Cultuurconvenant 2025–2028, Ministerie van OCW – Zuid-Holland

Partijen,

1. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelend als bestuursorgaan, hierna te noemen: Minister van OCW,

2. Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland, te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de gedeputeerde voor cultuur en erfgoed, Meindert Stolk, en hierna te noemen: provincie,

3. Burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag, te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de wethouder voor cultuur, Saskia Bruines, en hierna te noemen: gemeente Den Haag,

4. Burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden, te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de wethouder voor cultuur, Yvonne van Delft, en hierna te noemen: gemeente Leiden,

5. Burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen aan den Rijn, te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de wethouder voor cultuur, Anouk Noordermeer, en hierna te noemen: gemeente Alphen aan den Rijn,

6. Burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de wethouder voor cultuur, Said Kasmi, en hierna te noemen: gemeente Rotterdam,

7. Burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht, te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de wethouder voor cultuur, Rik van der Linden, en hierna te noemen: gemeente Dordrecht,

8. Burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidplas, te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de wethouder voor cultuur, Frans Klovert, en hierna te noemen: gemeente Zuidplas,

Partijen genoemd onder 1 tot en met 8, wanneer zij zelfstandig handelen in hun hoedanigheid als bestuursorgaan, hierna samen te noemen: Bestuursorganen;

Partij genoemd onder 3, wanneer zij handelt in haar hoedanigheid als vertegenwoordiger van de cultuurregio Haaglanden, hierna te noemen: Cultuurregio Haaglanden;

Partij genoemd onder 4 en 5, wanneer zij handelen in hun hoedanigheid als vertegenwoordiger van de cultuurregio Holland Rijnland, hierna te noemen: Cultuurregio Holland Rijnland;

Partij genoemd onder 6 en 7, wanneer zij handelen in hun hoedanigheid als vertegenwoordiger van de cultuurregio Rotterdam-Dordrecht, hierna te noemen: Cultuurregio Rotterdam-Dordrecht;

Partij genoemd onder 8, wanneer zij handelt in haar hoedanigheid als vertegenwoordiger van de cultuurregio Midden-Holland, hierna te noemen: Cultuurregio Midden-Holland;

Alle Partijen hierna gezamenlijk te noemen: “Partijen” of afzonderlijk “Partij”

Overwegende dat:

  • Rijk, provincie en gemeenten gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de culturele infrastructuur in Nederland;

  • Partijen met het oog op de gewenste beleidsafstemming gesprekken hebben gevoerd over de uitgangspunten voor het cultuurbeleid uit de nota Uitgangspunten Cultuurbeleid 2025–20281 en over de politiek-bestuurlijke prioriteiten op landelijk, regionaal en lokaal niveau;

  • het wenselijk is dat Partijen gezamenlijk afspraken maken over de beleidsprioriteiten en verantwoordelijkheden in het cultuurbeleid voor de periode 2025–2028 middels cultuurconvenanten;

  • algemene afspraken tussen de Minister van OCW, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zoals vastgelegd in het op 21 mei 2012 ondertekende 'Algemeen Kader Interbestuurlijke Verhoudingen Cultuur'2 de basis vormen voor de totstandkoming van deze cultuurconvenanten;

  • naar aanleiding van actuele ontwikkelingen en bestuurlijke dialoog tussen Partijen de reikwijdte en samenstelling per convenant in de loop der tijd verder zijn aangescherpt;

  • er in Nederland 19 cultuurregio’s zijn die programmatisch samenwerken om zo de regionale culturele infrastructuur te versterken, die verschillende lokale context en behoeften kennen;

  • de cultuurregio’s samenwerkingsverbanden tussen lokale overheden zijn, gevormd om de regionale en lokale culturele infrastructuur te versterken. Rijk, provincies en gemeenten werken hiertoe samen op verschillende niveaus en hebben drie hoofdthema’s geïdentificeerd waarop de samenwerking wordt gericht: toegang tot cultuur, ruimte voor talentontwikkeling en de waarde van cultuur;

  • er in Nederland negen ‘convenantsgebieden’ zijn gevormd, waar de voornoemde cultuurregio’s deel van uitmaken;

  • de afspraken in deel 1 van dit convenant gaan over de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de culturele infrastructuur van de betrokken Bestuursorganen en voor alle negen convenantsgebieden gelijk zijn, en in deel 2 van dit convenant regio-specifieke afspraken worden gemaakt die per convenant verschillend zijn;

  • over cultuurbeoefening (alle vormen van het beoefenen van cultuur en erfgoedparticipatie in de vrije tijd en de ontwikkeling van culturele en creatieve vaardigheden op school) separate bestuurlijke afspraken worden gemaakt tussen VNG, IPO en de Minister van OCW;

  • over diverse erfgoedonderwerpen separate afspraken worden gemaakt tussen Rijk, gemeenten en provincies. Het gaat onder meer over de restauratiesubsidies, het programma Erfgoed en Overheid en de positie van ruimtelijke kwaliteit en cultureel erfgoed in de ruimtelijke transities.

KOMEN OVEREEN:

Deel 1. Gezamenlijke afspraken

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Doel
  • 1. Het doel van dit convenant is het bijdragen aan een kwalitatieve, toegankelijke, diverse en toekomstbestendige culturele infrastructuur in heel Nederland. In dit convenant worden daarom afspraken vastgelegd tussen Bestuursorganen over gezamenlijke beleidsprioriteiten, het zo eenduidig mogelijk uitleggen en toepassen hiervan, verantwoordelijkheden in zowel het landelijk, provinciaal, regionaal en lokaal cultuurbeleid voor de periode 2025–2028 en de wijze waarop overheden elkaar hierover informeren.

