Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 11 juni 2024, nr. WJZ/59107176, tot wijziging van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021 ter wijziging van de Regeling Europese EZK- en LNV- subsidies 2021 ten behoeve van de Sectorale interventie groenten en fruit en de Sectorale interventie bijenteelt

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op;

  • verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PbEU 2021, L 435);

  • verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (PbEU 2021, L 435);

  • artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

  • de artikelen 15 en 19 van de Landbouwwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in de alfabetische volgorde de volgende begripsbepaling ingevoegd:

kostenbegroting:

actuele offerte voor de concreet geplande aanschaf of dienst, dan wel een taxatierapport op basis van de marktwaarde, dan wel een officiële actuele prijslijst van leveranciers, dan wel een factuur uit een voorgaande periode voor eenzelfde soort geplande uitgavenpost, dan wel een vergelijkbaar document;

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De begripsbepalingen van duurzaam productiemiddel, kostenbegroting en subsidie vervallen.

b. In de begripsbepaling van forfaitair standaardtarief wordt na ‘op grond van’ ingevoegd ‘artikel’;

c. In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

investering in een duurzaam productiemiddel:

investering in materiële of immateriële activa, als bedoeld in artikel 11 van verordening 2022/126, voor productiemiddelen die niet gedurende één productieproces volledig worden verbruikt;

tranches:

bedragen als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van verordening 2022/126.

B

In artikel 5.2.4, vijfde lid, onderdeel d, wordt ‘coöperatie’ vervangen door ‘de producentenorganisatie’.

C

Artikel 5.2.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘producent’ vervangen door ‘lid’.

2. In het zesde lid wordt ‘bij meerdere leden’ vervangen door ‘bij één of meer leden’.

3. In het zevende lid wordt na ‘verplichting voor’ ingevoegd ‘het bestuur van’.

D

Het tweede lid van artikel 5.2.15, alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.

E

In artikel 5.2.22, derde lid, wordt ‘en per individueel geval’ vervangen door ‘, per individueel lid en op verzoek van het lid’.

F

In artikel 5.2.25 wordt ‘artikel 5.2.24, vierde lid’ vervangen door ‘artikel 5.2.24 derde lid’.

G

Artikel 5.2.28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt als volgt te luiden:

  • b. een ledenlijst per 1 januari van het lopende jaar, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel inclusief vermelding van de niet-producerende leden, nieuwe leden en leden die gedurende het vorige jaar zijn uitgetreden, onder vermelding van de datum van uittreding, alsook van de leden waarop artikel 5.2.4, vijfde lid, van toepassing is; en

2. Aan het slot van het derde lid wordt een punt geplaatst.

3. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De verplichting om een controleverklaring van een extern accountant te overleggen als bedoeld in het derde lid is niet van toepassing op een producentenorganisatie die een rechtspersoon is als bedoeld in artikel 396, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

H

In artikel 5.2.34, zevende lid, wordt ‘artikel 5.3.163’ vervangen door ‘artikel 5.3.172’.

I

In artikel 5.2.38, derde lid, wordt na ‘Producentenorganisaties’ ingevoegd ‘met een operationeel programma’.

J

In artikel 5.2.39, derde lid wordt ‘1 april van het volgende jaar’, vervangen door ‘het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling’.

K

In artikel 5.2.40, derde lid, wordt ‘1 april van enig jaar’, vervangen door ‘het moment van indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling’.

L

In artikel 5.2.46, eerste lid wordt ‘bij het verzoek tot verlening van de subsidie’ vervangen door ‘bij de aanvraag tot subsidieverlening’.

M

Artikel 5.2.47 komt te luiden:

Artikel 5.2.47

  • 1. Het operationeel programma, de aanvraag tot subsidieverlening voor het volgende uitvoeringsjaar of wijzigingen voor de volgende jaren worden door de algemene vergadering van de producentenorganisatie goedgekeurd.

  • 2. Het operationeel programma, de aanvraag tot subsidieverlening voor het volgende uitvoeringsjaar of een wijziging voor de volgende jaren dat aan de algemene ledenvergadering ter goedkeuring is voorgelegd bevatten informatie over:

    • a. de inhoud van de projecten door middel van een samenvatting;

    • b. de bedragen per project;

    • c. welke investeringen van € 150.000 en hoger op locatie van de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties of een dochteronderneming zijn voorgenomen;

    • d. welke investeringen van € 100.000 en hoger op andere locaties zijn voorgenomen, onder vermelding van bij welk lid van de producentenorganisatie de investering is gedaan.

N

Artikel 5.2.48 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Een producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties dient een aanvraag tot subsidieverlening jaarlijks in tussen 1 augustus en 1 oktober om 12:00 uur.

2. Het vierde lid vervalt.

O

Artikel 5.2.50 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt ‘eerste lid’ vervangen door ‘tweede lid, onderdelen a en b,’.

2. Na het zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 7. De producentenorganisatie geeft ten aanzien van de melding van wijzigingen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, gemotiveerd aan wat de gevolgen van deze wijziging zijn voor de uitvoering en de begroting van het operationeel programma en de meetbare resultaten en mijlpalen, bedoeld in artikel 5.2.45, eerste lid, onderdelen d en g.

P

Artikel 5.2.54 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘gewerkte uren’ vervangen door ‘personeelskosten’.

2. In het derde lid, onderdeel a, wordt ‘kalenderjaar’ vervangen door ‘uitvoeringsjaar’.

3. Het derde lid, onderdeel d, subonderdeel 4, vervalt.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het aantal uren dat in de aanvraag voor een gedeeltelijke betaling of in de aanvraag tot subsidievaststelling per activiteit worden aangevraagd overschrijdt niet het aantal uren verleend in de beschikking tot subsidieverlening of een goedkeuring naar aanleiding van een onverwijlde melding van een wijziging van een operationeel programma, als bedoeld in artikel 5.2.50, eerste lid.

Q

Het opschrift van paragraaf 3.3 van titel 5.2 komt te luiden:

§ 3.3. Investering in een duurzaam productiemiddel

R

In artikel 5.2.56, eerste lid, wordt ‘aanschaf van de duurzame productiemiddelen’ vervangen door ‘investering in een duurzaam productiemiddel’.

S

In artikel 5.2.57, eerste lid, wordt ‘duurzame productiemiddelen’ vervangen door ‘een duurzaam productiemiddel’.

T

In artikel 5.2.58, tweede lid, wordt na ‘subsidiabel als’ ingevoegd ‘investering in een’.

U

In artikel 5.2.59, tweede lid, wordt ‘duurzame productiemiddelen’ vervangen door ‘een duurzaam productiemiddel’ en wordt ‘het duurzame productiemiddel’ vervangen door ‘het duurzaam productiemiddel’.

V

In de artikelen 5.2.60, tweede lid, 5.3.192 en 5.3.193 wordt ‘betaling van de steun’ telkens vervangen door ‘subsidievaststelling’.

W

In artikel 5.2.62 wordt ‘Duurzame productiemiddelen’ telkens vervangen door ‘Een duurzaam productiemiddel’ en wordt ‘zijn’ telkens vervangen door ‘is’.

X

Artikel 5.2.63 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘duurzame productiemiddelen’ vervangen door ‘een duurzaam productiemiddel’.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Indien de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties aantoont dat de gebruikelijke fiscale afschrijvingsperiode van een investering in een duurzaam productiemiddel korter is dan de periode, bedoeld in het eerste lid, blijft een duurzaam productiemiddel tot het einde van de fiscale afschrijvingsperiode in eigendom en bezit van de eigenaar.

3. In het vierde lid wordt ‘dat duurzame productiemiddel’ vervangen door ‘dat duurzaam productiemiddel’ en wordt ‘het duurzame productiemiddel’ vervangen door ‘het duurzaam productiemiddel’.

Y

Artikel 5.2.64 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘het duurzame productiemiddel’ vervangen door ‘het duurzaam productiemiddel’.

2. In het tweede lid wordt ‘duurzame productiemiddel’ vervangen door ‘duurzaam productiemiddel’.

3. In het derde lid wordt ‘het duurzame productiemiddel’ vervangen door ‘het duurzaam productiemiddel’.

Z

Artikel 5.2.66 komt te luiden:

Artikel 5.2.66

  • 1. Een investering in een duurzaam productiemiddel kan eenmalig of in tranches worden opgenomen in de aanvraag voor een gedeeltelijke betaling of in de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 2. De tranches betreffen identieke bedragen die één keer ten aanzien van een uitvoeringsjaar worden opgenomen in de aanvraag voor een gedeeltelijke betaling of in de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3. Indien een producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties uitgaven voor een investering in een duurzaam productiemiddel in identieke tranches in de aanvraag voor een gedeeltelijke betaling of in de aanvraag tot subsidievaststelling opneemt, is op het moment van de aanvraag voor een gedeeltelijke betaling of de aanvraag tot subsidievaststelling de laatste factuur ontvangen en betaald.

