€ 26.044

€ 64.947

€ 2.160

De Bilt

399

€ 714.210

€ 9.004

€ 47.627

€ 1.790

De Fryske Marren

1.213

€ 2.620.080

€ 58.098

€ 144.881

€ 2.160

De Ronde Venen

374

€ 669.460

€ 8.437

€ 44.630

€ 1.790

De Wolden

507

€ 1.095.120

€ 24.308

€ 60.617

€ 2.160

Delft

493

€ 1.021.969

€ 20.700

€ 58.951

€ 2.073

Den Helder

940

€ 2.030.400

€ 45.009

€ 112.241

€ 2.160

Deurne

485

€ 868.150

€ 10.956

€ 57.952

€ 1.790

Deventer

1.255

€ 2.246.450

€ 28.334

€ 149.877

€ 1.790

Diemen

139

€ 248.810

€ 3.148

€ 16.653

€ 1.790

Dijk en Waard

1059

€ 1.895.610

€ 23.926

€ 126.562

€ 1.790

Dinkelland

569

€ 1.229.040

€ 27.246

€ 67.944

€ 2.160

Doesburg

151

€ 270.290

€ 3.400

€ 17.985

€ 1.790

Doetinchem

822

€ 1.775.520

€ 39.400

€ 98.252

€ 2.160

Dongen

410

€ 733.900

€ 9.256

€ 48.960

€ 1.790

Dordrecht

1.545

€ 3.059.224

€ 54.974

€ 184.515

€ 1.980

Drechterland

357

€ 771.120

€ 17.096

€ 42.632

€ 2.160

Drimmelen

507

€ 1.095.120

€ 24.308

€ 60.617

€ 2.160

Dronten

401

€ 717.790

€ 9.067

€ 47.961

€ 1.790

Druten

237

€ 424.230

€ 5.352

€ 28.310

€ 1.790

Duiven

276

€ 494.040

€ 6.233

€ 32.973

€ 1.790

Echt-Susteren

772

€ 1.667.520

€ 36.996

€ 92.257

€ 2.160

Edam-Volendam

572

€ 1.023.880

€ 12.908

€ 68.277

€ 1.790

Ede

1.285

€ 2.300.150

€ 29.026

€ 153.540

€ 1.790

Eemnes

98

€ 175.420

€ 2.204

€ 11.657

€ 1.790

Eemsdelta

1.255

€ 2.710.800

€ 60.102

€ 149.877

€ 2.160

Eersel

279

€ 499.410

€ 6.296

€ 33.306

€ 1.790

Eijsden-Margraten

471

€ 1.017.360

€ 22.571

€ 56.287

€ 2.160

Eindhoven

1.656

€ 3.168.127

€ 51.354

€ 197.837

€ 1.913

Elburg

351

€ 758.160

€ 16.828

€ 41.965

€ 2.160

Emmen

2.716

€ 5.866.560

€ 130.086

€ 324.400

€ 2.160

Enkhuizen

298

€ 643.680

€ 14.291

€ 35.637

€ 2.160

Enschede

2.518

€ 5.438.880

€ 120.604

€ 300.752

€ 2.160

Epe

546

€ 1.179.360

€ 26.178

€ 65.280

€ 2.160

Ermelo

360

€ 644.400

€ 8.122

€ 42.965

€ 1.790

Etten-Leur

502

€ 898.580

€ 11.333

€ 59.951

€ 1.790

Geertruidenberg

301

€ 538.790

€ 6.800

€ 35.970

€ 1.790

Geldrop-Mierlo

535

€ 957.650

€ 12.089

€ 63.947

€ 1.790

Gemert-Bakel

493

€ 1.064.880

€ 23.640

€ 58.951

€ 2.160

Gennep

296

€ 639.360

€ 14.157

€ 35.304

€ 2.160

Gilze en Rijen

360

€ 644.400

€ 8.122

€ 42.965

€ 1.790

Goeree-Overflakkee

711

€ 1.272.690

€ 16.056

€ 84.930

€ 1.790

Goes

585

€ 1.047.150

€ 13.222

€ 69.942

€ 1.790

Goirle

318

€ 569.220

€ 7.178

€ 37.969

€ 1.790

Gooise Meren

625

€ 1.118.750

€ 14.104

€ 74.605

€ 1.790

Gorinchem

262

€ 468.980

€ 5.919

€ 31.308

€ 1.790

Gouda

767

€ 1.372.930

€ 17.315

€ 91.591

€ 1.790

Groningen

1.796

€ 3.408.808

€ 53.819

€ 214.490

€ 1.898

Gulpen-Wittem

298

€ 643.680

€ 14.291

€ 35.637

€ 2.160

Haaksbergen

454

€ 980.640

€ 21.770

€ 54.289

€ 2.160

Haarlem

1.648

€ 2.949.920

€ 37.211

€ 196.838

€ 1.790

Haarlemmermeer

1.227

€ 2.196.330

€ 27.704

€ 146.546

€ 1.790

Halderberge

502

€ 1.084.320

€ 24.041

€ 59.951

€ 2.160

Hardenberg

1.224

€ 2.643.840

€ 58.632

€ 146.213

€ 2.160

Harderwijk

432

€ 773.280

€ 9.759

€ 51.624

€ 1.790

Hardinxveld-Giessendam

248

€ 443.920

€ 5.604

€ 29.642

€ 1.790

Harlingen

304

€ 656.640

€ 14.558

€ 36.303

€ 2.160

Hattem

212

€ 457.920

€ 10.150

€ 25.312

€ 2.160

Heemskerk

410

€ 733.900

€ 9.256

€ 48.960

€ 1.790

Heemstede

212

€ 379.480

€ 4.785

€ 25.312

€ 1.790

Heerde

337

€ 727.920

€ 16.161

€ 40.300

€ 2.160

Heerenveen

1.023

€ 2.209.680

€ 49.016

€ 122.233

€ 2.160

Heerlen

1.467

€ 3.554.321

€ 96.632

€ 175.189

€ 2.423

Heeze-Leende

217

€ 388.430

€ 4.911

€ 25.979

€ 1.790

Heiloo

335

€ 599.650

€ 7.556

€ 39.967

€ 1.790

Hellendoorn

758

€ 1.637.280

€ 36.328

€ 90.592

€ 2.160

Helmond

931

€ 1.666.490

€ 21.030

€ 111.242

€ 1.790

Hendrik-Ido-Ambacht

301

€ 538.790

€ 6.800

€ 35.970

€ 1.790

Hengelo

1.294

€ 2.795.040

€ 61.971

€ 154.539

€ 2.160

Het Hogeland

1.450

€ 3.132.000

€ 69.451

€ 173.191

€ 2.160

Heumen

217

€ 388.430

€ 4.911

€ 25.979

€ 1.790

Heusden

588

€ 1.052.520

€ 13.285

€ 70.275

€ 1.790

Hillegom

293

€ 524.470

€ 6.611

€ 34.971

€ 1.790

Hilvarenbeek

226

€ 404.540

€ 5.100

€ 26.978

€ 1.790

Hilversum

1.009

€ 1.806.110

€ 22.793

€ 120.567

€ 1.790

Hoeksche Waard

1.266

€ 2.266.140

€ 28.585

€ 151.209

€ 1.790

Hof van Twente

638

€ 1.378.080

€ 30.585

€ 76.271

€ 2.160

Hollands Kroon

948

€ 2.047.680

€ 45.410

€ 113.240

€ 2.160

Hoogeveen

1.026

€ 2.216.160

€ 49.150

€ 122.566

€ 2.160

Hoorn

661

€ 1.183.190

€ 14.922

€ 78.935

€ 1.790

Horst aan de Maas

814

€ 1.758.240

€ 38.999

€ 97.253

€ 2.160

Houten

164

€ 293.560

€ 3.715

€ 19.650

€ 1.790

Huizen

343

€ 613.970

€ 7.745

€ 40.966

€ 1.790

Hulst

680

€ 1.468.800

€ 32.588

€ 81.266

€ 2.160

IJsselstein

234

€ 418.860

€ 5.289

€ 27.977

€ 1.790

Kaag en Braassem

268

€ 479.720

€ 6.044

€ 31.974

€ 1.790

Kampen

806

€ 1.740.960

€ 38.599

€ 96.254

€ 2.160

Kapelle

237

€ 511.920

€ 11.353

€ 28.310

€ 2.160

Katwijk

533

€ 954.070

€ 12.026

€ 63.614

€ 1.790

Kerkrade

820

€ 1.771.200

€ 39.266

€ 97.919

€ 2.160

Koggenland

396

€ 708.840

€ 8.941

€ 47.294

€ 1.790

Krimpen aan den IJssel

293

€ 524.470

€ 6.611

€ 34.971

€ 1.790

Krimpenerwaard

736

€ 1.317.440

€ 16.622

€ 87.928

€ 1.790

Laarbeek

415

€ 896.400

€ 19.900

€ 49.626

€ 2.160

Land van Cuijk

1.520

€ 3.283.200

€ 72.790

€ 181.517

€ 2.160

Landgraaf

845

€ 1.825.200

€ 40.468

€ 100.917

€ 2.160

Landsmeer

123

€ 220.170

€ 2.770

€ 14.655

€ 1.790

Lansingerland

413

€ 739.270

€ 9.319

€ 49.293

€ 1.790

Laren

139

€ 248.810

€ 3.148

€ 16.653

€ 1.790

Leeuwarden

2.322

€ 5.221.946

€ 125.384

€ 277.438

€ 2.249

Leiden

803

€ 1.437.370

€ 18.133

€ 95.921

€ 1.790

Leiderdorp

209

€ 374.110

€ 4.722

€ 24.979

€ 1.790

Leidschendam-Voorburg

650

€ 1.163.500

€ 14.670

€ 77.603

€ 1.790

Lelystad

725

€ 1.563.970

€ 34.586

€ 86.595

€ 2.157

Leudal

906

€ 1.956.960

€ 43.407

€ 108.244

€ 2.160

Leusden

259

€ 463.610

€ 5.856

€ 30.974

€ 1.790

Lingewaard

700

€ 1.253.000

€ 15.804

€ 83.598

€ 1.790

Lisse

245

€ 438.550

€ 5.541

€ 29.309

€ 1.790

Lochem

594

€ 1.283.040

€ 28.448

€ 70.942

€ 2.160

Loon op Zand

296

€ 529.840

€ 6.674

€ 35.304

€ 1.790

Lopik

201

€ 359.790

€ 4.533

€ 23.980

€ 1.790

Losser

493

€ 1.064.880

€ 23.640

€ 58.951

€ 2.160

Maasdriel

399

€ 714.210

€ 9.004

€ 47.627

€ 1.790

Maasgouw

583

€ 1.259.280

€ 27.914

€ 69.609

€ 2.160

Maashorst

739

€ 1.322.810

€ 16.685

€ 88.261

€ 1.790

Maassluis

231

€ 413.490

€ 5.226

€ 27.644

€ 1.790

Maastricht

926

€ 2.000.160

€ 44.342

