Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 november 2025, nr. FEZ/53946560, houdende wijziging van de Regeling normering topinkomens OCW-sectoren in verband met de jaarlijkse indexering voor 2026 alsmede enkele technische wijzigingen

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de artikelen 2.6, eerste lid, en 2.7, eerste en tweede lid, van de Wet normering topinkomens;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING NORMERING TOPINKOMENS OCW-SECTOREN

De Regeling normering topinkomens OCW-sectoren wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Per klasse geldt het volgende bezoldigingsmaximum:

    Klasse

    Bezoldigingsmaximum

    A (4 complexiteitspunten)

    € 156.000

    B (5 – 6 complexiteitspunten)

    € 175.000

    C (7 – 8 complexiteitspunten)

    € 187.000

    D (9 – 12 complexiteitspunten)

    € 204.000

    E (13 – 15 complexiteitspunten)

    € 222.000

    F (16 – 17 complexiteitspunten)

    € 238.000

    G (18 – 20 complexiteitspunten)

    Het bedrag, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet.

B

In de aanhef van artikel 5b wordt ‘€ 205.000’ vervangen door ‘€ 218.000’.

C

Artikel 5e wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 174.000’ vervangen door ‘€ 185.000’.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 207.000’ vervangen door ‘€ 221.000’.

3. In onderdeel c wordt ‘€ 226.000’ vervangen door ‘€ 241.000’.

D

De bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. In deel 1, onder 1B, wordt na ‘In het primair onderwijs’ ingevoegd ‘, speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs’.

2. Deel 1, onder 1C, wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste volzin wordt ‘op 1 oktober’ vervangen door ‘op de teldatum’.

b. Na de eerste volzin wordt een zin toegevoegd, luidende: In het primair onderwijs, speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs wordt als teldatum 1 februari gehanteerd, in de overige onderwijssectoren wordt als teldatum 1 oktober gehanteerd.

3. In deel 2 vervalt de tweede volzin.

4. Deel 2, onder 2A, wordt als volgt gewijzigd:

a. Aan onderdeel a wordt, voor de puntkomma, toegevoegd ‘, geëxtrapoleerd naar een geheel jaar’.

b. In onderdeel b wordt ‘die voor de eerste bekostiging aan de minister zijn doorgegeven’ vervangen door ‘op 1 oktober van het lopende jaar’.

c. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. het criterium onder 1C van deze bijlage uitgegaan van het gewogen aantal onderwijssoorten of sectoren dat op basis van het onderwijsaanbod op 1 oktober van het lopende jaar kan worden vastgesteld.

5. Deel 2, onder 2B, wordt als volgt gewijzigd:

a. Aan onderdeel a wordt, voor de puntkomma, toegevoegd ‘, geëxtrapoleerd naar een geheel jaar’.

b. In onderdeel b wordt na ‘ho-studenten’ ingevoegd ‘op 1 oktober’.

c. In onderdeel c wordt ‘het gewogen aantal onderwijssoorten of sectoren in het voorafgaande jaar’ vervangen door ‘het gewogen aantal onderwijssoorten of sectoren dat op basis van het onderwijsaanbod op 1 oktober van het voorafgaande jaar kan worden vastgesteld’.

6. Deel 2, onder 2C, komt te luiden:

2C. Opgericht, gefuseerd of gesplitst in het tweede jaar voorafgaand aan het lopende jaar (gegevens t-2)

Indien een rechtspersoon of instelling in het tweede jaar voorafgaand aan het lopende jaar is opgericht, gefuseerd of gesplitst, wordt voor de toepassing van:

  • a. het criterium onder 1A van deze bijlage uitgegaan van de baten volgens de jaarrekening van het tweede jaar voorafgaand, geëxtrapoleerd naar een geheel jaar;

  • b. het criterium onder 1B van deze bijlage ten aanzien van het primair onderwijs, speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs uitgegaan van de aantallen leerlingen op 1 februari van het voorafgaande jaar, en ten aanzien van de overige onderwijssoorten en sectoren uitgegaan van de aantallen leerlingen, vavo-studenten, mbo-studenten of ho-studenten op 1 oktober van het voorafgaande jaar; en

  • c. het criterium onder 1C van deze bijlage uitgegaan van het gewogen aantal onderwijssoorten of sectoren dat op basis van het onderwijsaanbod in het voorafgaande jaar kan worden vastgesteld. Daarbij wordt ten aanzien van het primair onderwijs, speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs uitgegaan van het onderwijsaanbod op 1 februari van dat jaar, en ten aanzien van de overige onderwijssoorten en sectoren uitgegaan van het onderwijsaanbod op 1 oktober van dat jaar.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2026.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Moes

TOELICHTING

I. Algemene toelichting

1. Aanleiding

Deze regeling wijzigt de Regeling normering topinkomens OCW-sectoren (hierna: de regeling) op enkele punten. Het gaat om de volgende wijzigingen:

  • 1. Indexering van de bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen van onderwijsinstellingen, cultuurfondsen en media-instellingen;

  • 2. Wijziging van de teldatum van het aantal leerlingen in het primair onderwijs (hierna: po) en (voortgezet) speciaal onderwijs (hierna: (v)so) bij het criterium ‘het gewogen aantal onderwijssoorten of sectoren’ dat gebruikt wordt om te bepalen in welke bezoldigingsklasse een onderwijsinstelling valt.

