Regeling van de Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 november 2025, nr. WJZ/102270834, tot wijziging van de Subsidieregeling JTF 2021–2027 in verband met enkele wijzigingen in de hoofdstukken 3, 5, 6 en 7

De Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op verordening (EU), nr. 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PbEU 2021, L 231) en verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (PbEU 2021, L 231);

Gelet op de artikelen 2 en 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies en de artikelen 2, 3, eerste, derde en vierde lid, 5 en 8, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling JTF 2021–2027 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.1.5, eerste lid, wordt ‘€ 43.304.516’ vervangen door ‘€ 44.304.516’.

B

Na artikel 5.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.1a. Voorschot op basis van gerealiseerde projectactiviteiten

  • 1. In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal:

    • a. 90 procent van de verleende subsidie, bij een verleende subsidie tot € 5.000.000;

    • b. 95 procent van de verleende subsidie, bij een verleende subsidie van minimaal € 5.000.000.

  • 2. Het eerste lid is van toepassing op aanvragen die zijn ingediend voor:

    • a. titel 5.2, zoals die luidde in de periode van 13 februari 2023 tot en met 29 september 2023;

    • b. titel 5.3, zoals die luidde in de periode van 13 februari 2023 tot en met 29 september 2023.

C

Artikel 5.1.12, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal:

    • a. 90 procent van de verleende subsidie, bij een verleende subsidie tot € 5.000.000;

    • b. 95 procent van de verleende subsidie, bij een verleende subsidie van minimaal € 5.000.000.

D

In artikel 5.4.5, derde lid, wordt ‘30 januari 2026’ vervangen door ‘31 juli 2026’.

E

In artikel 5.4.6, eerste lid, wordt ‘12 december 2025’ vervangen door ‘15 juni 2026’.

F

Artikel 5.4.12, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal:

    • a. 90 procent van de verleende subsidie, bij een verleende subsidie tot € 5.000.000;

    • b. 95 procent van de verleende subsidie, bij een verleende subsidie van minimaal € 5.000.000.

G

Na artikel 6.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.1a. Voorschot op basis van gerealiseerde projectactiviteiten

  • 1. In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal:

    • a. 90 procent van de verleende subsidie, bij een verleende subsidie tot € 5.000.000;

    • b. 95 procent van de verleende subsidie, bij een verleende subsidie van minimaal € 5.000.000.

  • 2. Het eerste lid is van toepassing op aanvragen die zijn ingediend voor:

    • a. titel 6.1, zoals die luidde in de periode van 13 februari 2023 tot en met 31 maart 2023;

    • b. titel 6.1, zoals die luidde in de periode van 5 juni 2023 tot en met 7 juli 2023;

    • c. titel 6.3, zoals die luidde in de periode van 13 februari 2023 tot en met 29 september 2023.

H

Artikel 6.2.11, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal:

    • a. 90 procent van de verleende subsidie, bij een verleende subsidie tot € 5.000.000;

    • b. 95 procent van de verleende subsidie, bij een verleende subsidie van minimaal € 5.000.000.

I

In artikel 6.4.5, vierde lid, wordt ‘30 januari 2026’ vervangen door ‘31 juli 2026’.

J

In artikel 6.4.6, eerste lid, wordt ‘12 december 2025’ vervangen door ‘15 juni 2026’.

K

Artikel 6.4.11, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal:

    • a. 90 procent van de verleende subsidie, bij een verleende subsidie tot € 5.000.000;

    • b. 95 procent van de verleende subsidie, bij een verleende subsidie van minimaal € 5.000.000.

L

Na artikel 7.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7.1a. Voorschot op basis van gerealiseerde projectactiviteiten

  • 1. In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal

    • a. 90 procent van de verleende subsidie, bij een verleende subsidie tot € 5.000.000;

    • b. 95 procent van de verleende subsidie, bij een verleende subsidie van minimaal € 5.000.000.

  • 2. Het eerste lid is van toepassing op aanvragen die zijn ingediend voor:

    • a. titel 7.1, zoals die luidde in de periode van 8 mei 2023 tot en met 22 mei 2023;

    • b. titel 7.1, zoals die luidde in de periode van 11 september 2023 tot en met 16 oktober 2023;

    • c. titel 7.3, zoals die luidde in de periode van 13 februari 2023 tot en met 29 september 2023.

M

Artikel 7.2.12, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal:

    • a. 90 procent van de verleende subsidie, bij een verleende subsidie tot € 5.000.000;

    • b. 95 procent van de verleende subsidie, bij een verleende subsidie van minimaal € 5.000.000.