€ 110.576

€ 2.160

Medemblik

803

€ 1.734.480

€ 38.465

€ 95.921

€ 2.160

Meerssen

427

€ 922.320

€ 20.435

€ 50.958

€ 2.160

Meierijstad

1.076

€ 1.926.040

€ 24.304

€ 128.561

€ 1.790

Meppel

519

€ 1.121.040

€ 24.842

€ 61.949

€ 2.160

Middelburg

836

€ 1.805.760

€ 40.068

€ 99.918

€ 2.160

Midden-Delfland

139

€ 248.810

€ 3.148

€ 16.653

€ 1.790

Midden-Drenthe

733

€ 1.583.280

€ 35.126

€ 87.595

€ 2.160

Midden-Groningen

1.631

€ 3.522.960

€ 78.132

€ 194.840

€ 2.160

Moerdijk

591

€ 1.057.890

€ 13.348

€ 70.609

€ 1.790

Molenlanden

574

€ 1.027.460

€ 12.970

€ 68.610

€ 1.790

Montferland

714

€ 1.542.240

€ 34.191

€ 85.263

€ 2.160

Montfoort

187

€ 334.730

€ 4.219

€ 22.315

€ 1.790

Mook en Middelaar

109

€ 235.440

€ 5.209

€ 12.989

€ 2.160

Neder-Betuwe

315

€ 563.850

€ 7.115

€ 37.636

€ 1.790

Nederweert

270

€ 583.200

€ 12.955

€ 32.307

€ 2.160

Nieuwegein

446

€ 956.331

€ 20.888

€ 53.289

€ 2.144

Nieuwkoop

332

€ 594.280

€ 7.493

€ 39.634

€ 1.790

Nijkerk

471

€ 843.090

€ 10.641

€ 56.287

€ 1.790

Nijmegen

1.257

€ 2.250.030

€ 28.397

€ 150.210

€ 1.790

Nissewaard

836

€ 1.496.440

€ 18.889

€ 99.918

€ 1.790

Noardeast-Fryslân

1.422

€ 3.071.520

€ 68.115

€ 169.860

€ 2.160

Noord-Beveland

240

€ 518.400

€ 11.486

€ 28.643

€ 2.160

Noordenveld

711

€ 1.535.760

€ 34.058

€ 84.930

€ 2.160

Noordoostpolder

686

€ 1.227.940

€ 15.489

€ 81.933

€ 1.790

Noordwijk

463

€ 828.770

€ 10.452

€ 55.288

€ 1.790

Nuenen, Gerwen en Nederwetten

268

€ 479.720

€ 6.044

€ 31.974

€ 1.790

Nunspeet

396

€ 708.840

€ 8.941

€ 47.294

€ 1.790

Oegstgeest

162

€ 289.980

€ 3.652

€ 19.317

€ 1.790

Oirschot

329

€ 588.910

€ 7.430

€ 39.301

€ 1.790

Oisterwijk

424

€ 758.960

€ 9.570

€ 50.625

€ 1.790

Oldambt

1.266

€ 2.734.560

€ 60.636

€ 151.209

€ 2.160

Oldebroek

287

€ 513.730

€ 6.485

€ 34.305

€ 1.790

Oldenzaal

491

€ 1.060.560

€ 23.506

€ 58.618

€ 2.160

Olst-Wijhe

296

€ 529.840

€ 6.674

€ 35.304

€ 1.790

Ommen

323

€ 697.680

€ 15.493

€ 38.635

€ 2.160

Oost Gelre

633

€ 1.367.280

€ 30.318

€ 75.604

€ 2.160

Oosterhout

636

€ 1.138.440

€ 14.356

€ 75.937

€ 1.790

Ooststellingwerf

728

€ 1.572.480

€ 34.859

€ 86.928

€ 2.160

Oostzaan

117

€ 209.430

€ 2.644

€ 13.988

€ 1.790

Opmeer

209

€ 451.440

€ 10.017

€ 24.979

€ 2.160

Opsterland

728

€ 1.572.480

€ 34.859

€ 86.928

€ 2.160

Oss

1.182

€ 2.115.780

€ 26.697

€ 141.217

€ 1.790

Oude IJsselstreek

898

€ 1.939.680

€ 43.006

€ 107.245

€ 2.160

Ouder-Amstel

67

€ 119.930

€ 1.511

€ 7.993

€ 1.790

Oudewater

120

€ 214.800

€ 2.707

€ 14.322

€ 1.790

Overbetuwe

605

€ 1.082.950

€ 13.663

€ 72.274

€ 1.790

Papendrecht

365

€ 653.350

€ 8.248

€ 43.631

€ 1.790

Peel en Maas

758

€ 1.637.280

€ 36.328

€ 90.592

€ 2.160

Pekela

457

€ 987.120

€ 21.904

€ 54.622

€ 2.160

Pijnacker-Nootdorp

298

€ 533.420

€ 6.737

€ 35.637

€ 1.790

Purmerend

820

€ 1.467.800

€ 18.511

€ 97.919

€ 1.790

Putten

337

€ 603.230

€ 7.619

€ 40.300

€ 1.790

Raalte

569

€ 1.018.510

€ 12.845

€ 67.944

€ 1.790

Reimerswaal

488

€ 1.054.080

€ 23.373

€ 58.285

€ 2.160

Renkum

237

€ 424.230

€ 5.352

€ 28.310

€ 1.790

Renswoude

53

€ 94.870

€ 1.196

€ 6.328

€ 1.790

Reusel-De Mierden

237

€ 424.230

€ 5.352

€ 28.310

€ 1.790

Rheden

742

€ 1.602.720

€ 35.527

€ 88.594

€ 2.160

Rhenen

254

€ 454.660

€ 5.730

€ 30.308

€ 1.790

Ridderkerk

521

€ 932.590

€ 11.774

€ 62.282

€ 1.790

Rijssen-Holten

583

€ 1.259.280

€ 27.914

€ 69.609

€ 2.160

Rijswijk

326

€ 583.540

€ 7.367

€ 38.968

€ 1.790

Roerdalen

569

€ 1.229.040

€ 27.246

€ 67.944

€ 2.160

Roermond

822

€ 1.775.520

€ 39.400

€ 98.252

€ 2.160

Roosendaal

1.160

€ 2.484.813

€ 54.138

€ 138.553

€ 2.142

Rotterdam

3.636

€ 7.351.410

€ 139.786

€ 434.309

€ 2.022

Rozendaal

14

€ 25.060

€ 315

€ 1.665

€ 1.790

Rucphen

460

€ 993.600

€ 22.037

€ 54.955

€ 2.160

Schagen

800

€ 1.728.000

€ 38.331

€ 95.588

€ 2.160

Scherpenzeel

190

€ 410.400

€ 9.082

€ 22.648

€ 2.160

Schiedam

650

€ 1.295.476

€ 23.697

€ 77.603

€ 1.993

Schiermonnikoog

25

€ 54.000

€ 1.202

€ 2.998

€ 2.160

Schouwen-Duiveland

747

€ 1.613.520

€ 35.794

€ 89.260

€ 2.160

’s-Gravenhage

3.728

€ 6.874.432

€ 97.957

€ 445.300

€ 1.844

’s-Hertogenbosch

1.204

€ 2.155.160

€ 27.200

€ 143.882

€ 1.790

Simpelveld

231

€ 498.960

€ 11.085

€ 27.644

€ 2.160

Sint-Michielsgestel

477

€ 853.830

€ 10.767

€ 56.953

€ 1.790

Sittard-Geleen

1.860

€ 4.017.600

€ 89.084

€ 222.150

€ 2.160

Sliedrecht

304

€ 544.160

€ 6.863

€ 36.303

€ 1.790

Sluis

597

€ 1.289.520

€ 28.582

€ 71.275

€ 2.160

Smallingerland

993

€ 2.144.880

€ 47.547

€ 118.569

€ 2.160

Soest

466

€ 834.140

€ 10.515

€ 55.621

€ 1.790

Someren

287

€ 513.730

€ 6.485

€ 34.305

€ 1.790

Son en Breugel

181

€ 323.990

€ 4.093

€ 21.649

€ 1.790

Stadskanaal

954

€ 2.060.640

€ 45.677

€ 113.906

€ 2.160

Staphorst

220

€ 393.800

€ 4.974

€ 26.312

€ 1.790

Stede Broec

388

€ 838.080

€ 18.565

€ 46.295

€ 2.160

Steenbergen

435

€ 939.600

€ 20.835

€ 51.957

€ 2.160

Steenwijkerland

945

€ 2.041.200

€ 45.276

€ 112.907

€ 2.160

Stein

680

€ 1.468.800

€ 32.588

€ 81.266

€ 2.160

Stichtse Vecht

605

€ 1.082.950

€ 13.663

€ 72.274

€ 1.790

Súdwest-Fryslân

2.058

€ 4.445.280

€ 98.566

€ 245.798

€ 2.160

Terneuzen

1.283

€ 2.771.280

€ 61.437

€ 153.207

€ 2.160

Terschelling

98

€ 211.680

€ 4.675

€ 11.657

€ 2.160

Texel

335

€ 723.600

€ 16.027

€ 39.967

€ 2.160

Teylingen

340

€ 608.600

€ 7.682

€ 40.633

€ 1.790

Tholen

555

€ 1.198.800

€ 26.578

€ 66.279

€ 2.160

Tiel

471

€ 843.090

€ 10.641

€ 56.287

€ 1.790

Tilburg

2.211

€ 4.261.747

€ 70.737

€ 264.116

€ 1.928

Tubbergen

343

€ 740.880

€ 16.428

€ 40.966

€ 2.160

Twenterand

666

€ 1.438.560

€ 31.921

€ 79.601

€ 2.160

Tynaarlo

691

€ 1.492.560

€ 33.123

€ 82.599

€ 2.160

Tytsjerksteradiel

940

€ 2.030.400

€ 45.009

€ 112.241

€ 2.160

Uitgeest

159

€ 284.610

€ 3.589

€ 18.984

€ 1.790

Uithoorn

215

€ 384.850

€ 4.848

€ 25.646

€ 1.790

Urk

254

€ 454.660

€ 5.730

€ 30.308

€ 1.790

Utrecht

1.631

€ 3.004.041

€ 42.620

€ 194.840

€ 1.842

Utrechtse Heuvelrug

544

€ 973.760

€ 12.278

€ 64.947

€ 1.790

Vaals

162

€ 349.920

€ 7.746

€ 19.317

€ 2.160

Valkenburg aan de Geul

301

€ 650.160

€ 14.424

€ 35.970

€ 2.160

Valkenswaard

413

€ 739.270

€ 9.319

€ 49.293

€ 1.790

Veendam

822

€ 1.775.520

€ 39.400

€ 98.252

€ 2.160

Veenendaal

524

€ 937.960

€ 11.837

€ 62.615

€ 1.790

Veere

538

€ 1.162.080

€ 25.777

€ 64.280

€ 2.160

Veldhoven

524

€ 937.960

€ 11.837

€ 62.615