  • 4. De datum waarop het duurzaam productiemiddel ter beschikking is gesteld aan de producentenorganisatie valt in het uitvoeringsjaar waarop de gedeeltelijke betaling, of de aanvraag tot subsidievaststelling, betrekking heeft.

AA

Artikel 5.2.67 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een duurzaam productiemiddel kan ten laste van het actiefonds worden gebracht gedurende maximaal 5 jaar. Deze periode start vanaf het moment waarop het duurzaam productiemiddel ter beschikking van de begunstigde is gesteld als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van verordening 2022/126.

2. In het tweede lid wordt ‘Uitgaven voor duurzame productiemiddelen kunnen’ vervangen door ‘Een investering in een duurzaam productiemiddel kan’.

BB

Artikel 5.2.68 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘Tweedehands duurzame productiemiddelen’ vervangen door ‘Een tweedehands duurzaam productiemiddel’ en wordt ‘zijn’ vervangen door ‘is’.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Een tweedehands duurzaam productiemiddel dat bij een aangesloten producent, een daaraan verbonden partij of een rechtspersoon, als bedoeld in artikel 5.2.3, tweede lid, is aangeschaft is niet subsidiabel indien dit duurzaam productiemiddel vervolgens bij deze of een andere aangesloten producent of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 5.2.3, tweede lid, wordt geplaatst.

CC

In artikel 5.2.69, eerste lid, wordt ‘Duurzame productiemiddelen’ vervangen door ‘Een investering in een duurzaam productiemiddel’ en wordt ‘zijn’ vervangen door ‘is’.

DD

In artikel 5.2.71 wordt na ‘alle’ ingevoegd ‘investeringen in’.

EE

Artikel 5.2.72 komt te luiden:

Artikel 5.2.72

  • 1. Uitgaven voor huur en lease als economisch verantwoord alternatief voor de koop van een investering in een duurzaam productiemiddel zijn gedurende de termijn, bedoeld in artikel 5.2.63, subsidiabel overeenkomstig punt 8 van bijlage III van verordening 2022/126, voor zover koop van het duurzaam productiemiddel subsidiabel zou zijn.

  • 2. De artikelen 5.2.57 en 5.2.62, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op uitgaven als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De producentenorganisatie overlegt onverwijld, indien de minister daarom verzoekt, voor uitgaven, bedoeld in het eerste lid, een schriftelijke overeenkomst.

  • 4. Uit de overeenkomst blijkt in ieder geval de datum van verwerving van het activum of vanaf de datum waarop het activum ter beschikking van de begunstigde wordt gesteld, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van verordening 2022/126.

FF

In de artikelen 5.2.77, vierde lid, 5.3.19, tweede lid, 5.3.38, tweede lid, 5.3.56, tweede lid, 5.3.77, vierde lid, 5.3.107, tweede lid, 5.3.113, vierde lid, 5.3.120, vierde lid, 5.3.137, derde lid en 5.3.185, vierde lid wordt ‘indiening van de subsidieaanvraag’ telkens vervangen door ‘aanvraag tot subsidievaststelling’.

GG

In artikel 5.3.1, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Na ‘verstrekt’ wordt ingevoegd ‘per uitvoeringsjaar’.

2. De volgende zin wordt toegevoegd ‘Deze subsidie betreft de financiële steun, bedoeld in artikel 52 van verordening 2021/2115.’

HH

Artikel 5.3.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Op aanvraag van een producentenorganisatie wordt het vastgestelde maximum percentage aan financiële EU-steun verhoogd voor een operationeel programma of een gedeelte daarvan, indien wordt voldaan aan artikel 52, vierde, vijfde of zesde lid van verordening 2021/2115.

II

In artikel 5.3.6, eerste lid, wordt ‘om subsidie’ vervangen door ‘tot subsidieverlening’.

JJ

Na artikel 5.3.8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.3.8a

  • 1. Geen subsidie wordt verstrekt voor investeringen in een duurzaam productiemiddel of overige kosten waartoe de producentenorganisatie, een dochteronderneming of lid verplicht is volgens artikel 5.15 van het Besluit activiteiten leefomgeving of artikel 3.84 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

  • 2. De producentenorganisatie overlegt de gegevens en bescheiden, die in het kader van artikel 5.15a of 5.15b van het Besluit activiteiten leefomgeving en indien van toepassing ook artikel 3.84a, eerste lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving, aan het bevoegd gezag zijn verstrekt, onverwijld aan de minister, indien de minister daar om verzoekt.

  • 3. De producentenorganisatie is verplicht na de verstrekking van de subsidie een wijziging van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het tweede lid, onverwijld aan de minister te melden.

  • 4. Dit artikel is van toepassing op investeringen in een duurzaam productiemiddel of overige kosten waarvan de datum van verwerking van het activum of de datum waarop het activum ter beschikking van de begunstigde wordt gesteld later is dan 31 december 2024.

KK

Artikel 5.3.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘investeringen in duurzame productiemiddelen’ vervangen door ‘een investering in een duurzaam productiemiddel’.

2. In het derde lid, onderdeel b, wordt ‘investeringen in duurzame productiemiddelen, vervangen door ‘een investering in een duurzaam productiemiddel’.

LL

Het opschrift van paragraaf 2.2 van titel 5.3 komt te luiden:

§ 2.2. Investering in een duurzaam productiemiddel

MM

Artikel 5.3.11, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De punt aan het slot van onderdeel a wordt vervangen door een puntkomma.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • c. uitgaven voor cyclische belichting;

  • d. uitgaven voor de vervanging van bestaande LED belichtingsinstallaties of onderdelen daarvan.

NN

Artikel 5.3.12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ Geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Investeringen als bedoeld in het eerste lid zijn niet subsidiabel voor zover deze normale landbouwpraktijk zijn.

OO

Artikel 5.3.25, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d vervalt ‘en’.

2. Onder vervanging van de punt op aan het slot van onderdeel e door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. Investeringen als bedoeld in het eerste lid, voor zover deze normale landbouwpraktijk zijn.

PP

In artikel 5.3.34, eerste lid, wordt na ‘medewerkers van de producentenorganisatie’ ingevoegd ‘of een dochteronderneming’.

QQ

Het opschrift van paragraaf 3.2 van titel 5.3 komt te luiden:

§ 3.2. Investering in een duurzaam productiemiddel

RR

In de artikelen 5.3.38, derde lid, 5.3.55, vierde lid, 5.3.56, derde lid, 5.3.57, vierde lid, 5.3.58, tweede lid, 5.3.60, tweede lid, 5.3.61, tweede lid, 5.3.62, tweede lid, 5.3.63, tweede lid, 5.3.135, vierde lid, 5.3.137, tweede lid, 5.3.138, vierde lid, 5.3.140, tweede lid, 5.3.147, tweede lid, 5.3.148, tweede lid, 5.3.149, tweede lid, en 5.3.152, tweede lid, wordt na ‘ICT’ telkens ingevoegd ‘, bedoeld’.

SS

Artikel 5.3.42 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘samenwerking’ ingevoegd ‘en integratie’.

2. In het tweede lid wordt na ‘toont bij de’ ingevoegd ‘aanvraag tot’.

TT

Artikel 5.3.46 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) vervalt ‘, bedoeld in artikel 5.3.19, eerste lid’.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Uitgaven zijn alleen subsidiabel indien zij voldoen aan de algemene voorschriften voor ICT, bedoeld in paragraaf 4.1.

UU

In artikel 5.3.48, eerste lid, onderdeel f wordt ‘en administratiekosten’ vervangen door ‘advieskosten’.

VV

In artikel 5.3.49, onderdeel a, wordt ‘juridische kosten en administratiekosten’ vervangen door ‘juridische en advieskosten’.

WW

Het opschrift van paragraaf 4.2 van titel 5.3 komt te luiden:

§ 4.2. Investering in een duurzaam productiemiddel

XX

Artikel 5.3.54 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. In onderdeel a van het eerste lid (nieuw) wordt na ‘die’ ingevoegd ‘autonoom functioneren en’.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Niet subsidiabel zijn uitgaven voor technieken die breed worden toegepast en gangbaar zijn.

YY

In artikel 5.3.62, eerste lid vervalt ‘als bedoeld in artikel 5.3.57, eerste lid’.

