Regeling van de Minister van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 december 2025, 2025-0000529860, directie Financiële Markten, tot wijziging van de regelingen ter vaststelling van de tarieven voor de jaren 2020 tot en met 2025 in verband met de doorberekening van de kosten van eenmalige handelingen voor het financieel toezicht [KetenID WGK028170]

De Minister van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 9, eerste lid, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019;

BESLUITEN:

ARTIKEL I

De tabel in artikel 3 van de Regeling bekostiging financieel toezicht 2020 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het onderdeel voor de toezichtcategorie ‘Aanbieders van diensten van met betrekking tot virtuele valuta’ komt te luiden:

Toezichtcategorie

Maatstaf

Bandbreedtes

Tarieven

Aanbieders van diensten met betrekking tot virtuele valuta

Omzet verkregen uit het aanbieden van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta

Omzet verkregen uit het aanbieden van bewaarportemonnees.

Aanbieders voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta die op grond van artikel 23b, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zijn geregistreerd of aanbieders van bewaarportemonnees die op grond van artikel 23b, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zijn geregistreerd.

€ 24.053

B

Het onderdeel voor de toezichtcategorie ‘Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen’ komt te luiden:

Toezichtcategorie

Maatstaf

Bandbreedtes

Tarieven

Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen

Bruto-provisie-inkomsten (PI)

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:3a, eerste lid, 2:4, of 2:10a van de Wet op het financieel toezicht:

€ 4.512 in voorkomend geval vermeerderd met:

Personen met PI in het bereik van:

€ 0 tot en met € 1 miljoen

€ 91,58 per € 1.000

>€ 1 miljoen tot en met € 10 miljoen

€ 31,22 per € 1.000

   

>€ 10 miljoen tot en met € 50 miljoen

€ 2,25 per € 1.000

>€ 50 miljoen

€ 0,23 per € 1.000

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:54i, eerste lid, of 2:54l, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht

€ 2.707

ARTIKEL II

In de tabel in artikel 3 van de Regeling bekostiging financieel toezicht 2021 komt het onderdeel voor de toezichtcategorie ‘Aanbieders van diensten van met betrekking tot virtuele valuta’ te luiden:

Toezichtcategorie

Maatstaf

Bandbreedtes

Tarieven

Aanbieders van diensten met betrekking tot virtuele valuta

Omzet verkregen uit het aanbieden van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta

Omzet verkregen uit het aanbieden van bewaarportemonnees.

Omzet wordt indien mogelijk bepaald aan de hand van de bruto provisie-inkomsten (PI)

Aanbieders voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta die op grond van artikel 23b, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zijn geregistreerd of aanbieders van bewaarportemonnees die op grond van artikel 23b, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zijn geregistreerd.

Voor de partijen geldt een maximum van het tarief dat 10 procent van de omzet op jaarbasis bedraagt met een minimum van € 1.919 (het basisbedrag) en een absoluut maximum van € 431.730.

€ 1.919 in voorkomend geval vermeerderd met:

> € 0 tot en met € 0,2 miljoen omzet in de periode 21 mei tot en met 31 december 2020

€ 112,25 per € 1.000

> € 0,2 miljoen tot en met € 1 miljoen omzet in de periode 21 mei tot en met 31 december 2020

€ 89,22 per € 1.000

> € 1 miljoen tot en met € 5 miljoen omzet in de periode 21 mei tot en met 31 december 2020

€ 67,16 per € 1.000

> € 5 miljoen omzet in de periode 21 mei tot en met 31 december 2020

€ 45,09 per € 1.000

ARTIKEL III

De tabel in artikel 3 van de Regeling bekostiging financieel toezicht 2022 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het onderdeel voor de toezichtcategorie ‘Aanbieders van diensten van met betrekking tot virtuele valuta’ komt te luiden:

Toezichtcategorie

Maatstaf

Bandbreedtes

Tarieven

Aanbieders van diensten met betrekking tot virtuele valuta;

Omzet verkregen uit het aanbieden van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta

Omzet verkregen uit het aanbieden van bewaarportemonnees.

Omzet wordt indien mogelijk bepaald aan de hand van de bruto provisie-inkomsten (PI)

Aanbieders voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta die op grond van artikel 23b, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zijn geregistreerd of aanbieders van bewaarportemonnees die op grond van artikel 23b, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zijn geregistreerd.

Voor de partijen geldt een maximumheffing van 10 procent van de omzet op jaarbasis met een minimum van € 1.769 (het basisbedrag) en een absoluut maximum van € 796.050.

