Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 30 oktober 2025, nr. 54899766, tot wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs in verband met wijzigingen als gevolg van de tweede suppletoire begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het begrotingsjaar 2025

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 4.11, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008;

Besluit:

ARTIKEL I. REGELING FINANCIEN HOGER ONDERWIJS

De Regeling financiën hoger onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Bijlage 1 komt te luiden:

BIJLAGE 1. BIJ ARTIKEL 3, EERSTE LID, ONDERDEEL A, VAN DE REGELING

De bedragen onderwijsopslag universiteiten, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

€ 0

€ 0

€ 341.436

€ 341.436

21PB

Universiteit Leiden

€ 0

€ 3.134.629

€ 5.051.752

€ 8.186.381

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 0

€ 2.660.396

€ 4.712.488

€ 7.372.884

21PD

Universiteit Utrecht

€ 0

€ 9.295.487

€ 2.820.322

€ 12.115.809

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 0

€ 614.527

€ 13.004.090

€ 13.618.617

21PF

Technische Universiteit Delft

€ 0

€ 0

€ 10.692.678

€ 10.692.678

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

€ 0

€ 0

€ 3.124.343

€ 3.124.343

21PH

Universiteit Twente

€ 0

€ 0

€ 19.663.624

€ 19.663.624

21PI

Wageningen University

€ 0

€ 0

€ 1.314.775

€ 1.314.775

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 0

€ 764.742

€ 7.857.081

€ 8.621.823

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 0

€ 3.493.284

€ 6.606.760

€ 10.100.044

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 0

€ 1.055.265

€ 4.616.809

€ 5.672.074

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 0

€ 1.881.726

€ 3.228.822

€ 5.110.548

21PN

Tilburg University

€ 0

€ 669.151

€ 2.648.341

€ 3.317.492

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

€ 0

€ 0

€ 105.906

€ 105.906

22NC

Open Universiteit

€ 0

€ 382.394

€ 3.561.602

€ 3.943.996

23BF

Universiteit voor Humanistiek

€ 0

€ 0

€ 110.054

€ 110.054

25AV

Theologische Universiteit Utrecht

€ 0

€ 0

€ 25.956

€ 25.956

 

Totaal

€ 0

€ 23.951.601

€ 89.486.839

€ 113.438.440

B

Bijlage 3 komt te luiden:

BIJLAGE 3. BIJ ARTIKEL 3, TWEEDE LID, ONDERDEEL A, VAN DE REGELING

De bedragen onderwijsopslag hogescholen, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

