Regeling van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van 24 februari 2025, nr. WJZ/94358424 wijziging van de Regeling EZK- en LNV-subsidies 2021 en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2025 in verband met het openstellen van onderdeel a, ten behoeve van generatievernieuwing van de subsidiemodule Samenwerken aan innovatie door operationele groepen in het kader van EIP

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

Gelet op

  • verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PbEU 2021, L 435);

  • verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013;

  • verordening (EU) 2023/2854 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende geharmoniseerde regels inzake eerlijke toegang tot en eerlijk gebruik van data en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2394 en Richtlijn (EU) 2020/1828 (Dataverordening);

  • artikel 3, eerste, tweede en derde lid, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

  • artikelen 15 en 19 van de Landbouwwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling EZK- en LNV-subsidies 2021 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5.1.12a, tweede lid, wordt ‘vier’ vervangen door ‘drie’.

B

In artikel 5.4.3 wordt ‘€ 200.000’ vervangen door ‘€ 160.000’.

C

In artikel 5.6.1 vervalt de definitie van ‘potentiële jonge landbouwer’ en wordt in de alfabetische volgorde de volgende begripsbepaling ingevoegd:

Kennisoverdrachtsactiviteiten:

acties als bedoeld in artikel 78, tweede lid van verordening 2021/2115.

D

Artikel 5.6.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid vervalt ‘potentiële’.

2. Het zesde lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. Het aantrekken en behouden van jonge landbouwers en bevordering van duurzame bedrijfsontwikkeling in plattelandsgebieden;

3. Na het achtste lid worden de volgende leden toegevoegd, luidende:

  • 9. Een jonge landbouwer beschikt voor de toepassing van deze titel over een passende opleiding of passende vaardigheden als bedoeld in artikel 5.1.1, eerste lid, indien deze beschikt over:

    • a. een diploma of een getuigschrift van een opleiding landbouw, tuinbouw of aanverwant op het niveau middelbaar beroepsonderwijs of hoger onderwijs; of

    • b. een bewijs van ten minste twee jaar aantoonbare ervaring met land- en tuinbouwproductie, op het tijdstip van de subsidieaanvraag, tellend vanaf het moment dat de leeftijd van 16 jaar is bereikt, aangevuld met een diploma of een getuigschrift van een cursus op het gebied van bedrijfsovername of agrarische bedrijfsvoering.

  • 10. Een jonge landbouwer is bedrijfshoofd als bedoeld in artikel 5.1.1, eerste lid, indien deze op de datum van indiening van de aanvraag:

    • a. als natuurlijk persoon een landbouwbedrijf in eigen naam uitoefent; of

    • b. als natuurlijk persoon:

      • i) doorslaggevende zeggenschap heeft in een landbouwbedrijf;

      • ii) daadwerkelijke langdurige zeggenschap heeft in een landbouwbedrijf als bedoeld in artikel 16 van de Uitvoeringsregeling GLB 2023, zonder dat de datum, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van die regeling, hierbij van toepassing is; en

      • iii) betrokken is bij de dagelijkse bedrijfsvoering in het landbouwbedrijf.

  • 11. Van doorslaggevende zeggenschap als bedoeld in het tiende lid, onderdeel b, onder i), is sprake, ingeval een jonge landbouwer:

    • a. het bedrijf als eenmanszaak voert;

    • b. bij schriftelijke overeenkomst deelneemt in een maatschap of vennootschap onder firma; of

    • c. 50 procent of meer van de aandelen bezit in geval van een naamloze vennootschap of besloten vennootschap.

E

Aan artikel 5.6.3, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c, onder 5°, door een puntkomma een subonderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. kennisoverdrachtsactiviteiten, voor zover deze worden uitgevoerd in samenwerking met relevante partners en gericht zijn op de doelstellingen van de regeling, de volgende activiteiten:

    • 1°. het ontwikkelen en uitvoeren van workshops, trainingen, demonstratieactiviteiten, advies en coaching, hackathons, simulaties en innovatiecompetities;

    • 2°. het ontwikkelen en uitvoeren van netwerken, studiegroepen, innovatieclusters, mentorprogramma’s en partnerschappen;

    • 3°. het ontwikkelen, inzetten en verspreiden van (digitale) leer- en kennismaterialen en innovatieve leeromgevingen;

    • 4°. het organiseren van excursies, studiereizen, stages en uitwisselingstrajecten;

    • 5°. communicatie via open dagen, beurzen, brochures, video’s en sociale media.