ZZ

Artikel 5.3.71, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Bij ieder onderzoek wordt een projectvoorstel gevoegd, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

AAA

Na 5.3.71 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.3.71a

  • 1. Artikel 5.2.50 is niet van toepassing op het bepaalde in deze paragraaf, indien de wijzigingen geen betrekking hebben op het doel, het gewenste resultaat en de bijdrage aan de sectorale doelstellingen, bedoeld in artikel 5.3.71, tweede lid, onderdelen b, c en d.

  • 2. Wijzigingen als bedoeld in het eerste lid rapporteert en motiveert de producentenorganisatie jaarlijks op het moment van indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling over het voorafgaande jaar, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

BBB

Het opschrift van paragraaf 5.2 van titel komt te luiden:

§ 5.2. Investering in een duurzaam productiemiddel

CCC

Artikel 5.3.72 komt te luiden:

Artikel 5.3.72

  • 1. Een investering in een duurzaam productiemiddel in het kader van onderzoek en ontwikkeling, dat voldoet aan de algemene voorwaarden in paragraaf 5.1 kan subsidiabel zijn.

  • 2. Indien aan een investering in een duurzaam productiemiddel voorwaarden zijn gesteld in titel 5.2 en deze titel zijn deze voorwaarden van overeenkomstige toepassing op een investering als bedoeld in het eerste lid.

DDD

Artikel 5.3.73 komt te luiden:

Artikel 5.3.73

  • 1. Overige kosten inclusief personeelskosten in het kader van onderzoek en ontwikkeling die voldoen aan de algemene bepalingen in paragraaf 5.1 kunnen subsidiabel zijn.

  • 2. Indien aan overige kosten voorwaarden zijn gesteld in titel 5.2 en deze titel zijn deze voorwaarden van overeenkomstige toepassing op overige kosten inclusief personeelskosten, bedoeld in het eerste lid.

EEE

Het opschrift van paragraaf 6.2 van titel 5.3 komt te luiden:

§ 6.2. Investering in een duurzaam productiemiddel

FFF

Artikel 5.3.75, derde lid komt te luiden:

  • 3. Niet subsidiabel zijn:

    • a. uitgaven voor schermen ten behoeve van lichtafscherming en verwijderingsbijdragen;

    • b. uitgaven voor belichtingsinstallaties met andere dan LED verlichting, zoals SON-T;

    • c. uitgaven voor cyclische belichting;

    • d. uitgaven voor de vervanging van bestaande LED belichtingsinstallaties of onderdelen daarvan.

GGG

Artikel 5.3.76 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. In onderdeel a van het eerste lid (nieuw) wordt na ‘en’ ingevoegd ‘innovatieve’ en wordt na ‘die’ ingevoegd ‘autonoom functioneren en’.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Niet subsidiabel zijn uitgaven voor technieken die breed worden toegepast en gangbaar zijn.

HHH

Artikel 5.3.78 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel d vervalt ‘zoals energiebesparende motoren’ en wordt ‘voldoen’ vervangen door ‘voldoet’.

2. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. De volgende investeringen zijn niet subsidiabel:

    • a. warmte buffer boiler tank;

    • b. warmte buffer tank;

    • c. eerste energieschermen;

    • d. verduisteringsschermen;

    • e. zonwerende materialen;

    • f. rookgas afvoer en bijbehorende meetapparatuur;

    • g. de vervanging van een tweede scherm;

    • h. aanpassingen aan de kas die noodzakelijk zijn om de investering, bedoeld in het eerste lid, te realiseren.

III

Artikel 5.3.94 komt te luiden:

Artikel 5.3.94

Uitgaven ten behoeve van investeringen in duurzaam bodembeheer zijn subsidiabel indien het gaat om uitgaven voor:

  • a. een ecoploeg;

  • b. rupsbanden;

  • c. mulchers.

JJJ

Aan artikel 5.3.107 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Mest en compost afkomstig van door SKAL gecertificeerde biologische landbouwbedrijven, bedoeld in het eerste lid onderdeel a, is slechts subsidiabel voor zover deze is bestemd voor een SKAL gecertificeerd lid.

KKK

In 5.3.112, eerste lid, onderdeel f, wordt ‘en administratiekosten’ vervangen door ‘advieskosten’.

LLL

Artikel 5.3.117a vervalt.

MMM

Het opschrift van paragraaf 7.2 van titel 5.3 komt te luiden:

§ 7.2. Investering in een duurzaam productiemiddel

NNN

In artikel 5.3.119, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. losse batterijen voor tijdelijke opslag van energie ten behoeve van eerder aangeschafte zonnepanelen.

OOO

Artikel 5.3.121 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel d vervalt ‘zoals energiebesparende motoren’ en wordt ‘voldoen’ vervangen door ‘voldoet’.

2. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. De volgende investeringen zijn niet subsidiabel:

    • a. warmte buffer boiler tank;

    • b. warmte buffer tank;

    • c. eerste energieschermen;

    • d. verduisteringsschermen;

    • e. zonwerende materialen;

    • f. rookgas afvoer en bijbehorende meetapparatuur;

    • g. de vervanging van een tweede scherm;

    • h. aanpassingen aan de kas die noodzakelijk zijn om de investering, bedoeld in het eerste lid, te realiseren.

PPP

Artikel 5.3.123, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eind van onderdeel a vervalt ‘en’.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • c. uitgaven voor cyclische belichting;

  • d. uitgaven voor de vervanging van bestaande LED belichtingsinstallaties of onderdelen daarvan.

QQQ

Het opschrift van paragraaf 8.2 van titel 5.3 komt te luiden:

§ 8.2. Investering in een duurzaam productiemiddel

RRR

Artikel 5.3.130 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Investeringen als bedoeld in het eerste lid zijn niet subsidiabel voor zover deze normale landbouwpraktijk zijn.

SSS

Artikel 5.3.145, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d vervalt ‘en’.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. Investeringen als bedoeld in het eerste lid, voor zover deze normale landbouwpraktijk zijn.

TTT

In artikel 5.3.160, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘consumentenbeurzen’ vervangen door ‘beurzen’.

UUU

Het opschrift van paragraaf 12.2 van titel 5.3 komt te luiden:

§ 12.2. Investering in een duurzaam productiemiddel

VVV

In artikel 5.3.190 wordt ‘investeringen in duurzame productiemiddelen’ vervangen door ‘een investering in een duurzaam productiemiddel’ en wordt ‘zijn’ vervangen door ‘is’.

WWW

In het opschrift van afdeling 5.3.3. wordt ‘Subsidieaanvraag’ vervangen door ‘Subsidievaststelling’.

XXX

Artikel 5.3.194 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘subsidieaanvraag’ vervangen door ‘aanvraag voor een gedeeltelijke betaling of aanvraag tot subsidievaststelling’.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Crediteringen en creditfacturen worden in mindering gebracht op de hoogte van de financiële steun in de aanvraag tot gedeeltelijke betaling of aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 4. Crediteringen en creditfacturen die na indiening van een aanvraag tot gedeeltelijke betaling of na afloop van de aanvraag tot subsidievaststelling worden ontvangen worden onverwijld gemeld aan de minister.

YYY

In de artikelen 5.3.195, eerste lid, en 5.3.197 wordt ‘subsidieaanvraag’ telkens vervangen door ‘aanvraag tot subsidievaststelling’.

ZZZ

Artikel 5.3.198a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘aanvraag tot betaling’ vervangen door ‘aanvraag tot gedeeltelijke betaling of de aanvraag tot subsidievaststelling’.

2. In onderdeel c wordt ‘duurzame’ vervangen door ‘duurzaam’.

AAAA

In artikel 5.3.199, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een investering in een duurzaam productiemiddel die in het operationeel programma direct voorafgaande aan het eerste operationeel programma dat wordt goedgekeurd onder verordening 2021/2115 is opgenomen en in tranches ten laste van het actiefonds werd gebracht, kan worden opgenomen in het eerste operationele programma dat wordt goedgekeurd onder verordening 2021/2115.

BBBB

Aan artikel 5.4.5 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. In het uurtarief, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, kan worden opgenomen:

    • a. Het contractueel of bij CAO overeengekomen brutoloon

    • b. Een bij contract of CAO overeengekomen niet winstafhankelijke dertiende maand

    • c. Een onregelmatigheidstoeslag

    • d. Een ploegentoeslag

    • e. Het werkgeversdeel sociale verzekeringswetten

    • f. De voor rekening van de werkgever komende kosten voor de ziektekostenverzekering

    • g. Het werkgeversdeel pensioen en vervroegde uittreding; of

    • h. Dotaties aan pensioenvoorzieningen voor zover onderbouwd kan worden dat hier rechtens afdwingbare verplichtingen tegenover staan.