€ 1.769 in voorkomend geval vermeerderd met:

> € 0 tot en met € 1 miljoen omzet

€ 34,40 per € 1.000 omzet

> € 1 miljoen tot en met € 10 miljoen omzet

€ 20,64 per € 1.000 omzet

> € 10 miljoen tot en met € 50 miljoen omzet

€ 8,60 per € 1.000 omzet

> € 50 miljoen omzet

€ 3,44 per € 1.000 omzet

B

Het onderdeel voor de toezichtcategorie ‘Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen’ komt te luiden:

Toezichtcategorie

Maatstaf

Bandbreedtes

Tarieven

Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen

Bruto-provisie-inkomsten (PI)

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:3a, eerste lid, 2:4, of 2:10a van de Wet op het financieel toezicht:

€ 6.550 in voorkomend geval vermeerderd met:

Bij 2 toegestane betaaldiensten op basis vergunning

€ 4.367

Bij 3 of meer toegestane betaaldiensten op basis vergunning

€ 6.550

Personen met PI in het bereik van:

 

€ 0 tot en met € 1 miljoen

€ 65,50 per € 1.000

> € 1 miljoen tot en met € 10 miljoen

€ 27,07 per € 1.000

> € 10 miljoen tot en met € 50 miljoen

€ 2,10 per € 1.000

> € 50 miljoen

€ 0,22 per € 1.000

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:54i, eerste lid, of 2:54l, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht

€ 2.620

ARTIKEL IV

In de tabel in artikel 3 van de Regeling bekostiging financieel toezicht 2023 komt het onderdeel voor de toezichtcategorie ‘Aanbieders van diensten van met betrekking tot virtuele valuta’ te luiden:

Toezichtcategorie

Maatstaf

Bandbreedtes

Tarieven

Aanbieders van diensten met betrekking tot virtuele valuta

Omzet verkregen uit het aanbieden van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta

Omzet verkregen uit het aanbieden van bewaarportemonnees.

Omzet wordt indien mogelijk bepaald aan de hand van de bruto provisie-inkomsten (PI)

Aanbieders voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta die op grond van artikel 23b, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zijn geregistreerd of aanbieders van bewaarportemonnees die op grond van artikel 23b, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zijn geregistreerd.

Voor de partijen geldt een maximumheffing van 10 procent van de omzet op jaarbasis met een minimum van € 1.628 (het basisbedrag) en een absoluut maximum van € 770.885.

€ 1.628 in voorkomend geval vermeerderd met:

> € 0 tot en met € 1 miljoen omzet

€ 38,64 per € 1.000 omzet

> € 1 miljoen tot en met € 10 miljoen omzet

€ 27,15 per € 1.000 omzet

> € 10 miljoen tot en met € 50 miljoen omzet

€ 11,63 per € 1.000 omzet

> € 50 miljoen omzet

€ 4,66 per € 1.000 omzet

ARTIKEL V

De tabel in artikel 3 van de Regeling bekostiging financieel toezicht 2024 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het onderdeel voor de toezichtcategorie ‘Aanbieders van diensten van met betrekking tot virtuele valuta’ komt te luiden:

Toezichtcategorie

Maatstaf

Bandbreedtes

Tarieven

Aanbieders van diensten met betrekking tot virtuele valuta

Omzet verkregen uit het aanbieden van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta

Omzet verkregen uit het aanbieden van bewaarportemonnees.

Omzet wordt indien mogelijk bepaald aan de hand van de bruto provisie-inkomsten (PI)

Aanbieders voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta die op grond van artikel 23b, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zijn geregistreerd of aanbieders van bewaarportemonnees die op grond van artikel 23b, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zijn geregistreerd.

Voor de partijen geldt een maximumheffing van 10 procent van de omzet op jaarbasis met een minimum van € 1.669 (het basisbedrag) en een absoluut maximum van € 831.262.

€ 1.669 in voorkomend geval vermeerderd met:

   

> € 0 tot en met € 1 miljoen omzet

€ 53,12 per € 1.000 omzet

> € 1 miljoen tot en met € 10 miljoen omzet

€ 37,19 per € 1.000 omzet

> € 10 miljoen tot en met € 50 miljoen omzet

€ 15,94 per € 1.000 omzet

> € 50 miljoen omzet

€ 6,38 per € 1.000 omzet

B

Het onderdeel voor de toezichtcategorie ‘Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen’ komt te luiden:

Toezichtcategorie

Maatstaf

Bandbreedtes

Tarieven

Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen

Bruto-provisie-inkomsten (PI)

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:3a, eerste lid, 2:4, of 2:10a van de Wet op het financieel toezicht:

€ 7.358 in voorkomend geval vermeerderd met:

Bij 2 toegestane betaaldiensten op basis vergunning

€ 4.905

Bij 3 of meer toegestane betaaldiensten op basis vergunning

€ 7.358

Personen met PI in het bereik van:

 

€ 0 tot en met € 1,1 miljoen

€ 67,56 per € 1.000

> € 1,1 miljoen tot en met € 11 miljoen

€ 28,89 per € 1.000

> € 11 miljoen tot en met € 55 miljoen

€ 2,24 per € 1.000

> € 55 miljoen

€ 0,23 per € 1.000

Betaaldienstverleners als bedoeld in artikel 2:3e, eerste lid, Wft, waarop op grond van artikel 1a,

derde lid, onderdeel b, Wwft de verplichting rust tot naleving van die wet

€ 2.676 per bijkantoor

€ 446 per agent

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:54i, eerste lid, of 2:54l, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht

€ 2.943

ARTIKEL VI

De tabel in artikel 3 van de Regeling bekostiging financieel toezicht 2025 komt te luiden:

Toezichtcategorie

Maatstaf

Bandbreedtes

Tarieven

1. Banken en kredietunies

Voor banken (personen a,b,c,d):

Minimum omvang toetsingsvermogen (MTV)

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:11, 2:20, 3:4, eerste lid, of 3:110, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht

€ 45.000 vermeerderd met:

>€ 0 tot en met € 80 miljoen MTV

€ 8.676 per € miljoen MTV

>€ 80 miljoen tot en met € 400 miljoen MTV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 3.737 per € miljoen MTV

>€ 400 miljoen tot en met € 4 miljard MTV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 1.964 per € miljoen MTV

>€ 4 miljard MTV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 573 per € miljoen MTV

2. Beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s, beleggingsondernemingen, bewaarders, marktexploitanten die een MTF of georganiseerde handelsfaciliteit exploiteren, uitgevers van activagerelateerde tokens en cryptoactivadienstverleners

Voor beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s (personen b en c):

a. Het vergunningtype.

b. De verleende beleggingsdiensten of verrichte beleggingsactiviteiten als bedoeld in artikel 1:1 Wft.

c. Het balanstotaal van de beheerde beleggingsinstellingen en icbe’s.

e. Het vermogen waarover wordt geadviseerd.

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:65 of 2:69b, van de Wet op het financieel toezicht

€ 4.500

Ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0

Vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 5.300

Beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0

Het balanstotaal (BT), van de beheerde beleggingsinstellingen en icbe’s

 

>€ 0 tot en met € 1 miljard BT

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 15,22 per € miljoen BT

>€ 1 miljard tot en met € 10 miljard BT

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 10,11 per € miljoen BT

>€ 10 miljard tot en met € 50 miljard BT

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 4,18 per € miljoen BT

>€ 50 miljard BT

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0,69 per € miljoen BT

Vermogen waarover wordt geadviseerd (AV)

 

€ 0 tot en met € 1 miljard AV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 1.620

> € 1 miljard tot en met € 10 miljard AV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 3.240

> € 10 miljard tot en met € 50 miljard AV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 6.480

   

> € 50 miljard AV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 16.200

Voor beleggingsondernemingen (personen d):

a. Het vergunningtype.

b. De verleende beleggingsdiensten of verrichte beleggingsactiviteiten als bedoeld in artikel 1:1 Wft.

d. Het beheerd individueel vermogen.

e. Het vermogen waarover wordt geadviseerd.

f. Het minimaal aan te houden toetsingsvermogen.

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96, van de Wet op het financieel toezicht

€ 4.500

Ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0

Uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 5.300

Vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 5.300

Beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0

Begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgaranties als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 8.250

Begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 4.500

Beheerd individueel vermogen (BV), beheerd door beleggingsondernemingen

 

€ 0 tot en met € 1 miljard BV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 15,22 per € miljoen BV

>€ 1 miljard tot en met € 10 miljard BV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 10,11 per € miljoen BV

>€ 10 miljard tot en met € 50 miljard BV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 4,18 per € miljoen BV

>€ 50 miljard BV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0,69 per € miljoen BV

Vermogen waarover wordt geadviseerd (AV)

 

€ 0 tot en met € 1 miljard AV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 1.620

>€ 1 miljard tot en met € 10 miljard AV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 3.240

>€ 10 miljard tot en met € 50 miljard AV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 6.480

   

>€ 50 miljard AV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 16.200

Honderd maal het minimaal aan te houden toetsingsvermogen (TV), ten aanzien van degene die handelt voor eigen rekening

 

€ 0 tot en met € 1 miljard TV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 15,22 per € miljoen TV

>€ 1 miljard tot en met € 10 miljard TV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 10,11 per € miljoen TV

>€ 10 miljard tot en met € 50 miljard TV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 4,18 per € miljoen TV

>€ 50 miljard TV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0,69 per € miljoen TV

Voor bewaarders (personen e):

a. Het vergunningtype.

