Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Klimaat en Groene Groei | Staatscourant 2025, 6685 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Klimaat en Groene Groei | Staatscourant 2025, 6685 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister van Klimaat en Groene Groei,
Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV subsidies;
Besluit:
De Subsidieregeling coöperatieve energieopwekking wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van ‘;of’ aan het slot van onderdeel a door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door ‘; of’, een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. een coöperatie die zich richt of mede richt op het opwekken van hernieuwbare energie gezamenlijk met een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, heeft als enkel statutair doel het realiseren en exploiteren van een specifieke productie-installatie ten behoeve van de coöperatie waarmee de aanvraag wordt ingediend, waarbij het volledige eigendom van en de volledige zeggenschap over deze besloten vennootschap rust bij de coöperatie.
B
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien de aanvraag wordt ingediend door een coöperatie gezamenlijk met een besloten vennootschap als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, gaat de aanvraag vergezeld van:
a. de statuten van de besloten vennootschap en een kopie van notariële akte van oprichting; en
b. een verklaring gezamenlijke aanvraag en gegevens over de contactpersoon middels een door de minister beschikbaar gesteld formulier.
C
Aan artikel 17 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonlicht uitsluitend door middel van fotovoltaïsche zonnepanelen, die niet op of aan een gebouw zijn aangebracht maar op land staan, die natuurinclusief wordt gerealiseerd, zijn in de vergunning die op grond van artikel 5.1, eerste lid, onderdeel a, van de Omgevingswet noodzakelijk is voor de realisatie van de productie-installatie de volgende voorwaarden opgenomen:
a. er is van bovenaf gezien minimaal 25% open ruimte tussen de tafels met zonnepanelen aanwezig;
b. er is een inrichtingsplan en beheerplan dat ten doel heeft om verslechtering van de bodemkwaliteit, waterkwaliteit en ecologische kwaliteit te voorkomen, waarbij deze voorwaarden in ieder geval betrekking hebben op de periode waarvoor subsidie wordt verleend;
c. de vergunninghouder monitort de effecten van de productie-installatie op de bodemkwaliteit, waterkwaliteit en biodiversiteit en neemt, indien nodig, aanvullende maatregelen om verslechtering van de bodemkwaliteit, waterkwaliteit en ecologische kwaliteit te voorkomen, waarbij deze voorwaarden in ieder geval betrekking hebben op de periode waarvoor subsidie wordt verleend; en
d. de vergunninghouder voert een nulmeting uit om de huidige waarde van de bodemkwaliteit, de waterkwaliteit en de ecologische kwaliteit vast te stellen.
D
In artikel 18, tweede lid, onderdeel e, wordt ‘100 kW of meer’ vervangen door ‘meer dan 100 kW’.
E
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt ‘≥100 kW’ vervangen door ‘>100 kW’.
2. In het eerste lid wordt ‘100 kW of meer’ vervangen door ‘meer dan 100 kW’.
F
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid, worden, onder vervanging van ‘; of’ aan het slot van onderdeel h door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door ‘; of’, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
j. de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonne-energie, waarbij de zonnepanelen niet op of aan een gebouw zijn aangebracht of op water drijven, en voor een dergelijke productie-installatie in de openstellingsperiode, bedoeld in artikel 2, derde lid, al een aanvraag is ingediend die voldoet aan de bij of krachtens deze regeling gestelde bepalingen en die eerder ingediende aanvraag betrekking heeft:
1.° op dezelfde locatie als waarop de productie-installatie uit de daarop volgende aanvraag moet worden aangebracht;
2.° op een locatie die grenst aan de locatie waarop de productie-installatie uit de daaropvolgende aanvraag moet worden aangebracht; of
3.° op hetzelfde postcodegebied als waarbinnen de productie-installatie uit de daarop volgende aanvraag moet worden aangebracht;
k. de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit windenergie met een of meer windturbines die een op de locatie bestaande windturbine of windturbines vervangen of die in de plaats komen van een windturbine of windturbines die eerder op de locatie hebben gestaan en:
1°. het nominale en te realiseren vermogen van de productie-installatie ten opzichte van de te vervangen windturbine of windturbines of ten opzichte van de windturbine of windturbines die eerder op de locatie hebben gestaan, minder dan 1 MW per te vervangen windturbine of windturbines of per windturbine of windturbines die eerder op de locatie hebben gestaan toeneemt; of
2°. de te vervangen windturbine of windturbines of de windturbine of windturbines die eerder op de locatie hebben gestaan op het in de aanvraag opgenomen moment van vervanging minder dan vijftien jaar op die locatie in gebruik zijn of zijn geweest en op het moment van het indienen van de aanvraag minder dan dertien jaar geleden in gebruik zijn genomen.
