TOELICHTING
I. Algemeen
1. Aanleiding en doel van de wijziging
De subsidiemodule Samenwerken aan innovatie door operationele groepen in het kader
van EIP (ook ‘EIP-regeling’ genoemd) wordt uitgebreid met een extra submodule ter
stimulering van generatievernieuwing in de landbouw. Meer specifiek gaat het om: het
aantrekken en vasthouden van jonge landbouwers en de bevordering van duurzame bedrijfsontwikkeling
in plattelandsgebieden. Met voorliggende wijziging van de Regeling Europese EZK- en
LNV-subsidies 2021 en van de Regeling openstelling Europese EZK- en LNV-subsidies
2025 wordt de nieuwe submodule A. Generatievernieuwing toegevoegd aan de EIP-regeling
en wordt de submodule voor het eerst opengesteld. De openstelling vindt plaats van
24 maart 2025 tot en met 26 mei 2025. Het openstellingsbudget bedraagt € 490.000.
EIP-regeling
De EIP-regeling is in mei 2023 opgenomen in de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies
2021. EIP staat voor Europese Innovatie Partnerschappen. Doel van de EIP-regeling
is het stimuleren van de (door)ontwikkeling van innovatieve initiatieven die bijdragen
aan de transitie naar een duurzame en toekomstbestendige landbouw en de uitwisseling
van kennis hierover. Om dit doel te bereiken wordt subsidie verstrekt aan samenwerkingsverbanden
(‘operationele groepen’) die gezamenlijk projecten uitvoeren die bijdragen aan het
doel van de subsidiemodule. De EIP-regeling is een uitwerking van de interventie voor
innovatie binnen het Nationaal Strategisch Plan (NSP) waarmee het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid (GLB) wordt uitgevoerd in Nederland in de periode 2023-2027.
De EIP-regeling bestaat uit vijf submodules met eigen specifieke doelen. Dit zijn:
A) Samenwerken voor generatievernieuwing, B) Verminderen staartcouperen in de varkenshouderij,
C) Ontwerp gebiedsgerichte fieldlab en D) Andere bottom up innovaties, E) Digitalisering.
Met voorliggende wijziging van de regeling, wordt submodule A) Generatievernieuwing
gewijzigd en voor het eerst opengesteld. De submodules A, B, C, D en E worden afzonderlijk
van elkaar opengesteld voor het aanvragen van subsidies.
Beoogde projecten
De projecten ondersteund binnen submodule A Generatievernieuwing zijn uiteenlopend
van aard, met als hoofddoel de drempel te verlagen voor jonge landbouwers om in de
land- en tuinbouw actief te worden en te blijven. Deze projecten richten zich dan
ook op samenwerkingen die jonge landbouwers aantrekken en behouden, waarbij innovatie
en schaalbaarheid centraal staan. Ze bieden ruimte om bottom-up initiatieven uit de
sector te ondersteunen, specifiek gericht op uitdagingen zoals toegang tot landbouwgrond,
kennis en financiering.
Voorbeelden van mogelijke projectthema’s zijn het verbeteren van toegang tot grond
en financiering (bijvoorbeeld via innovatieve pachtsystemen of bedrijfsstructuren),
kennisoverdracht en mentorschap, ontwikkeling van duurzame bedrijfsmodellen, vernieuwende
benaderingen voor eigendomsoverdracht en intergenerationele samenwerking.
Daarnaast leggen de projecten nadruk op samenwerking met diverse stakeholders, waaronder
financiers, landeigenaren, beleidsmakers, landbouworganisaties, bedrijfsadviesdiensten
(met expertise in financiële en juridische zaken), en onderwijs- en kennisinstellingen.
Deze partners spelen een belangrijke rol in het bieden van toegang tot grond, financiering
en scholing.
2. Toetsingscriteria
Aanvragen worden ingevolge artikel 5.6.8, eerste lid gerangschikt op de criteria:
effectiviteit, haalbaarheid, efficiëntie en mate van innovatie. Hieronder is uitgewerkt
hoe deze criteria voor de submodule A worden ingevuld.
