Cultuurconvenant 2025–2028, Ministerie van OCW – Noord-Holland

Partijen,

1. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelend als bestuursorgaan, hierna te noemen: Minister van OCW,

2. Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland, te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de gedeputeerde voor cultuur, Jeroen Olthof, en hierna te noemen: provincie,

3. Burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de wethouder voor kunst, cultuur en erfgoed, Touria Meliani en hierna te noemen: gemeente Amsterdam,

4. Burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de wethouder voor cultuur, Diana van Loenen, en hierna te noemen: gemeente Haarlem,

5. Burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de wethouder voor cultuur, Floris Voorink, en hierna te noemen: gemeente Hilversum,

6. Burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar, te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de wethouder voor cultuur, Anjo van de Ven, en hierna te noemen: gemeente Alkmaar,

7. Burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder, te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de wethouder voor cultuur, Fotigui Camara, en hierna te noemen: gemeente Den Helder,

8. Burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn, te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de wethouder voor cultuur, René Assendelft, en hierna te noemen: gemeente Hoorn,

Partijen genoemd onder 1 tot en met 8, wanneer zij zelfstandig handelen in hun hoedanigheid als bestuursorgaan, hierna samen te noemen: Bestuursorganen;

Partijen genoemd onder 2 tot en met 5, wanneer zij handelen in hun hoedanigheid als vertegenwoordiger namens het samenwerkingsverband Kunst, Cultuur en Erfgoed van de Metropoolregio Amsterdam, hierna te noemen: Metropoolregio Amsterdam;

Partijen genoemd onder 2 en onder 6 tot en met 8, wanneer zij handelen in hun hoedanigheid als vertegenwoordiger van de cultuurregio Noord-Holland Noord, hierna te noemen: Cultuurregio Noord-Holland Noord;

Alle Partijen hierna gezamenlijk te noemen: “Partijen” of afzonderlijk “Partij”

Overwegende dat:

  • Rijk, provincie en gemeenten gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de culturele infrastructuur in Nederland;

  • Partijen met het oog op de gewenste beleidsafstemming gesprekken hebben gevoerd over de uitgangspunten voor het cultuurbeleid uit de nota Uitgangspunten Cultuurbeleid 2025–20281 en over de politiek-bestuurlijke prioriteiten op landelijk, regionaal en lokaal niveau;

  • het wenselijk is dat Partijen gezamenlijk afspraken maken over de beleidsprioriteiten en verantwoordelijkheden in het cultuurbeleid voor de periode 2025–2028 middels cultuurconvenanten;

  • algemene afspraken tussen de Minister van OCW, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zoals vastgelegd in het op 21 mei 2012 ondertekende 'Algemeen Kader Interbestuurlijke Verhoudingen Cultuur'2 de basis vormen voor de totstandkoming van deze cultuurconvenanten;

  • naar aanleiding van actuele ontwikkelingen en bestuurlijke dialoog tussen Partijen de reikwijdte en samenstelling per convenant in de loop der tijd verder zijn aangescherpt;

  • er in Nederland 19 cultuurregio’s zijn die programmatisch samenwerken om zo de regionale culturele infrastructuur te versterken, die verschillende lokale context en behoeften kennen;

  • de cultuurregio’s samenwerkingsverbanden tussen lokale overheden zijn, gevormd om de regionale en lokale culturele infrastructuur te versterken. Rijk, provincies en gemeenten werken hiertoe samen op verschillende niveaus en hebben drie hoofdthema’s geïdentificeerd waarop de samenwerking wordt gericht: toegang tot cultuur, ruimte voor talentontwikkeling en de waarde van cultuur;

  • er in Nederland negen ‘convenantsgebieden’ zijn gevormd, waar de voornoemde cultuurregio’s deel van uitmaken;

  • de afspraken in deel 1 van dit convenant gaan over de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de culturele infrastructuur van de betrokken Bestuursorganen en voor alle negen convenantsgebieden gelijk zijn, en in deel 2 van dit convenant regio-specifieke afspraken worden gemaakt die per convenant verschillend zijn;

  • over cultuurbeoefening (alle vormen van het beoefenen van cultuur en erfgoedparticipatie in de vrije tijd en de ontwikkeling van culturele en creatieve vaardigheden op school) separate bestuurlijke afspraken worden gemaakt tussen VNG, IPO en de Minister van OCW;

  • over diverse erfgoedonderwerpen separate afspraken worden gemaakt tussen Rijk, gemeenten en provincies. Het gaat onder meer over de restauratiesubsidies, het programma Erfgoed en Overheid en de positie van ruimtelijke kwaliteit en cultureel erfgoed in de ruimtelijke transities.

KOMEN OVEREEN:

Deel 1. Gezamenlijke afspraken

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Doel
  • 1. Het doel van dit convenant is het bijdragen aan een kwalitatieve, toegankelijke, diverse en toekomstbestendige culturele infrastructuur in heel Nederland. In dit convenant worden daarom afspraken vastgelegd tussen Bestuursorganen over gezamenlijke beleidsprioriteiten, het zo eenduidig mogelijk uitleggen en toepassen hiervan, verantwoordelijkheden in zowel het landelijk, provinciaal, regionaal en lokaal cultuurbeleid voor de periode 2025–2028 en de wijze waarop overheden elkaar hierover informeren.

  • 2. Bij het uitvoering geven aan de afspraken uit dit convenant handelen Bestuursorganen op basis van hun eigen verantwoordelijkheid.

Artikel 2 Voortgang en evaluatie
  • 1. Bestuursorganen voeren tijdens de beleidsperiode 2025–2028 jaarlijks overleg over de voortgang van de afspraken in dit convenant. Dit is ook een moment om stil te staan bij actuele ontwikkelingen en hoe deze de afspraken uit het convenant raken.