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3g, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht

€ 4.500

Voor uitgevers van activagerelateerde tokens en aanbieders van cryptoactivadiensten (personen g):

a. Het vergunningtype.

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 59, eerste lid, onder a, van verordening (EU) 2023/1114 (MiCAR).

€ 35.440

3. Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen

Vergunning en type betaaldienst

Bruto-provisie-inkomsten (BPI)

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:3a, eerste lid, 2:4, of 2:10a van de Wet op het financieel toezicht:

€ 8.250 in voorkomend geval vermeerderd met:

Bij 2 toegestane betaaldiensten op basis van een vergunning

€ 5.500

Bij 3 of meer toegestane betaaldiensten op basis van een vergunning

€ 8.250

€ 0 tot en met € 1,21 miljoen BPI

€ 71,64 per € 1.000 BPI

>€ 1,21 miljoen tot en met € 12,1 miljoen BPI

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 36,76 per € 1.000 BPI

>€ 12,1 miljoen tot en met € 60,5 miljoen BPI

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 3,32 per € 1.000 BPI

>€ 60,5 miljoen BPI

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0,35 per € 1.000 BPI

Betaaldienstverleners als bedoeld in artikel 2:3e, eerste lid, Wft, waarop op grond van artikel 1a,

derde lid, onderdeel b, Wwft de verplichting rust tot naleving van die wet

€ 3.000 per bijkantoor

€ 500 per agent

   

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:54i, eerste lid, of 2:54l, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht

€ 3.300

4. Depositogarantiestelsel: banken

Gegarandeerde deposito’s (GD)

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:11, 2:20, 3:4, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht

€ 500 vermeerderd met:

€ 0 tot en met € 1 miljard GD

€ 17,38 per

€ miljoen GD

>€ 1 tot en met € 10 miljard GD

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 13,90 per

€ miljoen GD

>€ 10 miljard GD

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 10,43 per

€ miljoen GD

Personen als bedoeld in de artikelen 3:110, eerste lid, en 3:33a van de Wet op het financieel toezicht

€ 500

5. Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen

Instellingen met vereist eigen vermogen (excl. premie-pensioeninstellingen):

Som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen (TV+VEV), vermenigvuldigd met een bonus/malus factor.

De bonus/malus factor is gelijk aan de som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen (TV+VEV), gedeeld door de som van de technische voorziening pensioenverplichtingen en het (aanwezige) eigen vermogen (TV+EV).

 

€ 2.000 vermeerderd met:

>€ 0 tot en met € 10 miljard (TV+VEV)* ((TV+VEV)/(TV+EV))

€ 92,51 per € miljoen

(TV+VEV)* ((TV+VEV)/(TV+EV))

>€ 10 miljard tot en met € 50 miljard

(TV+VEV)* ((TV+VEV)/(TV+EV))

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 13,88 per € miljoen

(TV+VEV)* ((TV+VEV)/(TV+EV))

>€ 50 miljard tot en met € 100 miljard (TV+VEV)* ((TV+VEV)/(TV+EV))

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 3,70 per € miljoen

(TV+VEV)* ((TV+VEV)/(TV+EV))

>€ 100 miljard (TV+VEV)* ((TV+VEV)/(TV+EV))

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0,93 per € miljoen

(TV+VEV)* ((TV+VEV)/(TV+EV))

Instellingen zonder vereist eigen vermogen (en premie-pensioeninstellingen):

Technische voorziening pensioenverplichting (TV)

 

€ 2.000 vermeerderd met:

>€ 0 tot en met € 10 miljard TV

€ 92,51 per € miljoen TV

>€ 10 miljard tot en met € 50 miljard TV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 13,88 per € miljoen TV

>€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 3,70 per € miljoen TV

>€ 100 miljard TV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0,93 per € miljoen TV

6. Resolutie: banken en beleggingsondernemingen

Total assets (TA)

 

€ 500 vermeerderd met:

>€ 0 TA

€ 3,05 per € miljoen TA

7. Resolutie: verzekeraars

Omvang technische voorziening (TV)

 

€ 100 vermeerderd met:

>€ 0 TV

€ 24,88 per € miljoen TV

8. Trustkantoren

Omzet

Vast tarief

€ 2.000 vermeerderd met:

>€ 0 tot en met € 230 duizend omzet

€ 95,93 per € 1.000 omzet

>€ 230 duizend tot en met € 1.080 duizend omzet

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 81,54 per € 1.000 omzet

>€ 1.080 duizend tot en met € 8,9 miljoen omzet

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 33,58 per € 1.000 omzet

>€ 8,9 miljoen omzet

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 4,80 per € 1.000 omzet

9. Verzekeraars niet zijnde zorgverzekeraars

Bruto premie-inkomen (BPI)