Effectiviteit
Effectiviteit gaat over de mate waarin het project het aantrekken en behouden van
jonge landbouwers weet te realiseren. Voor projecten kan dit bijvoorbeeld inhouden:
-
• De mate waarin het project bijdraagt aan het verlagen van de instapdrempel voor jonge
landbouwers tot de land- en tuinbouw;
-
• Hoe goed het project inspeelt op de behoeften van jonge landbouwers, zoals toegang
tot grond, financiering en/of kennis;
-
• Mate waarin het project bijdraagt aan kennisoverdracht, scholing of mentorschap: bijvoorbeeld
effectieve modellen voor kennisoverdracht tussen ervaren boeren en nieuwe generaties,
zoals mentorschapsprogramma’s, trainingen, en andere vormen van kennisdeling (op maat);
-
• Of het project concrete resultaten kan leveren die aantonen dat het aantrekken en
behouden van jonge landbouwers gestimuleerd wordt, bijvoorbeeld door een toename van
het aantal jonge landbouwers in de sector of door het ontwikkelen van nieuwe methodes
die toetreding tot het agrarisch ondernemerschap vereenvoudigen;
-
• Hoe goed het project inzet op de effectiviteit van financieringsmodellen of partnerschappen
die jonge landbouwers toegang geven tot land, machines, of kapitaal, bijvoorbeeld
door gedeeld gebruik van middelen;
-
• Mate waarin het project bijdraagt aan (duurzame) bedrijfsovernames en nieuwe toekomstbestendige
bedrijfsmodellen voor de land- en tuinbouw.
Haalbaarheid
Bij haalbaarheid wordt gekeken naar de praktische uitvoerbaarheid van het project
binnen de gegeven tijd en middelen. Dit betekent:
-
• Een realistisch plan voor implementatie, met duidelijke mijlpalen en beschikbare middelen
om het project succesvol af te ronden;
-
• De betrokkenheid en beschikbaarheid van relevante partners en stakeholders, zoals
landbouworganisaties, landeigenaren, financiers, onderwijs- en kennisinstellingen,
en overheden. Hierin kan bijvoorbeeld ook aandacht zijn voor specialistische kennisdragers
zoals coaching- en bedrijfsadvisering en financiële en juridische begeleiding;
-
• De ervaring en capaciteiten van de projectuitvoerders om de geplande activiteiten
effectief uit te voeren en eventuele uitdagingen aan te pakken.
Efficiëntie
Efficiëntie beoordeelt de verhouding tussen de inzet van middelen en de verwachte
opbrengsten of resultaten. Dit kan betekenen:
-
• Of de verwachte kosten in verhouding staan tot het beoogde effect op de instroom en
het behoud van jonge landbouwers in de land- en tuinbouwsector;
-
• Het gebruik van middelen op een slimme en duurzame manier, waarbij verspilling wordt
geminimaliseerd en het beschikbare budget optimaal wordt benut;
-
• In welke mate het project de mogelijkheid biedt om met een beperkte investering toch
een grote impact te bereiken, bijvoorbeeld door schaalbare oplossingen te ontwikkelen
en/of implementeren die breed toepasbaar zijn in de sector;
-
• Het samenwerkingsverband geeft in het voorstel aan dat het zich heeft georiënteerd
op gelijksoortige projecten in Nederland en/of de EU, en maakt waar mogelijk bij de
projectuitvoering gebruik van de uitwisseling en toepassing van kennis en ervaring.
Mate van innovatie
Innovatie verwijst naar de vernieuwing die het project met zich meebrengt voor de
land- en tuinbouwsector, specifiek gericht op het aantrekken en behouden van jonge
landbouwers. Voor dit criterium wordt gekeken naar:
-
• De mate waarin het project nieuwe en originele ideeën of technologieën toepast die
nog niet wijdverspreid zijn in de sector, zoals innovatieve financieringsmodellen
voor jonge landbouwers of (digitale) hulpmiddelen die de toetreding vereenvoudigen;
-
• In hoeverre het project nieuwe oplossingen biedt voor bekende problemen rondom generatieoverdracht,
zoals de overdracht van familiebedrijven of duurzame bedrijfsvoering;
-
• Of het project een voorbeeldfunctie kan vervullen en als inspiratie kan dienen voor
andere initiatieven in de sector, bijvoorbeeld door een nieuwe benadering van samenwerking
tussen generaties in de land- en tuinbouw te demonstreren;
-
• Innovaties op het gebied van duurzame productiemethoden die aantrekkelijk zijn voor
jonge landbouwers en de land- en tuinbouw toekomstbestendig maken;
-
• Creatieve benaderingen voor eigendomsoverdracht en bedrijfsopvolging, met oplossingen
die ook juridische en financiële aspecten goed afdekken.