  • 2. De opbrengsten van dit convenant worden aan het eind van de looptijd van het convenant door de Minister van OCW geïnventariseerd, vastgelegd en aan Bestuursorganen aangeboden.

  • 3. De Minister van OCW neemt het initiatief voor het overleg zoals bedoeld onder het eerste lid.

Paragraaf 2. Gezamenlijke verantwoordelijkheid

Artikel 3 Samenwerking
  • 1. Bestuursorganen beschouwen de culturele infrastructuur in Nederland als een gezamenlijke verantwoordelijkheid en spannen zich in voor een kwalitatief toegankelijk, divers en toekomstbestendig cultuuraanbod in heel Nederland.

  • 2. Bestuursorganen informeren elkaar over het door hen te voeren cultuurbeleid.

  • 3. Bestuursorganen gaan in overleg over het advies van de Raad voor Cultuur 'Toegang tot cultuur; op weg naar een nieuw bestel in 2029’3;

  • 4. Bestuursorganen besteden tijdens het in lid 3 te voeren overleg in ieder geval aandacht aan de verdere invulling van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de culturele sector.

Artikel 4 Gesubsidieerde instellingen
  • 1. De in bijlage 1 opgenomen instellingen zijn onderdeel van de landelijke culturele basisinfrastructuur of ontvangen meerjarige subsidie van de Rijkscultuurfondsen en Bestuursorganen beschouwen de subsidiëring van deze instellingen gedurende 2025 tot en met 2028 als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de daarin genoemde gemeenten, provincie(s) en de Rijksoverheid.

  • 2. Bestuursorganen zetten zich ervoor in de hoogte van de subsidie van de in bijlage 1 genoemde instellingen niet naar beneden bij te stellen gedurende de looptijd van het convenant dan wel gedurende de looptijd van de subsidieperiode. Bestuursorganen gaan met elkaar in gesprek wanneer een van de betrokken Bestuursorganen, in tegenstelling tot het hiervoor bepaalde, voornemens is de subsidie naar beneden bij te stellen van een of meer van de in bijlage 1 opgenomen instellingen gedurende de periode 2025–2028.

  • 3. Bestuursorganen zetten zich in om monitoring en verantwoordingsvereisten van de in het eerste lid bedoelde gesubsidieerde instellingen op elkaar te laten aansluiten.

Artikel 5 Subsidie-indexatie

Bestuursorganen erkennen dat het belangrijk is dat cultuursubsidies aansluiten op loon- en prijsontwikkelingen. Bestuursorganen spannen zich daarom in om, binnen de kaders van hun eigen subsidiesystematiek en indien Rijkskas, Provincie- of Gemeentefonds het toelaten, gedurende de looptijd van de subsidieperiode de ontvangers van meerjarige subsidies hiervoor te compenseren.

Artikel 6 Omgang met de codes
  • 1. Bestuursorganen onderschrijven het belang van de Governance Code Cultuur4, de Fair Practice Code5 en de Code Diversiteit en Inclusie6 met het oog op de kwaliteit en toegankelijkheid van de sector. Daarbij zijn culturele instellingen – binnen het kader van de bepalingen hierover in de op hen van toepassing zijnde subsidieregelingen – vrij in de wijze waarop ze de Code Diversiteit en Inclusie invullen.

  • 2. Met het oog op de Fair Practice Code hanteren Bestuursorganen ‘fair pay’, met als vertrekpunt de collectieve afspraken in de relevante sectoren, als uitgangspunt bij subsidie- en opdrachtverlening op het terrein van dit convenant. Een hulpmiddel hierbij is de handreiking ‘Van schatbare waarde. Fair pay in de lokale creatieve en culturele sector’7 van de VNG en Platform ACCT.

  • 3. Bestuursorganen spreken vanuit de principes van gezamenlijke en complementaire verantwoordelijkheden af om de omgang met de codes te monitoren onder de eigen subsidierelaties, en bij aanleiding ook met de gesubsidieerde instellingen te agenderen. Waar mogelijk zullen Bestuursorganen de inzichten vanuit de monitoring met elkaar delen.

Artikel 7 Cultuurbeoefening

Bestuursorganen onderschrijven het belang van een stevige landelijke, provinciale, regionale en lokale infrastructuur in Nederland op het gebied van het beoefenen van cultuur en erfgoedparticipatie, zodat elke inwoner in Nederland de mogelijkheid heeft zich creatief en cultureel te ontwikkelen.

Artikel 8 Publieke collecties

Bestuursorganen erkennen het belang van behoud, beheer en de (digitale) toegankelijkheid van publieke collecties voor het publiek van vandaag en in de toekomst. Bestuursorganen hebben als eigenaar van publieke collecties elk een eigen beleidsmatige verantwoordelijkheid hiervoor. Bestuursorganen zetten zich hiervoor in door:

  • 1. het bevorderen van het bruikleenverkeer langs de lijnen van de Code Bruikleenverkeer (2017)8;

  • 2. het bevorderen van het behoud en beheer en het organiseren van adequaat toezicht op het beheer van publieke collecties;

  • 3. zorgvuldige omgang met collecties met een koloniale context en roofkunst uit de Tweede Wereldoorlog door onder meer:

    • a. aandacht voor het behoud en beheer van deze collecties, inclusief herkomstonderzoek; en

    • b. elkaar te informeren over landelijk, provinciaal en lokaal beleid. Voor het informeren wordt eerst op ambtelijk niveau contact gezocht.

Artikel 9 Digitalisering en data-uitwisseling
  • 1. Bestuursorganen onderschrijven het belang van digitale transformatie daar waar het de toegankelijkheid en maatschappelijke impact van de culturele en creatieve sector kan bevorderen. Bestuursorganen stimuleren culturele instellingen om bij de inzet van digitale technologie zoveel mogelijk samen te werken en relevante kennis te delen, bijvoorbeeld door hier aandacht aan te besteden in de monitoring van hun subsidierelaties.