  • 3. Wijziging van deel 2 van de bijlage behorende bij artikel 3 van de regeling naar aanleiding van de wijziging van de teldatum van het aantal leerlingen in het po en (v)so in geval van een school of instelling die is opgericht in het lopende of daaraan voorafgaande jaar.

2. Indexering van de bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen van onderwijsinstellingen, cultuurfondsen en media-instellingen

2.1 Bezoldigingsmaximum bezoldigingsklasse G voor onderwijsinstellingen en bezoldigingscategorie D voor media-instellingen

Het maximum van bezoldigingsklasse G voor onderwijsinstellingen en het maximum van bezoldigingscategorie D voor media-instellingen zijn gelijk aan het algemeen bezoldigingsmaximum (artikel 2.3 van de WNT). Op 19 augustus 2025 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) bekendgemaakt dat het algemeen bezoldigingsmaximum met 6,3% wordt geïndexeerd en vervolgens naar boven wordt afgerond op een duizendvoud in euro’s.1 Het algemeen bezoldigingsmaximum in 2026 is daardoor vastgesteld op € 262.000.

2.2 Bezoldigingsmaxima bezoldigingsklasse A tot en met F voor onderwijsinstellingen, cultuurfondsen en de bezoldigingsklassen A tot en met C voor media-instellingen

De bezoldigingsmaxima voor bezoldigingsklasse A tot en met F voor onderwijsinstellingen, de cultuurfondsen en de bezoldigingsklassen A tot en met C voor media-instellingen worden per 1 januari 2026 geïndexeerd met hetzelfde percentage als het algemeen bezoldigingsmaximum en vervolgens afgerond naar boven op een duizendvoud in euro’s. Daarmee blijft de opbouw van de sectorale bezoldigingsmaxima in evenwicht. De bezoldigingsmaxima voor 2026 (afgezet tegen 2025) zijn:

Onderwijsinstellingen

Cultuurfondsen

Media-instellingen

Klasse

Maximum 2025

Maximum 2026

Categorie

Maximum 2025

Maximum 2026

Klasse

Maximum 2025

Maximum 2026

A

€ 146.000

€ 156.000

Fondsen

€ 205.000

€ 218.000

A

€ 174.000

€ 185.000

B

€ 164.000

€ 175.000

     

B

€ 207.000

€ 221.000

C

€ 175.000

€ 187.000

     

C

€ 226.000

€ 241.000

D

€ 191.000

€ 204.000

     

D

€ 246.000

€ 262.000

E

€ 208.000

€ 222.000

           

F

€ 223.000

€ 238.000

           

G

€ 246.000

€ 262.000

           

3. Wijziging teldatum aantal leerlingen po

Sinds de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging bekostiging primair onderwijs2 wordt de bekostiging van scholen in het po en (v)so niet langer per schooljaar, maar per kalenderjaar vastgesteld. Daarbij is ook de wettelijke teldatum voor het aantal leerlingen gewijzigd van 1 oktober van het voorgaande schooljaar naar 1 februari van het voorgaande kalenderjaar.3 Omdat de definitie van de criteria ‘aantal bekostigde leerlingen, vavo-studenten, mbo-studenten of ho-studenten’ en ‘gewogen aantal onderwijssoorten of sectoren’ in de regeling aansluit op de teldatum die wordt gehanteerd voor de vaststelling van de bekostiging, wordt dit met elkaar in overeenstemming gebracht.

Deze wijziging van de teldatum is eerder al (gedeeltelijk) doorgevoerd voor het criterium ‘aantal leerlingen/studenten’ in de regeling.4 Daarbij was echter over het hoofd gezien dat de gewijzigde teldatum niet alleen geldt voor het po, maar ook voor het (v)so. De wijziging van de teldatum wordt daarnaast nu ook doorgevoerd in het criterium ‘gewogen aantal onderwijssoorten of sectoren’.

4. Wijziging deel 2 van de bijlage behorende bij artikel 3 van de regeling naar aanleiding van de wijziging van de teldatum van het aantal leerlingen in het po en (v)so.

Door de wijziging van de teldatum van het aantal leerlingen in het po en (v)so voor zowel het criterium ‘aantal bekostigde leerlingen, vavo-studenten, mbo-studenten of ho-studenten’ als het criterium ‘gewogen aantal onderwijssoorten of sectoren’ klopt de toepassing in het jaar van oprichting van een nieuwe school of instelling en in de twee daaropvolgende jaren niet meer. Deel 2 van de bijlage wordt daarop aangepast. De aanpassing zorgt voor duidelijkheid als er nog geen gegevens beschikbaar zijn over het aantal leerlingen of schoolsoorten op de teldatum in het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarover de maximale bezoldiging in het kader van de WNT wordt berekend.

