Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2023, 32291 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2023, 32291 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Gelet op de artikelen 2.6, eerste lid, en 2.7, eerste en tweede lid, van de Wet normering topinkomens;
Besluiten:
De Regeling normering topinkomens OCW-sectoren wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3, vierde lid, komt te luiden:
4. Per klasse geldt het volgende bezoldigingsmaximum:
Klasse |
Bezoldigingsmaximum |
---|---|
A (4 complexiteitspunten) |
€ 138.000 |
B (5 - 6 complexiteitspunten) |
€ 155.000 |
C (7 - 8 complexiteitspunten) |
€ 166.000 |
D (9 - 12 complexiteitspunten) |
€ 181.000 |
E (13 - 15 complexiteitspunten) |
€ 197.000 |
F (16 - 17 complexiteitspunten) |
€ 211.000 |
G (18 - 20 complexiteitspunten) |
Het bedrag, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet. |
B
In de aanhef van artikel 5b wordt ‘€ 186.000’ vervangen door ‘€ 194.000’.
C
Artikel 5e wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘€ 158.000’ vervangen door ‘€ 165.000’.
2. In onderdeel b wordt ‘€ 188.000’ vervangen door ‘€ 196.000’.
3. In onderdeel c wordt ‘€ 205.000’ vervangen door ‘€ 214.000’.
D
De Bijlage behorende bij artikel 3, tweede lid, van de Regeling normering topinkomens OCW-sectoren wordt als volgt gewijzigd:
1. De tabel in Deel 1, onderdeel 1A, komt te luiden:
Totale baten (in €) |
Aantal complexiteitspunten |
---|---|
0 tot 5,5 miljoen |
2 |
5,5 tot 27,6 miljoen |
4 |
27,6 tot 82,8 miljoen |
6 |
82,8 tot 138 miljoen |
8 |
138 tot 220,8 miljoen |
9 |
220,8 miljoen en meer |
10 |
2. Deel 1, onderdeel 1B, wordt als volgt gewijzigd:
a. De eerste volzin komt te luiden: ‘Aan de rechtspersoon of instelling komt aan de hand van het aantal bekostigde leerlingen, vavo-studenten, mbo-studenten of ho-studenten die op de teldatum in het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarin het bezoldigingsmaximum wordt toegepast (t-2) ingeschreven stonden aan die instelling, het volgende aantal punten toe.’
b. Na de tweede volzin wordt een zin toegevoegd, luidende: ‘In het primair onderwijs wordt als teldatum 1 februari gehanteerd, in de overige onderwijssectoren wordt als teldatum 1 oktober gehanteerd.’
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Uslu
Deze regeling wijzigt de Regeling normering topinkomens OCW-sectoren (hierna: de regeling) op enkele punten. Het gaat om de volgende wijzigingen:
1. Indexering van de bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen van onderwijsinstellingen, cultuurfondsen en media-instellingen;
2. Indexering van de grenswaarden van het criterium ‘totale baten’ dat gebruikt wordt om te bepalen in welke bezoldigingsklasse een onderwijsinstelling valt.
3. Wijziging van de teldatum van het aantal leerlingen in het po bij het criterium ‘aantal bekostigde leerlingen, vavo-studenten, mbo-studenten of ho-studenten’ (hierna: ‘aantal leerlingen/studenten’) dat gebruikt wordt om te bepalen in welke bezoldigingsklasse een onderwijsinstelling valt.
Het maximum van bezoldigingsklasse G voor onderwijsinstellingen en het maximum van bezoldigingscategorie D voor media-instellingen zijn gelijk aan het algemeen bezoldigingsmaximum (artikel 2.3 van de WNT). Op 23 augustus 2023 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) bekendgemaakt dat het algemeen bezoldigingsmaximum met 4,2% wordt geïndexeerd en vervolgens naar boven wordt afgerond op een duizendvoud in euro’s.1 Het algemeen bezoldigingsmaximum in 2024 is daardoor vastgesteld op € 233.000.