  • 2. Bij het uitvoering geven aan de afspraken uit dit convenant handelen Bestuursorganen op basis van hun eigen verantwoordelijkheid.

Artikel 2 Voortgang en evaluatie
  • 1. Bestuursorganen voeren tijdens de beleidsperiode 2025–2028 jaarlijks overleg over de voortgang van de afspraken in dit convenant. Dit is ook een moment om stil te staan bij actuele ontwikkelingen en hoe deze de afspraken uit het convenant raken.

  • 2. De opbrengsten van dit convenant worden aan het eind van de looptijd van het convenant door de Minister van OCW geïnventariseerd, vastgelegd en aan Bestuursorganen aangeboden.

  • 3. De Minister van OCW neemt het initiatief voor het overleg zoals bedoeld onder het eerste lid.

Paragraaf 2. Gezamenlijke verantwoordelijkheid

Artikel 3 Samenwerking
  • 1. Bestuursorganen beschouwen de culturele infrastructuur in Nederland als een gezamenlijke verantwoordelijkheid en spannen zich in voor een kwalitatief toegankelijk, divers en toekomstbestendig cultuuraanbod in heel Nederland.

  • 2. Bestuursorganen informeren elkaar over het door hen te voeren cultuurbeleid.

  • 3. Bestuursorganen gaan in overleg over het advies van de Raad voor Cultuur 'Toegang tot cultuur; op weg naar een nieuw bestel in 2029’3;

  • 4. Bestuursorganen besteden tijdens het in lid 3 te voeren overleg in ieder geval aandacht aan de verdere invulling van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de culturele sector.

Artikel 4 Gesubsidieerde instellingen
  • 1. De in bijlage 1 opgenomen instellingen zijn onderdeel van de landelijke culturele basisinfrastructuur of ontvangen meerjarige subsidie van de Rijkscultuurfondsen en Bestuursorganen beschouwen de subsidiëring van deze instellingen gedurende 2025 tot en met 2028 als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de daarin genoemde gemeenten, provincie(s) en de Rijksoverheid.

  • 2. Bestuursorganen zetten zich ervoor in de hoogte van de subsidie van de in bijlage 1 genoemde instellingen niet naar beneden bij te stellen gedurende de looptijd van het convenant dan wel gedurende de looptijd van de subsidieperiode. Bestuursorganen gaan met elkaar in gesprek wanneer een van de betrokken Bestuursorganen, in tegenstelling tot het hiervoor bepaalde, voornemens is de subsidie naar beneden bij te stellen van een of meer van de in bijlage 1 opgenomen instellingen gedurende de periode 2025–2028.

  • 3. Bestuursorganen zetten zich in om monitoring en verantwoordingsvereisten van de in het eerste lid bedoelde gesubsidieerde instellingen op elkaar te laten aansluiten.

Artikel 5 Subsidie-indexatie

Bestuursorganen erkennen dat het belangrijk is dat cultuursubsidies aansluiten op loon- en prijsontwikkelingen. Bestuursorganen spannen zich daarom in om, binnen de kaders van hun eigen subsidiesystematiek en indien Rijkskas, Provincie- of Gemeentefonds het toelaten, gedurende de looptijd van de subsidieperiode de ontvangers van meerjarige subsidies hiervoor te compenseren.

Artikel 6 Omgang met de codes
  • 1. Bestuursorganen onderschrijven het belang van de Governance Code Cultuur4, de Fair Practice Code5 en de Code Diversiteit en Inclusie6 met het oog op de kwaliteit en toegankelijkheid van de sector. Daarbij zijn culturele instellingen – binnen het kader van de bepalingen hierover in de op hen van toepassing zijnde subsidieregelingen – vrij in de wijze waarop ze de Code Diversiteit en Inclusie invullen.

  • 2. Met het oog op de Fair Practice Code hanteren Bestuursorganen ‘fair pay’, met als vertrekpunt de collectieve afspraken in de relevante sectoren, als uitgangspunt bij subsidie- en opdrachtverlening op het terrein van dit convenant. Een hulpmiddel hierbij is de handreiking ‘Van schatbare waarde. Fair pay in de lokale creatieve en culturele sector’7 van de VNG en Platform ACCT.

  • 3. Bestuursorganen spreken vanuit de principes van gezamenlijke en complementaire verantwoordelijkheden af om de omgang met de codes te monitoren onder de eigen subsidierelaties, en bij aanleiding ook met de gesubsidieerde instellingen te agenderen. Waar mogelijk zullen Bestuursorganen de inzichten vanuit de monitoring met elkaar delen.

Artikel 7 Cultuurbeoefening

Bestuursorganen onderschrijven het belang van een stevige landelijke, provinciale, regionale en lokale infrastructuur in Nederland op het gebied van het beoefenen van cultuur en erfgoedparticipatie, zodat elke inwoner in Nederland de mogelijkheid heeft zich creatief en cultureel te ontwikkelen.

Artikel 8 Publieke collecties

Bestuursorganen erkennen het belang van behoud, beheer en de (digitale) toegankelijkheid van publieke collecties voor het publiek van vandaag en in de toekomst. Bestuursorganen hebben als eigenaar van publieke collecties elk een eigen beleidsmatige verantwoordelijkheid hiervoor. Bestuursorganen zetten zich hiervoor in door:

  • 1. het bevorderen van het bruikleenverkeer langs de lijnen van de Code Bruikleenverkeer (2017)8;

  • 2. het bevorderen van het behoud en beheer en het organiseren van adequaat toezicht op het beheer van publieke collecties;

  • 3. zorgvuldige omgang met collecties met een koloniale context en roofkunst uit de Tweede Wereldoorlog door onder meer:

    • a. aandacht voor het behoud en beheer van deze collecties, inclusief herkomstonderzoek; en

    • b. elkaar te informeren over landelijk, provinciaal en lokaal beleid. Voor het informeren wordt eerst op ambtelijk niveau contact gezocht.