  • 2. Bestuursorganen onderschrijven het belang van het gebruik van publieksdata voor het verbreden van het publieksbereik van culturele instellingen. Bestuursorganen dragen bij aan de bewustwording over de mogelijkheden van publieksdata, bijvoorbeeld door hier aandacht aan te besteden in de monitoring van hun subsidierelaties. Daarnaast stimuleren ze organisaties om bij te dragen aan de samenwerking rond publieksdata die aangejaagd wordt door DEN, kennisinstituut voor cultuur en digitale transformatie.

  • 3. Bestuursorganen onderschrijven het belang van het verbinden van erfgoedcollecties en zodoende van de uitvoering van het digitaal erfgoedbeleid. Waar mogelijk ontwikkelen Bestuursorganen ook een regionale strategie voor de uitvoering van dit beleid.

Artikel 10 Duurzaamheid
  • 1. Bestuursorganen wisselen kennis met elkaar uit over de brede ontwikkelingen op het gebied van verduurzaming en ontwikkelingen in verduurzamingsbeleid in relatie tot de culturele sector en spannen zich in om met behulp van deze kennis instellingen te ondersteunen bij de verduurzamingsopgave.

  • 2. Bestuursorganen spannen zich in om kennis en ervaring te delen over (de ontwikkeling van) uniforme monitoring, meetmethoden en mogelijke subsidiecriteria met betrekking tot duurzaamheid. Gedurende de looptijd van dit convenant wordt onderzocht hoe op deze thema’s verder samengewerkt kan worden.

Artikel 11 Waarde van cultuur en samenhang met andere domeinen
  • 1. Bestuursorganen erkennen dat cultuur in al haar pluriformiteit onderwerpen bespreekbaar kan maken en daarnaast een verbindende kracht kan hebben in de samenleving.

  • 2. Bestuursorganen erkennen het belang van de inzet van cultuur bij verschillende maatschappelijke en economische opgaves en opgaves op het gebied van brede welvaart, zowel op landelijk, regionaal als lokaal gebied.

  • 3. Bestuursorganen zetten zich in dat kader in om de verbinding met andere beleidsdomeinen te ontwikkelen en te verstevigen en dit belang ook onder de aandacht te brengen bij medebestuurders.

  • 4. De Minister van OCW start in 2025 met pilots om bis-instellingen te ondersteunen met het in kaart brengen van hun maatschappelijke impact.9 De resultaten van deze pilots worden in dit kader gedeeld met de andere Partijen.

Artikel 12 DU Beeldende Kunst en Vormgeving
  • 1. De Minister van OCW zet de decentralisatie-uitkering Beeldende Kunst en Vormgeving uit de periode 2021–2024 onder dezelfde voorwaarden voort in de periode 2025–2028.

  • 2. De gemeenten die Partij zijn bij dit convenant beschouwen het elk als hun verantwoordelijkheid om middelen die zij ontvangen uit een decentralisatie-uitkering Beeldende Kunst en Vormgeving, te matchen.

Artikel 13 Onderzoeks- en beleidsinformatie
  • 1. Bestuursorganen voorzien elkaar van resultaten van relevant (evaluatie)onderzoek over de onderwerpen van dit convenant. Waar mogelijk wordt samengewerkt bij nieuw onderzoek.

Deel 2. Regio-specifieke afspraken

Paragraaf 3. Convenantsgebied Noord-Holland;

Artikel 14 Cultuurregio’s in het convenantsgebied
  • 1. De Minister van OCW faciliteert en ondersteunt Metropoolregio Amsterdam en Cultuurregio Noord-Holland Noord in een coördinerende rol en maakt regulier overleg over relevante onderwerpen mogelijk.

  • 2. Metropoolregio Amsterdam en Cultuurregio Noord-Holland Noord werken onderling samen door kennis te delen en informatie uit te wisselen.

  • 3. Partijen verwijzen naar bijlage 2 voor een nadere omschrijving van de Metropoolregio Amsterdam en Cultuurregio Noord-Holland Noord.

Paragraaf 4. Metropoolregio Amsterdam (MRA);

Artikel 15 Talentontwikkeling
  • 1. De Minister van OCW en Metropoolregio Amsterdam onderschrijven het belang van een duurzame infrastructuur voor talentontwikkeling als onderdeel van een divers en toekomstbestendig en divers cultuuraanbod.

  • 2. De Minister van OCW en Metropoolregio Amsterdam zetten zich in voor samenwerking en kennisuitwisseling ter bevordering van de mogelijkheden op het gebied van talentontwikkeling.

Artikel 16 Ruimtelijke opgave
  • 1. De Minister van OCW en Metropoolregio Amsterdam onderschrijven het belang van het integreren van cultuur in toekomstige ruimtelijke opgaven van nieuwbouw of herinrichting.

  • 2. De Minister van OCW en Metropoolregio Amsterdam zetten zich in voor het integreren van de culturele infrastructuur in het proces van ruimtelijke ordening. Voor de MRA is de handreiking ‘Meer ruimte voor cultuur’ van de provincie Noord-Holland en de MRA, voorjaar 2024, hierbij een hulpmiddel.

  • 3. De Minister van OCW en cultuurregio Metropoolregio Amsterdam zetten zich in voor een zorgvuldige omgang met cultureel erfgoed binnen het proces van ruimtelijke ordening en de inzet van ruimtelijk ontwerp hierbij.

Artikel 17 Waarde van cultuur
  • 1. De Minister van OCW en Metropoolregio Amsterdam onderschrijven de waarde van cultuur voor de leefbaarheid van de stedelijke en landelijke omgeving.