 

€ 2.000 vermeerderd met:

>€ 0 BPI

€ 1.471 per € miljoen BPI

10. Zorgverzekeraars

Aantal verzekerden

Vast tarief

€ 2.000 vermeerderd met:

>0 verzekerden

€ 0,13 per verzekerde

ARTIKEL VII

De in de artikelen I tot en met V genoemde regelingen, zoals die regelingen na inwerkingtreding van deze regeling luiden, zijn van toepassing op heffingsbesluiten over de jaren 2020 tot en met 2024 die nog niet onherroepelijk zijn.

ARTIKEL VIII

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Artikel VI werkt terug tot en met 13 juni 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, E. Heinen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M.L.J. Paul

TOELICHTING

§ 1. Inleiding

Deze herstelregeling bevat wijzigingen in de tarieven voor het doorlopend toezicht van De Nederlandsche Bank (DNB) voor de jaren 2020 tot en met 2025. Daartoe worden de regelingen bekostiging financieel toezicht voor die jaren gewijzigd. Aanleiding zijn twee uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) over de doorberekening van de kosten van eenmalige handelingen.1 Met de herstelregelingen kan DNB heffingsbesluiten nemen die in lijn zijn met de uitspraken.

In de volgende paragrafen wordt achtereenvolgens ingegaan op de uitspraken die aanleiding hebben gegeven voor deze herstelregeling, en op de financiële gevolgen en administratieve lasten.

§ 2. Aanleiding: de uitspraken

Het CBb heeft uitspraken gedaan in twee zaken tegen de jaarlijkse ‘heffing doorlopend toezicht’ van DNB over 2020. De eerste zaak is aangespannen door een aantal aanbieders van bewaarportemonnees en aanbieders van diensten op het terrein van het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta, zoals voorheen bedoeld in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (hierna: crypto-instellingen); de tweede zaak is aangespannen door een aantal betaalinstellingen. De zaken gingen over de tarieven voor doorlopend toezicht en in hoeverre hier kosten voor eenmalige handelingen, zoals vergunningaanvragen en personentoetsingen, in waren verwerkt.

Het CBb heeft vastgesteld dat via de tarieven voor doorlopend toezicht bij de crypto-instellingen en betaalinstellingen ook kosten van eenmalige toezichthandelingen in rekening zijn gebracht. Samengevat is het CBb van oordeel dat de kosten van eenmalige toezichthandelingen niet in de tarieven voor kosten van doorlopend toezicht van het betreffende jaar mogen worden doorberekend. Wel is het toegestaan om een aldus eventueel ontstaan tekort in het opvolgende jaar via het exploitatiesaldo bij de berekening van de tarieven voor het doorlopend toezicht te betrekken, mits dit in lijn is met het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Dit wordt in de volgende alinea’s verder toegelicht.

Het CBb heeft geoordeeld dat het betrekken van ‘begrote kosten voor eenmalige handelingen bij de totale kosten van het doorlopend toezicht in eenzelfde jaar [...] in strijd is met artikel 15, tweede lid, van de Wbft 2019’. Dit artikel bepaalt dat de totale kosten van het toezicht die in enig jaar in rekening worden gebracht de som bedragen van het totaal van de begrote kosten voor het desbetreffende jaar met uitzondering van, onder meer, de begrote kosten voor eenmalige handelingen. Daaruit volgt, volgens het CBb, ‘dat de in enig jaar voor eenmalige handelingen begrote kosten geen deel behoren uit te maken van het totaal van de kosten die door middel van jaarlijkse heffingen aan de onder toezicht staande personen in rekening zullen worden gebracht’.2

Het CBb heeft verder geoordeeld dat het niet in strijd is met de Wbft 2019 als ‘een tekort bij de eenmalige handelingen wordt betrokken in de berekening van het exploitatiesaldo en daarna in het volgende jaar bij de onder toezicht staande personen in rekening wordt gebracht’. ‘Omdat het bij de vergoeding van de kosten van eenmalige handelingen vaak om vooraf bepaalde, vaste vergoedingen gaat, kan het dus voorkomen dat de daadwerkelijk gerealiseerde kosten achteraf hoger of lager zijn geweest dan begroot.’, zo heeft het CBb overwogen.3 Volgens het CBb brengt dat met zich dat ‘artikel 15, tweede lid van de Wbft 2019 een wettelijke basis biedt voor het betrekken van gerealiseerde kosten (tekorten dan wel overschotten) in de exploitatie van enig jaar bij de toezichtskosten in een volgend jaar ongeacht de herkomst en oorzaak van de kosten (tekorten)’.4 In de uitspraak inzake de heffingen voor betaalinstellingen voegt het CBb daar nog aan toe dat deze doorberekening wel in lijn moet zijn met het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel.5