F

Artikel 5.6.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. Indien gebruik wordt gemaakt van de berekeningswijze, benoemd in artikel 5.1.2, eerste lid, onderdelen a en b:

    • 1°. 40% van de subsidiabele kosten voor investeringen;

    • 2°. 80% van de subsidiabele kosten voor kennisoverdrachtsactiviteiten;

    • 3°. 100% van de overige subsidiabele kosten.

2. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het vierde lid, onderdeel a, subonderdeel 1, is een investering gedaan door een jonge landbouwer voor een project dat gericht is op de categorie, bedoeld in artikel 5.6.2, zesde lid, onderdeel a, voor 65% subsidiabel.

ARTIKEL II

In de tabel horende bij artikel 3, tweede lid, van de Regeling openstelling EZK- en LNV- subsidies 2025 wordt de regel met betrekking tot titel 5.6 vervangen door de volgende regels:

Titel 5.6: Samenwerken aan innovatie door operationele groepen in het kader van EIP

5.6.2, eerste lid en zesde lid, onderdeel a

 

a. Het behouden en aantrekken van jonge landbouwers om te kiezen voor het agrarisch ondernemerschap.

24-03-2025 t/m 26-05-2025

€ 490.000

 

5.6.2, eerste lid en zesde lid, onderdeel b

 

b. Het minder toepassen van het verwijderen van een deel van de staart bij biggen in de varkenshouderij

19-02-2025 t/m 02-04-2025

€ 1.780.990,39

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 24 februari 2025

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding en doel van de wijziging

De subsidiemodule Samenwerken aan innovatie door operationele groepen in het kader van EIP (ook ‘EIP-regeling’ genoemd) wordt uitgebreid met een extra submodule ter stimulering van generatievernieuwing in de landbouw. Meer specifiek gaat het om: het aantrekken en vasthouden van jonge landbouwers en de bevordering van duurzame bedrijfsontwikkeling in plattelandsgebieden. Met voorliggende wijziging van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021 en van de Regeling openstelling Europese EZK- en LNV-subsidies 2025 wordt de nieuwe submodule A. Generatievernieuwing toegevoegd aan de EIP-regeling en wordt de submodule voor het eerst opengesteld. De openstelling vindt plaats van 24 maart 2025 tot en met 26 mei 2025. Het openstellingsbudget bedraagt € 490.000.

EIP-regeling

De EIP-regeling is in mei 2023 opgenomen in de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021. EIP staat voor Europese Innovatie Partnerschappen. Doel van de EIP-regeling is het stimuleren van de (door)ontwikkeling van innovatieve initiatieven die bijdragen aan de transitie naar een duurzame en toekomstbestendige landbouw en de uitwisseling van kennis hierover. Om dit doel te bereiken wordt subsidie verstrekt aan samenwerkingsverbanden (‘operationele groepen’) die gezamenlijk projecten uitvoeren die bijdragen aan het doel van de subsidiemodule. De EIP-regeling is een uitwerking van de interventie voor innovatie binnen het Nationaal Strategisch Plan (NSP) waarmee het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) wordt uitgevoerd in Nederland in de periode 2023-2027.

De EIP-regeling bestaat uit vijf submodules met eigen specifieke doelen. Dit zijn: A) Samenwerken voor generatievernieuwing, B) Verminderen staartcouperen in de varkenshouderij, C) Ontwerp gebiedsgerichte fieldlab en D) Andere bottom up innovaties, E) Digitalisering. Met voorliggende wijziging van de regeling, wordt submodule A) Generatievernieuwing gewijzigd en voor het eerst opengesteld. De submodules A, B, C, D en E worden afzonderlijk van elkaar opengesteld voor het aanvragen van subsidies.

Beoogde projecten

De projecten ondersteund binnen submodule A Generatievernieuwing zijn uiteenlopend van aard, met als hoofddoel de drempel te verlagen voor jonge landbouwers om in de land- en tuinbouw actief te worden en te blijven. Deze projecten richten zich dan ook op samenwerkingen die jonge landbouwers aantrekken en behouden, waarbij innovatie en schaalbaarheid centraal staan. Ze bieden ruimte om bottom-up initiatieven uit de sector te ondersteunen, specifiek gericht op uitdagingen zoals toegang tot landbouwgrond, kennis en financiering.

Voorbeelden van mogelijke projectthema’s zijn het verbeteren van toegang tot grond en financiering (bijvoorbeeld via innovatieve pachtsystemen of bedrijfsstructuren), kennisoverdracht en mentorschap, ontwikkeling van duurzame bedrijfsmodellen, vernieuwende benaderingen voor eigendomsoverdracht en intergenerationele samenwerking.