5. Inwerkingtreding, vaste verandermomenten en overgangsrecht

De indexering van de WNT-norm voor de OCW-sectoren treedt in werking per 1 januari 2026 en wordt conform artikel 2.6, eerste lid, en 2.7, tweede lid, van de WNT uiterlijk in de maand november voorafgaand aan het jaar waarop de bedragen betrekking hebben, vastgesteld en gepubliceerd.

Op deze regeling is het algemene overgangsrecht van de WNT van toepassing.

6. Gevolgen voor de uitvoering

De conceptregeling is ter toets voorgelegd aan het Commissariaat voor de Media (CvdM), het EAUT-panel,5 aan DUO en via DUO aan de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en de Auditdienst Rijk (ADR).

Uit de uitvoeringstoetsen blijkt dat de regeling uitvoerbaar wordt geacht. Een enkele tekstuele wijziging is in de regeling verwerkt.

7. Regeldruk

De indexering van de bezoldigingsmaxima heeft een verwaarloosbare impact op de administratieve lasten en nalevingskosten van de WNT. Instellingen die onder de reikwijdte van de WNT vallen, moeten kennisnemen van de nieuwe maxima. Ditzelfde geldt voor de WNT-toezichthouders. De nieuwe maxima zijn voorzienbaar, aangezien de wijze waarop deze bepaald worden uit de wet voortvloeit.

Met de verdere wijzigingen van de regeling worden geen (nieuwe) informatieverplichtingen gecreëerd of geschrapt. Ook voor de verantwoording zijn er geen gevolgen. De regeling heeft daarmee, los van kennisnamekosten, geen gevolgen voor de administratieve lasten. Gezien de verwaarloosbare impact zijn de administratieve lasten niet gekwantificeerd.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdelen A, B en C

Met de wijzigingen in artikel I, onderdelen A, B en C, zijn de bezoldigingsmaxima voor 2026 geïndexeerd met 6,3% (hetzelfde percentage als de indexering van het algemeen bezoldigingsmaximum van de WNT).6 De bedragen zijn vervolgens conform de werkwijze bij het algemeen bezoldigingsmaximum naar boven afgerond op een duizendvoud in euro’s.7 De bedragen zijn aangepast voor bezoldigingsklasse A tot en met F voor onderwijsinstellingen (zie artikel I, onderdeel A), voor de cultuurfondsen (artikel I, onderdeel B) en voor media-instellingen (artikel I, onderdeel C). Er is gerekend met de bedragen die voor 2025 van toepassing waren.

Artikel I, onderdeel D

Deze wijzigingen hangen samen met de Wet van 25 februari 2021 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op het voortgezet onderwijs en enkele andere wetten vanwege de vereenvoudiging van de bekostiging van de scholen voor primair onderwijs en samenwerkingsverbanden (Stb. 2021, 171) waarin de teldatum van het aantal leerlingen in het po en (v)so veranderd is van 1 oktober naar 1 februari. Voor de overige onderwijssectoren blijft de teldatum 1 oktober. Dit is nu gelijkgetrokken in de onderdelen van de regeling die samenhangen met de teldatum. Vanwege de verschuiving van de teldatum voor het po en (v)so dienen de criteria voor de vaststelling van de toepasselijke bezoldigingsklasse voor rechtspersonen of instellingen die in het lopende jaar of de twee voorafgaande jaren zijn opgericht, gefuseerd of gesplitst (deel 2 van de bijlage) aangepast te worden. Pas vanaf het derde jaar na oprichting zijn de benodigde gegevens over 1 februari t-2 beschikbaar en kan de berekening volledig op grond van deel 1 van de bijlage gedaan worden.

Artikel II

De vaststelling van verlaagde maxima gebeurt volgens artikel 2.6, eerste lid, en artikel 2.7, tweede lid, telkens uiterlijk in de maand november voorafgaand aan het jaar waarop de bedragen betrekking hebben. De inwerkingtreding is op 1 januari 2026 gesteld.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Moes


X Noot
2

Wet van 25 februari 2021 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op het voortgezet onderwijs en enkele andere wetten vanwege de vereenvoudiging van de bekostiging van de scholen voor primair onderwijs en samenwerkingsverbanden (Stb. 2021, 171); in werking getreden met ingang van 1 april 2022 (Stb. 2022, 114).

X Noot
3

Zie artikel 118, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 116, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra.

X Noot
4

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 14 november 2023, nr. FEZ/42162273, houdende wijziging van de Regeling normering topinkomens OCW-sectoren onder meer in verband met de jaarlijkse indexering, wijziging van de grenswaarden van het criterium ‘totale baten’ en een technische wijziging (Stcrt. 2023, 32291).

X Noot
5

Ex Ante UitvoeringsToets: extern WNT-panel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met onder meer accountants.

X Noot
6

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 augustus 2025, nr. 2025-0000406677, houdende wijziging van de bedragen van het algemeen bezoldigingsmaximum in de Wet normering topinkomens voor 2026 en van de maximale bezoldiging van topfunctionarissen zonder dienstbetrekking voor de eerste twaalf maanden van de functievervulling in het Uitvoeringsbesluit WNT voor 2026 (Stcrt. 2025, 27439).

X Noot
7

Artikel 2.3, tweede lid, van de Wet normering topinkomens.

Naar boven