  • 2. De Minister van OCW en Metropoolregio Amsterdam streven ernaar om cultuur actief te benutten en te verbinden met andere beleidsterreinen op sociaal en maatschappelijk domein.

Artikel 18 Toegankelijkheid
  • 1. De Minister van OCW en Metropoolregio Amsterdam onderschrijven het belang van een toegankelijk en bereikbaar cultuuraanbod voor iedereen, ongeacht afkomst, inkomen, leeftijd, sekse, woonplaats, handicap en overige beperkingen etc, zoals onder meer beschreven in het VN-Verdrag Handicap10.

  • 2. De Minister van OCW en Metropoolregio Amsterdam spannen zich in om kennis en ervaring te delen over (de ontwikkeling van) uniforme monitoring met betrekking tot de toegankelijkheid van het cultuuraanbod.

  • 3. De Minister van OCW en Metropoolregio Amsterdam zetten zich in voor projecten om (fysieke) toegankelijkheid en bereikbaarheid van het culturele aanbod te bevorderen.

Paragraaf 5. Cultuurregio Noord-Holland Noord;

Artikel 19 Samenwerking in cultuurbeleid en regioprofiel
  • 1. De Minister van OCW en Cultuurregio Noord-Holland Noord erkennen het belang van een duurzame landelijke, provinciale, regionale en lokale culturele infrastructuur in Nederland en de waarde van een regioprofiel hierbij.

  • 2. De Minister van OCW en Cultuurregio Noord-Holland Noord zetten zich vanuit gezamenlijke en complementaire verantwoordelijkheden in voor samenwerking naar een aangescherpt regioprofiel voor de Cultuurregio Noord-Holland Noord, bijvoorbeeld op het gebied van talentontwikkeling en jongerenparticipatie.

Artikel 20 Educatie
  • 1. De Minister van OCW en cultuurregio Noord-Holland Noord onderschrijven het belang van cultuureducatie binnen het kader van de culturele infrastructuur in de regio Noord-Holland Noord.

  • 2. De Minister van OCW en cultuurregio Noord-Holland Noord verkennen op welke wijze door samenwerking en kennisuitwisseling de cultuureducatie in de regio Noord-Holland Noord kan worden versterkt.

Artikel 21 Cultuurparticipatie
  • 1. De Minister van OCW en Cultuurregio Noord-Holland Noord onderschrijven het belang van cultuurbeoefening binnen het kader van de culturele infrastructuur in de cultuurregio Noord-Holland Noord.

  • 2. De Minister van OCW en Cultuurregio Noord-Holland Noord verkennen op welke wijze door samenwerking cultuurbeoefening in de Cultuurregio Noord-Holland Noord verder kan worden versterkt.

Artikel 22 Cultureel erfgoed en ruimtelijk ontwerp
  • 1. De Minister van OCW en Cultuurregio Noord-Holland Noord onderschrijven het belang van cultuur in de openbare ruimte, met speciale aandacht voor het landschap.

  • 2. De Minister van OCW en Cultuurregio Noord-Holland Noord zetten zich in voor een zorgvuldige omgang met cultureel erfgoed (materieel en immaterieel) binnen (het proces van) de ruimtelijke ordening van het landschap en de inzet van ruimtelijk ontwerp hierbij.

Paragraaf 6. Gemeente Amsterdam;

Artikel 23 Samenwerking in cultuurbeleid
  • 1. De Minister van OCW en gemeente Amsterdam erkennen het belang van een duurzame landelijke, provinciale, regionale en lokale culturele infrastructuur in Nederland.

  • 2. De Minister van OCW en gemeente Amsterdam zetten zich vanuit gezamenlijke en complementaire verantwoordelijkheden in voor samenwerking op het terrein van cultuurbeleid met oog voor de rol van Amsterdam als hoofdstad.

Artikel 24 Internationalisering
  • 1. De Minister van OCW en gemeente Amsterdam onderschrijven het belang van kunst en cultuur in de profilering en samenwerking in internationaal perspectief.

  • 2. De Minister van OCW en gemeente Amsterdam zetten zich in om andere relevante Partijen, zoals de Rijkscultuurfondsen en DutchCulture, te betrekken bij de internationale samenwerking en kennisuitwisseling.

Artikel 25 Nationaal Slavernijmuseum
  • 1. De Minister van OCW en gemeente Amsterdam onderschrijven het belang van het Nationaal Slavernijmuseum in het maatschappelijk herstelproces voor de bewustwording en erkenning van het slavernijverleden en het tegengaan van de doorwerking van dat verleden in het heden.

  • 2. De Minister van OCW en gemeente Amsterdam zetten zich hiervoor in conform de onderlinge bestuursovereenkomst Nationaal Slavernijmuseum van 29 mei 2024, de bestuurlijke reactie van het College van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam en de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de Tweede Kamer van 30 mei 2024.

Artikel 26 Nachtcultuur
  • 1. De Minister van OCW en gemeente Amsterdam erkennen nachtcultuur als onderdeel van de cultuursector in brede zin. Gezamenlijk verkennen zij op welke wijze uitvoering gegeven kan worden aan nachtcultuur.

Artikel 27 Diversiteit en inclusie
  • 1. De Minister van OCW en gemeente Amsterdam verkennen de wijze waarop uitwisseling van kennis en ervaring omtrent het gebruik van de codes verder kan worden ondersteund.

  • 2. De Minister van OCW en de gemeente Amsterdam kijken daarbij nadrukkelijk naar de rol en werking van de drie codes: de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie en hoe deze verbeterd kan worden om inclusie en sociale veiligheid in de sector te bevorderen en te behouden.

Artikel 28 Broedplaatsen
  • 1. De Minister van OCW en gemeente Amsterdam willen met het broedplaatsenbeleid de komende jaren ruimte blijven bieden aan makers, kunstenaars en creatieven. Met het Broedplaatsenbeleid willen we het talent in de hele stad omarmen en hen meer toegang geven tot broedplaatsen.