In de uitspraken heeft het CBb aan DNB de opdracht gegeven om binnen 30 weken nieuwe besluiten op bezwaar te nemen voor het jaar 2020. DNB heeft geen discretionaire ruimte bij het nemen van heffingsbesluiten, maar moet aan elke onder toezicht staande instelling een bedrag in rekening brengen op basis van de vastgestelde maatstaven, bandbreedtes en tarieven.6 Omdat het CBb de relevante tarieven van de Regeling bekostiging financieel toezicht 2020 onverbindend heeft geacht, is een herstelregeling nodig met daarin opgenomen nieuwe tarieven om opnieuw op de bezwaren te beslissen met inachtneming van de uitspraken.

Ook lopen nog vier bezwaren van betaalinstellingen tegen de heffing doorlopend toezicht 2022, alsmede een beroepsprocedure van een betaalinstelling tegen de heffing doorlopend toezicht 2024. Deze zaken zijn nog niet finaal beslecht. Ook voor deze jaren wordt voor de betaalinstellingen een nieuw tarief vastgelegd, zodat het mogelijk wordt om een nieuw besluit te nemen in lijn met de CBb-uitspraken.

Het CBb heeft een beslissing aangehouden in de procedure van een aantal crypto-instellingen over het heffingsjaar 2021, omdat nog onduidelijk is of de doorberekening van in 2020 gemaakte kosten in verband met de registratieplicht verenigbaar is met het EU-recht. Het CBb heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie om uitleg gevraagd over de reikwijdte van de registratieplicht en zal de behandeling van deze procedures hervatten zodra het Hof van Justitie van de Europese Unie daarop antwoord heeft gegeven.7 Vooruitlopend op een eindoordeel in die zaak worden tevens de tarieven voor crypto-instellingen voor de jaren 2021 tot en met 2024 aangepast aan de uitspraken, nu nog niet alle heffingsbesluiten over die jaren onherroepelijk zijn geworden.

De tarieven voor het doorlopend toezicht in 2025 zijn reeds in juni 2025 in de Regeling bekostiging financieel toezicht 2025 (Rbft 2025) vastgesteld,8 maar DNB heeft nog geen heffingsbesluiten genomen over 2025. De Rbft 2025 wordt eveneens aangepast om recht te doen aan de uitspraken van het CBb.

§ 3. Hoofdlijnen

Om tot het totaal te heffen bedrag te komen, heeft DNB steeds het geheel genomen van:

  • a. de begrote kosten voor het lopende jaar, verminderd met

    • a. de verwachte opbrengsten uit hoofde van de eenmalige toezichthandelingen, en

    • b. de kosten van het toezicht op de BES-eilanden;9

  • b. het te verrekenen exploitatiesaldo over het voorgaande jaar;

  • c. met aftrek van de inzet van de heffingsreserve, indien van toepassing;

  • d. het eventueel gespreid in rekening te brengen exploitatiesaldo van eerdere jaren.10

De doorberekende bedragen per toezichtcategorie volgen uit de zbo-begrotingen van de desbetreffende jaren.

In deze herstelregeling worden, in plaats van de opbrengsten uit hoofde van de eenmalige toezichthandelingen, de kosten van deze toezichthandelingen in de bovenstaande berekening meegenomen. Voor de jaren waarover het CBb uitspraken heeft gedaan, waren de begrote kosten bij DNB hoger dan de daartegenoverstaande begrote opbrengsten. Het verschil is in deze herstelregeling in mindering gebracht op het tarief voor het doorlopend toezicht, waardoor de tarieven lager uitvallen.

§ 3.1. Correctie tarieven Rbft 2020 tot en met Rbft 2024

Voor de jaren 2020 tot en met 2024 zijn de tarieven voor het doorlopend toezicht verlaagd voor de crypto-instellingen en betaalinstellingen. Met de verlaging wordt gevolg gegeven aan de uitspraken van het CBb.

Om de omvang van de tariefsverlagingen te bepalen, zijn de ten tijde van het opstellen van de begrotingen beschikbare gegevens gebruikt om te bepalen welk deel van de begrote toezichtkosten betrekking had op de uitvoering van eenmalige handelingen. Op basis daarvan is het kostenniveau van de eenmalige handelingen vastgesteld en vergeleken met de begrote opbrengsten uit eenmalige handelingen. Het verschil tussen de opbrengsten en de hogere kosten vormt het deel van de begrote kosten voor eenmalige handelingen dat niet door de begrote opbrengsten wordt gedekt. Dit niet-gedekte deel is in mindering gebracht op de tarieven voor het doorlopend toezicht. Hierdoor vindt geen doorberekening van kosten voor eenmalige handelingen meer plaats in de tarieven voor het doorlopend toezicht. Deze verlaging leidt tot een geraamd tekort van € 1,2 mln, dat uit de heffingsreserve van DNB kan worden gedekt. De verlagingspercentages zijn opgenomen in tabel 1.