CCCC

Artikel 5.4.11 komt te luiden:

Artikel 5.4.11. Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van de op grond van deze titel gesubsidieerde activiteiten, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem verlangd kan worden.

  • 2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

  • 3. De subsidieontvanger dient jaarlijks, tussen 1 juli en 1 augustus om 12:00 uur, een tussenrapportage in bij de minister met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld format. Deze tussenrapportage heeft betrekking op het voorgaande uitvoeringsjaar en bevat een overzicht van de uitgevoerde activiteiten, de behaalde deelresultaten en een verantwoording van de gedane uitgaven.

  • 4. In afwijking van artikel 2.19, eerste lid, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling gelijktijdig in met de tussenrapportage, bedoeld in het derde lid.

DDDD

Artikel 6.1a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Voor zover in afwijking van het eerste lid, blijven de artikelen 5.2.38, 5.2.39, 5.2.40, 5.2.47, 5.2.48, 5.3.4, 5.3.11, 5.3.12, 5.3.25, 5.3.34, 5.3.42, 5.3.46, 5.3.48, 5.3.49, 5.3.54, 5.3.71, 5.3.72, 5.3.73, 5.3.75, 5.3.76, 5.3.78, 5.3.94, 5.3.107, 5.3.112, 5.3.119, 5.3.121, 5.3.123, 5.3.130, 5.3.145 en 5.3.160, zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van de Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 11 juni 2024, nr. WJZ/59107176, tot wijziging van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021 ter wijziging van de Regeling Europese EZK- en LNV- subsidies 2021 ten behoeve van de Sectorale interventie groenten en fruit en de Sectorale interventie bijenteelt, van toepassing op subsidies voor het uitvoeringsjaar 2024 of daarvoor.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdelen B tot en met G, die in werking treden met ingang van 1 januari 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 juni 2024

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

In juli 2022 is de nationale regelgeving ten behoeve van de Sectorale interventie groenten en fruit en de Sectorale interventie bijenteelt, als onderdeel van het Nationaal Strategisch Plan voor lidstaat Nederland, opgenomen in de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021 (hierna: REES 2021). Het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (hierna: GLB) bestaat uit twee fondsen: het Europees Landbouwgarantiefonds (hierna: ELGF) en het Europees Fonds voor Plattelandsontwikkeling (hierna: ELFPO). Hoofdstuk 5 van de REES 2021 ziet op specifieke subsidieregels voor ELGF en het ELFPO. In titel 5.1 van de REES 2021 zijn algemene bepalingen opgenomen die voor het ELGF en het ELFPO in het algemeen en daarmee voor alle titels van hoofdstuk 5 van de REES 2021 relevant zijn. In titels 5.2 tot en met 5.4 staan de bepalingen die specifiek voor de sectorale interventies gelden.

2. Doel en aanleiding van de wijzigingen voor de Sectorale interventie groenten en fruit

De Sectorale interventie groenten en fruit heeft als doel de teelt van groenten en fruit te verduurzamen en marktgericht te kunnen produceren. Hiermee wordt beoogd de positie van de telers in de keten te versterken.

Met ingang van 1 juli 2023 is het toepassingsgebied van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) uitgebreid met de sector glastuinbouw. In deze besluiten is een energiebesparingsplicht opgenomen, die gevolgen heeft voor de Sectorale interventie groenten en fruit. De energiebesparingsplicht houdt namelijk in dat bedrijven en instellingen verplicht zijn om alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder uit te voeren. Deze verplichting geldt voor locaties van bedrijven en instellingen die per jaar vanaf 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas(equivalent) gebruiken. Onder andere leden van producentenorganisaties, die actief zijn in de sector glastuinbouw, kunnen onder deze verplichting vallen.

In de Sectorale interventie groenten en fruit zijn energiebesparende maatregelen opengesteld ter stimulering van de duurzame productie van groenten en fruit. Hierdoor zou het mogelijk zijn dat Europese subsidie verleend wordt voor maatregelen, die in bepaalde gevallen op basis van deze energiebesparingsplicht al verplicht zijn. Beleidsmatig is het onwenselijk om (in Europees verband) subsidie te verlenen voor maatregelen die door middel van (nationale) regelgeving verplicht gesteld zijn. Hiermee wordt namelijk het doel van de energiebesparingsplicht ondermijnd en vervalt het stimulerende effect van de subsidie. Om dat te voorkomen wordt met de onderhavige wijziging van de REES 2021 de Sectorale interventie groenten en fruit op dat punt aangepast.

Vanaf 1 januari 2023 zijn de regelingen sectorale interventies in werking en is ervaring opgedaan met de uitvoering ervan. Enkele begrippen behoeven een betere omschrijving en sommige teksten worden verduidelijkt, zoals duurzame productiemiddelen, subsidieaanvraag en tranches.

Het verminderen van de administratieve lasten voor de aanvragers en de uitvoerende organisatie is een belangrijke beleidsdoelstelling. Met de betrokkenen is dat bekeken en daar waar mogelijk zijn vereenvoudigingen doorgevoerd. Onder andere de verplichting om wijzigingen in onderzoek onverwijld te melden is aangepast en er zijn formats opgesteld om bepaalde onderdelen van de subsidieaanvraag te vereenvoudigen. Enkele correcties zijn toegepast om beter aan te sluiten bij de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Daarnaast zijn er enkele wijzigingen aangebracht in de subsidiabele uitgaven.

3. Doel en aanleiding sectorale interventie bijenteelt

De Sectorale interventie bijenteelt in titel 5.4 heeft als doel bij Nederlandse imkers de kennis over goede imkerpraktijken en bijengezondheid te verhogen en de kennisverspreiding te faciliteren. Een andere doelstelling is het verbeteren van de positie van de landbouwers in de waardeketen en het tot stand brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies (artikel 6, eerste lid, onderdelen c en f, verordening 2021/21151). Met deze wijziging worden de verplichtingen van de subsidieontvanger verduidelijkt door de periode toe te voegen wanneer de tussenrapportage en aanvraag tot subsidievaststelling moet worden ingediend en de kosten die onderdeel uitmaken van de berekening van de uurtarieven.

4. Regeldruk

Titel 5.2 en 5.3 Sectorale interventie groenten en fruit

Eerder is een analyse gemaakt van de regeldrukeffecten van de Sectorale interventie groenten en fruit (Stcrt. 2022, 18453). Daarvan was de conclusie dat de regeldruk in de nieuwe regeling Sectorale interventie groenten en fruit afgenomen was ten opzichte van de regeldruk in de oude regeling GMO Groenten en Fruit. De afname van de regeldruk was een gevolg van de nauwe samenwerking met de sector bij het tot stand komen van de nieuwe regeling en van de doelstelling om actief te kijken naar mogelijkheden om de administratieve lasten voor de subsidieaanvrager en de uitvoeringsorganisatie zo beperkt als mogelijk te houden.

Voor onderhavige wijzigingsregeling is een vergelijking gemaakt tussen de aanpassingen die de regeldruk verlagen en die de regeldruk verhogen. Omdat de meeste aanpassingen nauwelijks invloed hebben op de regeldruk is de vergelijking beperkt tot de aanpassing die de regeldruk het meest verlaagt met de aanpassing die de regeldruk het meest verhoogt.

Voor de onderhavige wijziging van de REES 2021 is het verminderen van de administratieve lasten voor de aanvragers en de uitvoeringsorganisatie een aandachtspunt geweest. Verreweg de meeste aanpassingen hebben betrekking op verduidelijking van teksten, het verwijderen of verbeteren van verwijzingen, de onderlinge afstemming tussen artikelen en overige regelgeving of het concreter benoemen van reeds bestaande verplichtingen. Deze aanpassingen hebben geen invloed op de regeldruk.

Een zestal aanpassingen leveren minder regeldruk op door het, in sommige gevallen, vervallen van bepaalde verplichtingen (aanvullen negatief vermogen, aanleveren controleverklaring), het introduceren van een format of het vereenvoudigen van procedures. De grootste vermindering van de lastendruk leveren de aanpassingen bij het onderzoek op. Tussentijdse wijzigingen die inherent zijn aan het doen van onderzoek en kleine wijzigingen die geen invloed hebben op de doelstelling van het onderzoek hoeven niet langer onverwijld gemeld te worden. Deze wijzigingen worden nu jaarlijks gerapporteerd.

