De Minister van Klimaat en Groene Groei,
Gelet op de artikelen 2b en 3, eerste lid, van de Kaderwet EZ-, LVVN- en KGG-subsidies;
Besluit:
ARTIKEL I
De Tijdelijke regeling capaciteit decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid
wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In lid 1 wordt ‘€ 1.672.560.790,74’ vervangen door ‘€ 1.705.199.042,74’.
2. In lid 2 wordt ‘€ 30.463.386’ vervangen door ‘€ 26.451.192’.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
's-Gravenhage, 25 november 2025
De Minister van Klimaat en Groene Groei,
S.Th.M. Hermans
TOELICHTING
Vanwege de beperkte inhoudelijke overwegingen en wijzigingen in deze wijzigingsregeling
wordt volstaan met alleen een algemene toelichting en wordt geen artikelsgewijze toelichting
gegeven.
Aanleiding
De regeling wordt aangepast met als doel het uitkeren van aanvullende uitvoeringsmiddelen
aan gemeenten in 2025. Er wordt aanvullend € 32.638.251 beschikbaar gesteld. Het plafond
van de regeling stijgt met dit bedrag tot € 1.705.199.042,74. Deze aanvullende middelen
waren nog beschikbaar op de Rijksbegroting voor de uitvoeringskosten van medeoverheden
en worden via deze wijzigingsregeling ingezet als basisfinanciering.
Ook wordt € 4.012.194 dat bij de wijzigingsregeling van 2 juli 2025 (Staatscourant 2025, 22355) beschikbaar was gesteld voor planfinanciering nu ingezet als basisfinanciering.
Bij de planfinancieringsronde van juni 2025 konden gemeenten plannen indienen bij
de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Daarvoor was in totaal € 30.463.386
beschikbaar gesteld. Bij die planfinancieringsronde is niet het gehele beschikbare
budget gebruikt. Het restant van € 4.012.194 wordt via deze wijzigingsregeling als
basisfinanciering ingezet.
In totaal wordt hiermee € 36.650.445 aanvullend als basisfinanciering ingezet. Deze
middelen worden over alle in Europees Nederland gelegen gemeenten verdeeld in lijn
met de eerder hiervoor gehanteerde verdeelsleutel. Dit gebeurt in goed overleg met
de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG).
De aanvullend beschikbaar gestelde middelen zullen onder dezelfde voorwaarden besteed
mogen worden door ontvangende gemeenten als de eerder uitgekeerde middelen voor 2023
en 2024. De met deze wijzigingsregeling toegekende gelden mogen besteed worden aan
de in de regeling benoemde doelen, namelijk de benodigde apparaatskosten voor de uitvoering
van klimaat- en energiebeleid.
Regeldruk
Deze wijziging van de regeling heeft geen regeldrukeffecten. Deze regeling is puur
gericht op provincies en gemeenten die geen aanvullende handelingen zullen moeten
verrichten als gevolg van deze wijziging.
Vast verandermoment
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie ervan
in de Staatscourant. Hiermee wordt afgeweken van het beleid inzake de vaste verandermomenten,
inhoudende dat ministeriële regelingen in werking treden met ingang van een nieuw
kwartaal (1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober; zie aanwijzing 4.17, tweede lid,
van de Aanwijzingen voor de regelgeving) en dat tussen de publicatiedatum en het tijdstip
van inwerkingtreding een termijn van minimaal twee maanden in acht wordt genomen (aanwijzing
4.17, vierde lid). Deze afwijking kan in dit geval worden gerechtvaardigd doordat
spoedige inwerkingtreding van de regeling in het belang is voor de decentrale overheden.
Deze decentrale overheden zijn erbij gebaat zo snel mogelijk duidelijkheid te hebben
over de hoogte van de specifieke uitkering die zij ontvangen. Spoedige inwerkingtreding
van de regeling voorkomt ongewenste publieke nadelen. Hiermee is sprake van een situatie
die valt onder de eerste uitzonderingsgrond van aanwijzing 4.17, vijfde lid.
De Minister van Klimaat en Groene Groei,
S.Th.M. Hermans