De bezoldigingsmaxima voor de bezoldigingsklassen A tot en met F voor onderwijsinstellingen, de cultuurfondsen en de bezoldigingscategorieën A tot en met C voor media-instellingen worden per 1 januari 2024 geïndexeerd met hetzelfde percentage als het algemeen bezoldigingsmaximum en vervolgens afgerond naar boven op een duizendvoud in euro’s. Daarmee blijft de opbouw van de sectorale bezoldigingsmaxima in evenwicht. De bezoldigingsmaxima voor 2024 (afgezet tegen 2023) zijn:
Onderwijsinstellingen |
Cultuurfondsen |
Media-instellingen |
||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Klasse |
Maximum 2023 |
Maximum 2024 |
Categorie |
Maximum 2023 |
Maximum 2024 |
Categorie |
Maximum 2023 |
Maximum 2024 |
A |
€ 132.000 |
€ 138.000 |
Fondsen |
€ 186.000 |
€ 194.000 |
A |
€ 158.000 |
€ 165.000 |
B |
€ 148.000 |
€ 155.000 |
B |
€ 188.000 |
€ 196.000 |
|||
C |
€ 159.000 |
€ 166.000 |
C |
€ 205.000 |
€ 214.000 |
|||
D |
€ 173.000 |
€ 181.000 |
D |
€ 223.000 |
€ 233.000 |
|||
E |
€ 189.000 |
€ 197.000 |
||||||
F |
€ 202.000 |
€ 211.000 |
||||||
G |
€ 223.000 |
€ 233.000 |
Voor het bepalen van de toepasselijke bezoldigingsklasse in het onderwijs wordt binnen de systematiek van de regeling gebruik gemaakt van drie criteria: totale baten, aantal bekostigde leerlingen/studenten, en het gewogen aantal onderwijssoorten of sectoren. Voor ieder criterium wordt een schaal gehanteerd. Uit de score op die schaal volgt een aantal complexiteitspunten. Het totaal van deze complexiteitspunten bepaalt in welke bezoldigingsklasse de rechtspersoon of instelling valt en welk bezoldigingsmaximum daarmee van toepassing is op de topfunctionaris(sen).
De schaal die voor ieder criterium wordt gebruikt, is sinds inwerkingtreding van de systematiek in 2016 ongewijzigd gebleven. Voor het criterium ‘totale baten’ is het echter wenselijk om de schaal periodiek aan te passen. De reden hiervoor is dat de gekozen grenswaarden in reële zin, als gevolg van geldontwaarding, na verloop van tijd gaan verschuiven ten opzichte van de intentie bij inwerkingtreding. Vooral in tijden van een relatief hoge inflatie, zoals het geval is sinds eind 2021, kan dit effect zich in een sterkere mate voordoen. Bovendien is dit effect cumulatief, aangezien er tot op heden altijd sprake is (geweest) van een positief inflatiecijfer.
Risico van dit effect kan op termijn zijn dat instellingen met een gelijkblijvende bestuurlijke complexiteit in een hogere bezoldigingsklasse worden ingedeeld dan aanvankelijk de bedoeling was. Om dit opdrijvende effect te voorkomen, worden de grenswaarden van het criterium ‘totale baten’ geïndexeerd.
Er is gekozen om voor deze indexatie gebruik te maken van het CPI-cijfer van het CBS. Om een te grote stap in één keer te voorkomen, is ervoor gekozen om de grenswaarden op dit moment te corrigeren voor de jaren 2016 tot en met 2021. De cumulatieve CPI over deze jaren is 10,4%. Dat leidt tot de volgende grenswaarden (naar beneden afgerond op € 100.000):
Totale baten (in €) WNT-regeling 2016 t/m 2023 |
Totale baten (in €) WNT-regeling 2024 |
Aantal complexiteitspunten |
---|---|---|
0 tot 5 miljoen |
0 tot 5,5 miljoen |
2 |
5 tot 25 miljoen |
5,5 tot 27,6 miljoen |
4 |
25 tot 75 miljoen |
27,6 tot 82,8 miljoen |
6 |
75 tot 125 miljoen |
82,8 tot 138 miljoen |
8 |
125 tot 200 miljoen |
138 tot 220,8 miljoen |
9 |
200 miljoen en meer |
220,8 miljoen en meer |
10 |
Per 1 april 2022 is de wettelijke teldatum voor het aantal leerlingen in het po via de Wet vereenvoudiging bekostiging primair onderwijs2 veranderd van 1 oktober naar 1 februari.3 Omdat de definitie van het criterium ‘aantal leerlingen/studenten’ in de WNT-regeling hierop aansluit, wordt dit met elkaar in overeenstemming gebracht.