De aanpassing van de tussentijdse wijzigingen bij het onderzoek levert de grootste verlaging van de regeldruk op. In 2023 zijn 623 tussentijdse wijzigingen gemeld door acht producentenorganisaties, oftewel gemiddeld 78 per producentenorganisatie per jaar. Verondersteld wordt dat ongeveer acht tussentijdse wijzigingen voor onderzoek per jaar minder gedaan zullen worden. De besparing hier wordt geschat op vier uur per wijziging, hetgeen overeenkomt met 32 uur per jaar per producentenorganisatie oftewel 1.920 euro.

Er zijn twee aanpassingen die de regeldruk licht verhogen. Een producentenorganisatie moet in het geval een accountant bij één of meerdere leden afwijkende bevindingen ten aanzien van de leveringsplicht constateert, passende maatregelen nemen. De impact hiervan op de regeldruk wordt klein ingeschat.

Het rekening houden met de op grond van andere regelgeving geldende energiebesparingsplicht in deze regeling verhoogt de regeldruk. De producentenorganisaties zullen in voorkomend geval rapportages beschikbaar moeten hebben, ook van haar leden. Het betreft echter rapportages, die al verplicht worden opgesteld op basis van de bestaande energiebesparingsplicht (Stb. 2023, 215). In de nota van toelichting bij deze publicatie is aangegeven dat de kosten voor het voldoen aan de informatieplicht geschat worden op 51 tot 100 euro per jaar per bedrijfsvestiging. Voor grote bedrijven die een onderzoeksplicht hebben worden de kosten geschat op 2.500 euro per jaar per bedrijfsvestiging, maar dat bedrag is sterk afhankelijk van de individuele bedrijfssituatie.

Het opnemen van de energiebesparingsplicht levert de grootste verhoging van de regeldruk op. De producentenorganisaties moeten de rapporten informatieplicht of onderzoeksplicht bij de leden opvragen. Ze stellen vast of een geplande investering niet al verplicht is op de locatie van de leden en verplichten de leden om de resultaten van eventuele controles op de rapporten te melden aan de producentenorganisatie. De producentenorganisatie stelt deze informatie beschikbaar aan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Geschat wordt dat dit proces gemiddeld twee uur kost per investering, die een instandhoudingstermijn van 5 jaar heeft.

In 2023 zijn 1.073 uitgavenposten ingediend door acht producentenorganisaties. In een analyse is vastgesteld dat bij 18 van de 159 interventies sprake kan zijn van energiebesparende maatregelen, waarvoor de energiebesparingsplicht kan gelden. Dat komt overeen met 11,3% van het totaal. Geschat wordt dat het om 122 uitgavenposten gaat, oftewel 15 investeringen per producentenorganisatie per jaar. De toename in de lastendruk wordt daarmee geschat op 30 uur, hetgeen overeenkomt met 6 uur per jaar per investering, oftewel 360 euro.

In 2024 zijn 11 producentenorganisaties erkend met een lopend operationeel programma, dat in 2025 voortgezet wordt. Voor de plannen van 11 subsidieaanvragers over 2024 is een subsidiebedrag van 155 miljoen euro verleend, met een gemiddeld subsidiepercentage van 67%. Deze regelingswijziging heeft een relatief kleine invloed op het totaal van de bestaande regeling.

Titel 5.4 Sectorale interventie bijenteelt

De wijzigingen in de regeling met betrekking tot de Sectorale interventie bjienteelt hebben geen invloed op de regeldruk voor aanvragers of de uitvoering. De regeldruk van de hele subsidiemodule is eerder toegelicht (Stcrt. 2022, 18453).

ATR

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

5. Notificatie

De regeling bevat geen nieuwe technische voorschriften in de zin van Richtlijn (EU) 2015/1535 en is niet genotificeerd bij de Commissie.

6. Inwerkingtreding en overgangsrecht

Deze regeling treedt gedeeltelijk in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van de systematiek van vaste verandermomenten voor regelgeving. Dit is echter in het belang van de producentenorganisaties en hun leden. Het gaat namelijk om verduidelijkingen van de administratieve verplichtingen. De doelgroep is dus gebaat bij een spoedige inwerkingtreding.

De onderdelen B tot en met G van Artikel I treden in werking op 1 januari 2025. Dit zijn onderdelen die zien op de erkenning van producentenorganisaties. Het is niet wenselijk erkenningsbepalingen gedurende het lopende uitvoeringsjaar te wijzigen.

Voor onderdeel JJ, inzake de energiebesparingsplicht, is van toepassing op investeringen in een duurzaam productiemiddel of overige kosten waarvan de datum van verwerking van het activum of de datum waarop het activum ter beschikking van de begunstigde wordt gesteld later is dan 31 december 2024. Dit wordt in de artikelsgewijze toelichting van onderdeel JJ verder toegelicht.

De artikelen 5.2.38, 5.2.39, 5.2.40, 5.2.47, 5.2.48, 5.3.4, 5.3.11, 5.3.12, 5.3.25, 5.3.34, 5.3.42, 5.3.46, 5.3.48, 5.3.49, 5.3.54, 5.3.71, 5.3.72, 5.3.73, 5.3.75, 5.3.76, 5.3.78, 5.3.94, 5.3.107, 5.3.112, 5.3.119, 5.3.121, 5.3.123, 5.3.130, 5.3.145 en 5.3.160 zijn van toepassing voor het uitvoeringsjaar dat begint op 1 januari 2025. Voor deze onderdelen geldt dus uitgestelde werking. Dit wordt in de artikelsgewijze van onderdeel DDDD toelicht.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A

In artikel 5.1.1, eerste lid, is een begripsbepaling van kostenbegroting opgenomen. Dit begrip was eerst opgenomen in het tweede lid. De begrippen in het tweede lid zijn alleen van toepassing op titel 5.2 en 5.3. Door het verplaatsen van de definitie is de begripsbepaling ook van toepassing op titel 5.4 inzake de Sectorale interventie bijenteelt. Een kostenbegroting betreft geen begroting zoals bedoeld in artikel 2.9 lid 5 onderdeel c.

In de begripsbepaling van forfaitair standaardtarief is een tekstuele correctie doorgevoerd.

De begripsbepaling van subsidie vervalt, om verwarring met het subsidiebegrip uit de Awb te voorkomen. De subsidie in deze titel betreft de financiële steun van de Unie, bedoeld in artikel 52 van verordening 2021/2115; een verwijzing hiernaar is opgenomen in artikel 5.3.1.

De begripsbepaling duurzaam productiemiddel is vervangen door investering in een duurzaam productiemiddel. In de begripsbepaling werd verwezen naar verordening 2017/891, artikel 2, onderdeel h. Deze bepaling is per oktober 2022 ingetrokken. Onder een investering in een duurzaam productiemiddel wordt een investering verstaan die niet in één productieproces volledig wordt verbruikt en langere tijd ten gunste van het productieproces wordt ingezet.

Om verdere aansluiting te zoeken bij verordening 2022/126 is een begripsbepaling van tranches opgenomen en verder verwerkt in de artikelen 5.2.66 en 5.3.199.

Onderdeel B

Met de wijziging van artikel 5.2.4 wordt door het begrip ‘coöperatie’ te vervangen door ‘de producentenorganisatie’ aangesloten bij artikel 5.1.1, tweede lid, waar dit begrip is gedefinieerd.

Onderdeel C

Met de wijziging van artikel 5.2.11 wordt door het begrip ‘producent’ te vervangen door ‘lid’ aangesloten bij artikel 5.1.1, tweede lid, waar dit begrip is gedefinieerd.

Met de wijziging van het zesde lid is de producentenorganisatie niet alleen verplicht om pas bij meerdere afwijkende bevindingen in de deelwaarneming door de accountant passende maatregelen te nemen. Indien de situatie daarom vraagt moet de producentenorganisatie ook passende maatregelen nemen bij een enkele constatering.

Aan het zevende lid is toegevoegd dat het bestuur van de producentenorganisatie de evaluatie moet uitvoeren. Dit sluit aan op artikel 5.2.18, vijfde lid en 5.2.19, vijfde lid. Op grond van deze bepalingen moet de producentenorganisatie het door haar opgezette systeem van controle op de naleving van de leveringsplicht jaarlijks voor 1 juni evalueren aan de hand van het geheel van maatregelen dat zij neemt om de naleving van de leveringsplicht door de leden te bewaken. Elementen die in de evaluatie moeten terugkomen zijn:

  • 1. Accountantsonderzoek leveringsplicht;

  • 2. Verificatie van de verstrekte areaalenquêtes en aanvoerprognoses middels controlebezoeken door de producentenorganisatie bij de leden;

  • 3. Systematische vergelijking areaalenquête-aanvoerprognose-daadwerkelijke levering gedurende het jaar;

  • 4. Periodieke vergelijking aanvoerprognose-daadwerkelijke aanvoer-normstelling;

  • 5. Ondernomen acties en opgelegde sancties naar aanleiding van geconstateerde verschillen.