Artikel 9 Digitalisering en data-uitwisseling
  • 1. Bestuursorganen onderschrijven het belang van digitale transformatie daar waar het de toegankelijkheid en maatschappelijke impact van de culturele en creatieve sector kan bevorderen. Bestuursorganen stimuleren culturele instellingen om bij de inzet van digitale technologie zoveel mogelijk samen te werken en relevante kennis te delen, bijvoorbeeld door hier aandacht aan te besteden in de monitoring van hun subsidierelaties.

  • 2. Bestuursorganen onderschrijven het belang van het gebruik van publieksdata voor het verbreden van het publieksbereik van culturele instellingen. Bestuursorganen dragen bij aan de bewustwording over de mogelijkheden van publieksdata, bijvoorbeeld door hier aandacht aan te besteden in de monitoring van hun subsidierelaties. Daarnaast stimuleren ze organisaties om bij te dragen aan de samenwerking rond publieksdata die aangejaagd wordt door DEN, kennisinstituut voor cultuur en digitale transformatie.

  • 3. Bestuursorganen onderschrijven het belang van het verbinden van erfgoedcollecties en zodoende van de uitvoering van het digitaal erfgoedbeleid. Waar mogelijk ontwikkelen Bestuursorganen ook een regionale strategie voor de uitvoering van dit beleid.

Artikel 10 Duurzaamheid
  • 1. Bestuursorganen wisselen kennis met elkaar uit over de brede ontwikkelingen op het gebied van verduurzaming en ontwikkelingen in verduurzamingsbeleid in relatie tot de culturele sector en spannen zich in om met behulp van deze kennis instellingen te ondersteunen bij de verduurzamingsopgave.

  • 2. Bestuursorganen spannen zich in om kennis en ervaring te delen over (de ontwikkeling van) uniforme monitoring, meetmethoden en mogelijke subsidiecriteria met betrekking tot duurzaamheid. Gedurende de looptijd van dit convenant wordt onderzocht hoe op deze thema’s verder samengewerkt kan worden.

Artikel 11 Waarde van cultuur en samenhang met andere domeinen
  • 1. Bestuursorganen erkennen dat cultuur in al haar pluriformiteit onderwerpen bespreekbaar kan maken en daarnaast een verbindende kracht kan hebben in de samenleving.

  • 2. Bestuursorganen erkennen het belang van de inzet van cultuur bij verschillende maatschappelijke en economische opgaves en opgaves op het gebied van brede welvaart, zowel op landelijk, regionaal als lokaal gebied.

  • 3. Bestuursorganen zetten zich in dat kader in om de verbinding met andere beleidsdomeinen te ontwikkelen en te verstevigen en dit belang ook onder de aandacht te brengen bij medebestuurders.

  • 4. De Minister van OCW start in 2025 met pilots om bis-instellingen te ondersteunen met het in kaart brengen van hun maatschappelijke impact.9 De resultaten van deze pilots worden in dit kader gedeeld met de andere Partijen.

Artikel 12 DU Beeldende Kunst en Vormgeving
  • 1. De Minister van OCW zet de decentralisatie-uitkering Beeldende Kunst en Vormgeving uit de periode 2021–2024 onder dezelfde voorwaarden voort in de periode 2025–2028.

  • 2. De gemeenten die partij zijn bij dit convenant beschouwen het elk als hun verantwoordelijkheid om middelen die zij ontvangen uit een decentralisatie-uitkering Beeldende Kunst en Vormgeving, te matchen.

Artikel 13 Onderzoeks- en beleidsinformatie
  • 1. Bestuursorganen voorzien elkaar van resultaten van relevant (evaluatie)onderzoek over de onderwerpen van dit convenant. Waar mogelijk wordt samengewerkt bij nieuw onderzoek.

Deel 2. Regio-specifieke afspraken

Paragraaf 3. Convenantsgebied Zuid-Holland;

Artikel 14 Cultuurregio’s in het convenantsgebied
  • 1. De Minister van OCW faciliteert en ondersteunt de cultuurregio’s die vertegenwoordigd zijn in dit convenant in een coördinerende rol en maakt regulier overleg over relevante onderwerpen mogelijk.

  • 2. De cultuurregio’s die vertegenwoordigd zijn in dit convenant werken samen met andere cultuurregio’s in Nederland door kennis te delen en informatie uit te wisselen.

  • 3. Partijen verwijzen naar bijlage 2 voor een nadere omschrijving van de cultuurregio’s en provincie Zuid-Holland.

Artikel 15 Innovatief samenwerken

Partijen stimuleren innovatief samenwerken op het gebied van specifieke doelgroepen en instellingen en leveren hiermee een bijdrage aan de versterking van de culturele infrastructuur in heel Zuid-Holland. Een voorbeeld hiervan is Theaterdelta: een innovatief samenwerkingsverband tussen de schouwburgen van Gouda, Dordrecht en Leiden en MBO Rijnland en MBO Da Vinci gericht op jonge makers en jong publiek. Theaterdelta ontwikkelt en programmeert samen met jongeren uit de regio en draagt bij aan een stevige verankering van podia in de lokale omgeving.