2. Het derde lid vervalt.
G
Artikel 23, vierde lid, komt te luiden:
4. De verlenging van de periode, bedoeld in het derde lid, bedraagt:
a. ten hoogste een jaar en eindigt op het moment dat er geen aantal ongebruikt aantal kWh meer resteert;
b. indien het een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonne-energie met een grootverbruikersaansluiting betreft met een beschikking op een aanvraag om subsidieverlening die in of na 2024 is ingediend, ten hoogste twee jaar en eindigt in ieder geval op het moment dat er geen aantal ongebruikt aantal kWh meer resteert.
H
In artikel 25, vierde lid, wordt ‘een jaar’ vervangen door ‘twee jaar’.
I
Aan artikel 31 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Indien de subsidie is verstrekt aan een coöperatie die zich richt of mede richt op het opwekken van hernieuwbare energie gezamenlijk met een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, berust het volledige eigendom van en de volledige zeggenschap over deze besloten vennootschap bij de coöperatie.
J
Artikel 38 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Indien er sprake is van een gezamenlijke aanvraag door een coöperatie en een besloten vennootschap als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, doen de subsidieontvangers onverwijld mededeling aan de minister over een wijziging in het eigendom of de zeggenschap van de coöperatie over de besloten vennootschap.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 16 februari 2025
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Deze regeling strekt tot wijziging van de Subsidieregeling coöperatieve energieopwekking (hierna: SCE). De SCE is op 3 maart 2021 gepubliceerd (Stcrt. 2021, 11080) en is op 1 april 2021 in werking getreden. De SCE wordt sinds 2021 jaarlijks opengesteld. In 2025 zal de SCE voor de vijfde keer worden opengesteld.
Onderhavige wijzigingsregeling is erop gericht de SCE aan te passen naar aanleiding van wensen uit de praktijk.
Onderstaand worden de wijzigingen toegelicht.
Project-BV
Aan artikel 2, eerste lid, (Artikel I, onderdeel A) wordt de mogelijkheid toegevoegd voor een coöperatie om subsidie aan te vragen samen met een besloten vennootschap, die wordt opgericht met als enige doel de totstandbrenging en exploitatie van de productie-installatie en waarvan de volledige eigendom en het volledige zeggenschap bij de coöperatie liggen (project-BV). De vereisten ten aanzien van onder meer de zeggenschap betreffen aan de subsidie verbonden verplichtingen. Indien de subsidieontvanger niet (meer) aan deze verplichtingen voldoet, kan de subsidieverlening of -vaststelling op grond van de Algemene wet bestuursrecht worden ingetrokken dan wel ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd. Hiermee wordt beoogd te voorkomen dat subsidie terecht komt bij een BV die niet langer 100% in eigendom is van een coöperatie en het doel van de SCE, om lokale en gezamenlijke opwek van hernieuwbare energie te stimuleren, wordt ondermijnd.
Er is gekozen voor de figuur van een gezamenlijke aanvraag. Zowel de coöperatie als de project-bv zijn daarbij subsidieontvanger, en een beschikking wordt gericht aan beide partijen. Op die manier houden zowel de coöperatie als de project-BV een relatie met de subsidieverstrekker, daarmee zijn beide partijen hoofdelijk aansprakelijk voor de subsidieverplichtingen. Dit is ook verduidelijkt in de modelverklaring gezamenlijke aanvraag dat RVO ter beschikking stelt.
De mogelijkheid voor een gezamenlijke aanvraag wordt toegevoegd om de financiering van coöperatieve projecten te vergemakkelijken. Het project wordt minder risicovol voor financiers, doordat het project middels de BV wordt gescheiden van eventuele andere activiteiten van de coöperatie. Ook zorgt een project-BV voor meer administratieve eenvoud en geeft het de coöperatie de mogelijkheid om voor verschillende projecten verschillende financiers aan te trekken.