Deel 3. Slotbepalingen

Artikel 29 Gewijzigde of onvoorziene omstandigheden

  • 1. Partijen treden met elkaar in overleg indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen, die van dien aard zijn dat naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van dit convenant niet mag worden verwacht (of: onvoorziene omstandigheden voordoen die wezenlijke gevolgen hebben voor de uitvoering van dit convenant).

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde overleg vindt plaats binnen 8 weken nadat een Partij de wens hiertoe aan de andere Partij schriftelijk kenbaar heeft gemaakt.

  • 3. Ingeval het overleg niet binnen 8 weken tot overeenstemming heeft geleid, geldt de beëindigingsregeling zoals deze is opgenomen in Artikel 31 en Artikel 32 van dit convenant.

Artikel 30 Wijziging

  • 1. Elke Partij kan de andere Partij(en) schriftelijk verzoeken het convenant te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van alle Partijen.

  • 2. Partijen treden in overleg binnen 8 weken nadat een Partij de wens daartoe aan de andere Partij(en) schriftelijk heeft meegedeeld.

  • 3. De wijziging en de verklaring(en) tot instemming worden als bijlage aan het convenant gehecht.

Artikel 31 Opzegging

  • 1. Elke Partij kan het convenant met inachtneming van een opzegtermijn van 8 weken schriftelijk opzeggen, indien een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat dit convenant billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen. Onder een zodanige verandering van omstandigheden wordt begrepen door het kabinet vastgestelde bezuinigingen. De opzegging moet de verandering in omstandigheden vermelden.

  • 2. Wanneer een Partij het convenant opzegt, blijft het convenant voor de overige Partijen in stand voor zover de inhoud en de strekking ervan zich daartegen niet verzetten.

  • 3. Ingeval van beëindiging van het convenant krachtens opzegging is geen van de Partijen jegens een andere Partij schadeplichtig.

Artikel 32 Ontbinding

  • 1. Onverminderd wat in het convenant is vastgelegd, kan elk van de Partijen het convenant door middel van een aangetekend schrijven buiten rechte geheel of gedeeltelijk ontbinden indien de andere Partij in verzuim is, dan wel nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is.

  • 2. Indien een van de Partijen gedurende een bij dit convenant te bepalen periode ten gevolge van overmacht haar verplichtingen op grond van dit convenant niet kan nakomen, heeft de andere Partij het recht dit convenant door middel van een aangetekend schrijven met onmiddellijke ingang buiten rechte geheel of gedeeltelijk te ontbinden, zonder dat daardoor enig recht op schadevergoeding zal ontstaan.

  • 3. Onder overmacht wordt in ieder geval niet verstaan: gebrek aan personeel, stakingen, ziekte van personeel en tekortschieten van ingeschakelde derde Partijen.

  • 4. Ingeval van overmacht gaan Partijen niet eerder tot ontbinding over dan nadat een termijn van 8 weken is verstreken, tenzij Partijen een andere termijn overeenkomen.

Artikel 33 Inwerkingtreding en looptijd

Dit convenant treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening en eindigt op 31 december 2028. Partijen treden uiterlijk een jaar voor laatstgenoemde datum in overleg over voortzetting van dit convenant.

Artikel 34 Bijlagen

De volgende bij dit convenant behorende bijlagen maken integraal onderdeel uit van dit convenant:

  • 1. Overzicht gezamenlijk gesubsidieerde instellingen

  • 2. Achtergrondinformatie Metropoolregio Amsterdam en Cultuurregio Noord-Holland Noord

Artikel 35 Toepasselijk recht

De afspraken in dit convenant zijn niet in rechte afdwingbaar.

Artikel 36 Publicatie in Staatscourant

Binnen een zo kort mogelijke termijn na ondertekening van dit convenant wordt de zakelijke inhoud daarvan gepubliceerd in de Staatscourant. Dit convenant treedt met terugwerkende kracht in per 1 januari 2025.

Aldus overeengekomen en ondertekend,

Groningen, 17 januari 2025

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap E.E.W. Bruins

Groningen, 17 januari 2025

De gedeputeerde voor cultuur van de provincie Noord-Holland J. Olthof

Amsterdam, 13 januari 2025

De wethouder voor kunst, cultuur en erfgoed van de gemeente Amsterdam T. Meliani

Haarlem, 14 januari 2025

De wethouder voor cultuur van de gemeente Haarlem D. van Loenen

Hilversum, 14 januari 2025

De wethouder voor cultuur van de gemeente Hilversum F. Voorink

Alkmaar, 9 januari 2025

De wethouder voor cultuur van de gemeente Alkmaar A. van de Ven

Groningen, 17 januari 2025

De wethouder voor cultuur van de gemeente Den Helder F. Camara

Hoorn, 14 januari 2025

De wethouder voor cultuur van de gemeente Hoorn R. Assendelft

BIJLAGE 1: OVERZICHT GEZAMENLIJK GESUBSIDIEERDE INSTELLINGEN

Gezamenlijk gefinancierde instellingen in de periode 2025–2028, behorende bij artikel 4;

(alle bedragen in euro’s per jaar, loon- en prijspeil 2024)

Instellingen culturele basisinfrastructuur 2025–2028 gemeente Amsterdam

Instelling

Subsidie gemeente Amsterdam

Subsidie Ministerie van OCW

Boekmanstichting

 

€ 1.861.205

Stichting Allard Pierson

 

€ 626.675

Stichting Amsterdam Sinfonietta

€ 385.000

€ 1.306.148

Stichting Asko Schönberg

€ 240.000

€ 1.130.138

Stichting Ateliers 63

€ 80.000

€ 1.017.687

Stichting Cinekid Amsterdam

€ 600.000

€ 1.155.894

Stichting Cultuur+Ondernemen

 