Onderdeel D

In artikel 5.2.15 vervalt het tweede lid, waarin is bepaald dat een negatief vermogen door de producentenorganisatie binnen één kalenderjaar moet worden aangevuld. In artikel 384, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, is namelijk bepaald dat bij de waardering van de activa en passiva ervan wordt uitgaan dat het geheel der werkzaamheden van de rechtspersoon wordt voortgezet, het zogenaamde ‘going concern principe’. Als er dreiging is dat de continuïteit van de onderneming in gevaar is, dan moet dit expliciet in de toelichting worden vermeld. Op basis van artikel 154, eerste lid, onder c van verordening 1308/2013 is een producentenorganisatie verplicht om voldoende bewijs te leveren dat zij in staat is haar werk naar behoren te verrichten, vanuit het oogpunt van duur, efficiëntie, personele, materiële en technische ondersteuning van haar leden, alsook zoals passende van concentratie van het aanbod. Of er voldaan kan worden aan deze verplichting kan in voldoende mate uit de jaarrekening worden afgeleid. Aanvullende regels over het vermogen zijn daarom onnodig belastend voor producentenorganisaties.

Onderdeel E

Artikel 5.2.22 wordt zo gewijzigd dat een ontheffing als bedoeld in artikel 12 van verordening 2017/891 slechts verleend kan worden per individueel lid op verzoek van dat lid. Deze ontheffing ziet op de afzet van de productie buiten de producentenorganisatie om. Het verlenen van ontheffing aan een individueel lid, dat om ontheffing verzocht heeft, kan eventueel middels een algemene brief.

Onderdeel F

In artikel 5.2.25 is de verwijzing naar artikel 5.2.24 gecorrigeerd.

Onderdeel G

In artikel 5.2.28 worden het eerste en derde lid tekstueel gecorrigeerd. Een vierde lid wordt toegevoegd. Op basis van artikel 396 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek geldt dat voor kleine- en middelgrote ondernemingen geen controleverklaring van een extern accountant bij de jaarrekening verplicht is. Door deze wijziging hoeven producentenorganisaties die op basis van artikel 396 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek geen controleverklaring bij de jaarrekening nodig hebben deze ook niet aan te leveren.

Onderdeel H

In artikel 5.2.34 is de verwijzing naar artikel 5.3.172 gecorrigeerd.

Onderdeel I

Door de wijziging van het derde lid van artikel 5.2.38 hoeven alleen producentenorganisaties met een lopend operationeel programma een controleverklaring van de accountant in te dienen.

Onderdelen J en K

Met de wijziging van artikel 5.2.39 en 5.2.40 worden respectievelijk het moment waarop de financiële bijdragen in het actiefonds gestort kunnen worden en het moment waarop het saldo van eigen bijdragen van de leden aan het actiefonds groter of gelijk aan nul moet zijn gelijk getrokken met het moment dat de aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend. De aanvraag tot subsidievaststelling is geregeld in artikel 5.3.193.

Onderdelen L, M, FF, II, WWW en YYY

De terminologie in deze artikelen is in lijn gebracht met Titel 4.2 van de Awb. In de regeling werd namelijk gesproken over 'de subsidieaanvraag’, waar de aanvraag tot subsidieverlening of subsidievaststelling werd bedoeld en werd op andere plaatsen gesproken over ‘betaling van de subsidie’ waar de aanvraag tot subsidievaststelling werd bedoeld.

Onderdeel N

Artikel 5.2.48, derde lid, ziet op de aanvraag voor subsidieverlening, terwijl artikel 2.19 ziet op de vaststelling. Deze verwijzing naar artikel 2.19 komt dus te vervallen. Ook is terminologie in lijn gebracht met Titel 4.2 van de Awb. In het vierde lid was een uitzondering opgenomen voor het uitvoeringsjaar 2023. Deze is niet meer van toepassing en vervalt.

Onderdeel O

Met de wijziging van artikel 5.2.50 is tot uitdrukking gebracht dat wanneer een wijziging van een operationeel programma betrekking heeft op het niet of niet geheel uitvoeren van een project, activiteit of uitgavenpost het niet noodzakelijk is te motiveren hoe het begrote bedrag tot stand is gekomen en waarom deze wijziging noodzakelijk is. Wel is het nodig te motiveren wat de gevolgen van deze wijziging zijn voor de uitvoering, de begroting, de meetbare resultaten en mijlpalen van het operationeel programma. Hiertoe is het zevende lid opgenomen.

Onderdeel P

In artikel 5.2.54 wordt in het eerste lid aangesloten bij de begripsbepaling van ‘personeelkosten’ en wordt een foutieve opsomming in het derde lid hersteld.

Onderdelen Q t/m Y, BB t/m DD, KK, LL, QQ, WW, BBB, EEE, MMM, QQQ, UUU, VVV en AAAA

Deze onderdelen worden gewijzigd zodat wordt aangesloten bij de begripsbepaling van investering in een duurzaam productiemiddel, bedoeld in artikel 5.1.1, tweede lid.

Onderdeel Z

In artikel 5.2.66 is verduidelijkt op welk moment een duurzaam productiemiddel in de aanvraag voor een gedeeltelijke betaling of in de aanvraag tot subsidievaststelling opgenomen moet worden. Het uitgangspunt is om één lijn te hanteren voor een investering in een duurzaam productiemiddel die ofwel eenmalig ofwel in tranches gedeclareerd moet worden. Prestaties moeten geleverd zijn gedurende het uitvoeringsjaar en een factuur, factuurdatum of betaling mag nog tot het moment van de aanvraag voor een gedeeltelijke betaling of de aanvraag tot subsidievaststelling. Als laatste is in dit artikel opgenomen dat de datum waarop het duurzaam productiemiddel ter beschikking is gesteld aan de producentenorganisatie moet vallen in uitvoeringsjaar waarop de gedeeltelijke betaling of aanvraag tot subsidievaststelling betrekking heeft.

Onderdeel AA

Met de wijziging van artikel 5.2.67 wordt de maximale periode dat een investering in een duurzaam productiemiddel ten laste gebracht kan worden van het actiefonds beperkt tot 5 jaar.

Onderdeel EE

Met de wijziging van artikel 5.2.72 worden de voorwaarden voor huur en lease op één lijn gebracht met die van aankoop van een investering in een duurzaam productiemiddel.

Onderdeel GG

Met deze wijziging is een verwijzing naar de financiële steun van de Unie, bedoeld in artikel 52 van verordening 2021/2115 opgenomen in artikel 5.3.1.

Onderdeel HH

In artikel 5.3.4 wordt verduidelijkt dat een hoger subsidiepercentage, als bedoeld in artikel 52, vierde, vijfde of zesde lid, van verordening 2021/2115 alleen wordt verleend indien de producentenorganisatie dit aanvraagt.

Onderdeel JJ

Artikel 5.3.8a heeft betrekking op de energiebesparingsplicht. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet, het Bal en het Bbl in werking getreden. Onder artikel 5.15 Bal en artikel 3.84 Bbl is de energiebesparingsplicht opgenomen. De energiebesparingsplicht geldt voor locaties met een relevante milieubelastende activiteit én met een jaarlijks energiegebruik vanaf 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas(equivalent). De energiebesparingsplicht houdt in dat bedrijven en instellingen verplicht zijn om alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder uit te voeren.

Indien de energiebesparingsplicht van toepassing is op een locatie, moet daar eens in de vier jaar over gerapporteerd worden. Voor de sector glastuinbouw golden die verplichtingen voor het eerst op 1 december 2023 en dit moet gebeuren door middel van rapportages op grond van de informatieplicht energiebesparing en/of op grond van de onderzoeksplicht energiebesparing.

Voor de energiebesparingsplicht is meestal het college van burgemeester en wethouders van de gemeente het bevoegd gezag. Toezicht en handhaving op de energiebesparingsplicht, en de daarbij behorende informatie- en onderzoeksplicht, is opgenomen in het basistakenpakket van de omgevingsdiensten. De omgevingsdiensten houden daarom toezicht en doen de handhaving van de energiebesparingsplicht op vrijwel alle locaties. De omgevingsdienst beoordeelt de rapportages. Indien rapportages niet voldoen kan de omgevingsdienst vragen om de rapportages te verbeteren en aan te vullen.