De regeling werkt met het aantal leerlingen/studenten in jaar t-2. Deze wijziging heeft daarom voor het eerst effect bij het bepalen van de bezoldigingsklasse 2024. Voor het bepalen van de bezoldigingsklasse 2024 wordt het aantal leerlingen in het po op 1 februari 2022 gebruikt. Voor de overige sectoren blijft de teldatum ongewijzigd op 1 oktober.
Deze regeling treedt in werking per 1 januari 2024 en wordt conform de WNT uiterlijk in de maand november voorafgaand aan het jaar waarop de bedragen betrekking hebben, vastgesteld en gepubliceerd.
Jaarlijks worden de maxima geïndexeerd met het percentage waarmee het algemene WNT-maximum wordt geïndexeerd vervolgens afgerond naar boven op een duizendvoud in euro’s.
Op deze regeling is het algemene overgangsrecht van de WNT van toepassing. Dit geldt ook voor onderwijsinstellingen die door de indexatie van de grenswaarden van het criterium ‘totale baten’ in een lagere klasse terecht komen. De indexatie van de grenswaarden van het criterium ‘totale baten’ wordt niet beschouwd als wijziging van het criterium; de indexatie zorgt er immers voor dat de reële waarde van de grenzen gelijk blijven. Artikel 7.3, vijfde lid, WNT is daarom van toepassing.
De conceptregeling is ter consultatie voorgelegd aan de koepelorganisaties in het onderwijs, de bestuurdersverenigingen in het onderwijs, de toezichthoudersverenigingen in het onderwijs, vakbonden in het onderwijs, de NPO, de RPO, het College van Omroepen, de landelijke en regionale publieke omroepen, de Federatie Cultuur, de Vereniging van Nederlandse Orkesten en de betrokken ministeries. Daarnaast is de conceptregeling ter toets voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR), het Commissariaat voor de Media (CvdM), het EAUT-panel4, aan DUO en via DUO aan de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en de Auditdienst Rijk (ADR).
Tekstuele suggesties die door partijen zijn aangeleverd, zijn in de regeling verwerkt. Op de inhoudelijke inbreng op de regeling wordt hieronder nader ingegaan.
Vakbonden geven aan dat de afronding van de maxima op duizendtallen naar boven leidt tot onnodige extra ophoging van de bestuurderssalarissen. De regeling volgt de wijze van indexatie van de WNT. Deze is vastgelegd in artikel 2.3, tweede lid, van de WNT en houdt in dat het maximum jaarlijks wordt verhoogd met het percentage van de ontwikkeling van de contractuele loonkosten voor de overheid in jaar t-2. De ontwikkeling van de contractuele loonkosten bij de overheid is vergelijkbaar met ontwikkeling van de contractuele loonkosten in het onderwijs. Voor de afronding op duizendtallen naar boven is gekozen om communicatieredenen.
Voor het indexeren van de grenswaarden van het criterium ‘totale baten’ is gekozen voor het CPI-percentage van het CBS. Hier is voor gekozen omdat het een betrouwbaar en daarnaast de meest algemene beschikbare maatstaf is van geldontwaarding.
De reden dat de indexatie van de grenswaarden bezoldigingsklassen niet aansluit bij de jaarlijkse indexatiesystematiek van de WNT-maxima is als volgt. De indexatie van de WNT-maxima is gebaseerd op de loonontwikkeling en voor de totale baten is het logischer om aan te sluiten bij de algemene prijsontwikkeling, ofwel bij een indicator van geldontwaarding. Daarnaast zijn vragen gesteld over de frequentie waarin de grenswaarden in de toekomst worden aangepast. Hiervoor zal een afweging gemaakt worden tussen enerzijds niet te vaak aanpassingen doen aangezien dit leidt tot hogere administratieve lasten. En anderzijds niet te grote stappen te maken waardoor meer instellingen tegelijk te maken krijgen met overgangsrecht. Bij het volgende herijkingsmoment wordt bezien of de hoge inflatie van de laatste jaren een blijvend beeld is en welk effect dit moet hebben op deze frequentie.
Enkele partijen hebben vragen gesteld over de toepassing van het overgangsrecht in het geval een instelling in een lagere bezoldiging komt door de indexatie van de grenswaarden van het criterium ‘totale baten’. Paragraaf 5 van de toelichting is hierop aangevuld.