€ 1.790

Velsen

728

€ 1.303.120

€ 16.433

€ 86.928

€ 1.790

Venlo

1.664

€ 3.594.240

€ 79.735

€ 198.836

€ 2.160

Venray

627

€ 1.354.320

€ 30.051

€ 74.938

€ 2.160

Vijfheerenlanden

647

€ 1.158.130

€ 14.608

€ 77.270

€ 1.790

Vlaardingen

678

€ 1.284.403

€ 20.141

€ 80.933

€ 1.894

Vlieland

11

€ 19.690

€ 252

€ 1.332

€ 1.790

Vlissingen

775

€ 1.674.000

€ 37.129

€ 92.590

€ 2.160

Voerendaal

257

€ 555.120

€ 12.287

€ 30.641

€ 2.160

Voorne aan Zee

786

€ 1.406.940

€ 17.756

€ 93.923

€ 1.790

Voorschoten

201

€ 359.790

€ 4.533

€ 23.980

€ 1.790

Voorst

404

€ 872.640

€ 19.366

€ 48.294

€ 2.160

Vught

298

€ 533.420

€ 6.737

€ 35.637

€ 1.790

Waadhoeke

1338

€ 2.890.080

€ 64.108

€ 159.868

€ 2.160

Waalre

237

€ 424.230

€ 5.352

€ 28.310

€ 1.790

Waalwijk

756

€ 1.632.960

€ 36.194

€ 90.259

€ 2.160

Waddinxveen

296

€ 529.840

€ 6.674

€ 35.304

€ 1.790

Wageningen

201

€ 359.790

€ 4.533

€ 23.980

€ 1.790

Wassenaar

167

€ 298.930

€ 3.778

€ 19.984

€ 1.790

Waterland

245

€ 438.550

€ 5.541

€ 29.309

€ 1.790

Weert

926

€ 2.000.160

€ 44.342

€ 110.576

€ 2.160

West Betuwe

744

€ 1.331.760

€ 16.811

€ 88.927

€ 1.790

West Maas en Waal

346

€ 747.360

€ 16.561

€ 41.299

€ 2.160

Westerkwartier

1.511

€ 3.263.760

€ 72.389

€ 180.518

€ 2.160

Westerveld

463

€ 1.000.080

€ 22.171

€ 55.288

€ 2.160

Westervoort

156

€ 279.240

€ 3.526

€ 18.651

€ 1.790

Westerwolde

945

€ 2.041.200

€ 45.276

€ 112.907

€ 2.160

Westland

1.068

€ 1.911.720

€ 24.115

€ 127.562

€ 1.790

Weststellingwerf

666

€ 1.438.560

€ 31.921

€ 79.601

€ 2.160

Wierden

443

€ 956.880

€ 21.236

€ 52.956

€ 2.160

Wijchen

544

€ 973.760

€ 12.278

€ 64.947

€ 1.790

Wijdemeren

332

€ 594.280

€ 7.493

€ 39.634

€ 1.790

Wijk bij Duurstede

206

€ 368.740

€ 4.659

€ 24.646

€ 1.790

Winterswijk

678

€ 1.464.480

€ 32.455

€ 80.933

€ 2.160

Woensdrecht

468

€ 1.010.880

€ 22.438

€ 55.954

€ 2.160

Woerden

480

€ 859.200

€ 10.830

€ 57.286

€ 1.790

Wormerland

223

€ 399.170

€ 5.037

€ 26.645

€ 1.790

Woudenberg

159

€ 284.610

€ 3.589

€ 18.984

€ 1.790

Zaanstad

1.798

€ 3.608.083

€ 67.282

€ 214.823

€ 2.007

Zaltbommel

374

€ 669.460

€ 8.437

€ 44.630

€ 1.790

Zandvoort

201

€ 359.790

€ 4.533

€ 23.980

€ 1.790

Zeewolde

92

€ 164.680

€ 2.078

€ 10.991

€ 1.790

Zeist

449

€ 803.710

€ 10.137

€ 53.623

€ 1.790

Zevenaar

901

€ 1.946.160

€ 43.140

€ 107.578

€ 2.160

Zoetermeer

638

€ 1.142.020

€ 14.419

€ 76.271

€ 1.790

Zoeterwoude

103

€ 184.370

€ 2.330

€ 12.323

€ 1.790

Zuidplas

376

€ 673.040

€ 8.500

€ 44.963

€ 1.790

Zundert

410

€ 885.600

€ 19.633

€ 48.960

€ 2.160

Zutphen

652

€ 1.167.080

€ 14.733

€ 77.936

€ 1.790

Zwartewaterland

346

€ 619.340

€ 7.807

€ 41.299

€ 1.790

Zwijndrecht

541

€ 968.390

€ 12.215

€ 64.613

€ 1.790

Zwolle

1.034

€ 1.850.860

€ 23.359

€ 123.565

€ 1.790

TOELICHTING

Algemeen

Deze wijzigingsregeling heeft betrekking op het beschikbaar stellen van de middelen voor de derde tranche van de lokale aanpak isolatie als onderdeel van het Nationaal Isolatieprogramma. Daarnaast is in deze wijzigingsregeling ook mogelijk gemaakt dat gemeenten extra woningen kunnen aanvragen, in het kader van een zogenaamde ‘veegtranche’ waarmee niet-aangevraagde middelen worden herverdeeld. Met deze wijzigingsregeling kunnen colleges van gemeenten de derde tranche en de ‘veegtranche’ aanvragen vanaf 1 april 2025.

Middelen derde tranche

Voor de derde tranche komt er in totaal met deze regeling 458.166.193 euro beschikbaar, waaronder 25,5 miljoen euro specifiek voor doe-het-zelfmaatregelen. Dit bedrag bestaat uit 121 miljoen euro die beschikbaar is gekomen met de voorjaarsbesluitvorming Klimaat 2023 en bedoeld is voor de collectieve aanpak van kwetsbare dorpen en wijken. De middelen voor doe-het-zelf zijn voor het grootste deel ook vrijgekomen in de Voorjaarsbesluitvorming 2023 (25 miljoen euro). De overige middelen betreffen middelen uit het Klimaatfonds.

Colleges van gemeenten kunnen voor de derde tranche voor in totaal 213.470 woningen een aanvraag doen. Naar rato van het aantal aangevraagde woningen ten opzichte van het totaal aantal woningen dat het college kan aanvragen, ontvangt de gemeente middelen uit de tweede kolom van bijlage IV. Het bedrag dat ze hiermee per woning ontvangen komt overeen met het bedrag zoals opgenomen in de zesde kolom van bijlage IV.

Evenals bij de eerste en tweede tranche, is een deel van het nu totale beschikbare budget bedoeld voor woningen waarvoor al middelen in 2022 beschikbaar zijn gesteld1. Ook voor deze woningen kan dan extra ondersteuning worden geboden2, maar hier staat geen resultaatverplichting in het kader van deze derde tranche tegenover. In totaal betreft dit 7.744.426 euro (het totaalbedrag van de vierde kolom van bijlage IV). Het bedrag in deze vierde kolom van bijlage IV ontvangen gemeenten in zijn geheel indien de gemeente een aanvraag voor de derde tranche doet.

Bij de aanvraag voor de derde tranche geven colleges aan of ze hun deel van de 25,5 miljoen euro voor doe-het-zelf willen ontvangen die te vinden is in de vijfde kolom van bijlage IV. Hiervoor hoeven geen extra woningen verbeterd te worden. De voorwaarden voor het gebruik van deze middelen blijft gelijk aan de vorige tranche. De middelen dienen uitsluitend ingezet te worden voor doe-het-zelf. Verder gelden er voor de isolatiemaatregelen die vanuit deze middelen zijn gefinancierd geen eisen aan de minimaal toe te passen isolatiewaarden (Rd-waarde) of de minimale oppervlakte-eisen. Wil de gemeente echter woningen die met deze middelen zijn verbeterd mee laten tellen voor het te halen aantal woningen voor de verantwoording, dan gelden wel de minimale isolatiewaarden (Rd-waarde) én de minimale oppervlakte-eisen (m.u.v. van de 10% ruimte die er is om af te wijken van de oppervlakte-eisen). De doe-het-zelf middelen die niet door gemeenten worden aangevraagd zullen worden herverdeeld over de gemeenten die wel een aanvraag hebben gedaan voor deze middelen. De herverdeling vindt plaats naar rato van de hoogte van de bedragen die voor de gemeente gereserveerd waren voor doe-het-zelf.

‘Veegtranche’

In deze wijzigingsregeling is opgenomen dat er bovenop de 213.470 woningen die voor de derde tranche aan te vragen zijn, extra woningen aangevraagd kunnen worden door colleges van gemeenten voor het bedrag per woning zoals opgenomen in de zesde kolom van bijlage IV. Het aantal extra woningen dat per gemeente aangevraagd kan worden kan maximaal 30% zijn van het aantal woningen waarvoor ze een aanvraag kunnen doen in de derde tranche (zoals opgenomen in de tweede kolom van bijlage IV).