Daarnaast leggen de projecten nadruk op samenwerking met diverse stakeholders, waaronder financiers, landeigenaren, beleidsmakers, landbouworganisaties, bedrijfsadviesdiensten (met expertise in financiële en juridische zaken), en onderwijs- en kennisinstellingen. Deze partners spelen een belangrijke rol in het bieden van toegang tot grond, financiering en scholing.

2. Toetsingscriteria

Aanvragen worden ingevolge artikel 5.6.8, eerste lid gerangschikt op de criteria: effectiviteit, haalbaarheid, efficiëntie en mate van innovatie. Hieronder is uitgewerkt hoe deze criteria voor de submodule A worden ingevuld.

Effectiviteit

Effectiviteit gaat over de mate waarin het project het aantrekken en behouden van jonge landbouwers weet te realiseren. Voor projecten kan dit bijvoorbeeld inhouden:

  • De mate waarin het project bijdraagt aan het verlagen van de instapdrempel voor jonge landbouwers tot de land- en tuinbouw;

  • Hoe goed het project inspeelt op de behoeften van jonge landbouwers, zoals toegang tot grond, financiering en/of kennis;

  • Mate waarin het project bijdraagt aan kennisoverdracht, scholing of mentorschap: bijvoorbeeld effectieve modellen voor kennisoverdracht tussen ervaren boeren en nieuwe generaties, zoals mentorschapsprogramma’s, trainingen, en andere vormen van kennisdeling (op maat);

  • Of het project concrete resultaten kan leveren die aantonen dat het aantrekken en behouden van jonge landbouwers gestimuleerd wordt, bijvoorbeeld door een toename van het aantal jonge landbouwers in de sector of door het ontwikkelen van nieuwe methodes die toetreding tot het agrarisch ondernemerschap vereenvoudigen;

  • Hoe goed het project inzet op de effectiviteit van financieringsmodellen of partnerschappen die jonge landbouwers toegang geven tot land, machines, of kapitaal, bijvoorbeeld door gedeeld gebruik van middelen;

  • Mate waarin het project bijdraagt aan (duurzame) bedrijfsovernames en nieuwe toekomstbestendige bedrijfsmodellen voor de land- en tuinbouw.

Haalbaarheid

Bij haalbaarheid wordt gekeken naar de praktische uitvoerbaarheid van het project binnen de gegeven tijd en middelen. Dit betekent:

  • Een realistisch plan voor implementatie, met duidelijke mijlpalen en beschikbare middelen om het project succesvol af te ronden;

  • De betrokkenheid en beschikbaarheid van relevante partners en stakeholders, zoals landbouworganisaties, landeigenaren, financiers, onderwijs- en kennisinstellingen, en overheden. Hierin kan bijvoorbeeld ook aandacht zijn voor specialistische kennisdragers zoals coaching- en bedrijfsadvisering en financiële en juridische begeleiding;

  • De ervaring en capaciteiten van de projectuitvoerders om de geplande activiteiten effectief uit te voeren en eventuele uitdagingen aan te pakken.

Efficiëntie

Efficiëntie beoordeelt de verhouding tussen de inzet van middelen en de verwachte opbrengsten of resultaten. Dit kan betekenen:

  • Of de verwachte kosten in verhouding staan tot het beoogde effect op de instroom en het behoud van jonge landbouwers in de land- en tuinbouwsector;

  • Het gebruik van middelen op een slimme en duurzame manier, waarbij verspilling wordt geminimaliseerd en het beschikbare budget optimaal wordt benut;

  • In welke mate het project de mogelijkheid biedt om met een beperkte investering toch een grote impact te bereiken, bijvoorbeeld door schaalbare oplossingen te ontwikkelen en/of implementeren die breed toepasbaar zijn in de sector;

  • Het samenwerkingsverband geeft in het voorstel aan dat het zich heeft georiënteerd op gelijksoortige projecten in Nederland en/of de EU, en maakt waar mogelijk bij de projectuitvoering gebruik van de uitwisseling en toepassing van kennis en ervaring.