3. Regeldruk
De submodule EIP Generatievernieuwing volgt dezelfde uitvoeringssystematiek als de
andere submodules van de EIP-regeling, waardoor de rekensom voor het berekenen van
de regeldruk vergelijkbaar is. Voor de submodule Generatievernieuwing is bij de openstelling
in 2024, € 490.000,–. De gemiddelde projectomvang is ca. € 48.200,– Dit levert ongeveer
10 projecten op die gesubsidieerd kunnen worden. Per project wordt gerekend op 60
uur aan administratieve lasten, waarvan 50% door de aanvragers zelf en 50% door ingehuurde
adviseurs. Uitgaande van een uurtarief van € 50,– voor eigen arbeid en € 78,– voor
adviseurs. Dit komt neer op € (30*78 = 2.340+ 30*50 = 1.500) 3.840,– per project.
De regeldruk bedraagt voor deze submodule (10*€ 3.840,–) 38.400/490.000. Uitgedrukt
in een percentage is dit 8%. De regeldruk is naar verwachting lager indien de aanvrager
gebruik maakt van de Vereenvoudigde Kostenoptie (VKO) voor het berekenen van arbeidskosten
of voor overige kosten. Op basis van ervaringen met het beschikbaar stellen van VKO'wordt
de reductie van de administratieve lastendruk ingeschat op 15% (15% van 38.400 = 5.760).
De totale regeldruk daalt hierdoor naar 6,7% (38.400-5.760 = 32.640/490.000*100).
Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft besloten om geen formeel advies uit
te brengen, omdat er geen of beperkte gevolgen zijn voor de regeldruk.
4. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt zo spoedig mogelijk in werking, op de dag na publicatie in de
Staatscourant. Hiermee wordt afgeweken van de systematiek van vaste verandermomenten
van regelgeving. Deze afwijking wordt gerechtvaardigd door het feit dat de doelgroep
van deze regeling gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding.
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel A
Met de wijziging van artikel 5.1.12a wordt het minimaal aantal leden van de adviescommissie
verlaagd van vier naar drie. Dit aantal biedt meer flexibiliteit aan het behandelproces
bij regelingen waarbij gebruik gemaakt wordt van een adviescommissie.
Artikel I, onderdeel B
Bij de wijziging van de Sectorale interventie bijenteelt (Stcrt. 2024, 18999) is abusievelijk de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4.3, niet aangepast
op de gewijzigde maximale looptijd van een project. Voor de openstelling van de Sectorale
interventie bijenteelt is de looptijd van de projecten namelijk verkort tot twee uitvoeringsjaren.
Het beschikbare budget per uitvoeringsjaar is € 80.000. De totale subsidie bedraagt
dus per project ten hoogste € 160.000.
Artikel I, onderdeel C
In de begripsbepalingen vervalt de definitie van ‘potentiële jonge landbouwer’. Het
is bij nader inzien niet nodig hiervoor een aparte categorie in de regeling op te
nemen. Aan de begripsbepalingen wordt voorts het begrip kennisoverdrachtsactiviteiten
toegevoegd. Hierbij wordt aangesloten bij de definitie uit Verordening 2021/2115.
In artikel 78, tweede lid, wordt onder kennisoverdrachtsactiviteiten verstaan ‘alle
relevante acties ter bevordering van innovatie, scholing en advisering, en andere
vormen van uitwisseling van kennis en verspreiding van informatie, onder meer via
het opstellen en bijwerken van plannen en studies ten behoeve van uitwisseling van
kennis en verspreiding van informatie’.
Artikel I, onderdeel D
De doelgroep van deze subsidiemodule is een operationele groep waar in ieder geval
een jonge landbouwer deel van uitmaakt. Het begrip jonge landbouwer is gedefinieerd
in artikel 5.1.1. Een aanvrager is een jonge landbouwer wanneer deze jonger is dan
40 jaar op 31 december van het jaar waarin de steun wordt aangevraagd, bedrijfshoofd
is en beschikt over de vereiste passende opleiding of vaardigheden.