Het totaal aantal extra woningen dat toegekend zal worden aan gemeenten, zal afhankelijk zijn van het budget dat in de veegtranche nog beschikbaar komt. Dit zal in ieder geval betreffen het budget dat hoort bij eventueel niet-aangevraagde woningen uit de derde tranche. Dit bedrag is aangevuld met loon- en prijsontwikkelingmiddelen (LPO) uit 2025, namelijk 13,4 miljoen euro. Tot slot zal ook het budget van de woningen worden toegevoegd die in de tweede tranche niet aangevraagd zijn, mits de betreffende middelen in het kader van de eindejaarsmarge van het ministerie in 2025 weer beschikbaar komen. Voor het toevoegen van extra budget aan de veegtranche t.a.v. niet-aangevraagd budget uit de tweede tranche zal zonodig nog een wijzigingsregeling worden gepubliceerd.

Het totaal aantal extra woningen dat toegekend kan worden, zal worden verdeeld onder gemeenten die extra woningen hebben aangevraagd, naar rato van het aantal extra woningen dat iedere betreffende gemeente extra heeft aangevraagd. In de regeling is opgenomen dat iedere gemeente maximaal 30% van het aantal woningen dat ze in de derde tranche kunnen aanvragen extra kunnen aanvragen in de veegtranche. Zo wordt voorkomen dat onverhoopt onevenredig veel woningen bij één of een klein aantal gemeenten terecht komt.

Actualisatie WOZ-waarden

In artikel 6 is bepaald dat ten minste 80% van de geïsoleerde woningen, woningen moeten zijn onder een bepaalde WOZ-waarde, namelijk de grens voor de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) of de gemiddelde van de WOZ-waarden van koopwoningen in de gemeente. Om meer woningen in aanmerking te laten komen, in lijn met de gestegen waarden van woningen, wordt de waarde voor de NHG-grens en de gemiddelde WOZ-waarde waar 80% van de woningen die worden geïsoleerd onder moeten vallen geactualiseerd. Voor de geactualiseerde gemiddelde van de WOZ van koopwoningen wordt uitgegaan van de cijfers met die op 21 november 2024 zijn gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek3. In het belang van de kenbaarheid en rechtszekerheid worden de waardes waarvan wordt uitgegaan opgenomen in bijlage I.

Gemeenten zijn niet verplicht deze wijziging over te nemen in hun isolatieaanpak, aangezien voor alle gemeenten de gehanteerde WOZ-waarden hoger zijn geworden. Wanneer wordt vastgehouden aan de oude WOZ-waarden als grens, past dit dus altijd binnen de nieuwe WOZ-grenzen zoals opgenomen in de nieuwe zesde kolom van bijlage I.

Monitoringslasten

Om de monitoringslasten te beperken wordt het aantal keer dat de minister over de voortgang moet worden gerapporteerd, zoals bedoeld in artikel 8, teruggebracht van twee naar één keer per jaar. Om de monitoringsgegevens goed te kunnen benutten bij de verantwoording wordt het moment van informeren gesteld op 1 maart. Om de voortgang van de lokale aanpak tussentijds te monitoren, zal bezien worden op welke wijze dit eventueel laagdrempelig kan worden ingericht.

Consultatie

Deze regeling is voor openbare consultatie gepubliceerd op www.internetconsultatie.nl. De consultatietermijn liep van 10 januari 2025 tot en met 10 februari 2025. In totaal hebben 16 partijen bij de internetconsultatie gereageerd op het ontwerp van de regeling. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) heeft in het kader van de code interbestuurlijke verhoudingen ook gereageerd op het ontwerp.

Een aantal reacties geeft aan de regeling voor de derde tranche positief te waarderen. Dat de regeling de mogelijkheid biedt om meer woningen te isoleren wordt als positief benoemd. Ook de laagdrempeligheid van de indiening, de flexibiliteit die de regeling biedt voor de uitvoering, de toevoeging van de extra woningen die aangevraagd kunnen om het gehele budget van de regeling doelmatig te besteden en de aanpassingen in het aantal monitoringsmomenten worden als positief geduid.

Over verschillende onderdelen hebben partijen hun zorgen geuit, verhelderende vragen gesteld en suggesties voor aanpassingen gedaan. Veel reacties gingen over de aanpassingen rond de WOZ-waarden in deze regeling en de termijn voor het uitvoeren van de maatregelen (looptijd). Onderstaand wordt op de belangrijkste punten van partijen ingegaan.

WOZ-waarde

Verschillende anonieme reacties en reacties van de gemeenten Utrecht en Eersel, de RES-regio Zeeland en Verbouwstromen gingen in op de aanpassing rond de WOZ-waarden in de regeling.

NHG-grens inclusief energiebesparende maatregelen

Een anonieme reactie uit Rijswijk wijst erop dat de nieuwe NHG-waarde in de regeling niet was gebaseerd op waarde inclusief energiebesparende maatregelen. Dit was bij de oude waarde van € 429.300 wel het geval. Deze waarde is daarom aangepast naar de NGH-waarde inclusief energiebesparende maatregelen. Daarnaast zijn sinds het publiceren van de conceptregeling ter consultatie de NHG-waarden voor 2025 vastgesteld. Dit betreft dus inmiddels de meest recente waarde, waarop aangesloten wordt. De NHG-waarde in de regeling wordt daarmee vastgesteld op € 477.000 euro, dit betreft de NHG-waarde met peildatum 2025, inclusief energiebesparende maatregelen4.

WOZ-waarde verschilt per gemeente

Een anonieme reactie uit Bunnik vraagt om voor elke gemeente dezelfde WOZ-waarde te hanteren waar (80% van) de te isoleren woningen onder moeten liggen, om de regeling meer eerlijk te maken en zodat gemeenten met lagere woningprijzen meer subsidie kunnen uitgeven.

Vanaf de eerste tranche is ervoor gekozen om twee WOZ grenzen te stellen waaruit gemeenten mogen kiezen: de NHG grens uit 2023 en de gemiddelde WOZ-waarde in de betreffende gemeente op basis van de voorlopige cijfers van het CBS uit 2022. Deze waarden worden met de huidige wijziging geactualiseerd waarmee voor alle gemeenten meer woningen onder de voorwaarden zullen vallen.

Door ook de gemiddelde WOZ-waarde in een gemeente te actualiseren wordt rekening gehouden met het feit dat WOZ-waarden niet in alle gemeenten evenredig zijn gestegen. Huishoudens met een lager inkomen kunnen in sommige gemeenten door snel gestegen woningprijzen in een woning wonen met landelijk gezien een hoge WOZ-waarde. Ook deze huishoudens kunnen extra ondersteuning nodig hebben om tot verduurzamingsmaatregelen te komen. Bovendien zou nu één landelijk grens stellen als gevolg hebben dat huishoudens in sommige gemeenten niet meer geholpen kunnen worden die voorheen wel onder de voorwaarde vielen. Dit is niet wenselijk gezien de soms lange trajecten tussen contact leggen met een bewoner en het uitvoeren van een maatregel.

Belangrijk om hierbij ook te vermelden is dat de middelen die per gemeente zijn gereserveerd, en daarmee het aantal woningen die geholpen kunnen worden, is vastgesteld op basis van de verdeelsleutel van het CBS en niet op basis van de WOZ-waarden. Een aanpassing hiervan zal dus niet betekenen dat een gemeente meer of minder subsidie kan uitgeven, maar alleen welke huishoudens benaderd kunnen worden.

Geen aanscherping, juist versoepeling

Zorgen werden geuit over het onbedoelde effect dat de aanpassing een aanscherping van de voorwaarden zou betekenen. Ook de VNG verzocht in haar reactie om de aanpassingen rond de WOZ-waarden te verduidelijken.

Ter verduidelijking: de aanpassing van de WOZ-waarden heeft enkel betrekking op de waarde waar 80% van de woningen in de aanpak onder moet zitten. Omdat de nieuwe gehanteerde NHG-grens (uit 2024) hoger is dan de vorige (uit 2022) en omdat de gemiddelde WOZ-waarde van koopwoningen in elke gemeenten ook hoger is geworden met de nieuwe waarden in deze regeling vergeleken met de waarden zoals ze hiervoor golden, betekent dit voor elke gemeente dat er meer woningen kunnen voldoen aan de eisen en dus meegenomen kunnen worden in de aanpak. Belangrijk te vermelden is dat de regeling niet de peildatum van de WOZ-waarde regelt van de specifieke woningen die in de aanpak worden geïsoleerd. Dit kan bijvoorbeeld nog steeds de waarde uit 2022 zijn. De keuze daarbij is aan de gemeente.

Als voorbeeld, met de NHG-grens:

Een woning met een WOZ-waarde met peildatum 2022 van € 430.000 viel met de oude bepaling in de regeling boven de NHG-grens uit (met peildatum 2022), maar valt met de nieuwe bepaling in de regeling onder de gehanteerde NHG-grens (met peildatum 2025).

Een gemeente is dus vrij om de peildatum van de WOZ-waarde van de woning, die wordt getoetst aan de WOZ-waarden uit de regeling, zelf te bepalen. Dit kan peildatum 2022 zijn, maar mag ook 2025 zijn. Dit betekent ook dat 80% van de woningen bijvoorbeeld in 2022, 2023 óf 2024, onder de in de regeling genoemde WOZ-waarden moet vallen. Dat was ook al zo voor inwerkingtreding van deze regeling.

Wijziging gehanteerde WOZ-waarde in bestaande aanpak binnen gemeenten is niet nodig

Een gemeente is niet verplicht een wijziging door te voeren in haar isolatieaanpak. Juist omdat het een versoepeling is, zal met een ongewijzigde aanpak in een gemeente altijd voldaan worden aan de eis dat 80% van de woningen onder de gestelde WOZ-waarde moet zitten. De oude WOZ-waarde was namelijk strenger zoals bovenstaand uitgelegd.

Wijziging WOZ-waarden

Een anonieme reactie uit Enschede vroeg of de wijziging rond de WOZ-waarden met terugwerkende kracht gelden. Ook voor tranche 1 en 2 geldt dat van alle geïsoleerde woningen, 80% onder de nieuwe WOZ-waarde moet vallen. Uit Rijswijk kwam de suggestie om de WOZ-waarde waaraan getoetst wordt, gelijk te laten zijn aan het jaar waarin de maatregelen worden getroffen. Dat zal naar verwachting voor de controle een extra complexiteit opleveren, omdat dan per woning moet worden vastgesteld aan welke WOZ-waarde moet worden getoetst. Om die reden wordt daar niet voor gekozen. Wel kan bij sterk stijgende WOZ-waarden en een stijgende NHG-grens worden overwogen in de toekomst de grens bij te stellen.