Artikel 16 Cultuureducatie met Kwaliteit

Partijen hechten belang aan cultuureducatie in het onderwijs, omdat bewezen is dat leerlingen die meedoen aan kunst en cultuur op school slimmer en creatiever worden en zowel op persoonlijk als sociaal vlak groeien.

Artikel 17 Immaterieel erfgoed
  • 1. Partijen onderschrijven het belang van immaterieel erfgoed, het erfgoed van alledag, dat dicht bij de mensen staat en alle lagen van de bevolking verbindt.

  • 2. Partijen erkennen immaterieel erfgoed zoals sociale gewoonten, voorstellingen, rituelen, tradities, ambachten, uitdrukkingen, bijzondere kennis en vaardigheden van gemeenschappen en groepen als een vorm van cultureel erfgoed. Hiermee is immaterieel erfgoed een instrument voor maatschappelijke opgaven als sociale cohesie, leefbaarheid of duurzaamheid.

  • 3. Partijen inventariseren de mogelijkheden voor samenwerking, afspraken en afstemming op dit terrein.

Artikel 18 Faro
  • 1. Partijen onderschrijven de uitgangspunten van het Verdrag van Faro dat de mens en de samenleving en hún relatie met erfgoed centraal stelt.

  • 2. Partijen dragen hier actief aan bij door deze uitgangspunten integraal onderdeel te laten zijn van beleid en uitvoering ten aanzien van erfgoed.

  • 3. Partijen erkennen hierbij de verschillen per regio en de noodzaak van de mogelijkheid van maatwerk ten aanzien van de toepassing van de uitgangspunten van het Verdrag van Faro.

Artikel 19 Brede welvaart
  • 1. Partijen erkennen het belang van de positieve bijdrage die cultuur(beoefening), erfgoed (en bibliotheekwerk) leveren aan brede welvaart (kansengelijkheid, vertrouwen, sociale samenhang, gezondheid, woontevredenheid / vestigingsklimaat en innovatie).

  • 2. Partijen onderzoeken hoe deze bijdrage van cultuur en erfgoed aan brede welvaart kan worden geoperationaliseerd (indicatoren).

  • 3. Partijen wisselen kennis en good practices uit op dit thema.

Artikel 20 Internationalisering

Partijen erkennen en herkennen het belang van internationale samenwerking en committeren zich, binnen hun mogelijkheden, tot het leveren van inspanningen en het identificeren van kansen op dit gebied.

Deel 3. Slotbepalingen

Artikel 21 Gewijzigde of onvoorziene omstandigheden

  • 1. Partijen treden met elkaar in overleg indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen, die van dien aard zijn dat naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van dit convenant niet mag worden verwacht (of: onvoorziene omstandigheden voordoen die wezenlijke gevolgen hebben voor de uitvoering van dit convenant).

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde overleg vindt plaats binnen 8 weken nadat een Partij de wens hiertoe aan de andere Partij schriftelijk kenbaar heeft gemaakt.

  • 3. Ingeval het overleg niet binnen 8 weken tot overeenstemming heeft geleid, geldt de beëindigingsregeling zoals deze is opgenomen in Artikel 19 en Artikel 20 van dit convenant.

Artikel 22 Wijziging

  • 1. Elke Partij kan de andere Partij(en) schriftelijk verzoeken het convenant te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van alle Partijen.

  • 2. Partijen treden in overleg binnen 8 weken nadat een Partij de wens daartoe aan de andere Partij(en) schriftelijk heeft meegedeeld.

  • 3. De wijziging en de verklaring(en) tot instemming worden als bijlage aan het convenant gehecht.

Artikel 23 Opzegging

  • 1. Elke Partij kan het convenant met inachtneming van een opzegtermijn van 8 weken schriftelijk opzeggen, indien een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat dit convenant billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen. Onder een zodanige verandering van omstandigheden wordt begrepen door het kabinet vastgestelde bezuinigingen. De opzegging moet de verandering in omstandigheden vermelden.

  • 2. Wanneer een Partij het convenant opzegt, blijft het convenant voor de overige Partijen in stand voor zover de inhoud en de strekking ervan zich daartegen niet verzetten.

  • 3. Ingeval van beëindiging van het convenant krachtens opzegging is geen van de Partijen jegens een andere Partij schadeplichtig.

Artikel 24 Ontbinding

  • 1. Onverminderd wat in het convenant is vastgelegd, kan elk van de Partijen het convenant door middel van een aangetekend schrijven buiten rechte geheel of gedeeltelijk ontbinden indien de andere Partij in verzuim is, dan wel nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is.

  • 2. Indien een van de Partijen gedurende een bij dit convenant te bepalen periode ten gevolge van overmacht haar verplichtingen op grond van dit convenant niet kan nakomen, heeft de andere Partij het recht dit convenant door middel van een aangetekend schrijven met onmiddellijke ingang buiten rechte geheel of gedeeltelijk te ontbinden, zonder dat daardoor enig recht op schadevergoeding zal ontstaan.

  • 3. Onder overmacht wordt in ieder geval niet verstaan: gebrek aan personeel, stakingen, ziekte van personeel en tekortschieten van ingeschakelde derdepartijen.

  • 4. Ingeval van overmacht gaan Partijen niet eerder tot ontbinding over dan nadat een termijn van 8 weken is verstreken, tenzij Partijen een andere termijn overeenkomen.

Artikel 25 Inwerkingtreding en looptijd

Dit convenant treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening en eindigt op 31 december 2028. Partijen treden uiterlijk een jaar voor laatstgenoemde datum in overleg over voortzetting van dit convenant.