In 2024 is de SCE uitgebreid met categorieën voor grotere vermogens (voor 0,5 tot en met 6 MW voor zon-pv en voor 1 tot en met 6 MW voor windenergie). Vooral voor de financiering van deze grotere projecten lijkt een project-BV van toegevoegde waarde. Om deze reden is deze mogelijkheid nu ook alleen toegevoegd voor coöperaties en niet voor Verenigingen van Eigenaren, waarvan projecten doorgaans kleinschalig zijn. Voor kleinschalige projecten is het financiële risico beperkter en vragen financiers minder snel om de oprichting van een project-BV. Ook is er voor kleinschaliger projecten het Realisatiefonds voor energiecoöperaties, dat momenteel tot een bedrag van € 1.000.000 aan leningen verstrekt.
Om te waarborgen dat RVO effectief kan controleren of aanvragers aan de eisen van de SCE voldoen en blijven voldoen, is in artikel 16 (Artikel I, onderdeel B) een verplichting opgenomen tot het verstrekken van de statuten van de project-BV en is in artikel 38, lid 4, (Artikel I, onderdeel J) een verplichting opgenomen om melding te doen van wijzigingen in het eigendom of de zeggenschap van de coöperatie over de project-BV. Naar aanleiding van een melding kan RVO controleren of de subsidieontvanger nog aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen voldoet.
Categorie zon-pv op veld natuurinclusief
In het nieuwe artikel 17, derde lid, (Artikel I, onderdeel C) worden voorwaarden genoemd die terug moeten komen in de vergunning die op grond van de Omgevingswet noodzakelijk is voor de realisatie van een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonlicht uitsluitend door middel van fotovoltaïsche zonnepanelen op veld die natuurinclusief wordt gerealiseerd. Alleen wanneer die voorwaarden in de vergunning zijn opgenomen, kan vanuit de SCE subsidie worden verleend. Het gaat om de volgende voorwaarden:
• van bovenaf gezien is er minimaal 25% open ruimte tussen de tafels met zonnepanelen aanwezig is;
• er is een inrichtingsplan en beheerplan is dat ten doel heeft om verslechtering van de bodemkwaliteit, waterkwaliteit en ecologische kwaliteit te voorkomen;
• de vergunninghouder monitort de effecten van de productie-installatie op de bodemkwaliteit, waterkwaliteit en biodiversiteit monitort en, indien nodig, aanvullende maatregelen neemt om verslechtering van de bodemkwaliteit, waterkwaliteit en ecologische kwaliteit gedurende de subsidieperiode te voorkomen; en
• de vergunninghouder voert een nulmeting uit om de huidige waarde van de bodemkwaliteit, de waterkwaliteit en de ecologische kwaliteit vast te stellen.
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland beoordeelt of in de vergunning deze voorwaarden zijn opgenomen bij de beoordeling van de subsidieaanvraag.
Gemeenten kunnen gebruik maken van de basisteksten die, in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, zijn opgesteld door Bosch en Van Rijn, bij het verwerken van deze voorwaarden in de omgevingsvergunning. Het voldoen aan deze voorwaarden heeft gevolgen voor de onrendabele top van het project en met deze aanvullende kosten wordt bij de SCE-berekening van het basisbedrag voor deze categorie productie-installaties rekening gehouden.
Wijziging vermogensgrenzen aanlevering energie-opbrengstberekening
In artikelen 18 en 20 (Artikel I, onderdelen D en E) zijn de vermogensgrenzen voor het aanleveren van de energie-opbrengstberekening voor waterkracht en windenergie gewijzigd van 100 kW of meer, naar meer dan 100 kW. Hiermee wordt aangesloten bij de vermogensgrenzen van de categorieën voor waterkracht en windenergie.