Landelijke voorziening WOZ

Hierbij wordt verder van de gelegenheid gebruik gemaakt om te wijzen op de wijziging van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken, die in voorbereiding is. Naar verwachting treedt deze wijziging in maart 2025 in werking. Hiermee wordt een grondslag gecreëerd voor gemeenten om het WOZ-gegeven uit de landelijke voorziening WOZ voor uitvoering van de lokale aanpak isolatie te gebruiken.

Looptijd

De VNG en de gemeenten Leeuwarden, Drachten-Smallingerland, Amsterdam, Breda, Utrecht en Eersel vragen om verheldering en/of een langere looptijd voor het uitvoeren van de maatregelen bij woningen.

Ontbreken looptijd voor derde tranche

Abusievelijk stond er in de conceptregeling nog geen einddatum voor de uitvoeringstermijn. Logischerwijs zou dit 31 december 2028 moeten zijn, in lijn met de uitvoeringstermijnen zoals die eerder voor de eerste en tweede tranche waren vastgesteld. Dit is in de regeling opgenomen.

Gelijktrekken looptijd van alle drie de tranches

Verschillende gemeenten en de VNG vragen om een langere looptijd voor besteding van de middelen. Er wordt aangegeven dat het bereiken van de doelgroep en het proces dat bij veel doelgroepen nodig is om tot het uitvoeren van maatregelen te komen tijd nodig heeft. Dit geldt ook voor verenigingen van eigenaars. Daarbij zorgt met name het benodigde proces voor natuurvriendelijk isoleren voor langere trajecten en voorbereiding.

Om gemeenten extra uitvoeringstermijn te geven, wordt de einddatum van de uitvoeringstermijn (looptijd) voor alle drie de tranches gesteld op 31 december 2028, met tweemaal een mogelijkheid tot een jaar verlenging.

Met de einddatum van 31 december 2028 voor alle drie tranches, wordt voorkomen dat per 31 december 2026 de eerste verlengingen voor de eerste tranche en eind 31 december 2027 voor de eerste en tweede tranche geregeld moeten zijn. De verwachting is dat veel gemeenten in ieder geval van de eerste verlengingsmogelijkheid gebruik zouden willen maken, omdat verenigingen van eigenaars en natuurvriendelijk isoleren in veel gemeenten zorgen voor langere doorlooptijden. Zoals in de toelichting bij de regeling eerder is vermeld, zouden natuurvriendelijk isoleren en verenigingen van eigenaars goede redenen kunnen zijn voor het verlenen van verlenging. Het indienen en verwerken van een veelheid aan verlengingsverzoeken om deze redenen zou een onnodige administratieve last zijn voor gemeenten en voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Door de einddatum van uitvoeringstermijn voor de eerste en de tweede tranche te verschuiven, hoeven niet al deze gemeenten een verzoek tot verlenging in te dienen.

Er wordt dus niet gekozen voor een einddatum van 2030 zoals de VNG verzoekt. Met de einddatum van 31 december 2028 wordt meer tijd gegeven voor de processen en voorbereiding die met name in de opstartfase van een isolatieaanpak veel tijd kosten. De processen voor natuurvriendelijk isoleren, verenigingen van eigenaars en ook het opstarten van aanbestedingen kosten uiteraard tijd. Deze processen zijn in veel gemeenten echter al gestart met de eerste tranche, waardoor het niet nodig wordt geacht voor alle tranches de termijn te verlengen naar 2030. Bovendien is er dan nog de mogelijkheid om bij te sturen en eventueel niet besteed budget bij gemeenten, zonder concreet perspectief op het isoleren van woningen hiermee, te herverdelen onder gemeenten die meer woningen kunnen isoleren.

Versnellen uitvoering

Om processen te versnellen, roept Essent op snel de eDNA-opsporingsmethode op te nemen in de Omgevingswet. De wijziging van de Omgevingsregeling eDNA als erkende maatregel heeft tot 17 februari jongstleden ter consultatie voorgelegen5 en de reacties zijn verwerkt. Deze regeling is op 8 maart jl. in werking getreden. Met het opstellen van (pre-)SMP’s zijn veel gemeenten reeds bezig, onder andere met hulp van de twee tranches met middelen die hiervoor beschikbaar zijn gesteld6.

Aantal woningen

De VNG en een aantal andere reacties roepen op om het aantal woningen dat geïsoleerd moet worden voor het aangevraagd budget los te laten.

Budget natuurvriendelijk isoleren wordt niet teruggevorderd bij niet halen aantal woningen

De VNG en de gemeente Leeuwarden verzoeken het aantal woningen los te laten om zo extra budget in te kunnen zetten voor natuurinclusief isoleren, onder andere met soortenmanagementplannen (SMP’s) en het maken van alternatieve verblijfplaatsen voor de beschermde diersoorten.

Op verschillende manieren wordt reeds ondersteuning geboden voor natuurvriendelijk isoleren. Zo zijn er met de Regeling specifieke uitkering versnelling natuurinclusief isoleren middelen aan provincies en gemeenten beschikbaar gesteld, specifiek bedoeld voor het maken van bijvoorbeeld SMP’s7. Zoals wordt aangegeven in de reactie van de VNG, is in 2024 verduidelijkt dat de middelen uit de onderhavige regeling ook ten behoeve van natuurvriendelijk isoleren kunnen worden ingezet. Daarnaast is in de tweede tranche 34,6 miljoen euro extra beschikbaar gesteld, bedoeld voor natuurvriendelijk isoleren.

Om gemeenten meer ruimte te bieden om middelen uit de onderhavig regeling in te zetten voor natuurvriendelijk isoleren, wordt de 34,6 miljoen euro die in de tweede tranche extra beschikbaar is gesteld voor natuurvriendelijk isoleren vrijgesteld van terugvordering, mits het budget rechtmatig besteed is. Dus als het aantal te isoleren woningen niet wordt gehaald, zal dit bedrag niet teruggevorderd worden.

Ondersteunen van verschillende doelgroepen

Ook twee anonieme reacties roepen op om het aantal woningen los te laten. Er wordt aangegeven dat zo wordt voorkomen dat gemeenten ervoor kiezen om doelgroepen die extra tijd en geld kosten om te kunnen helpen, geen prioriteit geven omdat ze anders de benodigde aantallen niet halen. Zonder het minimumaantal kunnen gemeenten een evenwichtige balans vinden tussen het ondersteunen van huishoudens met hoge kosten per woning en andere doelgroepen, zo geeft een anonieme reactie uit Groesbeek weer.

Voor huishoudens die extra hulp het hardste nodig hebben, zijn er reeds extra middelen beschikbaar gesteld voor alle tranches met het Voorjaarspakket Klimaat in 2023, in totaal 400 miljoen euro. Woningen in focusgebieden en gemeenten met een relatief hoog aandeel huishoudens met een laag inkomen en een laag energielabel per woning hebben de meeste extra middelen gekregen. Namelijk 1050 en respectievelijk 700 euro gemiddeld per woning extra, bovenop de 1.460 die reeds was aangekondigd bij de start van de lokale aanpak in 2022. Andere gemeenten kregen 330 euro per woning extra. Door de flexibiliteit die gemeenten hebben in de verdeling van het budget over de verschillende doelgroepen, hebben gemeenten al de mogelijkheid om een balans te vinden tussen het ondersteunen van de verschillende doelgroepen.

Loslaten aantal woningen betekent lager doelbereik

Verbouwstromen stelt voor om in plaats van te sturen op 750.000 woningen, te sturen op het nemen van 750.000 maatregelen. Dit zouden dus ook meerdere maatregelen in één woning kunnen zijn. Hiermee wordt echter een lager aantal huishoudens bereikt dan met de regeling beoogd. Bovendien is het nodig de regeling behoorlijk aan te passen om dit mogelijk te maken, zeker als de doelgroep daarbij verkleind moet worden om te borgen dat de maatregelpakketten terecht komen bij doelgroepen die hier het meeste bij gebaat zijn binnen de huidige doelgroep van de lokale aanpak. Tot slot is de regeling reeds gericht op het nemen van één of meerdere maatregelen per woning. Wanneer één maatregel in een woning wordt genomen, kan dit aanleiding zijn voor huishoudens om daarna meer maatregelen te nemen.

Vanwege bovengenoemde redenen en met de tegemoetkoming in de financiële ruimte die gemeenten hebben om middelen in te zetten voor natuurvriendelijk isoleren, wordt nu niet gekozen voor het loslaten van het aantal woningen. De regering acht het wenselijk dat er resultaat wordt bereikt met het isoleren van een groot aantal woningen zodat voor de huishoudens in al deze woningen de energierekening kan worden verlaagd. Door in de lokale aanpak van het isolatieprogramma ook concrete te isoleren woningen te benoemen wordt daar invulling aan gegeven waarbij er voldoende ruimte blijft voor lokale invulling en maatwerk.

Energielabels

Twee gemeenten en een anonieme reactie roepen op om ook woningen met energielabel C mee te kunnen nemen in de isolatieaanpak, zodat een groter aantal woningen in aanmerking komt voor de middelen en dit ervoor zorgt dat voor deze woningen niet aangetoond hoeft te worden dat er sprake is van twee slecht geïsoleerde bouwdelen. Verbouwstromen verzoekt daarnaast om helemaal niet op energielabels te sturen, omdat dit voor sommige bewoners nadelig kan zijn wanneer hun woning wel twee slechte bouwdelen heeft.

Alleen tot energielabel D, niet tot C

De regeling heeft tot doel het isoleren van slecht geïsoleerde woningen. De meest slecht geïsoleerde woningen zijn doorgaans woningen met een laag energielabel. Maar zoals in de reactie van Verbouwstromen wordt gesteld, dragen ook maatregelen aan technische bouwsystemen bij aan labelstappen. Het kan dus ook voorkomen dat een woning met een beter energielabel dan D twee slechte bouwdelen heeft. De regeling biedt dan ook de mogelijkheid om deze woningen ook mee te nemen. Een woning kan namelijk meegenomen worden wanneer het een energielabel D of lager heeft, of als het twee slecht geïsoleerde bouwdelen heeft. Een gemeente kan er ook voor kiezen om alleen op twee slecht geïsoleerde bouwdelen te sturen en dus niet naar energielabels te kijken.