€ 2.111.939

Stichting Danstheater Aya

€ 215.000

€ 998.727

Stichting de Schoolschrijver

€ 61.500

€ 657.267

Stichting De Schrijverscentrale

 

€ 1.167.249

Stichting de Toneelmakerij

€ 1.110.564

€ 1.257.722

Stichting DutchCulture

 

€ 1.233.270

Stichting Eye Filmmuseum

€ 193.850

€ 2.608.226

Stichting Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten

 

€ 556.028

Stichting Framer Framed

€ 500.000

€ 838.247

Stichting Gasthuis Frascati

€ 2.372.901

€ 946.162

Stichting Het Balletorkest

 

€ 5.886.356

Stichting het Nederlands Blazers Ensemble

 

€ 1.366.679

Stichting Holland Festival

€ 962.450

€ 4.474.126

Stichting Internationaal Theater Amsterdam

€ 11.653.068

€ 2.126.236

Stichting International Documentary Filmfestival Amsterdam

€ 930.473

€ 1.564.277

Stichting Jazz Orchestra of the Concertgebouw

€ 145.000

€ 620.262

Stichting Koninklijk Concertgebouworkest

€ 7.374.493

€ 9.720.466

Stichting Lezen

 

€ 3.711.688

Stichting Nationale Opera en Ballet

€ 13.369.046

€ 41.531.795

Stichting Nederlands Philharmonisch Orkest

 

€ 14.207.913

Stichting Oorkaan

€ 200.000

€ 888.341

Stichting Orkater

€ 667.225

€ 705.810

Stichting Platform Arbeidsmarkt Culturele en Creatieve Toekomst

 

€ 1.344.601

Stichting Populier Balie

€ 822.494

€ 314.020

Stichting Rijksakademie van beeldende kunsten

 

€ 3.142.875

Stichting Waag Society

€ 471.540

€ 1.253.352

Eindtotaal

€ 42.354.604

€ 112.331.381

Instellingen culturele basisinfrastructuur 2025–2028 overige gemeenten

Instelling

Subsidie gemeente

Subsidie Ministerie van OCW

Haarlem

   

Stichting Frans Hals Museum

€ 5.128.340

€ 313.390

Stichting Toneelschuur Producties

€ 184.291

€ 1.018.202

Hilversum

   

Stichting Metropole Orkest

€ 50.0001

€ 5.210.829

Stichting Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid

€ 45.0002

€ 1.253.349

Eindtotaal

€ 5.407.631

€ 7.795.770

X Noot
1

Wordt gesubsidieerd in 2023/2024, 2025 en 2026

X Noot
2

Wordt gesubsidieerd voor de periode 2024–2027

Meerjarig gesubsidieerde instellingen Rijkscultuurfondsen 2025–2028 gemeente Amsterdam

Instelling

Subsidie gemeente Amsterdam

Subsidie Rijkscultuurfonds

Filmfonds

   

Stichting Imagine Film Festival

€ 190.000

€ 100.000

Stichting Kaboom Animation Festival

€ 125.000

€ 120.000

Fonds Podiumkunsten

   

&Brakema Producties

 

€ 163.925

Afrovibes

€ 117.000

€ 40.351

Amsterdam Dance Event

€ 175.000

€ 268.153

Amsterdams Andalusisch Orkest

€ 240.000

€ 683.084

BarokOpera Amsterdam

 

€ 201.754

Boi Akih

 

€ 126.096

Boogaerdt/Van der Schoot

 

€ 570.626

Bureau Vergezicht

€ 125.000

€ 570.626

Calefax

€ 52.219

€ 435.323

Cappella Amsterdam

 

€ 954.059

Cello Biënnale Amsterdam

€ 165.000

€ 81.963

Cello Octet Amsterdam

€ 80.000

€ 294.137

Circusbende

€ 150.000

€ 37.650

De Theaterdagen

€ 300.000

€ 461.033

De Theatertroep

€ 180.000

€ 294.137

Dood Paard

 

€ 570.626

DoubleA

 

€ 201.754

Female Economy

€ 390.000

€ 683.084

Flamenco Biënnale Nederland

€ 112.000

€ 75.976

ICK

€ 500.000

€ 954.059

ISH Dance Collective

€ 400.000

€ 954.059

Jakop Ahlbom Company

€ 215.000

€ 954.059

Julidans

€ 260.000

€ 163.925

Marmoucha

€ 156.000

€ 435.323

Marte Boneschansker

 

€ 126.096

Martin Fondse Music

 

€ 201.754

Nicole Beutler Projects

 

€ 570.626

Orkest van de Achttiende Eeuw

 

€ 954.059

Plan – D

 

€ 294.137

Podium Mozaïek

€ 1.035.145

€ 201.754

Ragazze Quartet

€ 70.000

€ 435.323

Raymi Sambo Maakt

€ 225.000

€ 435.323

RIGHTABOUTNOW INC.

€ 250.000

€ 201.754

Rose Stories

€ 310.000

€ 818.571

Rudolphi Producties

€ 220.000

€ 683.084

Silbersee

€ 185.000

€ 954.059

Simone de Jong Company

 

€ 126.096

Sites of Memory Stichting

 

€ 201.754

Stichting Dunja Jocic

 

€ 435.323

Stichting 49

 

€ 201.754

Stichting Appelhof Producties

 

€ 163.925

Stichting Circus Treurdier

 

€ 201.754

Stichting De Wildernis

 

€ 201.754

Stichting MaxTak

€ 110.000

€ 435.323

Stichting Resonate Productions

 

€ 201.754

Stichting Ricciotti Ensemble

€ 65.000

€ 292.716

Stichting Roach

 

€ 201.754

SeaSession

 