Door middel van deze wijzigingsregeling zijn energiebesparende maatregelen, die verplicht zijn onder de energiebesparingsplicht, vanaf 1 januari 2025 niet meer subsidiabel. Deze verplichting geldt niet voor energiebesparende maatregelen die uiterlijk op 31 december 2024 ter beschikking zijn gesteld, of in voorkomend geval zijn geleverd. Daarmee geldt de energiebesparingsplicht eveneens voor een investering in een duurzaam productiemiddel, die in één keer gedeclareerd wordt of in tranches en overige kosten. Dit betreft investeringen:

  • die verleend zijn in 2024, maar waarvan de verwerving of ter beschikking stelling is voorzien in 2025 of later;

  • die als nieuwe investeringen in een duurzaam productiemiddel of overige kosten door middel van een tussentijdse wijziging weliswaar verleend zijn in 2024, maar waarvan de verwerving of ter beschikking stelling verschoven is naar 2025 of later;

  • die als nieuwe investeringen in een duurzaam productiemiddel of overige kosten ingediend zijn vanaf 1 januari 2024 door middel van een tussentijdse wijziging ten behoeve van de meerjarenbegroting 2025 en later;

  • die worden opgenomen in de aanvraag voor subsidieverlening 2025 en uiterlijk op 1 oktober 2024 worden ingediend;

  • die als nieuwe investeringen in een duurzaam productiemiddel of overige kosten na de aanvraag voor subsidieverlening 2025 zijn ingediend door middel van een tussentijdse wijziging en in 2025 of later worden verworven of ter beschikking worden gesteld.

De producentenorganisatie is verplicht vast te stellen dat geen subsidie aangevraagd wordt voor energiebesparende maatregelen op locaties, die op grond van de energiebesparingsplicht verplicht zijn. Ter onderbouwing hiervan is de producentenorganisatie verplicht de rapportages over de desbetreffende locatie beschikbaar te hebben. Ter controle kunnen deze rapporten opgevraagd worden.

Bedrijven en instellingen in de sector glastuinbouw zijn verplicht de rapportages op 1 december 2023 te hebben ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Indien de Omgevingsdienst een controle heeft uitgevoerd op de rapportages dienen de resultaten van deze controles, eventueel als aanvulling, opgenomen te worden in de rapportages, die bij de producentenorganisatie beschikbaar zijn en ter controle opgevraagd kunnen worden. Is de controle uitgevoerd, nadat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland deze rapportages heeft opgevraagd, dan geeft de producentenorganisatie deze informatie onverwijld door aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. De uitvoeringsorganisatie zal hier op toezien en kan eventueel op basis van deze informatie investeringen alsnog afkeuren, ook na de vaststelling tot en met het einde van de instandhoudingsperiode. Het niet overleggen van rapporten kan leiden tot intrekking van de subsidie.

In het vierde lid van artikel 5.3.8a is geregeld dat de energiebesparingsplicht, pas gaat gelden als de datum van verwerving van het activum of de datum waarop het activum ter beschikking van de begunstigde wordt gesteld later is dan 31 december 2024, zoals hierboven toegelicht.

Onderdelen MM, FFF en PPP

In deze onderdelen is opgenomen dat uitgaven voor cyclische belichting niet subsidiabel zijn, ookal wordt hiervoor LED-belichting gebruikt. Dit kan namelijk worden beschouwd als normale landbouwpraktijk. Daarnaast is in deze onderdelen opgenomen dat het vervangen van een LED-belichtingsinstallatie door een nieuwe LED-belichtingsinstallatie evenmin subsidiabel is. Indien een gedeelte van een kas belicht wordt met LED-verlichting (bijvoorbeeld 10.000 m2 verlichting in een kas van 40.000 m2) en deze verlichting wordt verwijderd, terwijl in een ander deel van de kas een even grote, nieuwe belichtingsinstallatie van 10.000 m2 wordt geplaatst, dan wordt dit beschouwd als vervanging van LED-verlichting en is niet subsidiabel. Alleen de initiële investering is subsidiabel.

Onderdelen NN, OO, RRR en SSS

In de artikelen 5.3.12, 5.3.25, 5.3.130 en 5.3.145 wordt benadrukt, in aanvulling op artikel 2.11, tweede lid, onderdeel d, dat investeringen niet subsidiabel zijn voor zover deze normale landbouwpraktijk zijn. Onder normale landbouwpraktijk wordt verstaan acties, activiteiten of technieken, die al gebruikelijk zijn in een bedrijfstak en daardoor niet vernieuwend zijn. Ze kunnen beschouwd worden als gewone bedrijfskosten, algemene productiekosten of standaard technieken.

Met name maatregelen die onderdeel zijn van het teeltproces vallen daar onder: zaad, water, licht, warmte, management, bemesting, luchtvochtigheid en teelthandelingen. Ze hebben weliswaar allemaal invloed op de kwaliteit van het eindproduct, maar worden algemeen en op grote schaal toegepast. Denk aan het aanbrengen van stro op het veld, het vervangen van bemestingstanks of het toepassen van cyclische belichting. Maatregelen die gericht zijn op het behoud van productkwaliteit in de fase na de oogst kunnen subsidiabel zijn, omdat zij voorkomen dat de productkwaliteit achteruit gaat in de keten na het oogsten (bijvoorbeeld het verschrompelen van appels) en zij op deze wijze ingezet kunnen worden om de verkoopperiode te verlengen. Dat speelt met name voor producten die eenmaal per jaar geoogst worden.

Onderdeel PP

In artikel 5.3.34 wordt verduidelijkt dat ook in het geval van opleidingen de kosten voor personeel van dochterondernemingen subsidiabel zijn.

Onderdeel RR

De artikelen in onderdeel RR worden tekstueel gecorrigeerd.

Onderdeel SS

Voor belegging in aandelen wordt in artikel 5.3.42, eerste lid, verduidelijkt dat dit naast samenwerking ook betrekking kan hebben op integratie. Het tweede lid wordt de gebruikte terminologie in lijn gebracht met Titel 4.2 van de Awb.

Onderdeel TT

In artikel 5.3.46 was per abuis de verwijzing naar paragraaf 4.1 niet opgenomen. Dit is gecorrigeerd.

Onderdelen UU, VV en KKK

In de artikelen 5.3.48, 5.3.49 en 5.3.112 is de term administratiekosten vervangen door de term advieskosten. Dit is gedaan om te verduidelijken dat dit andere kosten zijn dan de in artikel 23, tweede lid van verordening 2022/126 bedoelde administratiekosten.

Onderdelen XX en GGG

Onder technieken die breed worden toegepast en gangbaar zijn worden verstaan acties, activiteiten of technieken, die al gebruikelijk zijn in een bedrijfstak en daardoor niet vernieuwend zijn. Ze kunnen beschouwd worden als gewone bedrijfskosten, algemene productiekosten of standaard technieken.

Hulpmiddelen die gebruikt worden voor het verlichten van normale arbeid door medewerkers, normale automatiseringen of aanpassingen aan de kas voor een optimale ruimtebenutting worden niet subsidiabel gesteld in deze artikelen. Denk daarbij aan pneumatische snoeischaren of lopende banden, die door medewerkers gebruikt worden bij oogsthandelingen en breed toegepast worden in de praktijk. Subsidiabel zijn maatregelen en technieken die gericht zijn op het vervangen van arbeid door het inzetten van robots. De maatregelen en technieken kunnen betrekking hebben op het hele proces of een deel van het proces, zolang die maar autonoom (dus zonder besturing door een medewerker) uitgevoerd worden.

Onderdeel YY

In artikel 5.3.62 is een foutieve interne verwijzing verwijderd.

Onderdeel ZZ

In artikel 5.3.71 wordt toegevoegd dat bij het indienen van een projectvoorstel voor onderzoek een format gebruikt moet worden.

Artikel I, Onderdeel AAA

Dat wijzigingen inherent zijn aan het uitvoeren van onderzoek wordt erkend. Daarom is in artikel 5.3.71a bepaald dat wijzigingen gedurende het jaar niet altijd onverwijld gemeld moeten worden. Slechts wijzigingen die betrekking hebben op het doel, gewenste resultaat en de bijdragen aan de sectorale doelstellingen moeten onverwijld gemeld worden. Wijzigingen in bijvoorbeeld de inzet van personeel of van middelen hoeven niet onverwijld gemeld te worden. Hiervoor geldt een jaarlijks rapportage moment.