Uit de uitvoeringstoetsen van DUO, het CvdM en het EAUT-panel blijkt dat de regeling uitvoerbaar wordt geacht.
De ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
De indexering van de bezoldigingsmaxima heeft een verwaarloosbare impact op de administratieve lasten en nalevingskosten van de WNT. Instellingen die onder de reikwijdte van de WNT vallen, moeten kennisnemen van de nieuwe maxima. Ditzelfde geldt voor de WNT-toezichthouders. De nieuwe maxima zijn voorzienbaar, aangezien de wijze waarop deze bepaald worden uit de wet voortvloeit.
Ook de aanpassing van de grenswaarden bij het criterium ‘totale baten’ en van de teldatum van het aantal leerlingen in het po bij het criterium ‘aantal leerlingen en studenten’ hebben een verwaarloosbare impact op de administratieve lasten en nalevingskosten van de WNT. De werkwijze bij het vaststellen van de bezoldigingsklasse in het onderwijs wijzigt niet. De onderwijsinstellingen moeten kennisnemen van de nieuwe grenswaarden en teldatum.
Met de wijziging van de regeling worden verder geen (nieuwe) informatieverplichtingen gecreëerd of geschrapt. Ook voor de verantwoording zijn er geen gevolgen. De regeling heeft daarmee, los van kennisnamekosten, geen gevolgen voor de administratieve lasten. Gezien de verwaarloosbare impact zijn de administratieve lasten niet gekwantificeerd.
Met de wijzigingen in artikel I, onderdelen A, B en C, zijn de bezoldigingsmaxima voor 2024 geïndexeerd met 4,2% (hetzelfde percentage als de indexering van het algemeen bezoldigingsmaximum van de WNT). De bedragen zijn vervolgens conform de werkwijze bij het algemeen bezoldigingsmaximum naar boven afgerond op een duizendvoud in euro’s. De bedragen zijn aangepast voor bezoldigingsklassen A tot en met F voor onderwijsinstellingen (zie artikel I, onderdeel A), voor de cultuurfondsen (artikel I, onderdeel B) en voor media-instellingen (artikel I, onderdeel C). Er is gerekend met de bedragen die voor 2023 van toepassing waren.
Met het vervangen van de tabel in Deel 1, onderdeel 1A, in de bijlage worden de grenswaarden gewijzigd van het criterium ‘totale baten’ dat gebruikt wordt voor het bepalen van de toepasselijke bezoldigingsklasse in het onderwijs. Voor de indexatie wordt gebruik gemaakt van het consumentenprijsindexcijfer (CPI) zoals vastgesteld door het CBS. Om te voorkomen dat de grenswaarden in één keer te veel veranderen, is ervoor gekozen om op dit moment te corrigeren voor de jaren 2016 tot en met 2021. De bedragen zijn vervolgens op €100.000 naar beneden afgerond. Het voornemen is om deze indexatie periodiek plaats te laten vinden. Op deze wijziging is het overgangsrecht van artikel 7.3, vijfde lid, WNT van toepassing.
Met de wijzigingen in deel 1, onderdeel 1B, wordt de teldatum van het aantal leerlingen in het primair onderwijs gelijkgetrokken met de teldatum van het aantal leerlingen in het primair onderwijs zoals vastgelegd in de Wet vereenvoudiging bekostiging primair onderwijs.5 Daarnaast zijn er enige technische verbeteringen doorgevoerd in de eerste volzin.
De vaststelling van verlaagde maxima gebeurt volgens artikel 2.6, eerste lid, en artikel 2.7, tweede lid, telkens uiterlijk in de maand november voorafgaand aan het jaar waarop de bedragen betrekking hebben. De inwerkingtreding is op 1 januari 2024 gesteld.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Uslu
Wet van 25 februari 2021 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op het voortgezet onderwijs en enkele andere wetten vanwege de vereenvoudiging van de bekostiging van de scholen voor primair onderwijs en samenwerkingsverbanden (Stb. 2021, 171); in werking getreden met ingang van 1 april 2022 (Stb. 2022, 114).
Ex Ante UitvoeringsToets: extern WNT-panel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met onder meer accountants.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-32291.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.