€ 163.925

Strijkkwartet Biënnale Amsterdam

€ 77.000

€ 40.981

Studio 52nd

€ 120.000

€ 294.137

Studio Nergens

 

€ 163.925

Summer Dance Forever

€ 154.047

€ 231.147

Tafel van Vijf

€ 95.000

€ 294.137

Theater Bellevue

€ 1.520.111

€ 570.626

Theater na de Dam

 

€ 81.963

Tomoko Mukaiyama

€ 35.000

€ 201.754

Toneelgroep Goed Gezelschap

 

€ 201.754

Touki Delphine

 

€ 435.323

Trouble Man

 

€ 294.137

World Opera Lab

 

€ 163.925

YoungGangsters

€ 125.000

€ 294.137

MAN || CO

€ 100.000

€ 201.754

Zou jij het zijn

 

€ 201.754

Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

   

Stichting Mediamatic

 

€ 125.000

Stichting Open Space Contemporary Art Museum

 

€ 225.000

Stichting Pakhuis de Zwijger

€ 550.000

€ 550.000

Stichting Sonic Acts

€ 172.009

€ 550.000

Stichting The Hmm

 

€ 204.111

Stichting Van Eesterenmuseum

 

€ 125.0001

Stichting Architectuurcentrum Amsterdam

 

€ 122.8272

Stichting FIBER

 

€ 125.0002

affect lab

 

€ 119.9102

Fonds voor Cultuurparticipatie

   

Stichting Ambacht in Beeld

 

€ 110.000

Stichting de Gasten

€ 250.000

€ 250.000

Stichting ISH

(zie FPK)

€ 125.000

Stichting Kunstbende

 

€ 625.000

Stichting Leerorkest Nederland

€ 1.253.624

€ 165.100

Stichting Multicultureel Podium Mozaiek

(zie FPK)

€ 120.000

Stichting Orchestre Partout

€ 92.000

€ 180.000

Stichting Podcastnetwerk

 

€ 50.000

Stichting PodiumPartners – Plein Theater

€ 300.000

€ 125.000

Stichting PRA

 

€ 138.712

Stichting Studio 52nd

(zie FPK)

€ 125.000

Stichting The Beach

€ 240.000

€ 250.000

Stichting ZID

 

€ 180.000

Mondriaan Fonds

   

If I Can't Dance, I Don't Want To Be Part of Your Revolution

 

€ 225.000

Stichting De Appel

€ 500.000

€ 450.000

Stichting Metro54

 

€ 225.000

Stichting Oude Kerk te Amsterdam

€ 400.000

€ 450.000

Stichting Rozenstraat 59

€ 210.000

€ 225.000

Stichting W139

€ 375.000

€ 225.000

Stichting Zone2Source

€ 150.000

€ 225.000

Letterenfonds

   

Brainwash

€ 140.000

€ 102.622

De Nieuwe Liefde

€ 75.000

€ 89.742

El Hizjra

€ 160.000

€ 104.594

Kleine Lettertjes

€ 35.000

€ 144.405

Read My World

€ 200.000

€ 103.718

Samenleving en Kunst

 

€ 150.259

School der Poëzie

€ 198.000

€ 157.785

Eindtotaal

€ 13.929.155

€ 30.240.391

X Noot
1

Ontvangt tweejarige subsidie

X Noot
2

Wordt gesubsidieerd in 2023/2024, 2025 en 2026

Meerjarig gesubsidieerde instellingen Rijkscultuurfondsen 2025–2028 overige gemeenten

Instelling

Subsidie gemeente

Subsidie Rijkscultuurfonds

Alkmaar

   

Fonds Podiumkunsten

   

Collectief BLAUWDRUK

€ 45.000

€ 163.925

Karavaan – buitengewoon theater op locatie

€ 284.577

€ 291.673

Haarlem

   

Fonds Podiumkunsten

   

WIRWAR

 

€ 201.754

Mondriaan Fonds

   

Stichting Vide Cultura's Bovenste Ring

€ 140.452

€ 225.000

Eindtotaal

€ 470.029

€ 882.352

BIJLAGE 2: ACHTERGRONDINFORMATIE CULTUURREGIO’S

Metropoolregio Amsterdam

De MRA heeft een rijk en divers cultureel aanbod. Zowel het historisch erfgoed als de kunst- en cultuuraanbod is enorm, divers en omvangrijk. Met Amsterdam in het hart heeft de MRA een onweerstaanbare nationale en internationale aantrekkingskracht op jong talent, op gelauwerde makers, op producenten en op het publiek.

De overheden in de MRA werken sinds 2018 samen op het gebied van cultuur in het programma Kunst, Cultuur en Erfgoed. Dit programma richt zich op het bevorderen van cultuurparticipatie en het faciliteren van toekomstbestendige cultuur en erfgoedsectoren in de MRA regio. De volgende stap van deze samenwerking is de inbedding van deze culturele samenwerking in de nieuwe MRA agenda 2025–2028. Hierbij wordt de focus gelegd op drie programma’s: talentontwikkeling, toegankelijkheid en de maatschappelijke waarde van cultuur.

De samenwerking op het gebied van kunst, cultuur en erfgoed is onderdeel van de economische samenwerking in de MRA. Bestuurlijke besluitvorming over het onderwerp vindt plaats in het Platform Economie van de MRA. Ambtelijk is de regionale afstemming georganiseerd via de Werkgroep KCE in de MRA.