Artikel 26 Bijlagen

De volgende bij dit convenant behorende bijlagen maken integraal onderdeel uit van dit convenant:

  • 1. Overzicht gezamenlijk gesubsidieerde instellingen

  • 2. Achtergrondinformatie cultuurregio’s

Artikel 27 Toepasselijk recht

De afspraken in dit convenant zijn niet in rechte afdwingbaar.

Artikel 28 Publicatie in Staatscourant

Binnen een zo kort mogelijke termijn na ondertekening van dit convenant wordt de zakelijke inhoud daarvan gepubliceerd in de Staatscourant. Dit convenant treedt met terugwerkende kracht in per 1 januari 2025.

Aldus overeengekomen en ondertekend,

Groningen, 17 januari 2025

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap E.E.W. Bruins

Den Haag, 14 januari 2025

De gedeputeerde voor cultuur van de provincie Zuid-Holland M. Stolk

Den Haag, 6 januari 2025

De wethouder voor cultuur van de gemeente Den Haag S. Bruines

Leiden, 9 januari 2025

De wethouder voor cultuur van de gemeente Leiden Y. van Delft

Groningen, 17 januari 2025

De wethouder voor cultuur van de gemeente Alphen aan den Rijn A. Noordermeer

Rotterdam, 6 januari 2025

De wethouder voor cultuur van de gemeente Rotterdam S. Kasmi

Dordrecht, 21 januari 2025

De wethouder voor cultuur van de gemeente Dordrecht R. van der Linden

Groningen, 17 januari 2025

De wethouder voor cultuur van de gemeente Zuidplas F. Klovert

BIJLAGE 1: OVERZICHT GEZAMENLIJK GESUBSIDIEERDE INSTELLINGEN

Gezamenlijk gefinancierde instellingen in de periode 2025–2028, behorende bij Artikel 4;

(alle bedragen in euro’s per jaar, loon- en prijspeil 2024)

Instellingen culturele basisinfrastructuur 2025–2028 Den Haag

Instelling

Subsidie gemeente Den Haag

Subsidie Ministerie van OCW

Stichting DEN

 

€ 3.884.205

Stichting Het Nationale Theater

€ 11.738.037

€ 4.837.133

Stichting Het Residentie Orkest

€ 5.846.559

€ 4.474.037

Stichting Korzo

€ 2.204.083

€ 997.838

Stichting Nederlands Dans Theater

€ 3.334.325

€ 8.678.618

Stichting Story Academy

€ 155.910

€ 578.210

Stichting West

€ 363.790

€ 738.488

Eindtotaal

€ 23.642.704

€ 24.188.529

Instellingen culturele basisinfrastructuur 2025–2028 Rotterdam

Instelling

Subsidie gemeente Rotterdam

Subsidie Ministerie van OCW

Stichting Het Nieuwe Instituut

 

€ 2.036.666

Stichting International Filmfestival Rotterdam

€ 1.403.500

€ 2.089.324

Stichting Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam

€ 181.700

€ 792.028

Stichting Kunstinstituut Melly

€ 705.100

€ 938.006

Stichting Maas theater en dans

€ 2.021.400

€ 1.885.406

Stichting Opera Rotterdam

€ 364.100

€ 517.193

Stichting Rotterdams Philharmonisch Orkest

€ 8.082.200

€ 5.468.261

Stichting Scapino Ballet Rotterdam

€ 1.367.200

€ 2.210.911

Stichting Theater Rotterdam

€ 10.012.600

€ 3.548.317

Stichting WORM

€ 797.300

€ 441.225

Eindtotaal

€ 24.935.100

€ 19.927.337

Meerjarig gesubsidieerde instellingen Rijkscultuurfondsen 2025–2028 Den Haag

Instelling

Subsidie gemeente Den Haag

Subsidie Rijkscultuurfonds

Filmfonds

   

Stichting Movies that Matter

€ 311.820

€ 100.000

Fonds Podiumkunsten

   

De Betovering

€ 270.244

€ 61.787

De Poezieboys

€ 124.728

€ 126.096

Firma MES

€ 285.835

€ 294.137

Grauzone Festival

€ 249.456

€ 61.787

HIIIT

€ 165.230

€ 570.626

New European Ensemble

€ 233.865

€ 435.323

OPERA2DAY

€ 571.670

€ 954.059

Stichting Cat Smits Company

€ 65.482

€ 201.754

Stichting Ensemble Klang

€ 155.910

€ 435.323

Stichting Ensemble Modelo62

€ 98.7431

€ 201.754

Stichting Percossa

€ 51.970

€ 201.754

Stichting Prinses Christina Concours

€ 33.0001

€ 609.825

Stichting Rewire

€ 478.124

€ 389.738

Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

   

Vereniging Instrument Inventors Initiative

€ 291.032

€ 499.165

Das Leben am Haverkamp

€ 44.5001

€ 99.7591

Fonds voor Cultuurparticipatie

   

Stichting Art-s-cool

€ 310.261

€ 66.500

Stichting Holland Dance Festival

€ 794.101

€ 135.000

Mondriaan Fonds

   

Stichting Nest Foundation

€ 291.032

€ 450.000

Stichting Page Not Found

€ 176.698

€ 225.000

Stichting Project Space 1646

€ 172.021

€ 450.000

Letterenfonds

   

Other World Productions

€ 393.932

€ 282.756

Writers Unlimited

€ 431.351

€ 302.537

Eindtotaal

€ 6.001.005

€ 7.279.680

X Noot
1

Ontvangt tweejarige subsidie.