Afwijzingsgrond splitsen installaties
Aan artikel 22 (Artikel I, onderdeel F) wordt een nieuwe afwijzingsgrond (onderdeel j) toegevoegd voor productie-installaties voor zon-pv op veld. Met dit nieuwe onderdeel wordt voorkomen dat productie-installaties zo worden opgeknipt dat in de categorie met de hoogste tarieven meerdere aanvragen gedaan kunnen worden voor een installatie die administratief is opgeknipt in kleinere delen. Voor grotere installaties bestaat een aparte categorie met een lager basisbedrag, dat aansluit bij de lagere aanschafkosten per MW voor grotere installaties.
Een aanvraag wordt op basis van onderdeel j afgewezen indien één of meerdere aanvragers gedurende een openstellingsperiode meerdere aanvragen indienen per locatie (1), voor aangrenzende locaties (2) of voor locaties binnen hetzelfde postcodegebied (3). Het begrip postcodegebied is niet nieuw, hiervan staat reeds een begripsomschrijving in artikel 1 van de regeling. Het betreft het gebied waarbinnen de postcodes in het postcodesysteem beginnen met hetzelfde getal van vier cijfers. Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. Dit betekent dat als de eerste aanvraag voor een locatie positief wordt beschikt, elke volgende aanvraag voor diezelfde locatie, aangrenzende locatie, of locatie binnen hetzelfde postcodegebied wordt afgewezen.
Dit onderdeel heeft, zoals hiervoor aangegeven, als doel het voorkomen dat een aanvrager zijn productie-installatie opknipt om vervolgens meerdere aanvragen in te kunnen dienen voor één productie-installatie. Het opknippen van een productie-installatie zou tot overstimulering kunnen leiden, omdat een grotere installatie dan profiteert van schaalvoordelen die niet zijn meegenomen in de (hogere) basisbedragen voor kleinere installaties. Hiermee wordt bovendien voorkomen dat op deze manier subsidie kan worden verstrekt voor een productie-installatie van meer dan 6 MW. De formulering van de nieuwe afwijzingsgrond is zodanig dat ook wordt voorkomen dat een aanvrager die meerdere kadastrale percelen heeft een productie-installatie kan aanbrengen op aangrenzende locaties of een locatie binnen hetzelfde postcodegebied (met een of meerdere percelen ertussen).
De afwijzingsgrond is ook van toepassing indien er door meerdere aanvragers aanvragen worden ingediend voor aangrenzende locaties of binnen hetzelfde postcodegebied, omdat anders omzeiling kan plaatsvinden als meerdere met elkaar samenwerkende coöperaties de installatie gezamenlijk inkopen en vervolgens op aangrenzende of nabijgelegen percelen plaatsen als kleinere, opgeknipte installaties.
De afwijzingsgrond geldt alleen voor zon-pv op veld. Voor zon-pv op dak, windenergie en waterkracht speelt het opknippen van installaties niet. Windturbines en waterkrachtinstallaties kunnen niet worden opgeknipt in kleinere eenheden.
Voorts is in artikel 22 een onderdeel k (Artikel I, onderdeel F) toegevoegd. Dit onderdeel voorkomt dat bestaande windturbines vroegtijdig worden verwijderd ten behoeve van het plaatsen van een nieuwe productie-installatie. Bij de toepassing van subonderdeel 1° wordt er gekeken naar of het nominale en te realiseren vermogen op de locatie minder dan 1 MW toeneemt per ter vervangen windturbine of windturbine die eerder op de locatie heeft gestaan toeneemt. Ter illustratie, als er één windturbine stond, moet er met de nieuwe productie-installatie dus een toename zijn van minstens 1 MW. Als er twee windturbines stonden, moet de toename minimaal 2 MW bedragen. Indien er één windturbine stond en er twee nieuwe windturbines op de locatie worden gerealiseerd, dan geldt slechts een van de twee nieuwe windturbines als vervangende windturbine en moet er dus een minimale toename van 1 MW zijn bij de vervangende windturbine. De minister wijst op basis van dit nieuwe onderdeel een aanvraag af indien niet wordt voldaan aan de eis van minimale toename van 1 MW (subonderdeel 1°), als niet wordt voldaan aan de eis van de minimale termijn van gebruik of ingebruikname (subonderdeel 2°), of als aan beide eisen niet wordt voldaan.