De Metropoolregio Amsterdam is het samenwerkingsverband van de provincies Noord-Holland en Flevoland, 30 gemeenten en de Vervoerregio Amsterdam. Elke gemeente en deelregio kent zijn eigen historie en culturele infrastructuur en brengt kwaliteiten in die het totaal versterken. De kracht van de MRA is de diversiteit, zowel economisch als stedelijk en landschappelijk. De MRA bestaat uit de volgende deelregio’s en gemeenten:

Regio

Aantal inwoners (2023)

Gemeenten

Zuid-Kennemerland

236.484

Haarlem, Heemstede, Bloemendaal, Zandvoort

IJmond

151.559

Velsen, Beverwijk, Heemskerk

Zaanstreek/Waterland

348.906

Zaanstad, Purmerend, Edam-Volendam, Waterland, Wormerland, Uitgeest, Landsmeer, Oostzaan

Gooi- en Vechtstreek

244.766

Hilversum, Gooise Meren, Huizen, Wijdemeren, Laren, Blaricum

Regio Amsterdam

931.298

Amsterdam

Regio Amstelland-Meerlanden

370.530

Haarlemmermeer, Amstelveen, Aalsmeer, Uithoorn, Diemen, Ouder-Amstel

Regio Almere-Lelystad

310.580

Almere, Lelystad

Totaal

2.594.123

 

Noord-Holland Noord

Regio Noord-Holland Noord (NHN) heeft een divers cultureel aanbod met een eigen signatuur op het gebied van kunst, cultuur en erfgoed. De regio heeft een aantal grote (historische) steden en veel kleine dorpen, en kenmerkt zich door zowel stedelijk gebied als een uitgebreid en gevarieerd landelijk gebied met duinen, strand, bos en polders.

Het regioprofiel "Zee aan ruimte, land vol cultuur" (2021) vormt de basis voor de samenwerking in NHN en kennisdeling op het gebied van kunst, cultuur en erfgoed binnen de regio, waarbij de 16 gemeenten in Noord-Holland Noord en de provincie Noord-Holland betrokken zijn.

Het regioprofiel onderscheidt de volgende kenmerkende thema’s van NHN:

  • Mensen creëren cultuur: Dit thema richt zich op de bijdrage van de mensen in de regio aan het culturele klimaat, zowel als maker, vrijwilliger, amateur, belever en professional.

  • Het landschap als podium: Dit thema plaatst het unieke landschap van de regio in de schijnwerpers, zowel als podium, decor en inspiratie.

  • Met het vizier vooruit: De geschiedenis van Holland weerspiegelt zich in Noord-Holland Noord, waar door de eeuwen heen erfgoed, zowel materieel als immaterieel, te vinden is. Belangrijk is het (blijven) vertellen en belichten van de verhalen uit de regio, aangevuld met bijbehorende verhalen vanuit de actualiteit.

Versterking cultuurnetwerk door samenwerking

De 16 gemeenten in NHN werken sinds 2021 samen op het gebied van cultuur. Om het culturele netwerk in NHN te verbinden en te versterken is een Plan van Aanpak 2023–2025 opgesteld. De cultuurregio wil de komende jaren programmatisch gaan samenwerken in concrete projecten. De eigenheid van de regio met veel landelijk gebied en kleine gemeenten wordt hierin meegenomen.

Cultuureducatie

Cultuureducatie is een bindende factor in de regio NHN. De verschillende gemeenten in de regio zetten zich hier allemaal voor in. Dit doet de regio NHN via deelname aan het landelijke programma Cultuureducatie met Kwaliteit 2025–2028. Via aanvullende projecten ligt ruimte om verdere samenwerking tussen gemeenten, culturele instellingen en onderwijs op te zoeken en elkaar te versterken.

Het eerste pilotproject is in 2024 gestart ‘AmbachtxLeerling’. Dit project kent een vervolg in 2025 op het gebied van talentontwikkeling en jongerenparticipatie. Participatie platforms zijn hierbij van belang voor het creëren van draagvlak.

Cultuurbeoefening

Eén van de thema´s uit het regionaal cultuurprofiel NHN is: Mensen maken cultuur. Door samenwerking kan de verbindingen tussen professionele instellingen en amateurs versterkt worden.

Cultureel erfgoed en ruimtelijk ontwerp

Het landschap als podium. De regio Noord-Holland Noord maakt zich sterk voor het verbeteren van de relatie tussen landschap en cultuur. Ook wordt erfgoed, zowel materieel als immaterieel, levend gehouden. Zo zet de cultuurregio met de pilot ‘Ambacht X Leerling’ in op het niet alleen levend houden, maar ook het opnieuw interpreteren van ambachten.

Hoe is cultuurregio Noord-Holland Noord georganiseerd?

Cultuurregio Noord-Holland Noord bestaat uit drie subregio’s: Regio Alkmaar, West-Friesland en de Kop van Noord-Holland. Op 1 januari 2024 telde de regio 679.544 inwoners:

Regio

Aantal inwoners (per 1 jan 2024)

Gemeenten

Regio Alkmaar

292.990

Alkmaar, Dijk en Waard, Bergen, Heiloo, Castricum

West-Friesland

219.041

Hoorn, Enkhuizen, Medemblik, Koggenland, Stede Broec, Drechterland, Opmeer

Kop van Noord-Holland

167.513

Den Helder, Hollands Kroon, Schagen, Texel

Bestuurlijke besluitvorming over het onderwerp vindt plaats in het bestuurlijk overleg van de drie kerngemeenten Alkmaar, Hoorn en Den Helder en het brede bestuurlijk overleg waarin alle 16 deelnemende gemeenten zitting hebben. De provincie NH stimuleert, ondersteunt, en faciliteert de samenwerking in NHN. De gedeputeerde cultuur neemt bijvoorbeeld de rol van voorzitter op zich in de bovengenoemde bestuurlijke overleggen. Ook op subregio niveau vinden er ambtelijke en bestuurlijke overleggen op het gebied van cultuur plaats. Gezamenlijke onderwerpen worden geagendeerd voor het brede NHN overleg. Ambtelijk is de regionale afstemming, voorbereiding en voortgang georganiseerd via de ambtelijke cultuurwerkgroep van de kerngemeenten, aangevuld met de provincie NH.

Naar boven