€ 0

€ 0

€ 680.562

€ 680.562

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

€ 0

€ 556.807

€ 631.808

€ 1.188.615

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

€ 0

€ 0

€ 6.394.013

€ 6.394.013

02BY

Gerrit Rietveld Academie

€ 0

€ 1.203.261

€ 185.525

€ 1.388.786

02NR

Hotelschool The Hague

€ 0

€ 0

€ 280.184

€ 280.184

02NT

Design Academy Eindhoven

€ 0

€ 550.830

€ 179.917

€ 730.747

07GR

Avans Hogeschool

€ 0

€ 504.015

€ 7.481.676

€ 7.985.691

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

€ 0

€ 0

€ 528.276

€ 528.276

09OT

Iselinge Hogeschool

€ 0

€ 0

€ 760.885

€ 760.885

10IZ

Marnix Academie

€ 0

€ 0

€ 806.911

€ 806.911

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

€ 0

€ 920.375

€ 412.995

€ 1.333.370

15BK

Driestar educatief

€ 0

€ 0

€ 1.030.208

€ 1.030.208

21CW

HAS Hogeschool

€ 0

€ 0

€ 2.145.336

€ 2.145.336

21MI

HZ University of Applied Sciences

€ 0

€ 0

€ 2.666.256

€ 2.666.256

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

€ 0

€ 938.304

€ 567.176

€ 1.505.480

21RI

Hogeschool Leiden

€ 0

€ 163.632

€ 2.411.413

€ 2.575.045

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

€ 0

€ 0

€ 795.676

€ 795.676

21UI

Breda University of Applied Sciences

€ 0

€ 0

€ 1.103.063

€ 1.103.063

22HH

Hogeschool Viaa

€ 0

€ 0

€ 636.648

€ 636.648

22OJ

Hogeschool Rotterdam

€ 0

€ 1.144.950

€ 6.679.759

€ 7.824.709

23AH

Saxion Hogeschool

€ 0

€ 237.267

€ 6.225.222

€ 6.462.489

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

€ 0

€ 871.567

€ 1.059.230

€ 1.930.797

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

€ 0

€ 0

€ 837.614

€ 837.614

25BE

Hanzehogeschool Groningen

€ 0

€ 1.476.356

€ 7.264.498

€ 8.740.854

25DW

Hogeschool Utrecht

€ 0

€ 1.251.788

€ 7.484.065

€ 8.735.853

25JX

Zuyd Hogeschool

€ 0

€ 899.232

€ 6.670.491

€ 7.569.723

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

€ 0

€ 1.325.422

€ 9.258.915

€ 10.584.337

27NF

ArtEZ

€ 0

€ 1.506.068

€ 661.109

€ 2.167.177

27PZ

Hogeschool INHolland

€ 0

€ 679.074

€ 4.084.352

€ 4.763.426

27UM

De Haagse Hogeschool

€ 0

€ 0

€ 3.502.352

€ 3.502.352

28DN

Hogeschool van Amsterdam

€ 0

€ 0

€ 7.962.919

€ 7.962.919

30GB

Fontys Hogeschool

€ 0

€ 1.434.407

€ 13.177.833

€ 14.612.240

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

€ 0

€ 0

€ 1.800.902

€ 1.800.902

30TX

Aeres Hogeschool

€ 0

€ 0

€ 2.461.819

€ 2.461.819

30VP

Hogeschool Thomas More

€ 0

€ 0

€ 540.725

€ 540.725

31FR

NHL Stenden Hogeschool

€ 0

€ 0

€ 5.388.303

€ 5.388.303

 

Totaal

€ 0

€ 15.663.355

€ 114.758.636

€ 130.421.991

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Moes

TOELICHTING

Algemeen

1. Algemeen

Met deze regeling wordt de Regeling financiën hoger onderwijs (Rfho) gewijzigd. De aanpassingen van de Rfho hangen samen met de tweede herberekening van de rijksbijdrage 2025 in overeenstemming met de tweede suppletoire begroting 2025 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eerste herberekening van de rijksbijdrage 2025 betrof de berekening in overeenstemming met de eerste suppletoire begroting 2025 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

2. Gevoerd overleg

Een concept van de regeling is voor bestuurlijke reactie voorgelegd aan de Universiteiten van Nederland (UNL), Vereniging Hogescholen (VH) en Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). UNL vraagt in haar bestuurlijke reactie onder andere aandacht voor de verdeling van de extra middelen voor weerbaarheid. Verder vraagt UNL om heroverweging van de toedeling van de taakstelling internationalisering voor de jaren 2026 en verder. Ook de NFU vraagt in haar bestuurlijke reactie aandacht voor de verdeling van de extra middelen voor weerbaarheid. De VH heeft geen inhoudelijke opmerkingen gemaakt in haar bestuurlijke reactie op deze wijziging van de regeling.

3. Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets

DUO acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar.

4. Financiële gevolgen

De wijzigingen in deze regeling hebben geen gevolgen voor de rijksbegroting. Een wijziging van de tweede suppletoire (ontwerp-)begroting 2025 kan op grond van artikel 2.5, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek nog leiden tot nadere bepaling van de in deze regeling opgenomen bedragen.

5. Gevolgen administratieve lasten

De regeling heeft geen gevolgen voor administratieve lasten.

Artikelsgewijs

Grondslag

In artikel 4.11, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 (UWHW) is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit de onderwijsdelen wo en hbo van de rijksbijdrage aan een universiteit onderscheidenlijk een hogeschool een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag kan toekennen in relatie tot kwaliteit, kwetsbare opleidingen of bijzondere voorzieningen. Dit is de grondslag voor het aanpassen van de bijlagen 1 en 3 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

ARTIKEL I. REGELING FINANCIEN HOGER ONDERWIJS

A

(Wijziging van bijlage 1 van de Rfho)

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘bedragen onderwijsopslag universiteiten’ in bijlage 1. Er is sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer bijzondere voorzieningen is voor het jaar 2025 het incidentele bedrag van € 100.000 toegevoegd ten behoeve van het actieplan Frans en Duits bij de Universiteit Utrecht (brief van 14 juli 2025 met kenmerk 53200868).