Mate van innovatie

Innovatie verwijst naar de vernieuwing die het project met zich meebrengt voor de land- en tuinbouwsector, specifiek gericht op het aantrekken en behouden van jonge landbouwers. Voor dit criterium wordt gekeken naar:

  • De mate waarin het project nieuwe en originele ideeën of technologieën toepast die nog niet wijdverspreid zijn in de sector, zoals innovatieve financieringsmodellen voor jonge landbouwers of (digitale) hulpmiddelen die de toetreding vereenvoudigen;

  • In hoeverre het project nieuwe oplossingen biedt voor bekende problemen rondom generatieoverdracht, zoals de overdracht van familiebedrijven of duurzame bedrijfsvoering;

  • Of het project een voorbeeldfunctie kan vervullen en als inspiratie kan dienen voor andere initiatieven in de sector, bijvoorbeeld door een nieuwe benadering van samenwerking tussen generaties in de land- en tuinbouw te demonstreren;

  • Innovaties op het gebied van duurzame productiemethoden die aantrekkelijk zijn voor jonge landbouwers en de land- en tuinbouw toekomstbestendig maken;

  • Creatieve benaderingen voor eigendomsoverdracht en bedrijfsopvolging, met oplossingen die ook juridische en financiële aspecten goed afdekken.

3. Regeldruk

De submodule EIP Generatievernieuwing volgt dezelfde uitvoeringssystematiek als de andere submodules van de EIP-regeling, waardoor de rekensom voor het berekenen van de regeldruk vergelijkbaar is. Voor de submodule Generatievernieuwing is bij de openstelling in 2024, € 490.000,–. De gemiddelde projectomvang is ca. € 48.200,– Dit levert ongeveer 10 projecten op die gesubsidieerd kunnen worden. Per project wordt gerekend op 60 uur aan administratieve lasten, waarvan 50% door de aanvragers zelf en 50% door ingehuurde adviseurs. Uitgaande van een uurtarief van € 50,– voor eigen arbeid en € 78,– voor adviseurs. Dit komt neer op € (30*78 = 2.340+ 30*50 = 1.500) 3.840,– per project. De regeldruk bedraagt voor deze submodule (10*€ 3.840,–) 38.400/490.000. Uitgedrukt in een percentage is dit 8%. De regeldruk is naar verwachting lager indien de aanvrager gebruik maakt van de Vereenvoudigde Kostenoptie (VKO) voor het berekenen van arbeidskosten of voor overige kosten. Op basis van ervaringen met het beschikbaar stellen van VKO'wordt de reductie van de administratieve lastendruk ingeschat op 15% (15% van 38.400 = 5.760). De totale regeldruk daalt hierdoor naar 6,7% (38.400-5.760 = 32.640/490.000*100).

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft besloten om geen formeel advies uit te brengen, omdat er geen of beperkte gevolgen zijn voor de regeldruk.

4. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt zo spoedig mogelijk in werking, op de dag na publicatie in de Staatscourant. Hiermee wordt afgeweken van de systematiek van vaste verandermomenten van regelgeving. Deze afwijking wordt gerechtvaardigd door het feit dat de doelgroep van deze regeling gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

Met de wijziging van artikel 5.1.12a wordt het minimaal aantal leden van de adviescommissie verlaagd van vier naar drie. Dit aantal biedt meer flexibiliteit aan het behandelproces bij regelingen waarbij gebruik gemaakt wordt van een adviescommissie.

Artikel I, onderdeel B

Bij de wijziging van de Sectorale interventie bijenteelt (Stcrt. 2024, 18999) is abusievelijk de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4.3, niet aangepast op de gewijzigde maximale looptijd van een project. Voor de openstelling van de Sectorale interventie bijenteelt is de looptijd van de projecten namelijk verkort tot twee uitvoeringsjaren. Het beschikbare budget per uitvoeringsjaar is € 80.000. De totale subsidie bedraagt dus per project ten hoogste € 160.000.

Artikel I, onderdeel C

In de begripsbepalingen vervalt de definitie van ‘potentiële jonge landbouwer’. Het is bij nader inzien niet nodig hiervoor een aparte categorie in de regeling op te nemen. Aan de begripsbepalingen wordt voorts het begrip kennisoverdrachtsactiviteiten toegevoegd. Hierbij wordt aangesloten bij de definitie uit Verordening 2021/2115. In artikel 78, tweede lid, wordt onder kennisoverdrachtsactiviteiten verstaan ‘alle relevante acties ter bevordering van innovatie, scholing en advisering, en andere vormen van uitwisseling van kennis en verspreiding van informatie, onder meer via het opstellen en bijwerken van plannen en studies ten behoeve van uitwisseling van kennis en verspreiding van informatie’.

Artikel I, onderdeel D

De doelgroep van deze subsidiemodule is een operationele groep waar in ieder geval een jonge landbouwer deel van uitmaakt. Het begrip jonge landbouwer is gedefinieerd in artikel 5.1.1. Een aanvrager is een jonge landbouwer wanneer deze jonger is dan 40 jaar op 31 december van het jaar waarin de steun wordt aangevraagd, bedrijfshoofd is en beschikt over de vereiste passende opleiding of vaardigheden.