Onderdelen CCC en DDD

De wijzigingen in de artikelen 5.3.72 en 5.3.73 verduidelijken dat de voorwaarden, die in titel 5.3 zijn gesteld voor een investering in een duurzaam productiemiddel of voor overige kosten, ook gelden als zij worden ingezet voor onderzoek in het kader van paragraaf 5. Zo geldt het forfaitaire tarief voor uitgaven voor biologische gewasbescherming eveneens voor uitgaven op het gebied van biologische gewasbescherming in het kader van onderzoek.

Onderdeel HHH

In artikel 5.3.78, tweede lid, onderdeel d, is het voorbeeld van energiebesparende motoren geschrapt, omdat dit voorbeeld niet meer genoemd wordt in de regeling Energie-efficiëntie Glastuinbouw. De apparatuur moet wel voldoen aan de genoemde voorschriften. Daarnaast is in het zevende lid, onderdeel h toegevoegd, om aan te geven dat aanpassingen aan de kas, die geen onderdeel zijn van investeringen in het kader van verbetering van energie-efficiëntie, zoals verzwaringen van de kas, niet subsidiabel zijn.

Onderdeel III

Aan artikel 5.3.94 zijn mulchers toegevoegd als subsidiabele uitgaven ten behoeve van duurzaam bodembeheer. Mulchers worden gebruikt om groenbemesters van de wortels te scheuren en deze vervolgens ondiep onder te werken.

Onderdeel JJJ

Aan artikel 5.3.107 is een vierde lid toegevoegd om te bewerkstelligen dat alleen biologische telers in aanmerking komen voor de in het eerste lid, onderdeel a subsidiabel gestelde mest en compost.

Onderdeel LLL

Artikel 5.3.117a vervalt. Dit artikel was per abuis twee keer opgenomen. Inhoudelijk komt het artikel volledig overeen met artikel 5.3.98. Het artikel betreft de gegevens die een producentenorganisatie in voorkomend geval overlegt aan de minister bij de aanvraag tot gedeeltelijke betaling en subsidievaststelling. De vraagstelling komt voort uit Europese verplichtingen wat betreft resultaatindicatoren in verordening 2021/2115 en monitoring en evaluatie in verordening 2022/1475.

In het aanvraagformulier worden de concrete vragen per actie opgenomen. Met het vervallen van artikel 5.3.117a is ten behoeve van de kenbaarheid de gehele tabel hieronder gecorrigeerd opgenomen.

Indicator

Artikelen

Gegevensuitvraag

R.1

5.3.31 tot en met 5.3.35

5.3.50

5.3.65

5.3.113 tot en met 5.3.115

5.3.117

5.3.128

5.3.150

5.3.151

5.3.155

5.3.163 tot en met 5.3.165

5.3.170

het aantal deelnemers dat aan de actie heeft deelgenomen

R.5

5.3.172

5.3.173

5.3.180

5.3.181

5.3.185 tot en met 5.3.188

het aantal leden en de identificatie van de leden die aan de actie hebben deelgenomen

R.9

5.3.14

5.3.18

5.3.19

5.3.20

5.3.37 tot en met 5.3.40

5.3.54 tot en met 5.3.59

5.3.76

5.3.79 tot en met 5.3.87

5.3.90

5.3.92

5.3.93

5.3.96

5.3.133 tot en met 5.3.135

5.3.137

5.3.138

5.3.140

het aantal leden en de identificatie van de leden die aan de actie hebben deelgenomen

R.14

5.3.127

het aantal hectares en de toepasselijke percelen waarop de actie is uitgevoerd

R.15

5.3.119

de geïnstalleerde jaarlijkse capaciteit van het duurzame productiemiddel, uitgedrukt in Megawatt

R.16

5.3.11

5.3.75

5.3.77

5.3.78

5.3.89

5.3.120 tot en met 5.3.123

5.3.125

het aantal leden en de identificatie van de leden die aan de actie hebben deelgenomen

R.19

5.3.94

5.3.108

5.3.124

5.3.127

het aantal hectares en de toepasselijke percelen waarop de actie is uitgevoerd

R.24

5.3.35a

5.3.98

5.3.99

5.3.102

5.3.103

5.3.105

het aantal hectares en de toepasselijke percelen waarop de actie is uitgevoerd

R.28

5.3.113 tot en met 5.3.115

5.3.117

5.3.128

het aantal deelnemers dat aan de actie heeft deelgenomen

R.29

5.3.106

5.3.107

het aantal hectares en de toepasselijke percelen waarop de actie is uitgevoerd, in voorkomend geval uitgesplitst naar arealen die SKAL zijn gecertificeerd en naar arealen die in omschakeling zijn

Onderdeel NNN

In artikel 5.3.119 wordt een onderdeel e aan het eerste lid toegevoegd, zodat batterijen die aangeschaft worden ten behoeve zonnepanelen niet alleen subsidiabel zijn in combinatie met de aanschaf van zonnepanelen, maar ook los, als zonnepanelen al eerder aangeschaft zijn zonder batterijen.

Onderdeel OOO

In artikel 5.3.121 is in lid 2 onderdeel d het voorbeeld van energiebesparende motoren geschrapt, omdat dit voorbeeld niet meer genoemd wordt in de regeling Energie-efficiëntie Glastuinbouw. De apparatuur moet wel voldoen aan de genoemde voorschriften. Daarnaast is bij lid 7 onderdeel h toegevoegd, om aan te geven dat aanpassingen aan de kas, die geen deel zijn van investeringen in het kader van verbetering van energie-efficiëntie, zoals verzwaringen van de kas, niet subsidiabel zijn.

Onderdeel TTT

In artikel 5.3.160, eerste lid, onderdeel a, is ‘consumentenbeurzen’ vervangen door ‘beurzen’, omdat de sectorale doelstelling h van artikel 46 van verordening 2021/2115 zich niet richt op de verhoging van de consumptie, maar op afzetbevordering en marketing van producten.

Onderdeel XXX

Artikel 5.3.194 is aangevuld met twee leden om aan te geven dat creditnota’s in de aanvragen voor gedeeltelijke betalingen en tot subsidievaststelling meegenomen moeten worden. Creditnota’s die ontvangen zijn na indiening van deze aanvragen moeten altijd onverwijld gemeld worden.

Onderdeel ZZZ

Met deze wijziging wordt zowel aangesloten bij de begripsbepaling investering in een duurzaam productiemiddel, als bedoeld in artikel 5.1.1, tweede lid als bij Titel 4.2 van de Awb.

Onderdeel BBBB

In artikel 5.4.5 wordt verduidelijkt welke onderdelen in het uurtarief kunnen worden meegenomen. Deze onderdelen zijn: het contractueel of bij CAO overeengekomen brutoloon, een bij contract of CAO overeengekomen niet winstafhankelijke dertiende maand, een onregelmatigheidstoeslag, een ploegentoeslag, het werkgeversdeel sociale verzekeringswetten, de voor rekening van de werkgever komende kosten voor de ziektekostenverzekering, het werkgeversdeel pensioen en vervroegde uittreding, of dotaties aan pensioenvoorzieningen voor zover onderbouwd kan worden dat hier rechtens afdwingbare verplichtingen tegenover staan.

Onderdeel CCCC

In artikel 5.4.11 wordt verduidelijkt wanneer de tussenrapportage en de aanvraag tot subsidievaststelling moet worden ingediend. Deze periode is van 1 juli tot en met 1 augustus om 12:00.

Onderdeel DDDD

Onderdeel DDDD wijzigt in Hoofdstuk 6 van de REES 2021 artikel 6.1a. Dit artikel regelt het overgangsrecht voor subsidies. De artikelen 5.2.38, 5.2.39, 5.2.40, 5.2.47, 5.2.48, 5.3.4, 5.3.11, 5.3.12, 5.3.25, 5.3.34, 5.3.42, 5.3.46, 5.3.48, 5.3.49, 5.3.54, 5.3.71, 5.3.72, 5.3.73, 5.3.75, 5.3.76, 5.3.78, 5.3.94, 5.3.107, 5.3.112, 5.3.119, 5.3.121, 5.3.123, 5.3.130, 5.3.145 en 5.3.160 zullen pas gelden met ingang van het uitvoeringsjaar 2025. Deze onderdelen regelen onder andere nieuwe subsidiabele uitgaven. Deze onderdelen zijn van toepassing bij de aanvraag voor subsidieverlening voor het jaar 2025, die uiterlijk op 1 oktober 2024 door de producentenorganisatie wordt ingediend. Deze onderdelen gelden derhalve nog niet voor wijzigingen gedurende het uitvoeringsjaar 2024.

Artikel II

Met artikel II wordt de inwerkingtreding geregeld. Hierop is inhoudelijk al ingegaan in paragraaf 6 van het algemene deel van de toelichting.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PbEU 2021, L 435).

Naar boven