N

In artikel 7.4.5, derde lid, wordt ‘30 januari 2026’ vervangen door ‘31 juli 2026’.

O

In artikel 7.4.6, eerste lid, wordt ‘12 december 2025’ vervangen door ‘15 juni 2026’.

P

Artikel 7.4.12, derde lid, komt te luiden:

  • 3. In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal:

    • a. 90 procent van de verleende subsidie, bij een verleende subsidie tot € 5.000.000;

    • b. 95 procent van de verleende subsidie, bij een verleende subsidie van minimaal € 5.000.000.

Q

In artikel 9.2.5.2, derde lid, wordt ‘12 december 2025’ vervangen door ‘15 juni 2026’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 17 november 2025

De Minister van Economische Zaken, V.P.G. Karremans

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel

TOELICHTING

1. Inhoud regeling

Met deze wijzigingsregeling worden de hoofstukken 3, 5, 6 en 7 van de Subsidieregeling JTF 2021–2027 gewijzigd.

De wijziging in hoofdstuk 3 betreft het ophogen van het subsidieplafond van de bestaande openstelling. De meeste aanvragen worden ingediend binnen de brede openstelling van Sporen 1, 2 en 3. Voor een optimale benutting van de programmagelden wordt daarom deze openstelling met € 1 miljoen verhoogd. Alle middelen zijn hiermee opengesteld.

In de hoofdstukken 5, 6 en 7 wordt een drietal wijzigingen doorgevoerd:

  • het voorschotpercentage bij een voorschot op basis van gerealiseerde projectactiviteiten is verhoogd naar maximaal 90 procent van de verleende subsidie, bij een verleende subsidie tot € 5.000.000 en naar maximaal 95 procent van de verleende subsidie, bij een verleende subsidie van minimaal € 5.000.000;

  • de uiterste datum waarop verschuivingen van het beschikbare budget bekend dient te worden gemaakt, is gewijzigd naar 31 juli 2026; en

  • de openstellingsperiode voor de subsidietitels 5.4, 6.4 en 7.4 en de EZ-cofinanciering voor de regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost is verlengd naar 15 juni 2026.

Hoofdstuk 5 ziet op de JTF-regio West-Noord-Brabant, hoofdstuk 6 ziet op de JTF-regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost en hoofdstuk 7 ziet op de JTF-regio Zuid-Limburg.

2. Staatssteun

Het is noodzakelijk dat er toetsing plaatsvindt op staatssteunaspecten. In artikel 1.4 van de Subsidieregeling JTF 2021–2027 zijn alle relevante artikelen uit de Algemene groepsvrijstellingverordening opgenomen die van toepassing kunnen worden verklaard. De intermediaire instantie beoordeelt de projecten bij aanvraag op de regionale bepalingen en beoordelen of het verlenen van staatssteun geoorloofd is.

Een belangrijke voorwaarde bij deze subsidieregeling is dat wanneer op grond van staatssteunbeperkingen (zoals de Algemene groepsvrijstellingsverordening of de de-minimisverordening) een lager maximumpercentage aan subsidie geldt, het geldende (lagere) percentage wordt aangehouden bij de subsidieverlening.

Er kan ten aanzien van staatssteun in het algemeen sprake van zijn drie situaties: geen staatssteun (geen economische activiteiten), geoorloofde staatssteun of ongeoorloofde staatssteun. Steun kan worden verleend wanneer geen sprake is van staatssteun of wanneer de steun past binnen geldende staatssteunregels. De bepaling van de (maximale) steun wordt per begunstigde uitgevoerd, wat inhoudt dat de (maximale) subsidiepercentages kunnen verschillen tussen de projectpartners. Op basis van deze berekening wordt vervolgens het subsidiepercentage en subsidiebedrag voor het project als geheel bepaald.

3. Regeldruk

De wijzigingen in de hoofdstukken 3, 5, 6 en 7 leiden niet tot een toe- of afname van de regeldruk bij de gebruikers van de regeling. Voor een nadere toelichting op de huidige regeldrukeffecten wordt verwezen naar paragraaf 3 van de algemene toelichting van de Subsidieregeling JTF 2021–2027 (Stcrt. 2025, 17881).

4. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij is geplaatst. Met de datum van publicatie en inwerkingtreding wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en twee maanden voordien bekend worden gemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroep van deze regeling gebaat is bij spoedige inwerkingtreding.

De Minister van Economische Zaken, V.P.G. Karremans

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel

Naar boven