Treffen van twee maatregelen

Verbouwstromen stelt voor om te sturen op het kunnen meenemen van een woning in de isolatieaanpak, wanneer twee maatregelen kunnen worden uitgevoerd op de woning. Wanneer twee maatregelen kunnen worden toegepast, zou kunnen worden gesteld dat deze twee bouwdelen eerst slecht waren. Zoals in een vraag-en-antwoord over de lokale aanpak reeds is aangegeven, zou gekeken kunnen worden naar een offerte voor het treffen van twee maatregelen8, eventueel in combinatie met andere werkwijzen en bewijsvoering. Het is in deze gevallen aan de gemeente om te bepalen welke (combinatie van) werkwijzen en bewijsvoering zij voldoende vindt. Het is wel verstandig om de bewijsvoering vooraf af te stemmen met de accountant, om zo de aanpak van de controle te bepalen.

10% uitzonderingsmogelijkheid voor oppervlakte-eisen

De regeling biedt ruimte om bij 10% van de woningen die geïsoleerd worden een kleinere oppervlakte te isoleren dan conform de minimale eisen van de ISDE en de SVVE. Deze uitzonderingsmogelijkheid is bedoeld om kleine woningen beter mee te kunnen nemen.

Uitzonderingsmogelijkheid in te zetten als hardheidsclausule

Een aantal gemeenten verzoekt de oppervlakte-eisen helemaal los te laten of verder te versoepelen, omdat het lastig is te weten wanneer precies de grens van 10% wordt bereikt en deze onzekerheid de communicatie naar bewoners lastig maakt. De 10% uitzonderingsmogelijkheid is echter niet bedoeld om altijd volledig te gebruiken, maar alleen in te zetten voor woningen waar een bouwdeel gewoonweg de oppervlakte niet bevat. Het is dus bedoeld als een uitzonderingsmogelijkheid voor bijzondere gevallen. Uit onderzoek van TNO blijkt dat voor alle gemeenten de 10% uitzonderingsmogelijkheid ruimschoots voldoende zou moeten zijn9. Bovendien zijn de oppervlakte-eisen voor glas per 1 januari 2025 versoepeld (via de voorwaarden voor de ISDE en de SVVE, zie ook onderstaand), waardoor nog ruimer binnen de 10% gebleven moet kunnen worden. Om ervoor te zorgen dat de 10% uitzonderingsmogelijkheid alleen wordt gebruikt voor die gevallen waar het betreffende bouwdeel in zijn totaliteit niet de betreffende oppervlakte bevat, kan bijvoorbeeld een hardheidsclausule worden vormgegeven in de subsidieregeling van de gemeente. Zodat wordt geregeld dat alleen af mag worden geweken van de oppervlakte-eis als het betreffende bouwdeel niet de oppervlakte bevat.

Samenloop met versoepelingen oppervlakte-eisen in de ISDE en de SVVE voor glas

Ook wordt in een van de reacties gevraagd om te verduidelijken hoe de samenloop met de aanpassingen in de ISDE ten aanzien van glas, die per 1 januari 2025 zijn versoepeld, eruitziet. Omdat voor de oppervlakte-eisen wordt aangesloten bij de ISDE (en de SVVE), werken de gewijzigde oppervlakte-eisen ook door in de onderhavige regeling. Een gemeentelijke regeling voor de lokale aanpak kan aangepast worden na 1 januari 2025 aan de aanpassing van de ISDE en de SVVE. Als er wordt voldaan aan de voorwaarden van het uitvoeren van minimaal 3 m2 dan mag de woning vanaf 2025 worden meegeteld voor het aantal te verduurzamen woningen voor de lokale aanpak. De ISDE en de SVVE bieden ruimte om tweemaal subsidie aan te vragen binnen 24 maanden voor dezelfde woning. Voor de lokale aanpak geldt in deze gevallen dat één woning dan meetelt voor de verantwoording van het aantal te halen woningen.

Deze wijziging werkt niet met terugwerkende kracht voor woningen die al zijn geïsoleerd voor 2025, omdat genomen isolatiemaatregelen en aangevraagde ISDE en SVVE in 2023 of 2024 aan de voorwaarden van de ISDE en SVVE (en daarmee de regeling voor de lokale aanpak) moesten voldoen zoals die van toepassing waren in 2023 respectievelijk 2024.

Vereniging van Eigenaars (VvE)

De VNG roept op om VvE’s als één gebouw te behandelen. Ook de gemeente Amsterdam geeft aan dat de regeling onvoldoende rekening houdt met het collectieve karakter van een VvE. In de regeling is het namelijk zo dat alleen appartementen die grenzen aan bouwdelen die verbeterd worden, meetellen voor het aantal te isoleren woningen in het kader van de resultaatverplichting. De VNG geeft aan bij het verbeteren van de schil, alle appartementen in de VvE energiezuiniger worden. Dit is inderdaad het geval bij het verbeteren van de gevel of alle ramen. In deze gevallen tellen alle appartementen ook mee voor de resultaatverplichting. Maar wanneer alleen het dak of alleen de vloer wordt verbeteren, zullen in veel gevallen alleen de appartementen die grenzen aan het verbeterd bouwdeel, een lager energiegebruik (en een lagere energierekening) kunnen verwachten10. Dit ligt ook in lijn met de berekening van de energieprestatie en de energielabels voor appartementen in deze gevallen. In deze gevallen tellen alleen die woningen mee die aan het verbeterde dak of vloer grenzen, zodat bij alle 750.000 woningen in de lokale aanpak energie kan worden bespaard.

Amsterdam en de VNG merken terecht op dat (voor de meeste bouwdelen) alle VvE-leden gezamenlijk bijdragen aan de kosten en roept daarom op tot een gebouwniveau-benadering. De regeling sluit ook niet uit dat de middelen die beschikbaar worden gesteld, verdeeld worden binnen de VvE, onder alle bewoners van de VvE. Zodat de bijdrage aan de kosten voor de maatregelen terecht kunnen komen bij alle bewoners die ook moeten betalen voor de maatregelen. Overigens zijn er bij de tweede tranche extra middelen bedoeld voor VvE’s beschikbaar gesteld, bijna 35 miljoen euro in totaal. Deze middelen kunnen ingezet worden om extra bij te dragen aan maatregelen binnen VvE’s.

Recreatiewoningen

Een anonieme reactie stelt voor de middelen in te zetten voor isolatie van recreatiewoningen. Dat is alleen mogelijk als de betreffende recreatiewoningen een woonfunctie hebben. De registratie van de gemeente kan aangeven dat iemand is ingeschreven op een bepaald adres. Daar valt dan uit op te maken dat daar het hoofdverblijf van degene is en sprake is van een woonfunctie. De gemeente stelt de regels vast voor bewoning van (recreatie)woningen. Daar waar het om een woonfunctie gaat en betrokkene er zijn hoofdverblijf heeft kan deze meelopen in de aanpak. De keuze is echter aan de gemeente.

Woonboten

De gemeente Utrecht vraagt aandacht voor bijzondere doelgroepen die niet binnen de regeling zouden vallen, zoals woonboten. Voor het begrip woning is echter een ruime definitie gekozen in het kader van deze regeling. Hierdoor vallen ook woonwagens en woonboten onder de definitie en de reikwijdte van deze regeling. Wanneer voor woningen geen WOZ-waarde is vastgesteld, kan gebruik worden gemaakt van de 20% ruimte die de regeling biedt voor gevallen die niet onder de in de regeling opgenomen WOZ-waarden moeten vallen.

Monumenten

Een anonieme reactie uit Hengelo verzoekt de minimale isolatiewaarden voor erfgoed te verlagen naar het niveau van de eisen uit de ISDE voor monumenten die sinds 2 januari 2024 zijn aangepast zodat de ISDE beter toegankelijk is voor deze doelgroep. De regeling sluit echter al aan bij de voorwaarden van de ISDE, inclusief de voorwaarden voor monumenten, dus aanpassing van de regeling is niet nodig.

Particuliere verhuur

De gemeente Breda roept op om ook particuliere verhuurders mee te nemen in de regeling, zodat ze mee kunnen doen in de ontzorgingsaanpak. Deze doelgroep kan echter al meegenomen in gevallen dat de verhuurders onderdeel zijn van een gemengde VvE waarin ook een koopwoning zit. Voor andere verhuurders (buiten de VvE met een koopwoning) kunnen ook bijvoorbeeld informatieavonden die voor de lokale aanpak worden georganiseerd worden opengesteld, maar een ontzorgingsaanpak specifiek voor deze doelgroep is niet mogelijk binnen de huidige regeling met de middelen uit de regeling. Het openstellen voor de regeling voor deze doelgroep en deze doeleinden zou ten koste gaan van inzet bij de huidige beoogde doelgroep. Opgeroepen wordt om voor particuliere verhuurders buiten gemengde VvE’s van de beschikbare middelen, met name uit de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH), gebruik te maken. Ook hiervoor kan bijvoorbeeld maatwerkadvies worden gefinancierd.

Verantwoording en terugvordering

De verantwoording voor besteding van de middelen loopt via de Sisa en het monitoringsbestand dat aangeleverd wordt bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Verschillende gemeenten geven aan dat de verantwoording complex is omdat per geïsoleerde woning informatie aangeleverd moet worden. De verantwoording wordt extra complex doordat drie verschillende tranches door elkaar heen lopen, geeft de gemeente Leeuwarden aan. Het Regionaal Energieloket vraagt daarnaast11 om verduidelijking van de terugvordering als het aantal te isoleren woningen niet wordt gehaald. Een anonieme reactie uit Rijswijk wijst verder op een onduidelijkheid in het nieuwe lid 3 van artikel 6.

Opgave exacte aantal vierkante meters niet meer nodig in het monitoringsbestand

In het monitoringsbestand dat bij RVO ingediend moet worden, worden gemeenten gevraagd per woning informatie aan te leveren over de maatregelen die zijn getroffen. Deze gegevens worden gebruikt voor berekeningen van de effectiviteit en impact van de lokale aanpak. Om de verantwoordingslast voor gemeenten terug te brengen is het monitoringsbestand eind 2024 aangepast, zonder te veel verlies van de mogelijkheid om te berekenen wat de impact van de lokale aanpak is. De belangrijkste aanpassing van het monitoringsbestand is dat het niet meer verplicht is om (per woning) het aantal vierkante meter aan te geven dat is geïsoleerd. Dit kan nog wel, maar het is ook mogelijk om enkel aan te geven of de maatregel die getroffen is aan een woning aan de oppervlakte-eisen voldoet (voor 10% van de woningen kan gebruik worden gemaakt van de uitzonderingsmogelijkheid voor de oppervlakte-eisen).