Tabel 1: Percentages verlaging totale heffing doorlopend toezicht voor de jaren 2020–2024

Jaar

Crypto-instellingen

Betaalinstellingen

2020

19,4%

9,8%

2021

4,1%

n.v.t.

2022

11,5%

12,7%

2023

18,6%

n.v.t.

2024

16,5%

10,8%

§ 3.2. Correctie tarieven Rbft 2025

Voor 2025 heeft DNB nog geen heffingsbesluiten genomen. In het licht van de uitspraken van het CBb kunnen de huidige tarieven voor het doorlopend toezicht 2025 in de Rbft 2025 echter niet in stand blijven. In de huidige tarieven zijn namelijk kosten voor eenmalige toezichthandelingen betrokken in hetzelfde jaar waarin deze kosten worden gemaakt. Om dit te corrigeren, worden de tarieven voor het doorlopend toezicht in 2025 verlaagd, zodat deze tarieven geen kosten voor eenmalige handelingen uit datzelfde jaar meer dekken. In de tarieven voor 2025 is wel het exploitatietekort over 2024 verrekend. Dat tekort omvat ook kosten die samenhangen met de eenmalige handelingen uit dat jaar, zoals hieronder in de volgende subparagraaf nader wordt toegelicht.

De omvang van de aanpassing van de tarieven per sector is weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 2: Berekening correctie opbrengst eenmalige handelingen in Rbft 2025 t.o.v Zbo-begroting 2025 (in miljoenen euro’s)

Sector

Opbrengst eenmalige handelingen Rbft 2025

Opbrengst eenmalige handelingen Zbo-begroting 2025

Correctie heffing doorlopend toezicht 2025

Banken

0,9

1,0

– 0,2

Pensioenfondsen

0,1

0,1

Verzekeraars (exclusief Zorg)

0,9

1,0

– 0,2

Betaalinstellingen

2,1

3,0

– 0,9

Beleggingsinst. -ondernemingen

1,4

2,3

– 0,9

Trustkantoren

0,2

0,3

– 0,1

Totaal

5,5

7,6

– 2,1

Voor de AFM is het niet noodzakelijk om andere tarieven vast te stellen. De AFM hanteert namelijk andere tarieven voor eenmalige handelingen. In veel gevallen zijn dit uurtarieven. Daardoor komen de kosten van eenmalige handelingen in het algemeen overeen met de opbrengsten daarvan.

§ 3.2.1. Verrekening exploitatietekort 2024

Het CBb heeft in de uitspraken geoordeeld dat enige mate van kostenvermenging in het exploitatiesaldo besloten ligt in de huidige bekostigingssystematiek en voortvloeit uit de keuze van de wetgever om het exploitatiesaldo, ongeacht de herkomst of oorzaak, terecht te laten komen bij de kosten die de basis vormen voor de vaststelling van de tarieven voor doorlopend toezicht.11 In de uitspraak inzake de heffingen voor betaalinstellingen voegt het CBb daar nog aan toe dat deze doorberekening wel in lijn moet zijn met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.12 De onderstaande toelichting geeft invulling aan deze uitspraak en gaat in op de mate van vermenging en de impact van de verwerking van de kosten van eenmalige handelingen via het exploitatiesaldo over 2024 in de tarieven voor het doorlopend toezicht 2025.

In het nieuwe voorstel voor de tarieven doorlopend toezicht 2025 is het exploitatietekort over 2024 verrekend en niet aangepast ten opzichte van de voorgaande regeling.13 Het exploitatiesaldo over 2024, dat is betrokken bij de tariefstelling voor het doorlopend toezicht 2025, omvat het niet-gedekte deel van de kosten voor eenmalige handelingen uit 2024.

Onderstaande tabel geeft per sector een overzicht van de kosten, opbrengsten en niet-gedekte kosten van eenmalige handelingen in 2024, en toont welk deel daarvan is verwerkt in het exploitatiesaldo over 2024.

Tabel 3: Overzicht verwerking niet-gedekte kosten voor eenmalige toezichthandelingen 2024 (in miljoenen euro’s, bedragen afgerond op één decimaal)

Sector

Kosten eenmalige handelingen 2024

Opbrengsten eenmalige handelingen 2024

Niet-gedekte deel kosten 2024 in exploitatiesaldo

% van totale heffing 2025

Crypto-instellingen

0,7

0,4

0,3

n.v.t.