In het negende lid wordt toegelicht wanneer een jonge landbouwer een passende opleiding
of vaardigheden heeft. Ofwel beschikt de jonge landbouwer over een diploma of getuigschrift
van een opleiding landbouw, tuinbouw of aanverwant op het niveau middelbaar beroepsonderwijs
of hoger onderwijs, ofwel beschikt deze aantoonbaar over ten minste twee jaar ervaring
met land- en tuinbouwproductie op het tijdstip van de subsidiesteunaanvraag, aangevuld
met een diploma of een getuigschrift van een cursus op het gebied van bedrijfsovername
of agrarische bedrijfsvoering, inclusief daaraan verwante cursussen.
Deze eis sterkt jonge ondernemers in hun kennispositie. Op deze manier wordt namelijk
gestimuleerd dat jonge boeren bekend zijn met actuele uitdagingen in het agrodomein
en ook met mogelijke oplossingsrichtingen daarvoor. Dit draagt indirect bij aan een
vitale, toekomstbestendige en duurzame landbouwsector.
De vaardigheden kunnen worden aangetoond met een verklaring van ervaring. Ervaring
kan bijvoorbeeld zijn: ervaring als zelfstandig helper, bedrijfsleider tweede categorie,
meewerkend echtgenoot/echtgenote, niet-betaald geregeld meewerkend gezinslid of werknemer
of stagiair op een landbouwbedrijf. Alleen het aantal jaren ervaring tot op het moment
van indiening van de steunaanvraag, wordt in aanmerking genomen. Het gaat erom dat
een jonge landbouwer in totaal minimaal twee jaar ervaring heeft, het is niet per
se nodig dat de ervaring in een aaneengesloten periode is opgedaan. Ervaring kan berekend
worden vanaf de leeftijd van 16 jaar. Met andere woorden, een 18-jarige die de voorgaande
twee jaar heeft meegewerkt op het ouderlijk bedrijf kan hiermee voldoen aan het vereiste
van passende opleiding of vaardigheden.
In het tiende lid wordt toegelicht wanneer een jonge landbouwer kan worden beschouwd
als bedrijfshoofd. Een jonge landbouwer wordt gezien als bedrijfshoofd wanneer deze
het landbouwbedrijf in eigen naam uitvoert, en in geval sprake is van betrokkenheid
van andere (jonge) landbouwers, voldoende zeggenschap heeft in het bedrijf. De concrete
vereisten zijn, in het geval van andere betrokken landbouwers, als volgt: i) de jonge
landbouwer heeft doorslaggevende zeggenschap in het landbouwbedrijf; ii) de landbouwer
heeft als natuurlijk persoon daadwerkelijk langdurige zeggenschap in het bedrijf en
iii) de jonge landbouwer is betrokken bij de dagelijkse bedrijfsvoering.
Artikel I, onderdeel E
Kennisoverdrachtsactiviteiten worden middels deze wijziging toegevoegd als subsidiabele
kosten.
Subsidiabele kosten onder kennisoverdracht zijn onder andere het ontwikkelen en uitvoeren
van workshops, trainingen, leermateriaal ontwikkeling, demonstratieactiviteiten, studiegroepen,
digitale kennisdeling, netwerken, excursies, stages, en innovatieclusters. Ook activiteiten
zoals studiereizen, veldexperimenten, communicatie via media, het ontwikkelen van
innovatieve businessmodellen, en hackathons komen in aanmerking, mits ze gericht zijn
op de doelstellingen van de regeling en worden uitgevoerd in samenwerking met relevante
partners.
Wanneer een activiteit valt onder kennisoverdrachtsactiviteiten zijn de kosten voor
80% subsidiabel. Voor de toepassing van dit artikel moet verder voldaan zijn aan de
voorwaarden van artikel 78 van Verordening (EU) 2021/2115.
Artikel I, onderdeel F
Met de wijziging van artikel 5.6.3. wordt toegevoegd dat kennisoverdrachtsactiviteiten
voor 80% subsidiabel zijn. Daarnaast zijn investeringen, gedaan door een jonge landbouwer
in het kader van de submodule generatievernieuwing voor 65% subsidiabel.
Artikel II
Met artikel II wordt de openstellingsperiode en het subsidieplafond geregeld in de
Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2025. De openstelling vindt plaats van
24 maart 2025 tot en met 26 mei 2025. Het openstellingsbudget bedraagt € 490.000.
Artikel III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.