Één monitoringsbestand voor alle drie de tranches, wel voor elke tranche aparte Sisa

Voor het monitoringsbestand geldt dat de gegevens van alle drie de tranches in één bestand kunnen worden opgenomen. Hoewel in het systeem van RVO waar gemeenten gegevens over de verschillende tranches moeten aanleveren per tranche is ingeregeld en informatie uitvraagt, kan een gemeente voor alle drie de tranches hetzelfde bestand aanleveren. De informatie hierover zal worden verduidelijkt. Voor de Sisa geldt echter niet dat dit in één keer verantwoord kan worden. Daarvoor moet per ontvangen beschikking (per tranche dus) verantwoording over de besteding van de middelen en aantal geïsoleerde woningen worden afgelegd. Voor elke beschikking wordt een aparte regel gebruikt in het betreffende formulier (C94).

Terugvordering versoepeld en verduidelijkt

Doordat in de eerste tranche er na vaststelling van de eerste regeling (waarin 1.460 euro per woning beschikbaar kwam), extra budget uit het Voorjaarspakket Klimaat uit 2023 beschikbaar kwam voor de lokale aanpak, en in de tweede tranche extra budget bedoeld voor natuurvriendelijk isoleren en VvE’s beschikbaar is gekomen, is voor een aantal gemeenten onduidelijk hoeveel middelen teruggevorderd kunnen worden als het niet lukt het volledige aantal benodigde woningen te isoleren. Tevens geven gemeenten aan dat zij het lastig vinden wanneer er een resultaatverplichting op het hele bedrag rust. Een deel van de kosten wordt gemaakt ter voorbereiding van een isolatieaanpak. Om die reden wordt het budget dat extra is toegekend voor natuurvriendelijk isoleren en VvE’s uit de tweede tranche én het extra budget per woning uit de eerste tranche bovenop de 1.46012 niet teruggevorderd als het aantal te isoleren woningen niet wordt gehaald, mits de middelen wel doelmatig besteed zijn. In totaal gaat het hierbij om circa 207 miljoen euro. Om inzichtelijk te maken welk totaalbedrag wél in aanmerking kan komen voor terugvordering wanneer het aantal te isoleren woningen niet wordt gehaald, wordt daarmee overzichtelijk en laat zich als volgt samenvatten:

 

Tranche 1

Tranche 2

Tranche 3

Aantal woningen

Aantal woningen dat gemeente aanvraagt en wordt vermeld in de beschikking, dit kan maximaal het aantal zijn zoals vermeld voor de betreffende gemeente in kolom 5 van bijlage I

Aantal woningen dat gemeente aanvraagt en wordt vermeld in de beschikking, dit kan maximaal het aantal zijn zoals vermeld voor de betreffende gemeente in kolom 2 van bijlage III

Aantal woningen dat gemeente aanvraagt en wordt vermeld in de beschikking, dit kan maximaal het aantal zijn zoals vermeld voor de betreffende gemeente in kolom 2 van bijlage IV

Bedrag per woning

1.460 euro

Bedrag dat is vermeld in kolom 6 bijlage IV

Bedrag dat is vermeld in kolom 6 bijlage IV

Totaalbedrag dat in aanmerking kan komen voor terugvordering

Aantal aangevraagde woningen x 1.460 euro

Aantal aangevraagde woningen x bedrag kolom 6 bijlage IV

Aantal aangevraagde woningen x bedrag kolom 6 bijlage IV

De rekensystematiek met de staffel zoals die is beschreven in de toelichting op de regeling van de eerste tranche verandert met deze versoepeling en verduidelijking van het terug te vorderen bedrag niet. Dat betekent dat indien een gemeente de aangevraagde aantallen niet haalt, het verleende bedrag naar rato van het gemiste aantal woningen wordt teruggevorderd met een staffelmethode. Bij gemeenten die bijvoorbeeld slechts 20% van de woningen zouden hebben gedaan, wordt 80% teruggevorderd over het aantal gemiste woningen. Bij gemeenten die bijvoorbeeld 80% van het aangevraagde aantal hebben bereikt wordt 20% teruggevorderd over het gemiste aantal woningen.

Verduidelijking artikel 3, lid 6

Terecht merkt de gemeente Rijswijk op dat het onduidelijk is waarom in het nieuwe lid 6 van artikel 3 een verwijzing wordt gemaakt naar artikel 2, eerste lid, terwijl deze verwijzing niet wordt gemaakt in het vijfde lid. In beide gevallen moet de specifieke uitkering worden ingezet ten behoeve van het nemen van de maatregelen zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 2. Een specifieke verwijzing naar dit artikel is echter niet nodig en daarom is het zesde lid van artikel 3 aangepast.

Doe-het-zelfbudget

In de derde tranche is opnieuw een apart budget voor het stimuleren van doe-het-zelf-isolatie beschikbaar gesteld. Een anonieme reactie uit Rijswijk stelt voor de vrijheid aan gemeenten te geven deze middelen ook in te zetten voor reguliere isolatie maatregelen uitgevoerd door derden. De gemeente Utrecht geeft verder aan dat de administratieve last om bij te houden welke middelen aan doe-het-zelf zijn uitgegeven veel inzet kost.

Gemeenten hebben bij de overige middelen al de vrijheid om deze naar eigen inzicht te besteden aan doe-het-zelf of reguliere isolatiemaatregelen. Het extra budget is echter vrijgemaakt om specifiek doe-het-zelf isolatie extra te stimuleren en daarmee de druk op de uitvoerende partijen te verkleinen. Deze middelen blijven daarom alleen in te zetten voor het ondersteunen van doe-het-zelf isolatie. Bovendien is er voor de doe-het-zelf middelen geen resultaatverplichting met betrekking tot het aantal te isoleren woningen en zijn er minder strenge eisen voor vierkante meters en isolatiewaarden. Om deze redenen blijft het ook nodig om in de administratie bij te houden welke middelen zijn ingezet voor doe-het-zelf.

Ventilatie

Zoals Verbouwstromen in haar reactie aangeeft, levert alleen het isoleren van woningen, zonder aandacht voor ventilatie, ongezonde woningen op. Ventilatie is belangrijk voor een gezond binnenklimaat met voldoende verversing van de lucht. Het isoleren van woningen en het dichten van naden en kieren zorgt voor minder natuurlijke ventilatie. Vanwege het belang van goede ventilatie kunnen ventilatiemaatregelen ook meegenomen worden in de regeling en klopt het dus niet dat de gelden daar niet voor kunnen worden ingezet. Ventilatiemaatregelen, zoals met CO2-sturing of ventilatiesystemen met warmteterugwinning, zorgen voor een gezond binnenmilieu, op een energiezuinige wijze doordat ze de hoeveelheid warmte die verloren gaat bij ventilatie beperken. Wel is het zo dat de ventilatiemaatregelen in combinatie met isolatiemaatregelen moeten worden genomen.

Subsidiabele kosten

Verschillende partijen hebben vragen gesteld over waar maatregelen aan besteed mogen worden, of hebben verzoeken tot het uitbreiden van de mogelijkheden.

Kosten voor onderhoud kunnen gefinancierd worden, mits ten behoeve van isolatie- en ventilatiemaatregelen

Verschillende gemeenten hebben buiten de consultatie om vragen gesteld over het kunnen meenemen van kosten voor onderhoud in de regeling. Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om te verduidelijken dat kosten voor onderhoud in de regeling kunnen worden meegenomen, voor zover deze nodig zijn om de isolatie-, eventueel in combinatie met ventilatiemaatregelen, zoals bedoeld in deze regeling te kunnen uitvoeren.

Energiebesparende isolatiemaatregelen uit de ISDE kunnen gefinancierd worden

Het is niet mogelijk om andere maatregelen dan de maatregelen zoals benoemd in de regeling te financieren. Zo biedt de regeling geen ruimte om ook waterzijdig inregelen van het verwarmingssysteem met het budget te bekostigen. Hiertoe roept het Regionaal Energieloket op. Deze maatregel wel meenemen in de regeling, zou ten koste gaan van het budget dat bedoeld is voor het nemen van isolatie- en ventilatiemaatregelen in woningen, hetgeen het doel is van de regeling.

Het Regionaal Energieloket vraagt tevens om ook deuren met HR++ glas te kunnen meenemen in de isolatieaanpak. Voor de te subsidiëren energiebesparende isolatiemaatregelen voor de lokale aanpak wordt echter aangesloten bij de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) en de Subsidieregeling verduurzaming voor verenigingen van eigenaars (SVVE). Hier wordt niet van afgeweken, mede omdat anders stapeling van de middelen ook niet mogelijk is, terwijl dit wel de bedoeling is om de beschikbare middelen voor de huishoudens in de lokale aanpak zo goed mogelijk te benutten.

Middelen voor begeleiding en ontzorging

Essent vraagt om extra gelden voor begeleiding en ontzorging om draagvlak en vertrouwen onder bewoners te vergroten. De middelen in de regeling kunnen echter al voor begeleiding en ontzorging ingezet worden. Zoals benoemd zijn er daarnaast bij het Voorjaarspakket Klimaat in 2023 en bij de tweede tranche al extra middelen beschikbaar gekomen. Ook deze middelen kunnen voor begeleiding en ontzorging worden ingezet. Hier is geen extra resultaatverplichting aan verbonden.

De regeling bood al ruimte aan gemeenten om zelf te bepalen hoe de middelen verdeeld werden tussen maatregelen, ondersteuning of inzet van capaciteit ten behoeve van de uitvoering van het isolatieprogramma. Om middelen volledig in te kunnen zetten voor begeleiding en ontzorging, of advies of een andere vorm van ondersteuning, is artikel 2 van de regeling aangepast. Deze aanpassing is gedaan, met het oog op gemeenten die andere middelen kunnen inzetten voor de maatregelen zelf. In ieder geval is dit het geval voor gemeenten in de provincies Groningen en Noord-Drenthe waarvoor budget beschikbaar komt in het kader maatregel 29, een van de maatregelen uit de kabinetsreactie Nij Begun. De resultaatverplichting blijft met deze aanpassing onverkort gelden. Het is en blijft dus aan gemeenten om de middelen uit de onderhavige regeling zodanig in te zetten zodat in het aantal te isoleren woningen isolatiemaatregelen worden getroffen en de middelen maximaal ten goede komen aan de bewoners.