In het negende lid wordt toegelicht wanneer een jonge landbouwer een passende opleiding of vaardigheden heeft. Ofwel beschikt de jonge landbouwer over een diploma of getuigschrift van een opleiding landbouw, tuinbouw of aanverwant op het niveau middelbaar beroepsonderwijs of hoger onderwijs, ofwel beschikt deze aantoonbaar over ten minste twee jaar ervaring met land- en tuinbouwproductie op het tijdstip van de subsidiesteunaanvraag, aangevuld met een diploma of een getuigschrift van een cursus op het gebied van bedrijfsovername of agrarische bedrijfsvoering, inclusief daaraan verwante cursussen.

Deze eis sterkt jonge ondernemers in hun kennispositie. Op deze manier wordt namelijk gestimuleerd dat jonge boeren bekend zijn met actuele uitdagingen in het agrodomein en ook met mogelijke oplossingsrichtingen daarvoor. Dit draagt indirect bij aan een vitale, toekomstbestendige en duurzame landbouwsector.

De vaardigheden kunnen worden aangetoond met een verklaring van ervaring. Ervaring kan bijvoorbeeld zijn: ervaring als zelfstandig helper, bedrijfsleider tweede categorie, meewerkend echtgenoot/echtgenote, niet-betaald geregeld meewerkend gezinslid of werknemer of stagiair op een landbouwbedrijf. Alleen het aantal jaren ervaring tot op het moment van indiening van de steunaanvraag, wordt in aanmerking genomen. Het gaat erom dat een jonge landbouwer in totaal minimaal twee jaar ervaring heeft, het is niet per se nodig dat de ervaring in een aaneengesloten periode is opgedaan. Ervaring kan berekend worden vanaf de leeftijd van 16 jaar. Met andere woorden, een 18-jarige die de voorgaande twee jaar heeft meegewerkt op het ouderlijk bedrijf kan hiermee voldoen aan het vereiste van passende opleiding of vaardigheden.

In het tiende lid wordt toegelicht wanneer een jonge landbouwer kan worden beschouwd als bedrijfshoofd. Een jonge landbouwer wordt gezien als bedrijfshoofd wanneer deze het landbouwbedrijf in eigen naam uitvoert, en in geval sprake is van betrokkenheid van andere (jonge) landbouwers, voldoende zeggenschap heeft in het bedrijf. De concrete vereisten zijn, in het geval van andere betrokken landbouwers, als volgt: i) de jonge landbouwer heeft doorslaggevende zeggenschap in het landbouwbedrijf; ii) de landbouwer heeft als natuurlijk persoon daadwerkelijk langdurige zeggenschap in het bedrijf en iii) de jonge landbouwer is betrokken bij de dagelijkse bedrijfsvoering.

Artikel I, onderdeel E

Kennisoverdrachtsactiviteiten worden middels deze wijziging toegevoegd als subsidiabele kosten.

Subsidiabele kosten onder kennisoverdracht zijn onder andere het ontwikkelen en uitvoeren van workshops, trainingen, leermateriaal ontwikkeling, demonstratieactiviteiten, studiegroepen, digitale kennisdeling, netwerken, excursies, stages, en innovatieclusters. Ook activiteiten zoals studiereizen, veldexperimenten, communicatie via media, het ontwikkelen van innovatieve businessmodellen, en hackathons komen in aanmerking, mits ze gericht zijn op de doelstellingen van de regeling en worden uitgevoerd in samenwerking met relevante partners.

Wanneer een activiteit valt onder kennisoverdrachtsactiviteiten zijn de kosten voor 80% subsidiabel. Voor de toepassing van dit artikel moet verder voldaan zijn aan de voorwaarden van artikel 78 van Verordening (EU) 2021/2115.

Artikel I, onderdeel F

Met de wijziging van artikel 5.6.3. wordt toegevoegd dat kennisoverdrachtsactiviteiten voor 80% subsidiabel zijn. Daarnaast zijn investeringen, gedaan door een jonge landbouwer in het kader van de submodule generatievernieuwing voor 65% subsidiabel.

Artikel II

Met artikel II wordt de openstellingsperiode en het subsidieplafond geregeld in de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2025. De openstelling vindt plaats van 24 maart 2025 tot en met 26 mei 2025. Het openstellingsbudget bedraagt € 490.000.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Naar boven