Meerjarig gesubsidieerde instellingen Rijkscultuurfondsen 2025–2028 Rotterdam

Instelling

Subsidie gemeente Rotterdam

Subsidie Rijkscultuurfonds

Fonds Podiumkunsten

   

ARK – Connor Schumacher

€ 132.500

€ 201.754

CLUB GEWALT

€ 176.700

€ 570.626

Conny Janssen Danst

€ 639.800

€ 954.059

Dansateliers

€ 343.500

€ 570.626

Hotel Modern

€ 285.000

€ 570.626

Motel Mozaique

€ 476.000

€ 251.322

Productiehuis FLOW

€ 135.400

€ 163.925

Stichting Lloydscompany

€ 177.300

€ 294.137

Stichting NANOEK

€ 108.000

€ 163.925

Stichting Rotterdam Circusstad

€ 293.400

€ 122.314

Stichting Rotterdam International Fringe Festival

€ 130.000

€ 81.963

Tall Tales Company

€ 172.700

€ 294.137

Urland

€ 241.641

€ 435.323

WAT WE DOEN

€ 175.800

€ 570.626

Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

   

Stichting Architectuur Instituut Rotterdam (AIR)

€ 552.400

€ 274.549

Stichting Extra Extra

€ 177.700

€ 125.0001

Stichting Independent School for the City

€ 119.700

€ 272.167

V2_ Lab voor de instabiele media

€ 319.000

€ 550.000

PrintRoom

€ 46.000

€ 90.8911

Fonds voor Cultuurparticipatie

 

Stichting Cult North.

€ 137.400

€ 85.000

Stichting Dutch Dance League

€ 122.700

€ 125.000

Stichting House of Knowledge

€ 186.500

€ 204.550

Stichting Rotterdams Wijktheater

€ 624.100

€ 196.750

Stichting Taal en Theater Studio de Bakkerij

€ 270.100

€ 65.000

Mondriaan Fonds

   

Stichting (A)WAKE

€ 89.300

€ 50.0001

Stichting A Tale of a Tub

€ 107.300

€ 225.000

Stichting Brutus Art Space

€ 163.500

€ 225.000

Stichting Media and Moving Art

€ 292.400

€ 225.000

Stichting Roodkapje

€ 252.800

€ 225.000

Letterenfonds

   

Passionate Bulkboek

€ 275.800

€ 413.255

Poetry International

€ 355.300

€ 330.795

Eindtotaal

€ 7.579.741

€ 9.092.245

X Noot
1

Ontvangt tweejarige subsidie.

Instellingen Rijkscultuurfondsen 2025–2028 Leiden

Instelling

Subsidie gemeente1

Subsidie Rijkscultuurfonds

Filmfonds

   

Leiden International Film Festival

€ 25.940

€ 65.000

Fonds Podiumkunsten

   

De Veenfabriek

€ 128.994

€ 954.059

KASSETT

€ 10.000

€ 201.754

Mondriaan Fonds

   

Stichting ROEM

€ 17.000

€ 50.0002

Eindtotaal

€ 181.934

€ 1.270.813

X Noot
1

Bijdrage gemeente Leiden geldt voor 2025; voortzetting is onder voorbehoud van herziening subsidiestelsel. Artikel 4 is daarom niet van toepassing voor de gemeente Leiden.

X Noot
2

Ontvangt tweejarige subsidie.

BIJLAGE 2: ACHTERGRONDINFORMATIE CULTUURREGIO’S EN PROVINCIE ZUID-HOLLAND

Profiel Zuid-Holland

Cultuur en erfgoed in Zuid-Holland

Zuid-Holland is qua inwoneraantal de grootste provincie van Nederland. In de vijftig gemeenten van Zuid-Holland wonen ruim 3,8 miljoen mensen en dat is 22% van de totale bevolking in Nederland. De provinciehoofdstad is Den Haag, de grootste stad is Rotterdam (671.125 inwoners) en de kleinste gemeente is Zoeterwoude (9.731 inwoners). De meeste kleine en middelgrote gemeenten bestaan uit een verzameling van kleinere kernen.

Provincie Zuid-Holland kent vier stedelijke cultuurregio’s: Rotterdam-Dordrecht, Haaglanden, Holland Rijnland en Midden-Holland. Samen met provincie Zuid-Holland en de Minister van OCW vormen zij de zes partners in het (regio-specifieke deel van) cultuurconvenant 2025–2028.

Culturele sector

In veel kernen, wijken en buurten is sprake van een hecht weefsel van amateurkunstverenigingen, cultuureducatie en centra voor de kunsten, kleine podia, musea en tentoonstellingscentra, monumenten, cultuurmakers, kunstenaars, initiatiefnemers en liefhebbers. Soms gericht op jongerencultuur, dan weer op de muziekvereniging, het jazzfestival, of het Corso. Kenmerkend is dat het om culturele activiteiten gaat, die mensen verbinden en vaak afhankelijk zijn van de inzet van vrijwilligers. De provincie kent ook kernen, wijken en buurten waar dit weefsel minder aanwezig is en schaarste heerst.

Een aantal middelgrote gemeenten heeft een regio-functie. De muziek- en theaterpodia, cultuur-educatieve centra en middelgrote musea, die daar zijn gevestigd kennen een brede programmering. In Rotterdam, Den Haag, Leiden, Dordrecht en Schiedam vinden we daarnaast ook de werkplaatsen, productiehuizen en presentatie-instellingen voor professionele kunstenaars.