  • b. onder de noemer bijzondere voorzieningen is voor het jaar 2025 een bedrag van € 481.000 opgenomen ten behoeve van de bachelor Fries bij de Rijksuniversiteit Groningen (brief van 17 juli 2025 met kenmerk 53344349).

  • c. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn voor het jaar 2025 bedragen opgenomen bij instellingen waarvan het aannemelijk is dat zij over sensitieve kennis en technologie beschikken. Vanwege Artikel 2.6 van de Wet op het Hoger Onderwijs moet de verdeling van het geld worden gebaseerd op voor alle instellingen of voor groepen van instellingen gelijkelijk geldende maatstaven. Omdat zowel bij de Rijksoverheid als de koepels van universiteiten en hogescholen niet bekend is in welke mate een kennisinstelling beschikt over sensitieve kennis en technologie, kan de verdeling daar niet op worden gebaseerd. Daarom is ervoor gekozen om de aanwezigheid van een bètafaculteit en eventueel techniekfaculteit te gebruiken als criterium voor de aanwezigheid van sensitieve kennis en technologie. Dit leidt tot de volgende verdeling: Universiteiten met bètafaculteit en techniekfaculteit: factor 1,5 Universiteiten met bètafaculteit: factor 1. Dit is toegelicht in een brief met kenmerk 53478855. Deze middelen zijn aangemerkt als niet-normatief.

  • d. onder de noemer bijzondere voorzieningen is voor het jaar 2025 een correctie gemaakt vanwege een verschil tussen het bedrag dat door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen beschikbaar was gesteld voor kosten van Studielink en de door de SURF in rekening gebrachte kosten. Dit verschil hangt samen met een verschil in de grondslag voor de berekening van deze vergoeding / kosten. Per saldo is dit budgetneutraal.

B

(Wijziging van bijlage 3 van de Rfho)

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘bedragen onderwijsopslag hogescholen’ in bijlage 3. Er is sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn de volgende incidentele bedragen toegevoegd voor het jaar 2025: € 22.080 voor de hogeschool Fontys voor het onderwijsloket (brief van 28 augustus 2025 met kenmerk 53980186), € 36.282 voor de hogeschool Zeeland voor meerkosten voor de rekentoets PABO (brief van 10 september 2025 met kenmerk 54314122) en € 500.000 voor de hogeschool der Kunsten Den Haag voor financiële ondersteuning (brief van 17 oktober 2025 met kenmerk 54406221).

  • b. onder de noemer bijzondere voorzieningen is voor het jaar 2025 € 78.951 bij de hogeschool Windesheim en € 151.557 bij de hogeschool Utrecht toegevoegd voor compensatie in verband met de beëindiging van het experiment flexstuderen (brief 54843602 van 28 oktober 2025 brief 54847435 van 28 oktober 2025). Deze middelen zijn aangemerkt als niet-normatief.

  • c. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn voor het jaar 2025 bedragen opgenomen bij instellingen waarvan het aannemelijk is dat zij over sensitieve kennis en technologie beschikken. Vanwege Artikel 2.6 van de Wet op het Hoger Onderwijs moet de verdeling van het geld worden gebaseerd op voor alle instellingen of voor groepen van instellingen gelijkelijk geldende maatstaven. Omdat zowel bij de Rijksoverheid als de koepels van universiteiten en hogescholen niet bekend is in welke mate een kennisinstelling beschikt over sensitieve kennis en technologie, kan de verdeling daar niet op worden gebaseerd. Voor hogescholen is ervoor gekozen de aanwezigheid van meer dan 7.000 studenten in een opleiding in het domein natuur of techniek als criterium te gebruiken en een factor 0,5. Dit is toegelicht in een brief met kenmerk 53478855. Deze middelen zijn aangemerkt als niet-normatief.

  • d. onder de noemer bijzondere voorzieningen is voor het jaar 2025 een correctie gemaakt vanwege een verschil tussen het bedrag dat door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen beschikbaar was gesteld voor kosten van Studielink en de door de SURF in rekening gebrachte kosten. Dit verschil hangt samen met een verschil in de grondslag voor de berekening van deze vergoeding / kosten. Per saldo is dit budgetneutraal.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze wijziging van de Rfho heeft betrekking op het begrotingsjaar 2025 en werkt daarom na inwerkingtreding terug tot en met 1 januari 2025. Deze terugwerkende kracht is noodzakelijk, omdat de bekostiging en verantwoording hierover per kalenderjaar plaatsvindt.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Moes

Naar boven