Verlengen van ‘banking’ na de beschikkingsperiode
In artikel 23, lid 4, (Artikel I, onderdeel G) is de maximale termijn voor ‘banking’ na de looptijd van de subsidieperiode van 15 jaar voor beschikkingen afgegeven in en na 2024 voor installaties voor zon-pv op een grootverbruikersaansluiting verlengd met een jaar, van één naar twee jaar. Banking betreft het inhalen van niet-gedraaide productie-uren (ongebruikte kWh) in een ander jaar. De reden voor deze verlenging is het stijgende aantal uren met negatieve prijzen. Doordat installaties op een grootverbruikersaansluiting vanaf 2024 geen subsidie ontvangen tijdens uren met negatieve prijzen, en het aantal uren met negatieve prijzen sterk oploopt, kunnen deze installaties een steeds kleiner deel van hun jaarlijkse vollasturen draaien. De impact hiervan op zon-pv-installaties is groter dan de impact op windturbines, omdat windturbines een veel groter aantal jaarlijkse vollasturen hebben. De gemiste productie-uren voor zon-pv-installaties kunnen naar verwachting niet volledig worden ingehaald middels banking gedurende de subsidieperiode of in het jaar na de subsidieperiode. Daarom wordt de mogelijkheid voor banking na de subsidieperiode met een jaar uitgebreid, waarbij de periode voor banking van ten hoogste twee jaar eindigt op het moment dat er geen ongebruikt aantal kWh meer resteert.
Uitsteltermijn
Op basis van artikel 25, vierde lid, kan de minister ontheffing verlenen van de verplichting om de productie-installatie conform de gegevens in de aanvraag in gebruik te nemen en in werking te hebben. De ontheffing, waaraan voorschriften kunnen worden verbonden, kan verleend worden na de termijn waarbinnen de productie-installatie in gebruik moet worden genomen, op dit moment tot maximaal een jaar na afloop van die termijn. Met deze wijziging (Artikel I, onderdeel H) wordt deze termijn aangepast naar maximaal twee jaar na afloop van die termijn. Deze wijziging geldt voor nieuwe en reeds afgegeven beschikkingen.
De regeldruk voortvloeiend uit deze wijzigingsregeling is slechts in samenhang te zien met de SCE zelf. In de toelichting op het openstellingsbesluit 2025 wordt uitgebreid ingegaan op de regeldrukeffecten die voortvloeien uit onderhavige wijzigingsregeling. Samengevat is er sprake van een beperkte toename van structurele administratieve lasten voor subsidieontvangers. De eenmalige en structurele administratieve lasten bedragen in totaal € 147.075.
Deze wijzigingsregeling is gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen ter voldoening aan a artikel 5, eerste lid, van Richtlijn 2015/1535 van het Europees parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L 241). Het gaat hier om technische specificaties of andere eisen die verbonden zijn met fiscale of financiële maatregelen. Hiervoor geldt op grond van artikel 7, vierde lid, van de Richtlijn 2015/1335 geen standstill-termijn.
De coöperatie of VvE is in deze regeling de subsidieontvanger. Zowel leden van een VvE als deelnemende leden van een coöperatie zullen veelal particuliere huishoudens maar kunnen ook kleine ondernemingen (en eventueel middelgrote ondernemingen) zijn. De meerderheid zal echter geen onderneming zijn maar zal bestaan uit particuliere huishoudens. Omdat ondernemingen steun op grond van deze regeling kunnen ontvangen, kan er ten aanzien van die ondernemingen sprake zijn van staatsteun. Waar er ingevolge deze regeling sprake is van steun aan een onderneming, betreft het geoorloofde staatssteun onder de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (hierna: AGVV). Onder de AGVV zijn veel steuncategorieën vrijgesteld van aanmeldingsplicht bij de Europese Commissie. Er wordt aan de Europese Commissie een kennisgeving gedaan.
Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn, bedoeld in aanwijzing 4.17, tweede en vierde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Deze afwijking voorkomt aanmerkelijke ongewenste nadelen voor de doelgroep, te weten coöperaties en verenigingen van eigenaars, omdat de openstelling van de SCE in 2025 (via het Openstellingsbesluit 2025) zo snel als mogelijk moet starten en deze moet zijn gekoppeld aan de inwerkingtreding van de onderhavige wijzigingen van de SCE.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-6685.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.