In de grootste steden Den Haag en Rotterdam zijn kunstvakopleidingen en (inter)nationaal werkende instellingen in de basisinfrastructuur (BIS) gevestigd. Zuid-Holland heeft relatief veel musea, die een (inter)nationaal publiek trekken, zoals de musea in Den Haag, Wassenaar, Rotterdam, Delft, Schiedam, Dordrecht en Leiden. Er zijn talloze evenementen en festivals. Zuid-Holland kent vele cultuurhistorisch waardevolle binnensteden en gemeenten (bijvoorbeeld Gouda, Delft, Leiden en Dordrecht), alledaags erfgoed, erfgoed dat leeft, en Werelderfgoed (de Limes, de Van Nelle Fabriek, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en Kinderdijk).

Op provinciaal niveau zijn zes instellingen actief die gemeenten ondersteunen bij het uitvoeren van hun taken op het terrein van erfgoed, cultuur en leesbevordering. Het gaat om Erfgoedhuis Zuid-Holland, Kunstgebouw, Probiblio, Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland, Popunie en Stichting Educatieve Orkestprojecten (SEOP).

Cultuur- en erfgoedbeleid

In het cultuur- en erfgoedbeleid van de gemeenten komen de volgende thema’s terug:

Alle gemeenten:

  • Cultuureducatie (vooral de uitvoering van het programma Cultuureducatie met kwaliteit).

  • Cultuurparticipatie. Belangrijke uitgangspunten zijn:

    • de actieve deelname aan kunst en cultuur;

    • cultuur als middel om bijvoorbeeld eenzaamheid of armoede tegen te gaan;

    • (mogelijk maken van) meedoen en genieten dichtbij, zowel in de kernen als in de wijk, en

    • diversiteit en inclusie.

  • Cultureel erfgoed (naast de wettelijke taken op het gebied van monumenten en archeologie die we hier verder buiten beschouwing laten):

    • vooral de ondersteuning van historische verenigingen en kleine musea en het vertellen van het verhaal van de kernen (immaterieel erfgoed);

    • deelname aan de Erfgoedlijnen Limes, Landgoederenzone, Maritieme Industrie, Oude Hollandse Waterlinie, Trekvaarten, Historisch Haringvliet, Atlantikwall.

  • Accommodaties en voorzieningenniveau:

    • het ondersteunen van podia en programmering van theater en (pop)muziek, samenwerking tussen culturele initiatieven door bijvoorbeeld de oprichting van Culturele Raden en Cultuurplatforms, samenwerking tussen kleine musea, de inrichting van (multifunctionele) Cultuurhuizen en de inzet van de combinatiefuncties cultuur.

  • Beeldende kunst in de openbare ruimte.

  • Immaterieel erfgoed en ambachten (zoals zilversmeden in Schoonhoven).

Grotere gemeenten:

  • Het professionele makers-klimaat (waaronder talentontwikkeling, atelierruimte, werkplaatsen en oefen-, presentatie- en speelplekken)

  • Nieuwe vormen van subsidieverdeling (zoals de subsidietafels Leidschendam-Voorburg en pitchavonden in Rotterdam)

  • Crossovers, zoals Kunst en innovatie (Delft), Kunst en kennis (Leiden), kunst & cultuur en maatschappelijke opgaven (Rotterdam-Dordrecht)

  • Vraagstukken rond groei van de steden en het gebruik van vastgoed: steden verdichten, locaties worden duurder en de noodzaak tot multifunctioneel gebruik neemt toe.

Cultuurregio Rotterdam – Dordrecht

Sinds 2018 vormen Rotterdam en Dordrecht samen een stedelijke cultuurregio. De steden zijn verbonden door water, maar ook per trein, auto en fiets gaan inwoners, bezoekers en werknemers over en weer. Naast verschillen, zijn er overeenkomsten tussen de steden, ook in cultureel profiel. Rotterdam is een hyperdiverse stad met meer dan 170 nationaliteiten. Veerkracht speelt een sleutelrol in haar geschiedenis, die tot uiting komt in de stadsleuze Sterker door Strijd. Rotterdam kent een breed, groot en stevig cultureel aanbod. Van wijkpodia en festivals tot en met internationaal toonaangevende instellingen. Dordrecht is een stad met historie en ambitie, waar in het verleden bijzondere dingen begonnen en waar nog steeds bijzondere dingen beginnen. Het heeft een breed en divers cultureel aanbod: van musea, theater, kleine theatergezelschappen en poppodium tot amateurkunstverenigingen en vele evenementen.

Culturele relaties tussen culturele organisaties en makers in de beide steden zijn er volop. Beide steden herkennen naast de artistieke waarde van cultuur ook de waarden van cultuur op sociaal vlak (zoals het bevorderen van sociale samenhang, goed werkgeverschap, positieve gezondheid en brede talentontwikkeling) en op economisch vlak (levendigheid en aantrekkelijkheid van de stad, toerisme, economische spin-off).

De komende jaren willen Rotterdam en Dordrecht de relaties in de culturele sector tussen beide steden versterken en uitbreiden, zoals in de ketens van talentontwikkeling en toerisme. We stellen een kennisagenda op waarin we benoemen op welke gebieden we kennis, ervaringen en onderzoeksdata willen delen en hoe. Ook verkennen de steden hoe uitbreiding van de cultuurregio met omliggende gemeentes meerwaarde voor de regio biedt.

Cultuurregio Haaglanden

Het Regioprofiel Haaglanden (2018) omvat de gemeenten Den Haag, Delft, Westland, Wassenaar, Leidschendam-Voorburg, Zoetermeer, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk en Midden-Delfland. De zuidvleugel van Zuid-Holland heeft geen eenduidig inhoudelijk profiel maar vormt een erfgoedrijk deel van het land met een groot en divers aanbod aan culturele instellingen, een zeer diverse en omvangrijke bevolking en een grote verscheidenheid aan karakters van de steden.