Banken

1,4

1,1

0,3

0,3%

Verzekeraars

1,1

0,9

0,3

0,5%

Zorgverzekeraars1

0,0

0,0

0,9%

Betaalinstellingen

2,6

1,3

1,3

8,6%

Beleggingsinst. -ondernemingen

1,1

0,8

0,3

3,4%

Trustkantoren

0,3

0,2

0,0

0,4%

Totaal

7,2

4,7

2,5

 
X Noot
1

Voor de deelsector zorgverzekeraars betreft het een bedrag kleiner dan € 0,05 mln.

Hieruit blijkt dat een bedrag van € 2,5 mln aan kosten voor eenmalige handelingen in 2024 niet is gedekt door de opbrengsten uit die handelingen in hetzelfde jaar. Voor de betaalinstellingen betreft dit een bedrag van € 1,3 mln en voor de crypto-instellingen € 0,3 mln. Deze bedragen zijn aanvankelijk in het exploitatiesaldo over 2024 verwerkt maar volledig vereffend met de heffingsreserve en daardoor niet doorberekend in de tarieven voor het doorlopend toezicht 2025. De inzet van de heffingsreserve voor de categorie betaalinstellingen beperkt de stijging van de tarieven voor het doorlopend toezicht 2025 voor de bestaande instellingen binnen deze sector. Ook de nacalculatie uit 2024 van de crypto-sector, die in 2025 niet meer onder toezicht van DNB staat, is gedekt uit de heffingsreserve.14 Hiermee wordt voorkomen dat deze kosten aan alle ondertoezichtstaande partijen in rekening worden gebracht. Voor de overige sectoren is de impact van beperkter aard.

Het betrekken van het exploitatiesaldo bij de tariefstelling voor het doorlopend toezicht 2025 wordt daarmee in lijn geacht met de uitspraken van het CBb en leidt voor de overgebleven sectoren niet tot een onredelijk bezwarende stijging van het tarief voor 2025.

§ 4. Financiële gevolgen en administratieve lasten

De uitspraken verplichten DNB de instellingen die de betreffende heffingsbesluiten hebben aangevochten te compenseren. De uitspraken hebben geen gevolgen voor onherroepelijk geworden heffingsbesluiten over de betreffende jaren. DNB raamt de totale compensatie op circa € 1,2 mln voor alle procedures van betaalinstellingen en crypto-instellingen, inclusief de nog aanhangige zaken. Deze kosten kunnen worden gedekt vanuit de heffingsreserve van DNB.

§ 5. Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking op de dag nadat zij in de Staatscourant wordt geplaatst. Daarmee kan DNB zo snel mogelijk nieuwe heffingsbesluiten nemen en bekendmaken aan de betrokken instellingen, die in lijn zijn met de CBb-uitspraken.

Over 2025 heeft DNB nog geen heffingsbesluiten genomen. Artikel VII ziet daarom uitsluitend op de Regelingen bekostiging financieel toezicht over de jaren 2020 tot en met 2024. Voor 2025 is geregeld dat de wijziging terugwerkt tot en met 13 juni 2025, de datum waarop de Regeling bekostiging financieel toezicht 2025 in werking is getreden.

De Minister van Financiën, E. Heinen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M.L.J. Paul


X Noot
1

CBb 24 juni 2025, ECLI:NL:CBB:2025:338 (crypto-instellingen); CBb 29 juli 2025, ECLI:NL:CBB:2025:394 (betaalinstellingen).

X Noot
2

ECLI:NL:CBB:2025:338, r.o. 8.7.1.

X Noot
3

ECLI:NL:CBB:2025:338, r.o. 8.8.1.

X Noot
4

ECLI:NL:CBB:2025:338, r.o. 8.8.1.

X Noot
5

ECLI:NL:CBB:2025:394, r.o. 10.1 e.v.

X Noot
6

Art. 15, eerste lid, Wbft 2019.

X Noot
7

Bij het HvJ EU geregistreerd onder zaaknummer C-415/25.

X Noot
9

Met uitzondering van de taken op grond van de Pensioenwet BES.

X Noot
10

Onderdelen c en d zijn pas vanaf 2023 in de berekening betrokken, vanwege een wijziging van de bekostigingssystematiek.

X Noot
11

ECLI:NL:CBB:2025:394, r.o. 8.7.

X Noot
12

ECLI:NL:CBB:2025:394, r.o. 10.1 e.v.

X Noot
14

Zie DNB, ZBO-verantwoording 2024, p. 33 en Stcrt. 2025, 19430, p. 20.

Naar boven