BTW compensatie

Evenals bij de consultatie van de tweede tranche, vraagt Verbouwstromen aandacht voor de BTW-compensatie in de regeling. Gemeenten moeten zelf inschatten op hoeveel BTW compensatie zij met hun aanpak recht hebben. Dit aan de voorkant van een langjarig isolatieprogramma inschatten is lastig en leidt tot fouten, geeft Verbouwstromen aan. Zij roepen op centraal een inschatting te maken die geldt voor alle gemeenten.

Zoals ook in de vorige regeling in reactie op de zorgen over BTW-compensatie is aangegeven, is het onwenselijk de regeling op dit punt aan te passen, ondanks de nadelen die het zelf inschatten van de BTW-compensatie heeft. Het alternatief dat er een vast bedrag vooraf van het beschikbare budget voor alle gemeenten wordt afgehaald, is namelijk nadelig voor de gemeenten die in hun aanpak alle middelen besteden zonder BTW-compensabele activiteiten. Zij kunnen dan geen middelen terugkrijgen via het BTW-compensatiefonds en lopen dan middelen mis.

Effectieve aanbesteding

Essent doet tot slot enkele aanbevelingen voor effectieve aanbestedingen. Omdat de aanbestedingen via gemeenten, of samenwerkende gemeenten, loopt, zijn deze aanbevelingen met name relevant voor hen. Gemeenten en partijen die ondersteunen bij het doen van aanbestedingen bij gemeenten, zoals Verbouwstromen, kunnen hun voordeel doen met deze aanbevelingen.

Adviescollege Toetsing Regeldruk (hierna: ATR)

Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

In artikel 2 is bepaald dat de uitkering kan worden ingezet voor maatregelen, ondersteuning of inzet van capaciteit ten behoeve van de uitvoering van het isolatieprogramma. Het is dus niet meer noodzakelijk voor gemeenten om altijd een maatregel te nemen voordat de uitkering kan worden besteed aan begeleiding en ontzorging, of advies of een andere vorm van ondersteuning.

Artikel I, onderdeel B

In artikel 3 was het budget voor de aanvraagtijdvakken van de eerste en tweede tranche opgenomen.

Zie over de samenstelling van de budgetten het algemeen deel van de toelichting.

Het nieuw toegevoegde vijfde lid bevat het ‘reguliere’ budget van de lokale aanpak voor de derde tranche. Aan dit budget is een aantal woningen verbonden dat de gemeente daarmee dient te isoleren. Als het college (een deel van) dit budget aanvraagt, ontvangt de gemeente automatisch ook het volledige bedrag dat in de vierde kolom in bijlage IV is opgenomen. Dit betreft middelen die zijn bedoeld voor de woningen waarvoor al een deel van het beschikbare budget voor de lokale isolatieaanpak in 2022 beschikbaar is gesteld. Zie het algemeen deel van de toelichting voor een nadere toelichting hierover.

In het nieuwe zesde lid is bepaald dat een college een extra aanvraag kan doen voor ten hoogste 30 procent van het aantal woningen dat kan worden aangevraagd. Het aantal extra aangevraagde woningen dient te worden afgerond naar hele getallen. Per extra woning die uiteindelijk wordt toegekend, ontvangt de gemeente een bedrag dat is opgenomen in de bijlage. Zie hierover ook het algemeen deel van de toelichting.

In het nieuwe zevende lid is een grondslag voor het aanvragen van het budget opgenomen dat specifiek geoormerkt is voor doe-het-zelfmaatregelen. Deze aanvraag staat los van de aanvraag uit het vijfde lid. Dit budget kan niet voor een gedeelte door het college aangevraagd worden, enkel het volledige bedrag. Hier staat echter geen minimaal aantal te isoleren woningen tegenover. De gemeente dient deze specifieke uitkering uitsluitend te besteden aan doe-het-zelfmaatregelen. Zie voor een nadere toelichting over doe-het-zelfmaatregelen de artikelsgewijze toelichting bij onderdeel A.

In het nieuwe achtste en negende lid is de herverdeling geregeld die nader is toegelicht het algemeen deel van de toelichting.

Artikel I, onderdeel C

In het eerste lid, onderdeel c, van artikel 4 is het nieuwe aanvraagtijdvak voor de derde tranche geregeld. In de onderdelen a en b zijn de aanvraagtijdvakken voor de eerste en tweede tranche nog steeds opgenomen. Daar is voor gekozen om de meerjarigheid van de lokale aanpak in de regeling tot uitdrukking te brengen en omdat een aantal versoepelingen in de regeling ook met terugwerkende kracht van toepassing worden op de specifieke uitkeringen die verstrekt zijn tijdens de eerste en tweede tranche.

Artikel I, onderdeel D

In artikel 5 is bepaald dat ook voor de nieuw te openen tranche de bedragen in een keer worden uitbetaald.

Artikel I, onderdeel E

In artikel 6 is bepaald dat ten minste 80% van de geïsoleerde woningen, woningen moeten zijn onder een bepaalde WOZ-waarde. Dat valt uiteen in twee categorieën. Een van de categorieën betreft woningen onder een WOZ-waarde lager dan € 429.300. Daarbij is aangesloten bij de NHG-grens voor 2023. In dit onderdeel wordt deze grens geactualiseerd naar de NHG-grens voor 2025.

Tevens wordt in dit onderdeel bepaald dat de uitvoeringstermijn voor alle drie de tranches uiterlijk 31 december 2028 is, met tweemaal de mogelijkheid tot een jaar verlenging. Ten slotte is een evidente omissie hersteld.

Artikel I, onderdeel F

In artikel 8 is de informatieplicht van gemeenten gewijzigd. Gemeenten waren verplicht om de minister ieder jaar op uiterlijk 15 maart en 15 september te informeren over de voortgang van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt. In artikel 8 is geregeld dat gemeenten de minister voortaan alleen nog uiterlijk 1 maart hierover dienen te informeren.

Artikel I, onderdeel G

In artikel 6 is bepaald dat ten minste 80% van de geïsoleerde woningen, woningen moeten zijn onder een bepaalde WOZ-waarde. Dat valt uiteen in twee categorieën. Een van de categorieën is betreft woningen onder de gemiddelde WOZ-waarde van koopwoningen in de betreffende gemeente. Daarbij is aangesloten bij de waarden in 2022. In de nieuwe laatste kolom van bijlage I worden deze WOZ-waarden geactualiseerd naar de waarden voor 2024.

Artikel I, onderdeel H

Met dit onderdeel is een nieuwe bijlage IV toegevoegd. In deze bijlage zijn de maximum bedragen en het totaal aantal woningen waarvoor een uitkering kan worden aangevraagd voor de derde tranche opgenomen.

Artikel II

In dit artikel is de inwerkingtreding geregeld. Hiervoor is aangesloten bij de vaste verandermomenten. Afgeweken is van de minimale invoeringstermijn van drie maanden, omdat gemeenten reeds in een zeer vroeg stadium bij deze regeling zijn betrokken. Bovendien bevat deze regeling alleen begunstigende maatregelen voor gemeenten.

De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer


X Noot
1

Het bedrag dat in 2022 beschikbaar is gesteld betrof in totaal 68.500.000 euro. Dit bedrag is uitgekeerd via een specifieke uitkering waarbij de middelen voor de lokale isolatie aanpak en middelen voor de aanpak van energiearmoede gezamenlijk samengevoegd. Hier staat geen resultaatverplichting tegenover wat betreft het isoleren van (een bepaald aantal) woningen van eigenaar-bewoners of van leden van een gemengde vereniging, maar gezien de doelstelling van de lokale aanpak en het aandeel van het totaalbudget dat de 68,5 miljoen euro betreft, is het de bedoeling dat deze middelen in totaal 44.555 geïsoleerde woningen opleveren. Zie verder over de middelen die in 2022 beschikbaar zijn gesteld: Kamerstukken II 2021–2022, 36 120 VII, nr. 2 en https://www.volkshuisvestingnederland.nl/onderwerpen/aanpak-energiearmoede/documenten/publicaties/ 2022/07/26/blanco-wijziging-beschikking-middelen-aanpak-energiearmoede

X Noot
2

Eerder was 1.460 euro per woning beschikbaar in de lokale aanpak. Met het extra budget voor de collectieve aanpak van kwetsbare dorpen en wijken bij Voorjaarsnota in 2023 is voor alle woningen in de lokale aanpak het budget per woning verhoogd.

X Noot
9

Ten tijde van het introduceren van de 10% uitzonderingsmogelijkheid voor de minimale oppervlakte voor te isoleren bouwdelen was het onderzoek van TNO nog niet gepubliceerd. Inmiddels is het rapport gepubliceerd: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2024/05/22/analyse-minimaal-oppervlak-woningen-voor-isde-subsidie

X Noot
10

Dit is in ieder geval aan de orde bij individuele verwarmingsinstallaties per appartement. Bij blokverwarming is er een collectieve voorziening en dienen de kosten voor de levering van warmte gebaseerd te worden op een individuele warmtemeter, tenzij de installatie daarvan niet kostenefficiënt is. Dan dient de kostenverdeelsystematiek gebaseerd te zijn op een zo nauwkeurig mogelijke benadering van het werkelijke aandeel van het verbruik van de individuele verbruiker.

X Noot
11

De reactie van het Regionaal Energieloket is ontvangen per mail, vanwege een fout bij het plaatsen van de reactie op https://www.internetconsultatie.nl/regelingderdetranchelokaleaanpaknip

X Noot
12

Alleen voor de eerste tranche wordt dit extra budget vrijgesteld van terugvordering, omdat gemeenten deze extra middelen ambtshalve hebben ontvangen en voor dit bedrag dus geen aanvraag hebben gedaan. Voor de tweede en derde tranche wordt dit budget niet vrijgesteld van terugvordering, omdat het betreffende budget bij de tweede en nu de derde tranche wél onderdeel is van de aanvraag die gemeenten konden, respectievelijk, kunnen doen.

Naar boven