Naast het publieksbereik, dat onderdeel was van de gezamenlijke proeftuin, identificeerde het regioprofiel als uitdagingen het creëren van ruimte voor makers en innovatie en het vergroten van zichtbaarheid door meer samenwerking. Vooral dit eerste thema met zijn verbinding met het rijksbeleid ten aanzien van talentontwikkeling biedt aanknopingspunten voor een herbezinning de komende periode op de samenwerking binnen de cultuurregio. Recentelijk heeft ook de provincie Zuid-Holland een zeer gewaardeerde actieve rol opgepakt op het gebied van culturele samenwerking en uitwisseling. Ook dit biedt kansen voor nadere oriëntatie op wijzen om gezamenlijk de culturele infrastructuur te verstevigen, door programmeringsactiviteiten dan wel door kennisdeling en netwerkversteviging.

Cultuurregio Holland Rijnland

Cultuurregio Holland Rijnland zet zich in voor culturele samenwerking tussen de steden en de regio in het hart van de Randstad: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude. Wij stimuleren lokaal talent en faciliteren mogelijkheden om door te groeien. De cultuurregio maakt verbinding met maatschappelijke opgaven, het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap dat de regio kenmerkt. Van het Groene Hart tot aan de Duin- en Bollenstreek met de Rijn en Limes als natuurlijke en historische ankerpunten. Wij maken verbinding tussen Leiden als kennisstad en de steden en dorpen in de regio die bekend staan om hun eeuwenoude ambachten en vakmanschap. Daarmee verbreden we de aandacht voor kennisontwikkeling en samenwerking tussen de culturele organisaties en cultuurmakers in Holland Rijnland.

Cultuurregio Midden-Holland

Het Bestuurlijk Platform Cultuur Regio Midden-Holland werkt samen aan culturele regiobrede aanpak en beleidsmatige afstemming in Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Krimpenerwaard, Waddinxveen en Zuidplas. De regionale ambities en doelen zijn gericht op; het investeren en borgen van kwalitatieve cultuureducatie onder anderen middels Cultuureducatie met Kwaliteit, een regiobrede inzet en aanpak op de speerpunten Jongeren & Cultuur en Immaterieel Erfgoed & Ambachten, investering en inzet op regionale projecten en het verbinden van cultuur met andere domeinen. De regio is gesitueerd midden in het Groene Hart, ingeklemd tussen drie grote stede en geniet (wereld)faam op het gebied van (middeleeuws) cultureel erfgoed, zilver uit Schoonhoven, stroopwafels, Gouds plateel en uiteraard de regionale kaasproductie en -markt. Gouda kan gezien worden als “culturele hotspot” en de omliggende gemeenten meer als plattelandsgemeenten met elk een eigen kenmerkende culturele infrastructuur.

Kenmerkend voor de regio is ook de bijzondere relatie tussen mens, water en land, wat bijvoorbeeld terug te zien is in de Oud-Hollandse Waterlinie. Het gebied heeft een groot en divers aanbod aan culturele instellingen, historische verenigingen, een krachtig verenigingsleven, grote betrokkenheid van vrijwilligers en is rijk aan materieel en immaterieel erfgoed.

Provincie Zuid-Holland: toegang tot cultuur voor iedereen

Zuid-Holland is rijk aan erfgoed en cultuur. Daar zijn we trots op. De provincie wil dat iedereen kan deelnemen aan en genieten van deze rijkdom. Ongeacht waar je woont of wat je verdient (Cultuur voor iedereen in Zuid-Holland). Want toegang tot erfgoed en cultuur maakt de Zuid-Hollandse samenleving én economie aantoonbaar gezonder, gelukkiger, innovatiever en mooier. We werken samen met de gemeenten en de provinciale instellingen voor cultuur- en erfgoedparticipatie om dit doel te bereiken.

Provincie Zuid-Holland zet o.a. in op:

  • het beschermen van het (provinciale) erfgoed als basis voor het benutten en beleven van het erfgoed. De provincie richt zich op de provinciale kroonjuwelen, stimulering van restauratie, herbestemmen en verduurzamen van rijksmonumenten, onderhoud van historische windmolens en de erfgoedlijnen.

  • het beschermen, benutten, en beleven van de archeologische waarden om een breed publiek hiervan te laten genieten. Het gaat dan om bekende terreinen van provinciaal archeologisch belang, om de in Unesco-verband vastgestelde waarden van de Romeinse Limes, en om de vondsten die de provincie bewaart in haar archeologisch depot en uitleent voor onderzoek en tentoonstellingen.

  • bereikbare en goede culturele voorzieningen met bijzondere aandacht voor jongeren. Onze provinciale instellingen Erfgoedhuis Zuid-Holland, Kunstgebouw, Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland, Popunie, Stichting Educatieve Orkestprojecten en Probiblio ondersteunen gemeenten, scholen, maatschappelijke organisaties en bibliotheken. Zij brengen kinderen en jongeren in aanraking met cultuur en erfgoed, zorgen dat beide toegankelijk zijn voor alle inwoners van Zuid-Holland en ondersteunen de bibliotheken bij het uitvoeren van de maatschappelijke opgaven. Met het Themafonds cultuurparticipatie geven we culturele instellingen, die samenwerken om meer publiek te bereiken, een financiële steun in de rug (pilot themafonds cultuurparticipatie). We doen dat in samenwerking met Cultuurfonds Zuid-Holland en Kunstgebouw. Verder dragen we bij aan Cultuureducatie met Kwaliteit (2025–2028).

Naar boven